Zondag 8 november 2020

DE GLIMLACH OM GODFRIED BOMANS BLIJFT

In normale tijden had ik nooit kunnen indenken dat de plank met ongelezen boeken nog eens leeg zou raken. Het coronavirus heeft echter ook dit ondenkbare mogelijk gemaakt. Nog slechts enkele ongelezen exemplaar te gaan en ik zal moeten uitkijken naar nieuwe aanwas.
Een van de boeken die ik tot het laatste heb bewaard is 'Een glimlacht die blijft - een keuze uit zijn werk'. Het leek uitgever Elsevier destijds wel passend om de gedachtenis van Bomans, 'wiens dood op 22 december 1971 door heel Nederland en Vlaanderen werd ervaren als een natuurramp', te eren met 'het meest wezenlijke uit de talrijke bij Elsevier (destijds met vestigingen in Brussel en Amsterdam, JP) verschenen werken te bundelen in één boek.

Hoewel sterk gedateerd roepen sommige verhaaltjes nog steeds een milde glimlacht op. Maar het is ook leuk om te constateren dat sommige van zijn definities eeuwigheidswaarde hebben. Zo denk ik dat het schrijverschap nooit beter is omschreven dan in zijn bespiegeling 'Twee merkwaardige mannen' , waarmee de schrijvende broers Frans en Emile Erens werden aangeduid. Dit juweeltje wil ik u uiteraard niet onthouden, in de hoop dat Bomans wijze woorden mogen bijdragen aan een beter begrip voor de auteurs onder ons.

'Het schrijverschap is geen métier in de zin waarin de schilderkunst en beeldhouwkunst dat wel zijn. Daar immers heeft de kunstenaar te worstelen met materiaal dat weerbarstig kan zijn, doch door het loutere feit van zijn stoffelijkheid hem dwingt tot een gevechtshouding. In die houding kan hij moeilijker verslappen dan de schrijver. Het beeld staat er en maant door zijn zichtbare aanwezigheid de maker tot voltooiing. Het werk van de auteur echter is onstoffelijk. Hij vindt geen steun in de materie. Zijn bezigheid is een werking der gedachten. Stokken deze en wordt de inspiratie gestremd, dan is er geen andere spoorslag dan een bewust wilsbesluit dat hem tot voltooiing drijven kan. Dit besluit kan prematuur zijn. De schrijver maakt er zich dan van af. Dat gevaar bestaat in elke kunst. Doch hier is de verleiding groter, omdat de auteur geen steun vindt in het ambacht. Wij zien dan ook dat vele schrijvers, althans in meerdere mate dan bij andere artiesten , naast hun auteurschap een nevenbedrijf uitoefenen, waarop zij kunnen terugvallen als de andere weg tijdelijk is afgesloten. Men moet dan echter zorgen dat die werkzaamheid de eigenlijke roeping niet wegdrukt, doch integendeel de rust en bezinning schenkt die de vervulling ervan mogelijk maakt'.

Volgens Bomans heeft Emile Erens in tegenstelling tot zijn broer Frans dat voorrecht wel gekend, wat resulteerde in boeken over de levens van de heilige pelgrim Benoit Labre, Jean Baptiste Vianney, pastoor van Ars en Marguerite-Marie Alacoque. Allemaal boeken die binnen de grenzen die Emile Erens zich zelf stelde volgens Bomans zuiver van toon zijn.
Lees in dit boek ook Bomans beschouwing van zijn geboorte- en woonplaats Haarlem, getiteld 'Haarlem en de Haarlemmers'. Ik vraag me af hoeveel hedendaagse Haarlemmers zich nog in dit verdict kunnen vinden. Als Roosendaler lees je dit verhaal echter zeker met een glimlach. Stel dat zijn wiegje hier had gestaan!