Vrijdag 13 april 2018
Net als bij Richard Groenendijk was de belangstelling voor de Kunstmin Live talkshow met Gerard Cox in Dordrecht zo groot dat de organisatie zich woensdag 11 april genoodzaakt zag uit te wijken
naar het podium van de grote zaal. ‘Dat gaat niet ten koste van de intimiteit van de theatertalkshow, aangezien het volledige theatercafé, zoals dat elke tweede woensdagavond van de maand in de
kleine zaal wordt opgebouwd nu volledig wordt verplaatst naar het podium van de grote zaal. Het publiek zit tijdens de slotaflevering van dit seizoen dus zelf niet in de zaal, maar kijkt vanuit
het podium uit op een mooi uitgelichte lege, maar sprookjesachtige zaal achter het grote beeldscherm met daarvoor het podium waar journalist Kees Thies en theatermaakster Marjolein Meijers hun
gast Gerard Cox interviewen’, zo werden de bezoekers vooraf gerustgesteld.
Er ontstond kort voor aanvang mede vanwege de snel oplopende temperaturen in de gang wat irritatie omdat de deur naar het CoxDom maar niet open wilde gaan. Even na de geplande aanvangstijd van
acht uur ging de deur van het gangetje naar het podium dan toch van het slot en het podium stroomde binnen enkele seconden helemaal vol. Achter een tafeltje waren Thies en Meijers al geanimeerd
in gesprek met de hoofdgast die gezien de hoge opkomst nog steeds onnoemelijk populair is in de regio Rijnmond. ‘Bestel nog maar even een drankje. We beginnen wat later. De band speelt intussen
wat bekende evergreens. Cox vertrok geen spier en liet het maar over zich heenkomen. De fotograaf van dienst schoot vast een aantal plaatjes. Aan het voorste tafeltje werden de eerste flessen
wijn al ontkurkt. ‘Kunstmin Live, een wat onlogische naam. Alles is toch live in het theater. Bovendien had ik uit de ingewonnen informatie begrepen dat er ook heel wat fragmenten uit films en
theatervoorstellingen zouden worden vertoond. Niet meer weg te denken bij dit soort eenmalige talkshows weliswaar , maar ‘Live’ dekt hier dan toch niet de lading. ‘Een Kunstminnende Ontmoeting’
lijkt mij dan ook een passender titel. Pas na wat wij omschrijven als een ‘Roosendaals Kwartiertje’ werd door Thies het woord tot het publiek gericht. De opening leidde hij in met een
gedicht van eigen hand dat in het teken stond van ‘in het openbaar herkend worden’. Een verschijnsel waar Thies als lokale bekendheid slechts sporadisch in Dordrecht en omstreken mee te
maken krijgt, maar wat voor Cox een vast ingrediënt is van zijn bestaan.
Op dat aspect van het artiestenbestaan werd niet nader ingegaan, de presentator schakelde direct over op een uitgebreide biografische beschrijving, gekoppeld aan een persoonlijke
zienswijze, van zijn gast. Hoewel hij zich Rotterdammer in hart en nieren voelt, koos Cox 43 jaar geleden domicilie in de Hoekse Waard, onder de rook van de Maassstad, waar hij zich nog immer de
koning te rijk voelt. In zijn vaste column in het tweewekelijkse huis-aan-huis-blad De Oud Rotterdammer heeft hij wel eens gespeculeerd over een ‘oude dag, doorgebracht in het opgebloeide hart,
dat er in zijn geboortejaar 1940 zo meedogenloos werd uitgerukt door onze oosterburen, door Cox steevast betiteld als de ‘moffen’. ‘Recht voor zijn raap’, is niet voor niets een van zijn
handelsmerken waar hij nooit aan getornd heeft. Even verderop in de show gaf hij te kennen ‘doodziek te worden van dat overgedreven correcte politieke gedoe’ van hedentendage. ‘Waarom zou
je geen neger meer mogen zeggen tegen een neger. Iemand met een negroïde uiterlijk is een neger. Daar is toch niets racistisch aan?’. Cox had al snel door dat de presentatoren er vooral een
gezellige- en onderhoudende avond van wilden maken, en dat hij voor een stevige aanvaring op dit soort gevoelige punten niet hoefde te vrezen. Aangemoedigd door de welwillendheid van zijn
gesprekspartners ging Cox nog een stapje verder. ‘Ik zal niet de hele avond zeggen dat vroeger alles beter was, al is dat natuurlijk wel zo. Neem die cabaretiers van tegenwoordig of wat daar voor
door moet gaan. Ze zijn alleen maar met zichzelf beter. Wim Kan wordt volgens mij nooit meer overtroffen. Die zei zonder enige schroom: meneer, de regering wil de Papoea’s stemrecht geven. Nou,
dan zullen ze die toch eerst moeten vangen. In die tijd kon dat gewoon gezegd worden. Als je dat nu probeert, wordt je gelijk neergesabeld door de linkse media’.
In het filmpje dat als eerste wordt vertoond, is een stralende Cox te zien die in een van de nieuwe torenflats aan de Maas gelukzalig uitkijkt over zijn ‘stadje’. Over de vraag wat hem nu
beter bevalt, het Rotterdam van vroeger of dat van heden, hoeft hij geen seconde na te denken. ‘Ik ben opgegroeid in een Rotterdam waarin de bakker het brood bij wijze van spreken van puin tot
puin bracht. Er was helemaal niks. Alleen leegte. Toen het nog bestond, werd het stadion van voetbalclub Veendam aangeduid als ‘De Lange Leegte’. Nou, die naam was op het Rotterdam van net na de
oorlog ook van toepassing. Hoewel, ‘De Grote Leegte’ is misschien een betere omschrijving. Aan de oorlog bewaar ik nog enkele tastbare herinneringen, na 1945 begon de stad pas zo ongeveer ter
hoogte van de Kruiskade. Verderop stond het Witte Huis nog fier overeind. De Laurenskerk oogde als een geblakerde getuige van het bombardement. Het binnengedeelte was praktisch geheel uitgebrand.
Degene die beslist heeft dat de Laurenskerk weer in volle glorie zou verrijzen, verdient wat mij betreft een lintje. Hij zal het waarschijnlijk ook wel gekregen hebben. Met het klimmen der
jaren werd ik alleen maar trotser op Rotterdam. Ik zag de stad gaandeweg groeien, maar zo mooi als nu is mijn stadje nooit eerder geweest. ‘We’behoren nu tot de tien mooiste steden ter wereld. Ik
loop tegenwoordig blakend van trots over de Coolsingel. Vaak word ik dan aangesproken door mensen van mijn generatie met de vraag wanneer ik nu eindelijk mijn belofte gestand doe om nu zoveel
jaren Hoekse Waard weer in hartje Rotterdam te gaan wonen. Ik heb inderdaad onder meer in de Oud-Rotterdammer beweerd dat ik op mijn oude dag nog eens zou terug keren. Het probleem is dat ik maar
niet oud wil worden’. Ondanks die letterlijk ‘lege’ jeugd kijkt Cox toch met plezier terug op die periode. ‘Mijn vader was een tevreden hardwerkende havenarbeider. Als ik uit school kwam,
zat mijn moeder me op te wachten met een kopje thee. Voor alles wat ik die dag had meegemaakt, en dat was voor mijn gevoel behoorlijk wat, vond ik direct een luisterend oor. Ik heb echt
medelijden met de kinderen van tegenwoordig die na school thuis komen in een leeg huis en zich dan maar moeten zien te redden. En waarom? Omdat pa en ma zo nodig carrière moeten maken. Als je
geen tijd hebt of wil inruimen om je kinderen zelf op te voeden, begin er dan ook niet aan!’ Een gedeelte van zijn jeugd bracht Cox door in de kostschool van de broeders in Oudenbosch.
‘Nooit betast daar door een geestelijke’, ging Thies er direct met gestrekt been in. Zijn gast lachte schamper. ‘Absoluut niet. Die broeders waren allemaal even aardig in positieve zin. Ik snap
dan ook niet waar al die verhalen over misbruik vandaan komen. Ik heb daar gewoon een heel fijne tijd gehad. Bij gelegenheid ga ik nog wel eens kijken in Oudenbosch. Zo vind ik het heerlijk om
daar over die oude begraafplaats te lopen’. Eenmaal terug in Rotjeknor ging Cox via de Mulo naar de kweekschool, zoals de pedagogische academie toen werd aangeduid. Op de toneelschool werd
hij afgewezen wegens…gebrek aan talent!
‘Misschien is dat wel mijn redding geweest. In café De Fles, een roemrucht ontmoetingspunt voor artiesten destijds, raakte ik in gesprek met Peter Blanker, landelijk bekend van ‘Laat mijn
zonnebril zitten’ en natuurlijk ‘Het is moeilijk bescheiden te blijven’, maar dat kwam pas veel later. Samen met hem ben ik naar de druivenpluk in Frankrijk geweest om de zomer een beetje leuk
door te komen. In de champagnestreek verdienden we tien franc per dag. Toen we eventjes als muzikaal duo door het leven gingen, werden we tot onze verrassing benaderd door platenmaatschappij
Bovema. De directeur had pas een plaatje gemaakt met Jaap Fischer, de artiestennaam van Joop Visser. Die was toen al zo gek als een deur en is dat gelukkig nog steeds. Die directeur wilde zijn
artiestenstal graag uitbreiden en hij zag wel iets in ons. Let wel, dat was nog voor de grote doorbraak van Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy, om maar eens een paar toppers te noemen. Ik had
een liedje, getiteld ‘Jacqueline’ op het repertoire, en dat sloeg vooral in Vlaanderen goed aan. Volgens mij had dat iets te maken met de taalstrijd die daar toen volop woedde. Het regende
uitnodigingen van muziekshows bij onze zuiderburen om dat eerste singletje te komen promoten. Ik speelde geloof ik zeven akkoorden op de gitaar, maar gelukkig stelden de andere artiesten ook niet
zoveel voor. Ik ontdekte in die ambiance wel de charme van het chanson, en in een van die shows zag ik een heel prille Jacques Brel aan het werk. Ik kreeg kippevel van zijn stem en voorkomen en
wist meteen: dat wil ik ook. Op dat moment koos ik definitief voor het artiestenvak. Kennelijk ben ik een zondagskind, want al vrij snel kon ik van de optredens leven. De rest is geschiedenis. Ik
voelde me zo ontzettend bevoorrecht in die tijd. Ik heb Edith Piaf nog gezien met groot orkest in de Olympia in Parijs. Groot orkest, geweldig toch. Tegenwoordig is het overal armoe troef.
Artiesten die met een bandapparaat waar de muziek op staat op pad gaan. Vreselijk toch. Op dat punt heb ik nooit concessies gedaan aan mijn vak. En dan het publiek. De massa zingt of liever
gezegd brult ‘gezellig’ mee met de man of vrouw op het podium. Dat zag je in die goeie, ouwe tijd niet. Dacht je dat ze dat bij Frank Sinatra durfden? Kom nou toch!’ Met de timing van Cox is nog
helemaal niets mis. Op dat moment verscheen de 47-jarige Frank van den Brink ten tonele. Bekend geworden via een talentenjacht werd deze Sinatra-adapt en imitator uitgenodigd om te zingen op de
bruiloft van Reinout Oerlemans en DJ Armin van Buuren. Zijn Sinatra-verering gaat zo ver dat hij zijn zoontje Frank JR heeft genoemd. En het moet gezegd, in ‘For once in my life’ wist hij
geregeld de goede intonatie te vinden’.
Na al deze schone glamourschijn vond Thies de tijd rijp om eens wat herinneringen op te halen aan de ‘zonden’ van zijn gast. Onder leiding van Eric Herfst vormde Cox samen met Jasperina de Jong
en Marjan Berk het Cabaret Lurelei. ‘Het liedje ‘Arme Ouwe’ gericht aan koningin Juliana werd door een deel van de publieke opinie als een ‘belediging van het vorstenhuis’ ervaren. ‘In Tiel liep
de zaal ineens half leeg. Later in Den-Haag zaten er twee rechercheurs in de zaal. Na afloop kwamen ze naar achteren en Guus Vleugel als tekstschrijver en ik zei de gek als vertolker van het lied
kregen zowaar een proces-verbaal wegens majesteitsschennis. Een van die rechercheurs, die een letterlijk gestuurde indruk maakte, nam het nogal laconiek op en zei ten afscheid: ik zou er maar
niet over in zitten, want u zult er nooit meer iets van horen. Inderdaad, de acceptgiro van Vrouwe Justitia bleef uit. Waarschijnlijk ben ik met Domela Nieuwenhuis de enige bekende Nederlander
die ooit is geverbaliseerd wegens majesteitsschennis. Dat beschouw ik toch als een hele eer. Met de oren van nu vraag je je af waar ze zich zo druk over maakten, want het is in wezen een heel
lief liedje, waarin de vertolker het zelfs opneemt voor die goede, oude koningin’.
Toch zou Cox financieel schade lijden door die ‘koninklijke uitglijer’. ‘Ik was in de markt om in een commercial voor het Zwitser Leven-gevoel dat ultieme pensioengenot uit te beelden. Of was het
Zwitsal?, nou ja, wat maakt het uit. Toen degene die het laatste woord had dat ter ore kwam, heeft hij naar verluid gezegd: die Cox nemen we niet. Past niet bij ons imago. Hij is veel te
links’. ‘Arme Ouwe’ heeft me op die manier honderdduizend gulden door de neus geboord’. De onderhoudende Oud-Rotterdammer mocht ook nog even reageren op de namen van een aantal vakgenoten.
Wim Sonneveld was in zijn ogen de aardigste van de zogeheten ‘Grote Drie’. Een uitdrukking waar zowel Sonneveld als Toon Hermans en Wim Kan overigens een bloedhekel aan hadden. ‘Sonneveld
was de enige bij wie ik -in Amsterdam in dit geval- op bezoek mocht komen. hij heeft me toen heel wat nuttige tips gegeven, en een boekje opengedaan over de geboden en verboden in dit vak. Toon
Hermans was weliswaar mijn grootste voorbeeld, maar die was lang niet zo aardig. Sterker nog, Toon was helemaal geen aardige man. Als hij door onbekenden op straat werd aangesproken, wilde hij
nogal eens geïrriteerd reageren. Nou ben ik zelf ook geen aardige man, maar ik weet dat tot nu toe toch aardig te verbloemen, speciaal voor Dordrecht. Vind je niet?’, kreeg Cox gemakkelijk de
lachers op zijn hand. Een tel later had hij alle reden om zich van zijn vriendelijkste kant te laten zien, want iemand in het publiek verraste hem zowaar met het programmaboekje van de show
van Wim Sonneveld met Ina van Faassen. Daar schoot de ruwe bolste/blanke pit toch wel even vol van. Frans Halsema dan, met wie hij een aantal programma’s heeft gemaakt. ‘Frans was mijn collega.
Zeker geen vriend. We lieten elkaar buiten het werk volledig met rust. Dat werkte prima. Als collega was hij mij dan ook zeer dierbaar’. De vorig jaar overleden Rients Gratama daarentegen,
beschouwde Cox juist wel als een uitgelezen vriend. ‘Daardoor werkte die combinatie niet zo goed op toneel. Een duo moet het doorgaans van wat botsende karakters hebben. Dat was bij ons absoluut
niet het geval. Een van zijn mooiste uitspraken was: Gerard, wij zijn zo goed omdat we onze oren nooit naar een baas hoefden te laten hangen. Zo voel ik dat ook wel. Als vrije jongen,
tegenwoordig zeggen ze ZZP-er, heb ik me in het artiestenvak altijd als een vis in het water gevoeld’.
Joke Bruijs, deze avond lijfelijk aanwezig, ontkwam uiteraard ook niet aan het oordeel Gods. ‘Na veertien jaar huwelijk was de koek op. Het gekke is dat we elkaar als collega’s veel beter liggen.
In ‘Toen was geluk heel gewoon’ speelden we man en vrouw met een typisch kribbig huwelijk, maar buiten het zicht van de camera’s was het doorgaans dikke pret. Als huwelijkpartners hebben we
bewust nooit professioneel samen gewerkt. Neem nu Hugo Metsers en Pleuni Touw. Twee schatten van mensen, maar die namen al die toneelellende die ze samen op het podium beleefden ook nog eens mee
naar huis. Dat wilden Joke en ik elkaar nooit aandoen. Maar ik denk in het algemeen dat de meeste huwelijken na veertien jaar wel uitgeblust zijn’.
Joke, inmiddels ten tonele verschenen, sprak dat nadrukkelijk tegen. Ze wees op haar huidige partner, de jazzmuzikant Frits Landesbergen, met wie ze ook al weer bijna veertien jaar samen is.
‘Onze relatie bruist nog volop. Maar we naderen nu natuurlijk wel de kritische fase. Dat is waar’. Marjolein Meijers wees op de muzikant die haar net had begeleid bij ‘The Sound of Silence’. ‘Met
hem ben ik nog veel langer ziels gelukkig. Het kan dus wel, relaties die lang standhouden’. Cox reageerde gelaten. ‘Zie je wel, dan ligt het toch aan mij!’ Die berustende reactie schreeuwde
om een gebaar van troost, en die kreeg Cox dan ook, van beide vrouwen nog wel. ‘Ik heb overigens nog twee nieuwtjes voor je’, deed een plots mentaal herstelde Cox de journalist in Thies
opveren. ‘De kans is overweldigend groot dat Joke en ik weer samen in een televisieserie, geschreven door Maria Goos, gaan spelen. We zijn door de Voorzienigheid kennelijk tot elkaar
veroordeeld’. En het andere grote nieuws?’, spitste Thies de oren. ‘Wel, een van de tv-zenders is geneigd om enkele oude knarren als Peter Faber, Willebrord Frequin, Barry Stevens en
ondergetekende in staat te stellen om een tijdje over de aardbol te trekken. De bedoeling is dat ieder van ons een plekje bezoekt waar hij altijd graag naar toe heeft gewild zonder dat het er
ooit van gekomen is. Het lijkt mij fantastisch om bij de demarcatielijn tussen Noord- en Zuid-Korea te staan. Toevallig komen we morgen voor het eerst bij elkaar om de boel door te spreken en te
bezien of we elkaar wel goed genoeg liggen voor zo’n intensieve samenwerking. Dus…wie weet! Tenslotte werd Cox uitgenodigd om ten afscheid samen met het publiek de evergreen ‘Ketelbinkie’ aan te
heffen. Dat klonk zoals te verwachten viel zo hartverscheurend dat geen enkele ware (Oud)Rotterdammer het droog hield.
Deze Kunstmin Live duurde inclusief korte pauze ruim drie uur. Dat was in mijn beleving toch wel iets te veel van het goede. Net als bij het speciale aan hem opgehangen programma ‘De Keuzes van
Cox’ een aantal jaren terug in De Doelen pakten lang niet alle onderdelen gelukkig uit. Zo hadden de twee relatief onbekende zangeressen best thuis mogen blijven, en het werd me ook niet
duidelijk waarom we het kampioensfeest van Feijenoord vorig jaar in woord en beeld weer zo uitgebreid mochten herbeleven, terwijl hemelsbreed bekend is dat Cox uit onvrede met ‘al die ridicule
salarissen’ al jaren geen stadion van de binnenzijde heeft gezien. Wat geheel aan mij voorbij ging, was de logica om Cox zo lang te confronteren met een topstuk uit het museum van Dordrecht. Het
was mij veel liever geweest indien Cox en Bruijs een veel langere muzikale uitsmijter was gegund. Jammer was ook dat het publiek niet in de gelegenheid werd gesteld om prangende vragen aan hun
idool te stellen en natuurlijk had ik veel meer historische stukjes uit zijn rijk geschakeerde carrière op het doek willen terug zien. Een andere vraag die door mijn hoofd speelde, was of een
talkshow in deze opzet zich leent voor een Roosendaalse versie in De Kring. Probleem is natuurlijk dat onze regio West-Brabant lang niet zoveel aansprekende landelijk bekende artiesten heeft
voortgebracht als de regio Rijnmond. Zo ontving De Kunstmin eerder dit seizoen Joke Bruijs en Richard Groenendijk. Maar goed, we zouden het eens kunnen proberen met Frans Bauer als hoofdgast. Dat
valt heus wel wat van te maken. Zou wellicht tevens een mooie seizoensopening zijn.
Kunstmin Live woensdag 11 april met Gerard Cox – Gezien door Jaap Pleij voor
www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com