Dinsdag 28 april 2020
Ex-theaterdirecteur Gerard Tonen en ex-wethouder Cultuur van Leeuwarden Dolph Kessler denken het EUREKA voor de theaterwereld te hebben uitgevonden met hun pleidooi voor mondkapjes. Als het zo
eenvoudig zou zijn, hadden alle voorstellingen sinds de culturele lockdown van 12 maart natuurlijk gewoon doorgang kunnen vinden. Zo simpel is het helaas niet. Dat mondkapjes honderd
procent veiligheid kunnen bieden is niet onomstotelijk bewezen. Bovendien is het voor velen, met name ouderen en astmapatiënten, heel moeilijk ademen door zo’n mondkapje. Voor een uitvoerend
artiest is het ook niet bepaald prettig om tegen een zaal vol mondkapjes aan te kijken, bovendien maakt het iedere vorm van interactie met het publiek onmogelijk, wat met name bij
cabaretuitvoeringen toch wel van wezenlijke betekenis is. Sommige komieken hebben hun voorstelling zelfs vorm gegeven rond contact met het publiek, mondkapjes zijn dus geen bruikbaar alternatief
in dit deel van de anderhalvemetereconomie.
Er is slechts een werkbaar alternatief om de theaters weer nieuw leven in te blazen. Het simpele antwoord luidt: plexiglas. In Almere draait fabrikant Hans Sabel overuren om aan de grote vraag
naar plexiglas te kunnen voldoen. Zijn orderportefeuille is gevuld met aanvragen van kappers, supermarkten, tankstations, bouwbedrijven, tuincentra’s en taxi’s. Als de theaterdirecteuren
verstandig zijn, voegen ze zich zo snel mogelijk bij dit illustere rijtje. Hoe werkt het? Het is een (eenmalige) grote investering, maar technisch gezien moet het heel gemakkelijk mogelijk zijn
om platen van plexiglas tussen alle stoelen te installeren, vergelijkbaar met de ruiten die in supermarkten bij de kassa’s worden toegepast. De bezoeker kan zijn buurman/vrouw wel
aankijken, zelfs een gesprek met hem/haar voeren, maar eenmaal gezeten is het gevaar van besmetting geweken. Natuurlijk moeten er wel een paar veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Zo
lijkt het mij verstandig dat het publiek slechts groepsgewijs wordt toegelaten in de zaal. Ook dienen de theaterliefhebbers zelf een eenvoudig shawltje mee te nemen waarmee ze bij
binnenkomst hun mond, neus en eventueel ogen kunnen afdekken. Dit systeem is zowel bij de grote zaal als de kleine zaal toepasbaar. Als het coronagevaar definitief is geweken, kunnen de platen
gewoon blijven zitten. Want zo weet de bezoeker zich ook onder normale omstandigheden goed beschermd tegen medebezoekers met een griepje of verkoudheid onder de leden. Voor kleine
zalen is er ook een ander alternatief. Doe die verschrikkelijke schouder-aan-schouder tribunes eindelijk eens de deur uit en vervang deze door stoelen en tafeltjes die de bezoekers naar eigen
inzicht in de zaal kunnen wegzetten. Dus op minstens anderhalve meter van elkaar. Plexiglas zou hier dan nog eens extra bescherming kunnen bieden aan degenen die absoluut zeker van hun zaak
willen zijn. Het geringe capaciteitsverlies dat hiermee gepaard gaat, kan eenvoudig gecompenseerd worden door de kleine zaal geheel anders – dus economischer – in te richten. Voor de uitvoerenden
is dit ook een stuk prettiger werken. Een voorstelling zonder een lijntje naar de aanwezigen is vergelijkbaar met een voetbalwedstrijd zonder publiek. Doods, stil en saai. Overigens is
plexiglas ook voor sportstadions de best denkbare oplossing. Wel is het raadzaam voor theater- en stadiondirecteuren om hier snel werk van te maken, want gezien de enorme vraag naar plexiglas
lopen ze het risico straks achter de plexiruit te vissen. Bovenstaande oplossing geldt uiteraard ook voor het bioscoopwezen.