Zaterdag 29 juni 2019

PIETER KLOK GAAT VOOR KWALITEIT

Het zal menigeen in West-Brabant ontgaan zijn, maar afgelopen woensdag steeg er witte rook op uit het redactiekantoor van de Volkskrant in Amsterdam. De sollicitatiecommissie heeft ‘unaniem en in groot vertrouwen’ gekozen voor de 47-jarige Pieter Klok als zevende hoofdredacteur van de Volkskrant. Klok, die al sinds 2000 in dienst is bij de Volkskrant, volgt per 1 september Philippe Remarque op die directeur journalistiek wordt bij DPG Media (de nieuwe naam van de Persgroep die merkwaardigerwijs in het eigen artikel van de Volkskrant niet gehanteerd wordt). De huidige adjunct-hoofdredacteur (sinds 2010) Klok liet in een eerste reactie weten helemaal te gaan voor KWALITEIT.
‘Daar ligt onze toekomst en dus moeten we daar onze belangrijkste inspanning op richten, digitaal en in de krant. Een geweldig en bijzonder verhaal maakt meer indruk dan acht stukjes die je ook ergens anders kunt lezen. We zijn op de goede weg, maar we kunnen nog stappen zetten’, kraait hij enthousiast.  Een goed voornemen, dat bovendien snel in daden om te zetten is. Het zou om te beginnen heel verfrissend zijn indien hoofdredacteur Klok de oersaaie stukjes van Sander Donkers en Paulien Cornelisse, die al weer veel te lang de voorpagina ontsieren, offert aan het rode potlood. Aaf Brandt Corstius, die kennelijk met groot verlof is, hoeft met haar suffe stukjes ook niet terug te keren in het Wibrahoekje dat alleen de moeite waard is wanneer de pronte verschijning van Sylvia Witteman de kolommen opfleurt.
Sylvia zou bij voorbeeld na het verschijnen van haar Wibra-tje een dag later de reacties kunnen behandelen die er op haar stukje zijn binnengekomen. Het is natuurlijk heel dapper van Sylvia dat ze als een van de weinige columnisten haar emailadres vermeldt, maar als dat niet tot zichtbare resultaten leidt, heeft die vermelding natuurlijk weinig zin. Beduidend meer Bert Wagendorp en veel minder Sheila Sitalsing lijkt me eveneens een verfrissende beleidswijziging om mee van start te gaan. Meer respect en vooral meer ruimte voor degenen die de moeite nemen een ingezonden brief of opinieartikel naar de Volkskrant te sturen is ook wenselijk. Het is ronduit onbeschoft om deze betrokken lezers met een onnozel standaardbriefje af te schepen, wat nu de standaardprocedure is. In mijn geval is er zelfs sprake van een structurele boycot. Daar zou ik wel eens het fijne van willen weten. De opinieredactie stelt zich echter niet bepaald communicatief op. Weer een aandachtspuntje dus voor de nieuwe hoofdredacteur.

De belangrijkste aanbeveling heb ik voor het laatst bewaard. De Volkskrant heeft sinds geruime tijd de onhebbelijke gewoonte om te spreken van ‘witte mensen’ waar het gewoon ‘blanke mensen’ moet zijn. Witte mensen bestaan vrijwel niet. Wanneer dat het geval is gaat het of om mensen die ernstig ziek zijn of tot de albino’s (mensen zonder pigment) worden gerekend. Naar verluidt doet zich dat bij slechts 1 op de 17000 mensen voor, een dergelijk gering aantal rechtvaardigt deze ridicule WIT-doctrine (zelfs de hoog aangeschreven Peter de Waard gebruikt die foute term) dus in het geheel niet en het zou Klok sieren indien hij snel korte metten maakt met dat onjuiste- en irritante  taalgebruik. Door daar tegen alle logica zo verbeten aan vast te houden, heeft de Volkskrant onder Remarque de verontwaardiging in de samenleving alleen maar gestimuleerd. En dan is nu net wat Klok niet wil, zo heb ik uit zijn relaas begrepen.      


Vrijdag 28 juni 2019

WACHTGELDREGELING EX-WETHOUDERS KOST ROOSENDAAL 181.974 EURO

Het tv-programma Een Vandaag heeft onlangs onderzocht hoeveel de wachtgeldregeling voor voormalig bestuurders de gemeenschap in de periode 2014-2018 heeft gekost. De gemeente Roosendaal behoorde met 181.974 euro tot de middenmoters. De raadsfractie van de VLP wilde wel eens weten hoe dat bedrag tot stand is gekomen, en wendde zich met een aantal raadsvragen tot het gemeentebestuur, die onlangs door wethouder Cees Lok op onderstaande wijze zijn beantwoord. In vergelijking met Eindhoven, die in deze periode 1,2 miljoen uitkeerde aan gezagsdragers met een korte houdbaarheidsdatum, steekt Roosendaal hier gunstig bij af.
Maar als je bedenkt dat cultuurcluster-directeur Jan-Hein Sloesen met deze ruim 180.000 euro de Roosendalers op een zeer aantrekkelijke zomerprogrammering had kunnen trakteren, is deze vorm van geldverspilling toch wrang te noemen.  Indien Een Vandaag dit onderzoek over de periode 2010 – 2018 had laten houden, was Roosendaal er bovendien heel wat minder gunstig uitgesprongen. Alleen aan Groen-Links wethouder Wil Vissers, die er in 2011 na een lijdensweg van amper vier maanden zelf de brui aangaf, was de gemeente een bedrag kwijt dat door de PVC op circa driehonderdduizend euro is becijferd.
Uit een WOB-verzoek dat Pleijdooi Voor Cultuur in 2013 had ingediend, kwam naar voren dat Vissers in de eerste drie jaar van de wachtgeldregeling 143.157,04 heeft ontvangen. Aangezien ze de volle periode tot 1 december 2015 heeft uitgezeten, komt daar nog eens ongeveer hetzelfde bedrag bij. Een groot deel daarvan, oftewel Vissers twee laatste jaren wachtgeld,  is dus meegenomen in de genoemde 181.974 euro. Natuurlijk is het sowieso absurd dat iemand die vrijwillig ontslag neemt, überhaupt in aanmerking komt voor wachtgeld, maar dat die periode nog eens vier jaar mag voortduren, is met goed fatsoen niet uit te leggen aan de belastingbetaler. De PVC heeft zowel de plaatselijke afdeling van GroenLinks als het landelijke bestuur regelmatig ‘uitgenodigd’ excuses te maken voor de gang van zaken en de gemeente Roosendaal de geleden schade te vergoeden. Van een partij mag immers verwacht worden dat ze voldoende gekwalificeerde kandidaten naar voren schuift, wat hier duidelijk niet het geval was. Die verzoeken zijn echter onbeantwoord gebleven. Laat staan dat er gevolg aan is gegeven. De regeling is nu nog immer erg gunstig voor de betrokkenen, getuige het antwoord van Lok.       

Cees Lok:  Wij beantwoorden de vraag als volgt: 1. Vijf voormalig wethouders hebben in de jaren 2014 t/m 2018 wachtgeld ontvangen. Het totale bedrag aan wachtgeld over deze jaren bedraagt inderdaad € 181.974,-. Twee voormalig wethouders hebben afgezien van wachtgeld. 2. Ja, waarbij wel rekening wordt gehouden met de Appa-bepaling dat er in het eerste jaar na aftreden tot 20% bovenop de uitkering zonder korting mag worden bijverdiend en in de daarop volgende jaren 30% van de uitkering. Inkomsten die in aanmerking komen voor de korting zijn de verhoging van oude inkomsten of inkomsten die de wethouder is gaan genieten binnen één jaar voor het aftreden. Ook inkomsten die men is gaan verkrijgen ná aftreden gaan mee in de verrekening, dat geldt ook voor het salaris dat men is gaan ontvangen van een aangehouden werkgever of de raadsvergoeding. De uitkering en de te verrekenen inkomsten worden bij elkaar opgeteld. Het deel dat boven de 100% van de laatste wedde (bezoldiging, inclusief de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering) uitkomt wordt rechtstreeks op de uitkering in mindering gebracht. 3. In de Appa (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers) is opgenomen dat voormalig wethouders zich moeten aanmelden bij een re-integratiebureau voor deskundige begeleiding als zij drie maanden na hun aftreden nog geen passende werkzaamheden hebben gevonden. Samen met het re-integratiebureau wordt een plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak liggen afspraken vast over planmatige begeleiding, ondersteuning en evaluatie, waarbij verplicht gebruik moet worden gemaakt van ondersteuning door het re-integratiebedrijf. 4. Nee, de Algemene pensioenwet politieke ambtsdagers (Appa) bepaalt de hoogte én duur van de Appa-uitkering (wachtgeldregeling). Deze uitkering wordt ambtshalve verstrekt na beëindiging van het wethouderschap; waarom het wethouderschap beëindigd is, is niet relevant. Afwijking ten gunste of ten nadele van de wethouder is niet mogelijk. De Appa schrijft de systematiek voor (de Appa bevat zogeheten imperatieve bepalingen). Wel kan een wethouder ervoor kiezen om vrijwillig af te zien van de Appa-uitkering.


Woensdag 26 juni 2019

NEDERLAND ZOU INDIË NOOIT VRIJWILLIG HEBBEN OPGEGEVEN

Uitgerekend op de warmste junidag die Nederland ooit geteisterd heeft, waren Hans van den Akker en Hanneke Coolen-Colsters naar de Kring in Roosendaal afgereisd voor het laatste erfgoedcollege van dit seizoen. Onder de noemer ‘Een strijd ver van huis’ belichtte Van den Akker de gebeurtenissen die een rol hebben gespeeld bij de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Hanneke Coolen-Colsters ontdekte een aantal jaren terug bij toeval het dagboek van haar opa, een van de vele Brabantse jongens die naar Nederlands-Indië werd gestuurd om op het op te nemen tegen een hem volkomen onbekende vijand.

Om de toehoorders direct in het verhaal mee te nemen, liet Van den Akker, in het dagelijks leven directeur van Museum Bronbeek, waar de gehele Nederlandse koloniale militaire geschiedenis ligt opgeslagen, eerst een geluidsfragment horen, waarin Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uitroept. Dat liet de Nederlandse regering uiteraard niet over zijn kant gaan, en die proclamatie was het begin van een lange strijd die wellicht nog veel langer had gewoed indien de Verenigde Naties onder aanvoering van de Verenigde Staten de strijdende partijen niet tot de onderhandelingstafel had veroordeeld. Volgens Van den Akker zou Nederland ‘Ons-Indië’ nooit uit eigen beweging hebben opgegeven, en het bestuur overdragen aan de ‘Bersiap van Soekarno’, daar kon natuurlijk helemaal geen sprake van zijn. Van den Akker riep het uit 1914 daterende gezegde ‘Indië verloren, rampspoed geboren’ nog maar eens in herinnering.

Die slogan was de titel geweest van een brochure die een zekere jonkheer dr. C. Sandberg in 1914 had gepubliceerd. Geen mens weet meer wat er in die brochure stond, maar het opschrift heeft generaties overleefd. Onzin was die titel beslist niet toen Sandberg hem verzon. Sinds 1870 hadden Nederlanders fors geïnvesteerd in Nederlands-Indië en alleen al in de periode 1900-1914 was de omvang van die investeringen verdubbeld. Geld werd vooral gestoken in plantages (suiker, koffie, thee, tabak) en sinds 1890 ook in de exploratie van oliebronnen. De geweldige uitbreiding van de Nederlandse koopvaardijvloot (en daarmee de expansie van de scheepsbouw) in de jaren 1890-1910 was hoofdzakelijk aan Indië te danken.

De redactie van dagblad Trouw dacht daar zeven jaar na de afgedwongen overdracht heel anders over, getuige dit commentaar in de krant van 6 december 1957. 

‘Nederland heeft kapitalen verdiend aan Indië en ook na de Tweede Wereldoorlog zagen velen nog dringende redenen om Indië als kolonie te behouden. Maar toen de soevereiniteit eenmaal was overgedragen, ging het Nederland enorm voor de wind. ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, blijkt een loze kreet; in economisch opzicht was Nederland een blok aan het been kwijt’.
Daags tevoren had president Soekarno de Nederlandse bedrijven onder beheer van zijn regering gesteld in aanloop naar de algehele nationalisatie enkele maanden later. Alle vijftigduizend nog in Indonesië wonende Nederlanders moesten het land onder marsorders verlaten.
Aanvankelijk was dit voor de bevolking en bedrijven een grote klap, maar de Nederlandse economie als geheel kwam de klap te boven. Sterker nog: het was niet eens een klap. De vijftigduizend uitgewezenen werden  geruisloos in het arbeidsproces opgenomen, want de werkloosheid was vrijwel nihil in die dagen. Wel groeide daarmee het probleem van de toen nog grote woningnood. Uiteraard was het verlies van drie miljard gulden aan in Indonesië geïnvesteerd vermogen (huidige waarde circa twintig miljard) niet niks. Maar Nederland was intussen sterk genoeg om die strop op te vangen. Het land was bezig met een grootscheepse industrialisatie en profiteerde van de sterke economische groei in het Europa van de jaren vijftig. Bovendien lagen de voornaamste belangen al lang niet meer in Indonesië.
Maar van dit alles hadden al die Nederlandse dienstplichtigen, geboren in de periode 1925-1929, bij vertrek natuurlijk nog geen enkel benul. Dat ze een wezenlijk rol van betekenis gingen spelen in de ‘grootste oorlog die Nederland ooit buiten de landsgrenzen ging voeren’, zou pas veel later (bij thuiskomst) tot ze doordringen. Aan boord van de schepen, die veelal uit Amsterdam vertrokken, was het eerst zaak om het instructieboekje uit het hoofd te leren. Zeker de passage waarin werd gewaarschuwd voor inheemse vrouwen, die mogelijk gevaarlijk konden zijn vanwege contacten met de ‘vrijheidsstrijders’ van Soekarno, dienden deze ‘testosteronbommen’ goed tot zich door te laten dringen. Zo werd er stevig ingehamerd, want menig uit een kampong weggelokte argeloze soldaat  had al aan den lijve ondervonden hoe dodelijk de charmes van deze verleidelijke vrouwen konden zijn. In een door het ministerie verstrekte folder werd het leven dat hen in het verre Indië stond te wachten wel heel rooskleurig voorgespiegeld. Hoofdrolspeler in dit verhaaltje was Jan de Wit uit Breda, die zijn dagen vulde met nasi eten, brieven schrijven aan het thuisfront, slapen, contact leggen met de lokale bevolking en enkele patrouilles lopen.
Hanneke Coolen-Colsters profileert zich op haar website als een energieke, creatieve duizendpoot met mensen verwonderen als liefste bezigheid. Daarvan is geen woord gelogen. Op zeer energieke wijze liet ze mede dankzij de stemmen van onder anderen Frank Lammers en Bjorn van der Doelen het dagboek van haar in 1927 geboren opa Piet Colsters op het podium herleven. Daarnaast liet ze de gastsprekers ook nog citeren uit de brieven van diens lotgenoten Wim van Gerven en Carel Caffa. Bij de laatste ging het vooral om memoires van. Dankzij dit drietal weten we nu wat er door de hoofden spookte van de vele jongens, behorende tot Harimar Hitam Zwarte Panterdivisie, die op 30 januari 1948 vanuit Amsterdam het ruime sop kozen om tienduizend kilometer verderop de belangen van het vaderland te verdedigen. Al snel ontdekte grootvader Piet dat je niet voor je plezier op zo’n met jonge kerels beladen boot gaat zitten. In zijn eerste brief naar huis, gedateerd 11 februari 1948, repte hij met cynische ondertoon over ‘heerlijke’ bananen die hij in Aden, het postoverslagpunt tussen gebieden in de Indische Oceaan en Europa , te eten kreeg. Daarbij kwam hij voor het eerst in zijn leven oog-in-oog te staan met een zwarte man. Deze inwoner van de republiek Jemen opende Piet figuurlijk de ogen . Waarschijnlijk sloot hij ze weer direct toen hij van deze inheemse koopman een vis te eten kreeg ‘waar de wormen doorheen kropen’.  Dankzij de inspanningen van plaatselijke meneer pastoors ontvingen de jongens overzee heel wat brieven van jonge meisjes uit hun eigen Brabantse woonplaats. Want wereldwijs als de geestelijkheid toen al was, wisten deze herders wel dat lieve woordjes uit een jong vrouwenhart goed is voor de mannelijke moreel. Maar of dat grootvader Piet veel milder heeft gestemd valt te betwijfelen. Niet veel later liet hij zijn familie weten dat ‘de varkens thuis niet zouden lusten wat we hier te eten kregen’. In diezelfde brief meldde Piet dat hij zich in de kampongs de vrouwen van het lijf moest slaan, zo opdringerig waren ze. Piet bleek het instructieboekje dus goed gelezen te hebben. Hanneke Coolen-Colsters beschouwt haar zoektocht naar het oorlogsverleden van deze veteranen nog lang niet als beëindigd. Eerder vertelde Hans van den Akker dat opvallend veel veteranen in hun later opgebouwde gezinnen moeite hadden om over hun oorlogservaringen te vertellen. Doden of gedood worden, was met name voor de infanteristen de mores waarmee ze iedere dag tot een goed eind moesten zien te brengen. In een van de filmfragmenten vertelde een oudgediende zonder enige terughoudendheid dat hij bij het patrouille lopen heel wat zogeheten ploppers (pelopers waren Indische verkenners en pioniers, de verbastering werd door de Nederlanders als scheldwoord gebruikt) uit de bomen heeft geschoten. Maar volgens Van den Akker probeerden de meeste jongens stilzwijgend met hun Indische verleden in het reine te komen. Opa’s diensttijd in Indië was bepaald geen ‘gezellig’ onderwerp om tijdens verjaardagspartijtjes aan de kleinkinderen te vertellen. Toch acht Coolen-Colsters het van groot belang dat dit alsnog en het liefst in rap tempo gebeurd. De oudste dienstplichtigen van weleer zijn nu 92 of 93 jaar oud. De tijd begint dus te dringen.  De sprekers wezen hun gehoor nog even op de website Oost-Indisch-Doof. Met een documentaire, een reizende tentoonstelling en een educatief lessenpakket willen ze een bijdrage leveren in de kennis en de bespreekbaarheid van deze oorlog.  ‘We oordelen niet. Het draait niet om de schuldvraag. Het gaat er vooral om dat er zoveel mogelijk informatie boven tafel komt. Zodat het volledige verhaal steeds zichtbaarder wordt. Daar hebben de ruim 5700 gesneuvelde Nederlandse- en honderdduizend Indonesische gesneuvelden en hun nabestaanden recht op. We hopen daarom dat de laatste nog levende veteranen, of hun familieleden die de verhalen uit eerste hand hebben vernomen, hun ervaringen alsnog aan ons toevertrouwen. We zullen ze heel graag te woord staan’, aldus Van den Akker in zijn slotwoord.
Wie dat verzoek wil inwilligen kan contact met beide sprekers opnemen via info@oostindischdoof.com De initiatiefnemers zijn daarnaast heel benieuwd naar de verhalen van oud-KNIL-soldaten. Op de loyaliteit van dit Koninklijk Nederlands Indisch Leger werd destijds een uitermate zwaar beroep gedaan. Amper terug uit Japanse gevangenschap werden deze soldaten ingezet tegen hun eigen landgenoten, wat tot een enorme gewetensnood en tweespalt heeft geleid.    
Dan nog even de vraag waarom Nederland zo lang tegen beter in krampachtig vasthield aan ‘Ons-Indië’. De Leidse historicus prof P. W. Klein heeft daar ooit het volgende over gezegd. ‘Nederlanders zagen geld in Indië. Toch was dat niet het enige. Nederland was in de negentiende eeuw een diep beledigde natie. Met heimwee werd teruggeblikt naar de glorieuze zeventiende eeuw, bovendien had België zich in 1830 afgescheiden. Men had het gevoel niet meer mee te tellen op het Europese toneel. Het land zocht zijn rechtvaardiging in politieke neutraliteit en trachtte zijn grootheid te vinden in Indië’. Dat uitte zich volgens Klein overigens niet alleen in investeringen. ‘Zeker na 1901, toen de 'ethische politiek' zijn intrede deed in het regeringsbeleid, zag Nederland ook een taak in de 'verheffing van de inlandse bevolking’. Dat was heel pretentieus voor een klein land met een reusachtige kolonie. Het kon eigenlijk niet. Nederland in de rol van 'reus op lemen voeten' . Toen Japan - tot verbazing van het Westen - in 1905 de oorlog met Rusland won, schrok men daarvan in Indië. In de jaren dertig, toen de Japanse agressie dreigende vormen aannam, wisten velen dat Indië niet te verdedigen was. Van een serieuze opbouw van een defensieapparaat in de kolonie was geen sprake’. En volgens Klein had minister-president Colijn (die van de viskoppen) - die elk zelfstandigheidsstreven van Indonesiërs afwees - heel goed in de gaten dat de economische betekenis van Indië voor Nederland aan het afnemen was. Slechts enkelen trokken daaruit echter de consequentie dat de politieke band tussen moederland en kolonie losser zou moeten worden. Zelfs na 1945 vreesde menigeen nog dat Nederland zonder Indië zou ‘afzakken tot de rang van Denemarken’. En dat was in hun ogen een onverdraaglijke  schande.


Een strijd ver van huis – laatste Erfgoedcollege van dit seizoen in De Kring. Met als sprekers Hans van den Akker (directeur Museum Bronbeek) en Hanneke Coolen-Colsters (theatermaker, muzikant, documentairemaker). Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 25 juni in de kleine zaal van De Kring. De volgende lezing in deze reeks is ‘Jacques Kloters – Plezierige Plekken’ die op vrijdag 13 september helaas samenvalt met de uitreiking van de Roosendaalse Cultuurprijs.


Maandag 24 juni 2019

NOG EVEN OVER LAURA SAKKO...

Tijdens een van mijn dagelijkse wandelingetjes naar Huize St. Elisabeth aan de Wouwseweg, waar mijn moeder onlangs haar 91e verjaardag vierde, werd ik halverwege aangesproken door een struise, blonde dame die met mij nog even van gedachten wilde wisselen over het stukje dat ik onlangs heb geschreven over de van oorsprong Roosendaalse zangeres Laura Sakko. Daar was ik uiteraard graag toe bereid. Zowel de gesprekspartner als het onderwerp bevielen me wel. Tijdens het Franse muziekfestival van afgelopen vrijdag in het park Vrouwenhof was Laura’s  versie van J'avais rêvé d'une autre vie (Ik had gedroomd van een ander leven), uit Les Miserables het absolute hoogtepunt. De dame herinnerde me er nog even aan dat Neil Diamond de Engelstalige versie ‘I dreamed a dream’ reeds in 1987 heeft opgenomen voor zijn live-album ‘Hot August Night II’. Dat was mij bij mijn latere naspeuringen zeker niet ontgaan. In de aanhef zingt Diamond ‘when girls were kind’, anders zou het uit zijn mond een beetje vreemd klinken. Maar hij heeft zich ook nog een artistieke vrijheid gepermitteerd.

In zijn aankondiging zei de nu helaas ook met parkinson kampende Diamond dat hij ‘this brand new song from a brand new broadway musical’ als eerste bij zijn publiek wilde introduceren (letterlijk: I want to be the one to introduce it to you’). Het zal de oplettende toehoorders toen ook al opgevallen zijn dat hij in het slotakkoord een lyrische wijziging had aangebracht.  In plaats van ‘Now life has killed the dream I dreamed’  zong Diamond ‘But life can’t kill the dream I dreamed’.  Enkele woorden maar die deze prachtige ballad plotsklaps verandert in ‘one of misery’ in ‘one of hope’. Ik ben de Franse taal niet machtig genoeg om te constateren of Laura deze kleine wijziging ook in haar  ‘J'avais rêvé d'une autre vie ‘ heeft doorgevoerd, en of dat überhaupt wel mogelijk is in de Franse taal, maar het is natuurlijk altijd leuker om het publiek een sprankje hoop te bieden aan het slot van zo’n trieste geschiedenis dan in volledige misère te eindigen. 

Met de struise, blonde dame was ik het eens dat een soloprogramma met als titel ‘Laura Sakko zingt Les Miserables’ helemaal geen verkeerd idee is. Die prachtige muziek van Claude-Michel Schonberg met (in het Frans vertaalde) teksten van Herbert Kretzmer, gekoppeld aan het inlevende stemgeluid van Laura moet voor onze cultuurcluster-directeur Jan-Hein Sloesen wel haast een onweerstaanbare combinatie vormen. Een mooie ondertitel zou, met wederom een verwijzing naar ‘Les Miserables’, zijn ‘Breng haar thuis’. In St. Elisabeth kan Laura tegen die tijd ongetwijfeld terecht voor een of meerdere gloedvolle try-outs. Van Jacques Brel was bekend dat hij zelden zo geïnspireerd klonk als wanneer hij voor een zaal met oudere mensen stond. Legendarisch is het recital dat hij gaf op een volle ziekenzaal met dementerenden, waar hij het na afloop zonder applaus moest stellen. Brel gaf zichzelf toen ook helemaal, net zoals hij in Olympia in Parijs zou hebben gedaan. Dat verhaal heb ik uit eerste hand van Liesbeth List, en die kon het weten!   

 

Neil Diamond - I Dreamed a Dream
There was a time when girls were kind
When their voices were soft
And their words inviting
There was a time when love was blind

And the world was a song
And the song was exciting
There was a time
It all went wrong

I dreamed a dream of time gone by
When hope was high
And life worth living
I dreamed that love would never die
I dreamed that God would be forgiving

When I was young and unafraid
When dreams were made
And used and wasted
There was no ransom to be paid

No song unsung, no wine un-tasted
But the tigers come at night
With their voices soft as thunder
And they tear your hope apart

As they turn your dream to shame....
She slept this summer by my side
She filled my days with endless wonder
She took my childhood in her stride

But she was gone when autumn came
And still I dream she'll come to me
That we will spend the years together
But there are dreams that cannot be

And there are storms we cannot weather
I had a dream my life would be
So different from this hell I'm living
So different now from what it seemed
But life can't kill
The dream I dreamed


Maandag 24 juni 2019

SPORTGEZEVER KAN BETER GEHEEL VAN DE BUIS VERDWIJNEN

‘Het kan toch niet zo zijn dat een Hugo Borst komt vertellen dat ons vrouwenteam geen wereldkampioen wordt. Hoe arrogant wil je het hebben?’, stelt Larry Rackwitz in zijn ingezonden stukje in de Volkskrant onder de kop ‘Stop met die mannelijke betweters’. Niet alleen vertoont deze zin taalkundige mankementen. Hugo Borst heeft deze voorspelling reeds gedaan in de bewuste nazit van Studio France en daarom had hier moeten staan ‘Het had toch niet zo mogen zijn dat… ‘
Met arrogantie heeft het verwachtingspatroon van Borst ook niets uitstaande. Gezien de vorm waarin Noorwegen, Frankrijk, de VS en Duitsland op dit WK-voetbaltoernooi momenteel steken, getuigt deze voorspelling slechts van realiteitszin. Nederland speelt momenteel bepaald geen oogstrelend voetbal en ook de kwaliteit van het spel is vrij povertjes. Rackwitz denkt dat het programma Studio France er bij gebaat is wanneer er slechts vrouwen met een meer inspirerende en frisse blik op de nieuwe vrouwen-voetbalwereld worden uitgenodigd. Het lijkt mij dat de NOS beter helemaal kan stoppen met dat zinloze- en oeverloze sportgeleuter. Slap gelul blijft slap gelul, of het nou uit een vrouwen- of mannenmond komt. Het budget dat daarmee wordt uitgespaard kan de NOS beter ten goede laten komen aan echte wedstrijdbeelden. Want de ‘staatsomroep’ gaat tegenwoordig wel erg selectief te werk. Evenementen waarvoor uitzendrechten zijn betaald, worden publicitair helemaal uitgewrongen. Grote tennistoernooien als Roland Garros en Wimbledon, waar kennelijk geen budget meer voor wordt uitgetrokken, zijn bij de NOS grotendeels uit beeld verdwenen. Om over sporten als worstelen, (kick)boksen en gewichtheffen maar te zwijgen, daar hebben ze bij de NOS ogenschijnlijk zelfs nooit van gehoord. Een interne herijking lijkt me hier dan ook geen overbodige luxe.


Zondag 23 juni 2019

LEKKER HØKEN OP ZIJN ROOSENDAALS

‘Soms moet je er door anderen op gewezen worden om het te zien’. Met die levenswijsheid van de legendarische AH-televiebedrijfsleider Harry Piekema opende ik mijn artikel over het gratis bakkie koffie dat in het Roosendaalse filiaal in de Roselaar onlangs uit bezuinigingsoverwegingen is geschrapt. Kennelijk moet Appie nu echt op de kleintjes gaan letten. Maar helaas zijn er ook zaken waarvan je achteraf had gewild dat je er tijdig op was gewezen. Dat gevoel bekroop me toen ik recentelijk nummer 74 van het ‘Tijdschrift van de heemkundekring De Vrijheijt van Rosendale’ onder ogen kreeg, nadat het afgelopen woensdag onder grote belangstelling is gepresenteerd in het Raadhuis. Het betreft hier het door René Reijnders geschreven artikel over jongeren sociëteit ’t Kros. De oude boerderij op de Flintdijk was na enkele omzwervingen van 1978 tot 1986 de laatste pleisterplaats van deze populaire jongeren sociëteit.
Op initiatief van de oud-bestuursleden Marcel Schoones, Roland Vrenken en genoemde René Reijnders was er op 18 mei jl een reünie voor alle oud-medewerkers en bezoekers. In het artikel wordt daar niet over gerept (waarschijnlijk vanwege de deadline), maar uit het verslag in BN/DeStem blijkt heel duidelijk dat velen naar café De Moriaan waren gekomen om herinneringen aan ‘die hippe tijd van toen’ op te halen. In de oude boerderij kon dat niet meer, die is al in maart 1996 tegen de vlakte gegaan om plaats te maken voor buurtcentrum ’t Dijksteeke en Apotheek Kortendijk. Nu begrijp ik pas waarom het op het pleintje voor dit karakteristieke café die avond bij het verlaten van De Kring zo druk was.  Het viel me wel op dat het publiek grotendeels bestond uit bezoekers die net een tikje jonger waren dan ik. Ik heb het niet goed tot me laten doordringen of ik had er destijds geen belangtelling voor, maar ’t Kros heeft heel wat artiesten van naam en faam naar Roosendaal weten te halen. Van een aantal van die acts had ik best getuige willen zijn, zoals dat van The Nits in het seizoen 1983-1984. Een onvergetelijke avond voor René Reijnders zelf was ongetwijfeld zijn eigen huwelijksfeest in ’t Kros, een feest dat eindigde toen Hedwig Brugmans en René Reijnders na een daverend optreden van de nog immer zeer bekende Huub Hangop als bruid en bruidegom door ‘vrienden en medewerkers op de schouders naar buiten werden gedragen, tegen half vier in de ochtend’. Als dat geen onvergetelijke gebeurtenis is, neem je dat uiteraard niet op in je artikel! Maar als ik het rijtje afgaande zie dat vermaarde acts als The Scene (met The Lau) en TK Veulpoepers BV eveneens tot de KROS-historie behoren, kan ik me met terugwerkende kracht wel voor de kop slaan dat ik al dit fraais aan me voorbij heb laten gaan.  Een avondje hôken (ik weet dat dit een o met een streepje er doorheen moet zijn, maar dat teken kon ik op mijn Altknop niet ontdekken) op zijn Roosendaals was natuurlijk een mooie jeugdherinnering geweest. Artiesten van dit kaliber zijn momenteel zeker voor de café-scene vrijwel onbetaalbaar geworden, maar wellicht kan een volgende reünie samen met De Kring of de nieuwe bioscoop van Carlo Lambregts georganiseerd worden. Dat biedt de initiatiefnemers beduidend meer financiële armslag. Wie weet behoort dan zelfs een concert van de nog zeer actieve George Baker tot de mogelijkheden.  Een beetje zoetje broodjes bakken hier en daar kan nooit kwaad, Hans Bouwens (zijn eigen naam) is daar zelf ook niet vies van. Laat Marcel, René en Roland dan ook maar even bedenken dat Cat Stevens ook weer actief is onder deze artiestennaam, legendarischer dan Yusuf Islam kun je ze echt niet krijgen. ‘t Kros (1967-1986) betekende voor veel tieners en twens van toen ‘een gevoel van vrijheid in het redelijk bekrompen Roosendaal’.  Gelukkig is het niet onbetaalbaar om dit gevoel nog eens op te roepen! 
Dit 74e tijdschrift van de heemkundekring bevat voorts onder meer artikelen van Marius Broos (lezers reageren, Roosendaal van dag tot dag – juni 1918 – 31 december 1918, Potstallen en grupstallen), Joss Hopstaken (Melasse, gruten en bier, de schuur achter Molenstraat 174 in Roosendaal), Jetty Blijdenstein (Bij oons tuis deel 7), Frits de Kaart (Een vakbondsman werd ‘de sigaar’), de werkgroep genealogie (Voor iets lekkers naar Janus Dekkers, Kwartierstaat van Dekkers). Pieter van Leijsen tenslotte vertelt het verhaal van de RK Landbouwhogeschool en belicht de ‘Oproep kentekens motorvoertuigen’.  De heemkundekring is sinds kort gevestigd op het adres Bovendonk 111, info@heemkundekringroosendaal.nl


Zaterdag 22 juni 2019

LAURA SAKKO IS NU GEHEEL KRING-PROOF

Het eerste wat ik vrijdagavond bij thuiskomst na de twintigste editie van ‘Fete de la Musique’ in het park Vrouwenhof deed, was het optreden terug zien van de Schotse Susan Boyle tijdens Britains Got Talent in 2009. Met haar uitvoering van ‘I dreamed a dream’ uit ‘Les Miserables’ snoerde zij niet alleen het op voorhand lacherige publiek de mond, maar kreeg zij van een van de juryleden ‘the biggest YES die hij in dit tv-programma ooit had gegeven.  Vrijwel iedereen die het Franse chanson een warm hart toedraagt (en zij niet alleen) weet dat de in Roosendaal  geboren zangeres Laura Sakko fantastisch zingt en nog steeds een flinke progressie doormaakt, maar haar uitvoering van ‘J’Avais reve d’une autre vie’ (het Franse equivalent van ‘I dreamed a dream’) was letterlijk zo adembenemend en intens dat je je afvraagt waarom deze innemende persoonlijkheid nog nooit solo op de grotere podia heeft gestaan met een geheel eigen programma.
Vorige week tijdens de Franse markt ‘Vivre’ op het Tongerloplein, waar ze ondanks de ferme hemelse neerslag de zon liet schijnen, stond ze op een steenworp afstand van de Kring, maar ze had er natuurlijk al lang eens een keertje (of beter gezegd meerdere keren) binnen moeten staan. Op haar website lees ik dat Laura op haar zesde begonnen is bij de Stichting Koorschool Roosendaal en daarna de overstap heeft gemaakt naar jongerenkoor Close Up. Ik ben benieuwd of de artistiek leiders van die gezelschappen, respectievelijk Joseph Dekkers en Wil Broos (of zijn opvolger), zich toen al gerealiseerd hebben dat ze puur goud in handen hadden. De website vermeldt voorts dat wat ooit begonnen is als een hobby, is uitgegroeid tot haar grootste passie. Die passie is niet beperkt gebleven tot de (Franse) muziek. Eigenlijk alles wat met Frankrijk te maken heeft –de taal, de cultuur, de muziek, de films- spreekt tot haar ruime verbeeldingskracht. Een minpuntje van deze twintigste editie van ‘Fete de la Musique’  was dat Laura’s solistische aandeel veel te beperkt was.
Een ander hoogtepunt  van dit zomerse, muzikale samenzijn was het (eveneens te korte) optreden van de jonge zanger Martijn de Jong. In zijn aankondiging van ‘Dans le port d’Amsterdam’ van Jacques Brel wees hij er terecht op dat er geen studio-opname is van deze ode aan de zeelieden die hun lallende stempel op onze hoofdstad drukten. Weinigen zullen zich realiseren dat de muziekwereld deze prachtige ballade indirect te danken heeft aan Liesbeth List en haar toenmalige echtgenoot Cees Nooteboom. Na een overdonderend concert van Brel in het Concertgebouw lieten zangeres en auteur de grote meester nog even de rosse buurt van Amsterdam zien. Waarschijnlijk op diens eigen verzoek, want de zelfkant van het leven waren voor hem een onuitputtelijke bron van inspiratie.  Brel was daar naar eigen zeggen nooit eerder geweest, maar La List heeft wel eens verteld dat hij met open mond van verbazing al die wonderlijke taferelen rond een groepje hoeren- en snoerende (verbastering van lichtekooien) zeelieden heeft aanschouwd. Naar verluidt heeft Brel de tekst voor dit lied, gebaseerd op de melodie van het Engelse volkslied ‘Greensleeves’, in grote lijnen nog diezelfde avond tijdens de autorit terug naar het hotel geschreven. Martijn de Jong wist deze uit het leven gegrepen ballad de juiste lading mee te geven. Niet onvermeld mag voorts het duet van Heleen Bastiaensen en Mirjan van de Noort blijven. De dames maakten een waar kunstwerkje van ‘Vivre – Laat me’, het laatste door Ramses Shaffy zelf gezongen lied (samen met Liesbeth List en Alderliefste), dat op beeld is vastgelegd.
Wat deze muziekavond onbedoeld ook heeft aangetoond is dat het een jammerlijke zaak is dat talent van eigen bodem zo weinig gelegenheid heeft om die talenten aan een breed publiek te etaleren. Het zou toch mooi zijn indien de Kring de Roosendaalse bevolking op culturele wijze door de zomer loodst via een serie ‘zomerse matinees op (pakweg) de zondagmiddag’ in de Tongerlotuin. Eventuele werkzaamheden in de schouwburg zelf zouden dan gewoon door kunnen gaan. Een middagje Laura Sakko zou me geen seconde vervelen, en natuurlijk beperkt het Roosendaalse talent zich allesbehalve tot het Franse chanson. Maar helaas gaan we nu niet alleen een snikhete- maar tevens uiterste cultuurarme periode tegemoet. Wederom een gemiste kans! 


Vrijdag 21 juni 2019

NIKS 'EFFE CHECKE', METEEN WEGKLIKKEN

Net als Elles de Bruin van het programma ‘Meldpunt’ van Omroep Max werd ik onlangs ‘verblijd met een mail van de CJIB, met de verontrustende mededeling dat ik een verkeersboete nog niet had betaald. Enige tijd geleden ontving ik soortgelijke meldingen van de KPN, dus het was mij direct duidelijk dat dit geen zuivere koffie kon zijn. De bende die achter die mails zat, is opgerold, maar kennelijk menen enkele broeders in het kwaad nieuwe sluipwegen te hebben gevonden om snel rijk te worden.
Niet geschoten is altijd mis, ongetwijfeld zijn diverse argeloze zielen er net Elles de Bruin bijna of zelfs geheel in getrapt . Dit soort ‘aanmaningen’ zijn nooit voorzien van een aanhef, en als je niet persoonlijk wordt aangesproken, waarom zou je er dan acht op slaan? Rekeningen en aanmaningen louter verstuurd via de mail hebben trouwens geen enkele juridische waarde.  Merkwaardig overigens dat je via tv-spotjes wordt gewaarschuwd om dit soort berichtjes eerst ‘effe te checken’, terwijl je natuurlijk gewoon het zekere voor het onzekere moet nemen.  ‘Deleten’, luidt dus het advies. Wellicht zullen de onverlaten het nog een keer proberen, maar als je nergens op reageert is het snel afgelopen met die mailterreur.


Donderdag 20 juni 2019

JULIANNE MOORE VOEGT WEINIG TOE AAN HAAR 'GLORIA BELL'

Het moet ongeveer zo zijn gegaan. Actrice Julianne Moore was na het aanschouwen van Sebastian Lelio’s film ‘Gloria’uit 2013 zo in de ban geraakt van de hoofdpersonage dat ze meteen dacht: dat wil ik ook. En wat Julianne Moore in haar aantrekkelijke hoofd haalt, gaat er niet meer uit voordat het plan gerealiseerd is. In de oorspronkelijke rolprent is Gloria een 58-jarige Chileense die zich prima vermaakt in het seniorennachtleven van Santiago en met uitputtende discussies onder het genot van een goed glas wijn in dure restaurants. Als die dansavondjes uiteindelijk resulteren in een woeste vrijpartij kan de nacht voor de Chileense Gloria helemaal niet meer stuk. 
De Gloria van Moore wijkt nauwelijks van dat patroon af. De gelouterde, in Fayetteville (North Carolina) geboren actrice is momenteel net als haar Chileense inspiratiebron 58 jaar jong. Een extra argument dus voor Moore om haar vurige wens kenbaar te maken aan schrijver en regisseur Lelio. Niet lang daarna beloofden ze elkaar filmische trouw en werden de plannen voor een Amerikaanse remake in rap tempo concreet. Jammer dat die besprekingen niet zijn genotuleerd. Moore zal ongetwijfeld haar eigen visie op Gloria tot in detail met Lelio hebben doorgesproken, maar de resultaten van die gesprekken zijn niet duidelijk zichtbaar.  De recensent van de Volkskrant mag daar dan anders over denken, maar de Gloria Bell van 2018 is een shot-voor-shotremake van die van 2013. Lelio heeft gewoon zijn oorspronkelijke scenario uit de kast gehaald en met hier en daar wat subtiele wijzigingen zijn de partners in deze one-night-stand aan de slag gegaan.  
Gloria Bell is nu werkzaam bij nu bij een verzekeringsmaatschappij in Los Angeles, waar ze nog steeds probeert dit eentonige kantoorleven wat kleur te geven met haar verzameling bijzondere brillen. Als ze na een tot dan toe saai verlopen stapavondje aan de bar door een van die grote brillen in de ogen van de schlemielige Arnold (John Turturro) kijkt, weet je als kijker precies wat er te gebeuren staat. Net als zijn voorganger Rodolfo schermt Arnold zijn privéleven, gedomineerd door twee nietsnutterige dochters, volledig af voor Gloria. Hoewel ze die avond niets van hem te weten komt, behalve dat hij een attractiepark voor paintballers beheert, duikt ze toch met hem het bed in. Dat is ook een van de weinige elementen die deze Gloria toch de moeite waard maakt: Moore laat meer van zichzelf zien dan ooit tevoren. Vanaf dat moment is het slechts registreren wat de verschillen zijn tussen de Amerikaanse- en de Chileense Gloria. De afloop is immers volledig voorspelbaar. Uiteraard is Julianne Moore beduidend expressiever en uitbundiger dan haar voorgangster, maar om daar een dure remake voor te maken, is sterk overdreven.  Arnold gedraagt zich al net zo hufterig als Rodolfo tijdens the familydinner bij Gloria’s zoon. Omdat hij zich gedurende de familie-onderonsjes sterk verwaarloosd voelt door zijn nieuwe liefde, neemt Arnold ongezien de kuierlatten. Dat Gloria hem daarna toch weer in genade aanneemt, is nog ongeloofwaardiger vormgegeven dan in het origineel. En ook de befaamde slotscene, waarin Gloria het huis van Arnold met diens eigen paintballgeweer onder vuur neemt, getuigt niet van nieuwe inzichten. Wederom blijft onduidelijk waarom Arnold zich zo idioot gedraagt. Misschien heeft Lelio daar nooit over nagedacht, met als gevolg dat het hoog opgetrokken mistgordijn in de laatste dansscene, waarin Gloria zichzelf de liefde verklaart, opnieuw over de film schuift.
Ik kan me best voorstellen dat Julianne Moore iets wilde gaan doen met dit op zich boeiende personage. Maar waarom is ze dan niet samen met Lelio aan een vervolg gaan werken, zodat de kijker wat meer over die mysterieuze Arnold-figuur te weten komt? Want wat bezielt een man om een prachtige vrouw als Julianne Moore alleen achter te laten in een zon overgoten  Las Vegas, notabene tijdens een hotelarrangement in het wereldberoemde Caesar’s Palace?  Bovendien biedt een vervolgfilm Moore veel meer vrijheid om Gloria naar haar eigen hand te zetten. In artistiek opzicht een veel interessantere belevenis. Misschien is Moore nog steeds zo verliefd op Gloria dat dit nieuwe filmavontuur ooit realiteit wordt.


Gloria Bell – regie Sebastian Lelio, met Julianne Moore en John Turturro. Gezien door Jaap Pleij op woensdag 19 juni in het Roosendaalse City Theater, in de reeks Cinema Paradiso. De volgende film in deze serie is ‘Wild Rose’  op 20, 23 en 26 juni te zien in het City Theater.


Woensdag 19 juni 2019

HANS VAN DEN AKKER HEEFT WAT UIT TE LEGGEN

Zijn de eerste twee lezingen in het tweede seizoen van de Erfgoedcolleges in De Kring relatief rustig verlopen, tijdens de laatste bijeenkomst op dinsdag 25 juni, die in het teken staat van ‘Een strijd ver van huis’ zou het best eens flink kunnen gaan spetteren. En dat zou dan op conto komen van Hans van den Akker, historicus en conservator van Bronbeek, het Arnhemse museum waarin het Indische verleden van Nederland centraal staat. ‘Nagalm van een Trots Imperium’ was de titel van een lezing die hij vrijdag 23 november 2018 verzorgde in de Lathumse kerk over de koloniale geschiedenis van Nederlands en het toenmalige Nederlands-Indië.
Dat doet hij in De Kring wederom, maar de toelichting die hij in de folder heeft laten opnemen, heeft her en der nogal wat vragen opgeroepen. Het gaat om deze passage die velen tegen het zere been was.
‘VELE BRABANTSE JONGENS EN MANNEN GINGEN ALS OORLOGSVRIJWILLIGERS OF ALS DIENSTPLICHTIGE MILITAIREN NAAR INDONESIE (DOOR NEDERLAND NEDERLANDS-INDIE GENOEMD). ZIJ GEBRUIKTEN DAAR EXCESSIEF GEWELD OF WERDEN GEDWONGEN OM STRUCTUREEL GEWELD TE GEBRUIKEN TEGEN EEN VOOR HEN ONBEKENDE TEGENSTANDER’.
Dit onderwerp ligt momenteel extra gevoelig omdat het nog ruim twee jaar duurt voordat het wetenschappelijk onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indonesië zal zijn afgerond. Maar nu al worden blijkens een groot artikel in De Volkskrant twijfels geuit over de onafhankelijkheid en de deskundigheid van de onderzoekers. Zo is er bij het NIOD, een van de betrokken organisaties, een brief op de mat gevallen van de Federatie Indische Nederlanders (FIN). Voorzitter Hans Moll spreekt hierin de vrees uit ‘dat het onderzoek eenzijdig is vormgegeven en wordt uitgevoerd’. De FIN vermoedt dat het voor de onderzoekers nu al vaststaat dat het Nederlandse leger zich tussen 1945 en 1949 aan ‘structureel grensoverschrijdend geweld’ heeft schuldig gemaakt. Dat maakt de FIN onder meer op uit de instemmende verwijzing in de onderzoeksopzet naar het boek ‘De brandende kampongs van generaal Spoor' (2016) , waarin de auteur –historicus Remy Limpach- vaststelde dat gewelddaden aan Nederlandse zijde geen incidenten waren, maar een vast onderdeel van de Nederlandse oorlogsvoering. De FIN betwijfelt of deze these wel aan ‘gedegen onderzoek’ wordt getoetst. Verder ving de FIN signalen op van een vergaande bagatellisering van de Bersiap: de periode na de Japanse capitulatie in 1945 waarin vele duizenden Nederlanders en Indische Nederlanders door Indonesische nationalisten om het leven zijn gebracht. Ook is de FIN ongelukkig met de kenschets van de militaire operaties als ‘poging tot herbezetting’ van voormalig Nederlands-Indië. In werkelijkheid zou het de Nederlandse regering volgens de FIN slechts te doen zijn geweest om de bescherming van haar onderdanen. De organisatie vreest dus een ‘eenzijdig narratief’ waarin de nadruk komt te liggen op Nederlandse misdragingen, maar waarin het Nederlandse leed ontbreekt. Die vrees wordt nog eens extra gevoed doordat de NIOD ‘de rode loper uitlegt voor in de ogen van de FIN dubieuze buitenlandse activisten en ‘beroepsquerulanten’ als Bersiap-ontkenner Jeffrey Pondaag en Michael van Zeijl, respectievelijk voorzitter van het Comité Nederlandse Ereschulden en woordvoerder van actiegroep De Grauwe Eeuw.    
Hans van den Akker heeft dus nogal wat uit te leggen tijdens deze laatste erfgoedcollege van het seizoen 2018-2019. Volgens de organisatoren van de lezing in de Lathumse kerk staat hij volledig open voor discussie. Als hij dat in zijn lezing al zelf niet doet, zal Van den Akker ongetwijfeld gevraagd worden om zijn boude stelling over de ‘Brabantse jongens en mannen’ nader toe te lichten.
Het tweede deel van het college is gereserveerd voor Hanneke Coolen-Colsters. Zij ontdekte een aantal jaren geleden per toeval het dagboek van haar opa, een van die Brabantse jongens die naar Nederlands-Indië werd gestuurd. Dit verzwegen verhaal was voor Coolen-Colsters aanleiding zich te gaan verdiepen in de verhalen van andere Indië veteranen die zij verwerkte in de documentaire ‘Oost-Indisch Doof’. Het is te hopen dat we daar nog iets van te zien krijgen als onderdeel van de uiteenzetting. De bijeenkomst begint om 14.00 uur en duurt tot ongeveer 16.00 uur.   


Woensdag 19 juni 2019

AMBTENAREN ZETTEN ZICH IN VOOR ST. ELISABETH

Wie dinsdagmiddag (toevallig) in Huize St. Elisabeth moest zijn, kreeg waarschijnlijk de indruk dat de tijdelijke behuizing van het gemeentelijk apparaat daar wordt gesitueerd in plaats van in het vroegere kloostercomplex Mariadal. In het kader van de beweegweek Samenloop voor Hoop waren diverse ambtenaren druk in de weer om de bewoners een gezellige middag te bezorgen. Voor de ambtenaren viel dit samen met hun actieprogramma ‘Roosendaal Raakt’, waarbij ze zich een keer per jaar op een andere wijze voor de samenleving inzetten. Dat kwam dus mooi ‘samen’. In de tuin naast Laantjes 2 en 3, waar binnenkort onder meer een moestuin en een volière zal verrijzen –dat is althans de bedoeling- was een spelletjesconcours uitgezet , waar vooral de balvaardigheid van de bewoners werd getest onder de muzikale aanmoediging ‘Bloed, zweet en tranen’, de meest tot de verbeelding sprekende hit van de enige authentieke Andre Hazes.
Iedere geleverde prestatie was goed voor een stempeltje op de stempelkaart, waarbij de deelnemers in de traditie van koek en zopie een koele versnapering op de koop toe kregen. De forse konijnenpopulatie aldaar  trok zich niets aan van al dat sportieve feestgedruis en aan de uitgezette wandelroute in het naastgelegen parkje hadden de knabbelaars ook totaal geen boodschap.  Broer Konijn en gevolg verpoosden zich zoals altijd op de begraafplaats van de Zusters Mariadal. Mijn 91-jarige moeder was daar eerder deze week zowaar getuige van het voortplantingsproces der huppelkontjes. Broer Konijn liet daar letterlijk geen gras over groeien, zijn geliefde Molly liet al die voortplantingsdrift onder moeders toeziend oog maar gelaten over zich heen komen. Wie zei daar ook al weer dat hoogbejaarden geen nieuwe ervaringen op doen?
Voor mij was het ook een aparte ervaring om de ambtenaren buiten hun natuurlijke habitat nu eens in het wild aan het werk te zien. Zo ook Anja van Dorst, al sinds jaar en dag de secretaresse van de burgemeester, die had postgevat bij een van de controleposten in het park. Na enkele jaren Lau Schneider, twee decennia Michael Marijnen, een half jaar Helmi Huijbregts, en ruim acht jaar Jacques Niederer maakt zij zich nu op voor de periode Han van Midden. Rond 3 oktober wordt de huidige raadsgriffier van de gemeente Rotterdam geïnstalleerd als de nieuwe burgemeester van Roosendaal. Waarschijnlijk maakt hij binnenkort ter kennismaking zijn opwachting in het Stadskantoor, en dat vergt –ook van de toegewijde Anja- het nodige voorwerk.
Van Midden gaf in zijn eerste interview te kennen dat hij zich er sterk voor wil gaan maken om de Roparun door Roosendaal te laten lopen. Samen met een exemplaar van mijn voorlaatste boek ‘Pleijster op de Wonde’ heb ik hem een briefje gestuurd, waarin ik de aanstaande ‘burgervader’ verzoek om naast de Roparun ook oog te hebben voor het theaterfestival De Parade. Die reeks alternatieve voorstellingen worden van 21 t/m 30 juni op- en uitgevoerd in Den Haag, Amsterdam, Utrecht en het Museumpark in Rotterdam.
Het zou mooi en vooral verfrissend zijn indien Roosendaal als eerste middelgrote plaats daar bij zou kunnen aanhaken. Een zeer dankbare, culturele taak voor een nieuwe, jonge, energieke burgemeester lijkt me, die daarmee direct zijn visitekaartje afgeeft. Roosendaal kan in deze zomerperiode op dit gebied bovendien wel een stevige oppepper gebruiken, want na 25 juni (laatste erfgoedcollege) is er gedurende lange tijd niets te beleven in en rond De Kring. CULTUUR VERBINDT MENSEN. Die boodschap liet Jacques Niederer samen met toenmalig wethouder Hans Verbraak destijds verankeren in het Tongerloplein. Het is nu mede aan van Midden om die stelling inhoud te geven, oftewel GEEN WOORDEN MAAR DADEN. Die kreet zal hem als getogen Rotterdammer niet onbekend in de oren klinken.   


Dinsdag 18 juni 2019

BEHOORT HET GRATIS BAKKIE KOFFIE BIJ AH TOT HET VERLEDEN?

‘Soms moet je er op gewezen worden om te zien wat je gemist hebt’. Die tekst uit de mond van de legendarische ‘filiaalchef’ Harry Piekema schoot me te binnen toen ik dinsdagochtend voor het eerst sinds weken de AH in de Roselaar bezocht voor de wekelijks portie boodschappen. ‘Kijk, meneer, het wordt er hier niet gezelliger op’, sipte een oudere klant terwijl hij in de richting van een mij eens dierbaar plekje keek. Hoewel het hoekje compleet gevuld was met pakken Perlakoffie miste ik toch iets. Het duurde niet lang eer het kwartje viel. Met pijnlijke gevolgen.

‘Verhip’, het koffie-apparaat is foetsie’, realiseerde ik me met een schok. ‘Hoe heeft dit nu toch kunnen gebeuren?’ Het koffiehoekje met zijn ietwat wankele zitje in deze AH was altijd een baken van rust en bezinning. ‘Het was op deze plek waar ik eens door een oudere dame werd aangesproken met de mededeling ‘Mijn naam is ook Pleij’. Dat mijn belangstelling door die ontboezeming duidelijk was gewekt, inspireerde de oudere dame tot het in detail vertellen van haar levensverhaal. Een half uur later kwamen we tot de conclusie dat we geen directe familie van elkaar zijn, maar dat er ongetwijfeld een vertakking moet zijn die eenmaal ontknoopt toch op een verre familieband wijst. Ik weet niet of de chef van dit filiaal zich dat gerealiseerd heeft, maar met het wegvallen van het gratis bakkie leut behoren ook de leutige gesprekjes rond het zingevende apparaat tot het verleden. Niets wees erop dat het koffiehoekje op korte termijn in volle glorie opnieuw zal verrijzen, daarom de eerste de beste winkelmedewerker maar even aan zijn lichtblauwe jasje getrokken. ‘Ik zou het u niet kunnen vertellen, meneer. Ik werk hier slechts parttime. De bedrijfsleider weet het ongetwijfeld, maar die heb ik nog niet gezien’. Met een flauwe glimlach rond de mond verontschuldigde de argeloze vakkenvuller zich voor het onverwachte leed waarmee de geachte klant zich geconfronteerd zag, maar hij moest nu toch echt weer aan de slag. De pakken Perlakoffie lagen ondertussen uitnodigend te wenken, maar naar het gratis bakkie koffie kon de geachte clientele toch fluiten. Een hard gelag! De gemiddelde verblijfsduur van de klant is daarmee ook flink verkort en daarmee schiet AH toch in eigen voet. Een klant die wat rust wordt geboden, is doorgaans ook een klant die per bezoek meer besteed. Bovendien heb ik het uitstekende klimaatbeheersingssysteem in deze AH regelmatig ten voorbeeld gesteld aan de zorginstellingen in deze regio. Zeker in deze warme tijden is dat een duidelijke pré. Grote concurrent Jumbo zal ongetwijfeld in zijn sas zijn met deze ‘superdwaling’, want in de vestiging aan de Van Beethovenlaan wordt de koffie in tegenstelling tot de vis weliswaar nog niet duur betaald!  Daar valt althans sinds mijn laatste bezoek nog wel te genieten van een heerlijk gratis dampend bekertje met het zwarte vocht. Bij AH moeten ze de woorden van de legendarische Rita Corita nog maar eens goed op zich laten inwerken. Misschien minder goed voor de lijn, maar onmisbaar voor de geest.             

Koffie, koffie, lekker bakkie koffie
Jongens wie lust er een kop
Koffie, koffie, lekker bakkie koffie
Wat knapt de mens daarvan op
Je kan heel lang leven en blijft ook gezond
Als je maar nooit op de koffie komt
Koffie, koffie, lekker bakkie koffie
Wat knapt de mens daarvan op
Mijn man had voor een bakkie troost al zijn vrienden meegenomen
Op een uur dat een fatsoenlijk mens al lang in zijn bed ligt te dromen
Ik hoorde in de keuken wel, ze zaten moppen te tappen
Maar toen ik met koffie naar binnen kwam begonnen ze te klappen
Koffie, koffie, lekker bakkie koffie
Jongens…


Maandag 17 juni 2019

SYNCHROONZWEMMEN OM DE LEEGTE TE VULLEN

Dat Bertrand niet lekker in zijn vel zit, blijkt al uit de openingsscene. Verveeld ligt hij na zijn vrouw uitgezwaaid te hebben op de bank, met in de hand zo’n irritant elektronisch apparaatje waarop hij allemaal ‘gezellige’ spelletjes kan spelen. Zijn enige uitje terwijl vrouwlief het brood op de plank verdient is zijn dochter, die louter minachting voor hem uitstraalt, naar zwemles te brengen. Daar valt zijn oog op een oproepje ter versterking van het plaatselijke mannensynchroonzwemteam.
Zonder dat het publiek zijn beweegredenen te weten komt, meldt hij zich aan bij Thierry, de wat liederlijke beheerder van het zwembad. Die verwijst hem door naar trainer Delphine (Virginie Efira) die hem letterlijk vanuit de hoogte, gezeten op de lage duikplank, een kort intakegesprek afneemt. Natuurlijk weet ze meteen dat hier een hopeloze, ongemotiveerde, werkloze huisvader voor haar zit, die werkelijk geen idee heeft wat nog met het leven aan te vangen. Toch – en daar gaat de film al in de fout- besluit ze Bertrand een kans te geven. In het echte leven was dit meteen einde verhaal. Zijn nieuwe teamleden doen qua treurigheid niet voor hem onder. Hij vindt ‘aansluiting’ bij een gedeprimeerde vader van in de dertig, wiens gezin op het punt staat uiteen te vallen en daarnaast ook nog de zorg heeft voor zijn bepaald niet vriendelijke moeder, een fabrieksdirecteur die op het randje van faillissement verkeert, een oude popmuzikant die nooit verder is gekomen dan het podium van het buurthuis, een Tamil waar nauwelijks een woord uitkomt en nog een paar van die moedeloze vijftigers waar geen eer aan te behalen lijkt. Maar natuurlijk haalt Delphine, die zelf met relatieproblemen kampt, alles uit de kast om deze moderne ‘miserabelen’ tot prestaties te motiveren. Een normaal mens zou als hij het al niet was alleen van de aanblik van deze mannen al depressief worden. Delphine laat zich als een ware reddende engel niet uit het veld slaan. Na vele aanloopproblemen en tegenslagen te hebben overwonnen – een vast stramien in dit soort films- begint er zowaar een sprankje hoop te gloren, en als die suffe Thierry tot ontdekking komt dat Frankrijk geen nationaal team synchroonzwemmen voor mannen heeft, is het besluit om deze hopeloze mannenploeg in te schrijven voor het WK in Noorwegen snel genomen. Dat biedt regisseur Gilles Lellouche de mogelijkheid om naar een doel toe te werken. Anders was het verhaal al snel doodgebloed. De film als geheel heeft niet zoveel om het lijf, maar het is wel onderhoudend om te zien hoe deze mannen zich staande proberen te houden in een maatschappij waarin het hen allesbehalve meezit. Ze reizen in een busje met goed gemoed naar de Noorse hoofdstad Oslo waar ze hopen te ervaren dat de (zwem)wonderen de wereld nog niet uit zijn. Dat is overigens het minst amusante gedeelte van de film. In Frankrijk was de film goed voor vier miljoen bezoekers en tien Cesars.


Le Grand Bain – Regie Gilles Lellouche, gezien door Jaap Pleij op zondag 16 juni in het Roosendaalse City Theater, in de reeks Cinema Paradiso.  De volgende Cinema Paradisofilm in het City Theater is ‘Gloria Bell’ met Julianne Moore, op woensdag 19 juni, aanvang 20.30 uur.


Vrijdag 14 juni 2019

JOOST PRINSEN MAG NIET ONTBREKEN BIJ HERDENKING OORLOG

Acteur Joost Prinsen speelde in 1994 een prominente rol bij de toenmalige herdenking van de bevrijding van Roosendaal in oktober 1944. Ik heb nog geen signalen ontvangen dat hij wederom een uitnodiging op zak heeft om een prominent aandeel te hebben in de herdenkingsactiviteiten van dit jaar, nu het 75 jaar geleden is dat de oorlog hier ten einde kwam. Gevoelsmatig mag hij daarbij niet ontbreken, de volgende grote herdenking in 2044 zal hij zo goed als zeker niet meemaken, daarom dienen gemeente en cultuurcluster nu de handen ineen te slaan om hem bij voorbeeld uit te nodigen voor een eenmalige DNA-lezing, een jaarlijkse cyclus die met de Kunstmaand een zachte dood stierf. Lees onderstaande passages uit een interview met Joost Prinsen in Trouw uit 2015  en je hoort hem deze woorden in gedachten uitspreken. Wat zou het fijn zijn indien hij dat in De Kring mag doen. Een kleine aantekening is hierbij wel op zijn plaats. 
In dit interview ‘vergat’ Prinsen te vermelden dat hij van Wim Sonneveld een enorme oorwassing kreeg omdat hij naar het oordeel van de grote meester zijn rol niet goed had geleerd en dat er aan zijn beleving ook wel het een en ander mankeerde. Sonneveld gunde hem slechts een weekeinde om zijn acteerleven te verbeteren. Anders…die woorden heeft Sonneveld maar niet uitgesproken!  Maar maandag mocht er op zijn prestaties in ieder geval niets aan te merken zijn.
Joost Prinsen: Zo begon ik laatst in Roosendaal over mijn vader die daar tien jaar burgemeester is geweest. Lopend naar het theater over de Burgemeester Prinsensingel, herinnerde ik mij hoe ik eens had opgeschept dat mijn vader burgemeester was. Hij had dat vernomen en zei: tegen de tijd dat je zelf iets gepresteerd hebt in je leven mag je zeggen: mijn vader is burgemeester, maar eerder heb jij dat niet te doen jongen. Ik vertelde het publiek dat ik die avond, op de naar hem vernoemde singel, dacht: ik heb inmiddels wel iets gepresteerd in mijn leven, nu mag ik eindelijk pochen: ik ben de zoon van een burgemeester.
Overigens is het een van de slechts twaalf of dertien herinneringen die ik aan hem heb. Ik heb mijn vader niet erg goed gekend. Toen hij na de oorlog benoemd was tot burgemeester van Breda was hij nauwelijks thuis. Hij had altijd vergaderingen. Ik dacht: als ik later eens naar een vergadering mag dan ben ik geslaagd in het leven. Hij heeft zich min of meer doodgewerkt, toen hij op 56-jarige leeftijd stierf was ik negen. Zijn dood was een klap, toch heb ik een heel gelukkige jeugd gehad, maar voor mijn moeder zal het zwaar geweest zijn: zij bleef achter met zes kinderen van wie de oudste negentien was en de jongste vijf."
Harry Bannink was nogal makkelijk in de omgang. Een ontzettend lieve man. Wanneer je vals zong had hij wel tien eufemismen om dat in te kleden. Bijvoorbeeld: dat is een mooie noot, ik heb hem niet zelf gecomponeerd, maar misschien is mijn noot beter. Hij zei het nooit direct maar je zag wel aan hem als je het niet goed deed en beter kon stoppen. Dat ontmoedigde niet, het spoorde juist aan om kritisch te blijven. Je begint gewoon opnieuw, grote jongen zijn. Als je genoegen neemt met tachtig procent kom je gauw op een glijdende schaal, dat is heel gevaarlijk. Ik was er altijd handig in me aan te sluiten bij goede acteurs. Na de toneelopleiding kon ik beginnen in een musical van Wim Sonneveld, dat zag ik als een mooie kans want ik wilde de cabareteske kant op. Maar dat contract - vierhonderd voorstellingen in zestien maanden - had ik beter niet kunnen tekenen: ik was toen absoluut niet goed genoeg voor musical, ik heb er nog lang nachtmerries van gehad.


Vrijdag 14 juni 2019

EN DAT VAN MIJN ABONNEMENTSCENTEN, SYLVIA!

Het komt niet vaak voor dat auteurs van opiniestukken in haar eigen Volkskrant dusdanig de toorn opwekken van Sylvia Witteman dat ze haar Wibra-tje ge- of misbruikt voor een oorwassing. Meestal gaan haar stukjes over leuke gesprekjes op straat die ze ‘toevalllig’ met toegespitste oortjes opvangt, maar de laatste tijd helaas ook te vaak over voor de lezer oninteressante familie-aangelegenheden. Stukjes die we al veel te vaak tegenkomen van columnisten die geplaagd worden door een gebrek aan inspiratie. Deze week nam ze echter aanstoot aan het door Michael Merry en Geert Driessen, respectievelijk hoogleraar Onderwijskunde en onderwijsonderzoeker, geschreven stuk over ongelijke kansen in het onderwijs.
‘De meeste verontrustende ongelijkheden zijn gesitueerd buiten de school: voorlezen, samen naar de bieb, huiswerkondersteuning, carrière-advies, buitenlandse excursies, bezoek aan musea, en sociale netwerken die ervoor zorgen dat het kind altijd de ‘beste’ opleiding krijgt. En hoger opgeleide ouders gaan deze privileges niet zomaar opgeven: ze betogen natuurlijk dat deze allemaal in het belang van het kind zijn’.
Deze passage werkte bij Sylvia als een lap op een rode stier.  Begrijpelijk, je wilt als ouder (en dat is Sylvia) het beste voor je kind en je haalt alles uit de kast om hem of haar zo goed mogelijk voor te bereiden op de keiharde realiteit van de boze buitenwereld en dus past het deskundigen niet om ongefundeerd af te geven op vermeende privileges. Maar ouders heb je nu eenmaal in alle soorten en maten. Hun opvattingen over wat het ‘beste is voor je kind’ kunnen mijlen ver uiteenlopen. Gelijke kansen is sowieso een utopie. Dat kom je niet tegen bij de media, de artiestenwereld, de gezondheidszorg, de journalistiek en dus ook niet bij het onderwijs, al was het maar omdat de ene mens nu eenmaal getalenteerder is dan de ander, en misschien ook wel over betere faciliteiten beschikt. Iedere discussie daarover is bij voorbaat vruchteloos.
Waarschijnlijk ingegeven door de nog niet geheel gezakte woede over de wateroverlast waarmee ze eerder in huiselijke kring te kampen kreeg, stelt Sylvia publiekelijk de vraag: Weet u wie hier een onverdiend privilege heeft? Het antwoord geeft ze uiteraard zelf. ‘De hoogleraar onderwijskunde die dergelijke perverse waanzin mag bedenken en publiceren. En dat (dit heb ik altijd al eens zonder ironie willen opschrijven) van mijn belastingcenten!’
Zo, dat heb ik eens even goed getypt. Met dat gevoel zal Sylvia ongetwijfeld haar laptop hebben dichtgeklapt. Hiermee was haar Wibra-tje voor deze dag weer gevuld en daar zal de belastinginspecteur in een latere levensfase blij mee zijn. Bedoeld of onbedoeld was dit ook een sneer in de richting van de chef opinie a.i. Frank van Zijl, die deze ‘onderwijsonverlaat’ toegang heeft verleend tot de kolommen van De Volkskrant. Wat ook een vraagtekentje oproept is waarom Sylvia haar gram geheel richt op de hoogleraar onderwijskunde (Michael Merry) die ze kennelijk niet bij naam wenst te noemen, en diens kompaan in het kwaad, onderzoeker Geert Driessen helemaal buiten schot laat.  Zou de laatste niet van ‘mijn belastingcenten’ betaald worden? Lijkt me onwaarschijnlijk!
Ik heb mijn hoofd al dikwijls gepijnigd over de vraag waarom Arnon Grunberg zijn arrogante onzinstukken, waarvoor hij ongebreideld de aardbol kapot vliegt, onbeperkt mag bedenken en publiceren in De Volkskrant. En hoewel ik dit filiaaltje van De Persgroep slechts op proef heb, roep ik na elke door Grunberg veroorzaakte geseling van oog en verstand: En dat van mijn abonnementscenten! Zo is het leven nu eenmaal, Sylvia. Een en al onrechtvaardigheid! Blijf ondertussen maar genieten van jouw schrijvers privilege. Dat gun ik je van harte.  Van mijn abonnementscenten!      


Dinsdag 11 juni 2019

EXPOSITIE "VERHALEN VAN OORLOG EN VRIJHEID" GEOPEND

Nooit geweten hoe de bekende Lenny Hamans aan haar voor een vrouw bijzondere voornaam is gekomen? In De Kring heeft ze dinsdagavond als onderdeel van de opening van de expositie ‘Verhalen van Oorlog en Vrijheid’ in sobere bewoordingen verteld hoe het zo gekomen is. Lenny is in 1945 te wereld gekomen in de Vrouwemadestraat waar haar ouders kort na de bevrijding in oktober 1944 een Engelse soldaat leerden  kennen. De bevrijder was geheel onbekend in Roosendaal en daarom besloot hij de ouders van Lenny de weg te vragen naar de zaal waar die avond een groot feest plaats zou vinden. 
De Engelse taal geheel niet machtig besloot het echtpaar Hamans de soldaat mee te nemen naar huis, zodat ze hem met behulp van aantekeningen de weg konden wijzen. De soldaat had zijn ogen natuurlijk niet in zijn zak en zag dat moeder Hamans in verwachting was. Van Lenny, zo zou later blijken. Hij beloofde de volgende dag terug te komen met een aantal cadeaus dat het jonge gezin goed zou kunnen gebruiken. Het bleef niet bij die ene keer. Na die eerste geslaagde visite bleef hij terug komen, nooit met lege handen,  en in de korte tijd die hem in Nederland gegeven was, mondde dat uit in een stevige vriendschap. Voor het leven, zou nog later blijken. De familie Hamans was natuurlijk dankbaar voor al die goede gaven, maar voelde zich tegelijkertijd in verlegenheid gebracht. Ze wilden zo graag iets terug doen, maar geld of goederen bezaten ze niet. ‘Dat geeft niet’, stelde de soldaat, Lenny geheten, hen gerust. ‘Maar ik zou het een hele eer vinden indien de baby naar mij vernoemd zou worden’.  De rest is geschiedenis. Eenmaal geboren heeft Lenny haar naamgever nog vaak ontmoet. Dat begon met een intense correspondentie die voor Lenny gelijk als Engelse taalles diende. Iedere keer stuurde de soldaat ‘zijn’ Lenny haar in het Engels geschreven brieven voorzien van commentaar retour, na haar taalfouten zorgvuldig gecorrigeerd te hebben. Begin jaren zestig was Lenny de taal op papier dusdanig machtig dat hij het hoog tijd vond worden dat ze het Engels ook goed leerde spreken. Om haar maar meteen in het diepe te gooien, nodigde hij Lenny uit voor een bezoek aan zijn woonplaats Londen. In sneltreinvaart leidde hij Lenny rond langs al het moois dat deze wereldstad  te bieden heeft. De soldaat Lenny is inmiddels overleden, maar het contact is nooit verwaterd. Integendeel zelfs, het ene jaar gaat de familie Hamans naar Londen, het andere jaar komen de nakomelingen van de bevrijder naar Roosendaal. Waar een toevallige ontmoeting in de Vrouwemadestraat toe kan leiden, wilde Lenny maar zeggen.
Naast Lenny deden nog vier oudere Roosendalers hun verhaal in een één-op-één interview met een jonge stadgenoot. Een meer dan symbolische koppeling, het is de bedoeling dat de jongere generaties de verhalen van hun opa’s en oma’s weer doorvertellen aan hun nazaten. Zo werd Piet Geleijns geïnterviewd door zijn eigen kleinzoon, aan wie hij het verhaal over het Engelse bombardement op 31 mei 1944 nogmaals mocht vertellen. Eerder deed hij dat op de bewuste dag bij het oorlogsmonument op de gesloten begraafplaats aan de Bredaseweg. Aansluitend werd de expositie in het Tongerlohuys geopend door wethouder Toine Theunis. Hij is ver na de Tweede Wereldoorlog geboren, maar ervaart het nog steeds als een bijzondere ervaring om door het centrum te lopen, waar zich zoveel oorlogsleed heeft afgespeeld. De tentoonstelling op de begane grond van het museum bestaat grotendeels uit historische foto’s, documenten en attributen uit die bewogen tijd. Maar er zijn ook beelden te zien van onder meer het Duitse bombardement op het station in mei 1940.
Een wezenlijk onderdeel van de expositie is de serie weekeindactiviteiten in en om het Tongerlohuys. Vanaf 29 juni wordt er iedere zaterdagmiddag zo’n activiteit aangeboden in of vertrekkend vanuit het museum. Hierbij wordt samengewerkt met diverse (lokale) partners, te weten: Battlefield Tours, Spirit, Vrienden van het Tongerlohuys en het VVV Roosendaal. Voor het complete programma, zie www.tongerlohuys.nl


Dinsdag 11 juni 2019

FOTOGRAAF TON SCHUTZ OVERLEDEN

Naar zaterdag pas bekend geworden uit een publicatie van Peter de Waard in De Volkskrant is de oud-Roosendaler Ton Schutz maandag 27 mei op 91-jarige leeftijd overleden. Schutz was de jongste in het bekende slagersgezin van elf kinderen (vier meisjes, zeven jongens) uit de Roosendaalse Molenstraat. Hij genoot landelijke bekendheid als persfotograaf van het ANP, maar als goochelaar trad hij ook een keer op voor koningin Juliana in paleis Soestdijk en voor Gerard van het Reve in de Allerheiligste Hart Kerk in Amsterdam.
Hoe zijn toekomst eruit moest gaan zien, stond voor de jonge Schutz al snel vast. Fotograferen was zijn lust en leven. Kort na de oorlog ging hij in de leer bij twee gerenommeerde Brabantse fotografen. In 1949 trok hij de stoute schoenen aan en stapte op de trein naar Amsterdam. Daar klopte hij brutaalweg aan bij het ANP dat toen nog gevestigd was aan het Damrak. Met een wijds, professioneel gebaar haalde Ton zijn map met foto’s tevoorschijn en was daarmee direct verzekerd van een baan. Ton was de jongere broer van de nu 97-jarige Roosendaalse kunstenaar Wim Schutz, die destijds als zevende in de rij ter wereld kwam. ‘Een van mijn broers is reeds op 59-jarige leeftijd overleden, maar voor de rest zijn we allemaal behoorlijk oud geworden. Ik ben met mijn 97 jaren de enige die nu nog over is’, aldus Wim Schutz die in september de 98 kruisjes hoopt aan te tikken. Wat hem ongetwijfeld gaat lukken, want de tijd lijkt maar geen vat op de oude meester te krijgen. Hij is nog vrijwel iedere dag in zijn atelier te vinden, waar hij zich naast het schilderen vooral toelegt op boetseren. Enkele jaren terug werd Wim door burgemeester Niederer verblijd met de Roosenspeld vanwege zijn grote verdiensten voor zijn geboortestad. In 2018 was er in het Bredase Chassé Theater nog een grote overzichtsexpositie te zien van zijn werk. Menigeen is van mening dat een dergelijk eerbetoon hem ook in zijn eigen ‘stadje’ ten deel moet vallen. Hoewel hij het overlijden van zijn nog enig overgebleven broer betreurt, kijkt Wim dankbaar terug op een mooie uitvaart, in aanwezigheid van een groot aantal van Tons vroegere vakgenoten en bekenden uit het theatervak.   
Uit het ‘Eeuwige Leven’, rubriek van Peter de Waard in De Volkskrant:
Als fotograaf had Ton een autootje, iets wat destijds vele artiesten zich nog niet konden permitteren. Op een keer reed ook Rudi Carrell met hem mee terug. ‘Zeg, Ton. Wat verdien je nu op zo’n avond met het maken van die foto’s’, vroeg Carrell. ‘Ach. Veertig gulden.’ ‘Wat zeg je? Veertig gulden! En ik krijg godverdorie maar 20 gulden. En daar moet ik de hele avond voor lullen.’ Schutz was tussen 1950 en 1988 fotograaf van het ANP. Hij maakte vele portretten van beroemde theaterpersoonlijkheden uit die tijd zoals Tom Manders, Toon Hermans, Greetje Kauffeld en Wim Sonneveld. Daarnaast was hij goochelaar onder de naam Ted Alton. Op 23 oktober 1969 trad hij op tijdens de geruchtmakende tv-uitzending met Gerard Kornelis van het Reve in de Allerheiligste Hart Kerk in Amsterdam, ter gelegenheid van het winnen van de P.C. Hooft-prijs.
In deze uitzending werd Reve geïnterviewd door Hans Keller en professor Gomperts en schokte hij de natie door de katholieke kerk een poppenkast te noemen en de paus Jan Klaassen. Op speciaal verzoek van de volksschrijver traden de bariton Herman Schey, de Zangeres zonder Naam, de jongleur Hans Hudson en Ton Schutz’ alter ego Ted Alton op. ‘Ook Reve was een keertje met hem meegereden na het maken van een foto. Ton vertelde hem dat hij ook goochelde en kampioen was geworden. ‘Dan moet je komen optreden in mijn programma’, antwoordde de volksschrijver’, vertelt Kees Funke Küpper, een bekend politiefotograaf en vriend van Schutz.
Nadat hij met pensioen was gegaan, ging Schutz documentaires maken. Hij maakte er een over de 40-jarige herdenking van de invasie op D-Day met onder meer koningin Beatrix. (over zijn broer Wim heeft Anton ook een boeiende documentaire gemaakt, het zou leuk zijn indien we die nog eens terug konden zien bij streekomroep Zuidwesttv of Omroep Brabant, JP). ‘Hij deed er vijf jaar over. Elk jaar gingen we langs de stranden van Normandië om beelden te maken van bunkers en kerkhoven’, zegt zijn echtgenote Ria Schutz-Swager. Hij schreef ook veel over film en filmapparatuur. Uit zijn eerste huwelijk had Ton een zoon die echter al in 2005 overleed aan een hartstilstand.
Ton zou in de loop van de jaren alle groten van het Nederlandse theater voor de lens krijgen: van Conny Stuart tot Willem Nijholt. Maar hij fotografeerde ook buitenlandse sterren als The Supremes, Ike & Tina Turner en David Bowie. Ria Schutz-Swager: ‘Na de voorstellingen van Joop van den Ende ging hij ’s morgens altijd foto’s afleveren bij Van den Ende thuis. Hij ontbeet mee. Daarnaast goochelde hij. ‘Hij had zijn zoon ooit een goocheldoos cadeau gedaan, maar die deed er niets mee. Toen is hij het zelf gaan doen en in 1962 werd hij Nederlands kampioen’, zegt zijn echtgenote. Hij trad ook een keer op voor voormalig koningin Juliana. Na een voorstelling waarbij van alle kanten duiven de paleiszaal in Soestdijk invlogen, riep prins Bernhard: ‘Zum Glück sind die Tauben nicht tot.’ Kees Funke Küpper noemt Schutz een bijzonder aimabele man, hoewel hij als fotograaf vaak haantje de voorste was.


Maandag 10 juni 2019

HOE NUREYEV OP HET NIPPERTJE ONTSNAPTE AAN DE USSR

De dag beginnen in het Roosendaalse City Theater met ‘The White Crow’,  de bijnaam van danser Rudolf Nureyev, in de wetenschap dat ’s middags de tennisfinale op Roland Garros tussen Nadal en Thiem wacht. Er zijn slechtere manieren denkbaar voor de invulling van Eerste Pinksterdag, zeker wanneer je de filmvoorstelling bij mag wonen in het gezelschap van een van de Toppers van het IQ Aarmoeinieke.  Vanwege de lengte wordt de 127 minuten lange film, onderdeel van het Cinema Paradisoprogramma, met een korte pauze vertoond. Ondanks de lange speelduur vertelt ‘The White Crow’ niet het gehele levensverhaal van de legendarische balletdanser van Tartaarse afkomst.  Alle scenes vormen een lange aanloop naar de beslissing die Nureyev op 16 juni 1961 op het vliegveld van Parijs moest nemen. Een beslissing die bepalend zou zijn voor de rest van zijn leven. Onder het wakend oog van het Comité voor Staatsveiligheid van de Sovjet-Unie besluit hij kort voor het inchecken asiel aan te vragen.
Hoe dat in zijn werk ging, vormt het dramatische hoogtepunt van ‘The White Crow’. Dit comité had het Kirov Ballet, waar Rudolf Nureyev deel van uitmaakte, uitdrukkelijk verboden tijdens de Europese tournee contact te zoeken met westerlingen.  Nureyev was er echter de man niet naar om zich te laten commanderen –tijdens een van de lessen stuurt hij zelfs de almachtige directeur van het gezelschap het repetitielokaal uit – en al vanaf zijn eerste stap op Parijse bodem laat hij zijn bewakers merken dat hij zich niets van hun bevelen wenst aan te trekken. In dit filmportret komt Nurejev (gespeeld door de Oekraiense balletdanser Oleg Ivenko) niet bepaald naar voren als een aangename persoonlijkheid. Vrijwel al zijn (arrogante) acties zijn gericht op zijn persoonlijke belangen.
Aanvankelijk was het niet de bedoeling van het Kirov Ballet Nureyev met zijn aangeboren rebelse, non-conformistisch karakter mee te nemen op deze tournee naar het Westen. Toen een andere danser uitviel, werd bij gebrek aan andere alternatieven toch besloten Nureyev aan het dansgezelschap toe te voegen. Voor de Sovjet-leiders was de tournee van cruciaal belang om Europa de culturele suprematie van de Russische cultuur te tonen. ‘De Sovjet-Unie bestaat nog maar kort en toch hebben we ‘ze’ (de Amerikanen) nu al ingehaald’, wijst een van de dansers betekenisvol op de krantenfoto van Yuri Gagarin die als eerste mens ooit een ruimtereis maakte . 
Nureyev maakt zich in Parijs na afloop van de premiere letterlijk als eerste los uit de Sovjetkring om onder het oog van zijn bewakers contact te zoeken met de Franse danscollega’s aan de overkant. Dat komt hem op een officiële waarschuwing te staan. Op het vliegveld wordt middels verschillende leugens alles uit de kast gehaald om hem toch in het vliegtuig naar Moskou te krijgen. Zo zou zijn moeder plots doodziek zijn geworden en moet hij zogenaamd terugkeren om een dansvoorstelling voor het Kremlin in het bijzijn van Chroetsjow te geven. Nureyev trapt hier niet in en weet met behulp van de Franse politie en een vriend uit de Franse elite te ontkomen aan de hete adem van de geheime dienst. Onderwijl checkt het Kirov ballet in voor een vlucht naar Londen, de volgende halte op de tournee. Hun paden zouden elkaar nooit meer kruisen. Helaas houdt de film daar op. De rest van zijn nog ruim dertigjarige levensloop moet het met enkele regeltjes doen.  ‘The White Crow’ schreeuwt dan ook om een deel 2, waarin Oleg Ivenko veel meer ruimte krijgt om zijn danskunsten te vertonen. Want het dansen, waar het uiteindelijk allemaal om te doen is, komt er maar bekaaid af in ‘deel 1’.  

Biografie:

Rudolf Nureyev werd in 1938 geboren in een trein nabij Irkoetsk en was van Tartaarse afkomst. In zijn jonge jaren bleek al zijn grote danstalent en op zeventienjarige leeftijd werd hij aangenomen op de dansschool van het Kirov ballet in Leningrad. Na zijn afstuderen bleef hij bij het Kirov dansgezelschap, waar hij onder begeleiding van de befaamde dansleraar Alexander Ivanovich Pushkin uitgroeide tot een bekende balletdanser binnen de Sovjetgrenzen. Ondanks zijn succesvolle vlucht wilde de KGB hem terug. Bevriende dansleraren en familie moesten onder druk van de KGB brieven schrijven waarin ze hem smeekten terug te komen. Maar Nureyev liet zich nooit vermurwen. Hij danste bij wereldberoemde gezelschappen en werd een idool en wereldster, mede door het verhaal rond zijn politieke asiel. Meermaals wilde hij kort terugkeren naar Rusland om zijn moeder te bezoeken, maar dit werd hem tot 1987 – toen zijn moeder op sterven lag – door de Sovjet- overheid verboden. Toen hij in 1991, inmiddels artistiek directeur van de Parijse Opera Ballet, zijn einde voelde naderen, maakte hij een laatste dansvoorstelling, La Bayadère, die hij ooit als jonge man had gedanst bij het Kirov-ballet. The White Crow – film van regisseur Palph Fiennes, met Oleg Ivenko, Cinema Paradiso – City Theater Roosendaal, gezien door Jaap Pleij op zondag 9 juni.  De volgende Cinema Paradisofilm die in het City Theater wordt vertoond is: ‘Le Grand Bain’, op donderdag 13 (20.30 uur) en zondag 16 juni (11.15 uur).
Naast ‘The White Crow’ is er ook een documentaire over het leven van Nurejev gemaakt. De recensies waren echter niet positief, getuige onderstaand voorbeeld.  
‘De minder sterke kanten doen verlangen naar een ander, beter portret van de briljante danser. Tegelijk laat de film, in zijn mooiere momenten, precies zien waarom Nurejev in zijn tijd zo’n ster was: naar hem kijken, al is het maar op gruizig archiefbeeld, is verslavend.
Daar komt bij dat zijn leven genoeg dramatisch materiaal bevat voor een hele reeks films. Zijn arme jeugd met een strenge vader die dansen afkeurt, zijn komeetachtige opkomst bij het Kirovballet in Leningrad, de stap naar het Westen – en dan moet de echte Nurejev-mania nog beginnen. Fans staan voor hem in de rij wanneer hij met Margot Fonteyn een dansduo vormt.
De Britse regisseurs David en Jacqui Morris, broer en zus, presenteren het allemaal in chronologische volgorde, een beetje gehaast, omdat ze niets willen overslaan. Tijd om de diepte in te gaan is er niet. Het maakt de film zowel overcompleet als frustrerend vaag; veel onderwerpen, zoals Nurejevs lange relatie met de Deense balletdanser Erik Bruhn, worden herhaaldelijk aangestipt zonder ooit tot leven te komen. Zelfs Nurejevs karakter blijft in nevelen gehuld. Over zijn beruchte driftaanvallen wordt slechts voorzichtig gesproken; de danser staat in deze film ferm op een voetstuk.
De makers hadden de beschikking over een schat aan beeldmateriaal: opnames van befaamde dansuitvoeringen, maar ook van televisie-interviews, waarin Nurejev zich een geestig en charismatisch spreker toont. Het wordt aangevuld met interviewcitaten en moderne dansscènes waarin, tussen kunstsneeuw en kartonnen decors, scènes uit Nurejevs leven worden uitgebeeld. Volledig onnodig, deze toevoeging, in een toch al overvol en rommelig geheel. Eén ding weet de documentaire glashelder over te brengen: niets kan op tegen de beelden van een dansende Nurejev.


Zaterdag 8 juni 2019

MOETEN WIJ NU ECHT ZO VEEL?

Het was een stelling die op 2 mei boven kwam drijven tijdens de lezing ‘Trouwerijen’ verzorgd door  vicaris-generaal Vincent  Schoenmakers van het Bisdom Breda in restaurant ’t Trefpunt van Huize St. Elisabeth in Roosendaal. ‘Maar onze generatie moet ook zoveel.  Ik moet een goede moeder voor mijn kinderen, een aantrekkelijke- en levenslustige partner voor mijn echtgenoot en een toegewijde zorgmedewerker voor de bewoners van dit huis zijn. Dat benauwt wel eens en brengt mij soms letterlijk in ademnood’,  zo reageerde een van de aanwezigen op het onderwerp ‘huwelijken vroeger en nu’.  Was dominee Gremdaat nog maar op de buis. ‘Wij moeten ook zo veel’ is een stelling die hij ongetwijfeld vanuit een originele gezichtshoek had belicht.  Wordt hier ‘moeten’ niet verward met ‘willen’?  En zou de stelling eigenlijk niet moeten luiden ‘Wij willen ook zoveel’.  Het is goed om te bedenken dat we in een tijd leven waarin we vanuit onze thuissituatie steeds minder ‘moetjes’ krijgen opgelegd, en de eigen keuze geheel centraal staat in onze toekomstplanning. 
Let wel: er is niemand die jou verplicht een relatie aan te gaan, om vervolgens in het huwelijk te treden en kinderen te produceren. ‘Nestelen’ is niet bij wet geregeld. Evengoed kun je er voor kiezen als vrije vogel de wereld in te trekken, en dan maar zien wat je daar allemaal komt aanwaaien. Of niet, maar dat is ook een avontuur. Natuurlijk ligt hier wel het  ‘gevaar’  van een eenzame oude dag op de loer als dat avontuur geen happy end kent. Maar dan heb je in ieder geval je droom nagejaagd en kun je jezelf niets verwijten, zoals in het liedje ‘Water bij de Wijn’ van Wim Sonneveld.   
Zo simpel ligt het echter lang niet altijd. Veel mensen kampen met het probleem dat ze zichzelf een te hoge geldingsdrang opleggen.  Als kind leef je in het moment, vrij van gedachten, vrij van dwang.  Triest genoeg is deze periode niet van lange duur. Met het klimmen der jaren ontstaat in onze hersenpan een mysterieuze laag van verwachtingen, teleurstellingen, onzekerheid, angsten en neuroses.  Als die laag onze gedachten gaat beheersen, kan dit een bedreiging gaan vormen voor ons verlangen naar vrijheid.  Al die lagen samen laten een stemmetje ontstaan in je hoofd. Een stemmetje dat de neiging heeft om veel te hoge eisen te stellen, zoals ‘ik moet eerst die klus afmaken voordat ik naar die voetbalwedstrijd op tv mag kijken’. En natuurlijk duurt dat klusje veel langer dan gepland en voordat je er erg in hebt is de strijd op de groene mat al gestreden zonder dat jij er getuige van was.   De kunst en de uitdaging is jezelf er van te doordringen dat er in feite maar heel weinig echt moet. ‘Minder willen’  is daarbij het uitgangspunt. Je kunt nu eenmaal niet alle theatervoorstellingen, exposities, films en landen met eigen ogen zien. Minder maar meer bewust is in dit geval meer! Probeer dus uit alle macht dat ‘stemmetje’ het zwijgen op te leggen.   
‘Moeten’ is echter niet per definitie negatief. Zo denkt althans Jan Slagter, directeur van Omroep Max. In het magazine van deze week werpt hij zich op als beschermheer van oudere, vereenzaamde zielen.  ‘Ik vind ook dat hulp aan eenzame mensen duurzaam moet zijn: daarom willen we dit jaar een proef starten met een zogeheten MAX MEETING POINT (MAX CAFE).  Letterlijk en figuurlijk een warme plek waar alleenwonende ouderen elkaar kunnen ontmoeten bij een kopje koffie en een luisterend oor vinden’, zo meldt hij ferm.
Een sympathiek idee van de gedreven omroepbaas, maar gelukkig wel wat achterhaald. Steeds meer zorginstellingen nemen ook op dit terrein hun verantwoordelijkheid door zelf dit soort ontmoetingspunten te creëren. Zo ook in St. Elisabeth in Roosendaal waar onder grote belangstelling begin juni de STAMTAFEL feestelijk werd geopend. Op deze eveneens warme plek kunnen ALLE buurtgenoten en de bewoners van de zorginstelling elkaar in een prettige ambiance ontmoeten. Leeftijd is daarbij geen factor. Het deed de ouderen deugd dat er ook heel wat jeugd bij de opening aanwezig was. Dat laatste aspect mis ik wel in de MAX-filosofie. Ouderen willen niet (alleen) contact leggen met leeftijdgenoten, maar vinden het vaak juist van groot belang om ook met jongeren en kinderen van gedachten te wisselen. En gelukkig is dat gevoel niet zelden wederzijds. Niet duidelijk is of ook huisdieren welkom zijn om aan te ‘schuiven’ bij de STAMTAFEL, maar dat lijkt me wel een pré. Net als in een echt café kent de STAMTAFEL geen generatiegrenzen,  en dat allemaal onder het motto ‘Van Jong geleerd geeft veel ouderenplezier’. Andersom is natuurlijk ook het geval!


Zaterdag 8 juni 2019

'DONOR MAFFIA' STOND CENTRAAL TIJDENS THRILLERTOPPERS

Wat doet een boek met je en met welke intenties heeft de auteur het volgens jou geschreven? Deze twee vragen in een stonden vrijdagavond centraal in de zithoek van Parrotia gedurende de Proeverij Thrillertoppers. Belangstellenden waren opgeroepen om een persoonlijk licht te laten schijnen over hun  favoriete thriller of auteur. Zeven ‘lettervreters’ hadden van deze mogelijkheid gebruik gemaakt om boeken te bespreken van onder anderen Terry Hayes, Lee Child, Herman Heinsbroek, Peter James, Jean-Luc Bannalec en Arnaldus Indridason. De in brede literaire kringen inmiddels bekende auteur van Roosendaalse bodem Walter Schneiders was als ‘special guest’ uitgenodigd om een toelichting te geven op en vragen te beantwoorden over zijn meest recente thriller ‘Donor Maffia’.

Het boek is reeds eind mei officieel gepresenteerd (onder anderen Art Waldeman en Thijs Romer verhinderden mij toen in De Kring getuige te zijn van dit feestje) maar Schneiders toonde zich graag bereid om ten tweede male ten tonele te verschijnen, en dat onder het motto ‘je kunt met mij alle kanten op’. Voor ‘Donor Maffia’ begaf hij zich in de richting van het rustieke Denemarken, waar hij het spannende avontuur van journalist Tom Daalmans op schrift stelde. Na de scheiding van zijn vrouw Anne komt zijn tot dan toe zo evenwichtige leven finaal op zijn kop te staan. Om de rust in zijn hoofd te hervinden, besluit Daalmans om op adem te komen in Denemarken, waar hij via de ‘heerlijke Ilse’ en de flamboyante kapitein Rob deel uitmaakt van  bizarre- en amoureuze situaties. Ongemerkt raakt hij verzeild in het netwerk van de ‘Donor Maffia’. Schneiders snijdt daarmee een actueel thema aan. ‘De onderwereld infiltreert steeds dieper in de echte wereld van miljonairs, advocatuur, politiek en politie, en dat allemaal ten koste van onschuldige slachtoffers. In de donorwereld gaat vanwege het letterlijke levensbelang immers heel wat (zwart) geld om’.

De auteur heeft er een traditie van gemaakt om het verhaal te schrijven in het land waar het zich afspeelt. Gewoon thuis of elders in Nederland schrijven is geen haalbare kaart voor Schneiders. ‘Ik ben dan veel te snel afgeleid. Ik kom al schrijvend pas tot bloei in stilte en afzondering. Zo ben ik bij mijn vorige boeken, ‘Strak Gekust’ en ‘Hield Copernicus van wodka?’, ook te werk gegaan, en dat beviel prima’, hield hij zijn gehoor voor.  Bij het ruisen der denkbeeldige Deense golven liet Schneiders zijn fantasie de vrije loop, waarbij hij zelf ook voor diverse verrassingen kwam te staan. ‘Ik heb me van het ene- in het andere avontuur’ laten rollen en zo kwam Tom Daalmans op mijn pad’. De auteur vergat niet te vertellen dat al dat gerollebol door zijn steun en toeverlaat Maria Genova sterk geredigeerd in een strak keurslijf is gestoken.

Dat resulteerde uiteindelijk in een 192 pagina’s dikke roman, oftewel - althans volgens de auteur-  ‘in een boek dat u niet weg legt, maar in één adem gaat uitlezen’. ‘Donor Maffia’ , winkelprijs 20,50 euro, is verkrijgbaar via www.leeswalterschneiders.com , Uitgeverij Boekscout uit Soest, ISBN 978-94-638-9215.5.


Vrijdag 7 juni 2019

WONDERBAARLIJKE VOORSTELLING OVER UBU

Het gebied rondom ligt al maanden op de schop. Dat verhinderde de Roosendaalse Comedie echter niet om hun bewerking van ‘Ubu Roi’ in The Loods aan de Oostelijke Havendijk te situeren. De premiere donderdagavond trok een flink aantal bezoekers die zo ongeveer het gehele ledenbestand van de Comedie voorgeschoteld kregen. Dit van oorsprong Franse toneelstuk van Alfred Jarry is in een zodanig absurd jasje gestoken dat in de pauze en na afloop druk werd gediscussieerd over de vraag of het hier nu ging om een parodie op het absurdisme of dat het om puur absurdisme in zijn uiterste vorm ging. Net als in de wereld van de kunst kan iedere bezoeker maar beter zijn eigen afweging maken. Het publiek werd niet bepaald gespaard bij het aanschouwen van al deze dolle fratsen.  Gezeten op krukken (een enkele gelukkige zoals uw verslaggever in een bureaustoel met rugleuning) kregen ze een verhaal voorgeschoteld dat constant van podium en decor wisselde. Het is niet waarschijnlijk dat iedereen het gehele verhaal heeft kunnen volgen.
Een zeer gerespecteerd collega zei dat hij het gebodene eerst maar eens even moest laten bezinken alvorens met een eindoordeel te komen. Niet zo vreemd, bij de eerste opvoering in Le Livre d’Art in 1896 zat het publiek na het doven der podiumlichten ook met heel wat vragen. Later is ‘Ubu Roi’ ergens tussen het surrealisme en dadaisme (de kunstenaars van dada hielden zich bezig met mengvormen van beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp) geplaatst, waarvan het in eerste instantie als een voorloper werd beschouwd. Het auteurschap van Jarry stond al snel ter discussie.  ‘Ubu Roi’  is namelijk gebaseerd op een parodiërende toneeltekst van twee schoolvrienden van Jarry, met als inspiratiebron hun gezamenlijke natuurkundeleraar Les Polonais. Jarry heeft deze oertekst echter wel stevig bewerkt, en zodanig aangevuld dat de middelbare-schoolgrap tot de status van professioneel toneel werd verheven. In de plot bracht Jarry tal van verwijzingen aan naar klassiekers als Macbeth, Hamlet en The Tempest van Shakespeare. De titel is een verwijzing naar Koning Oedipus van Sophocles.
Jarry gebruikt deze ingrediënten voor een frontale aanval op de typische theaterganger van zijn tijd: de Parijse burgerij. Hij vergroot diens laagste eigenschappen tot absurde proporties en projecteert deze op een in de basis traditioneel koningsdrama. Het resultaat is het monster père Ubu: een lui, geldzuchtig, egoïstisch, vraatzuchtig, achteloos wreed, vulgair, dom, laf en geniepig persoon. Jarry confronteert de theaterbezoeker met diens laagste driften en behoeften en maakt tegelijkertijd diens bezoek aan het toneel als verheven bezigheid belachelijk. De hoofdpersoon van het toneelstuk is François Ubu, die door iedereen Père Ubu (Vader Ubu) wordt genoemd. De primitieve, laffe, vraatzuchtige en machtsbeluste Père Ubu wordt door zijn vrouw Mère Ubu aangespoord om zich middels een bloedbad te ontdoen van koning Vencislaus en zijn familie en zo de troon te bestijgen. De Roosendaalse Comedie heeft al deze ingredienten verwerkt in een overweldigend spektakelstuk, dat hoe warrig soms ook, veel aandacht voor detail tijdens het repetitieproces verraadt.
Wie zich niet laat afschrikken door een avond kontdraaierij vanwege het geringe zitcomfort en de constant in hoog tempo van podium wisselende scenes staat een avondje wonderbaarlijk toneel te wachten. Met veel stof voor discussie na afloop. Onder de bezoekers tijdens de premiere-avond was Hein Ceelen, voormalig theaterconsulent van het Centrum voor Amateurkunst Noord-Brabant en destijds aanjager van de jaarlijkse toneelavond in het Verkadehuis waar alle opgevoerde producties door de Roosendaalse toneelverenigingen in breed verband onder zijn leiding werden besproken. Toen de subsidie voor dat project werd stopgezet, was het direct gedaan met het gezellige samenzijn in het Verkadehuis. ‘Ik ben en blijf natuurlijk in de allereerste plaats een toneelliefhebber.  Aan die toneelavond bewaar ik zulke prettige herinneringen dat het mij heel wat waard is om de contacten met de verenigingen warm te houden. Bovendien ben ik heel benieuwd hoe ze zich in artistieke zin verder ontwikkelen’. Een locatievoorstelling mag deze productie van de Comedie in zijn visie niet genoemd worden. ‘Als je op locatie speelt, dient die locatie iets wezenlijks toe te voegen aan het decor of het spel. Dat is deze Loods niet het geval. Het is alleen een alternatieve plaats van handeling’. De Roosendaalse Comedie wacht na dit bonte toneelstuk nog een stevige uitdaging. Ze is dit jaar aan de beurt om het tweejaarlijkse Theater-Op-Locatie (kortweg TOL) te organiseren, dat gaat plaatsvinden op 20, 21, 28 en 29 september. Vanuit Café De Ram wandelen de bezoekers naar de diverse theaterlocaties. Reserveren daarvoor kan nu al via www.de-comedie.nl  

         
Ubu Roi – De Roosendaalse Comedie, tekst Alfred Jarry, bewerkt en geregisseerd door Mariette Haazen. Spel: Anneke Lips, Anton Bruglemans, Conny de Rooij, Ellie Hoevenaars, Jakkob Scheepers, Jeanette Olthof, Judith Ambachtsheer, Marco van Loon, Merijn Backx, Nienke Raatgreep, Ron van Meel en Sonja van den Biggelaar.  Techniek: Frans de Monnink en Gijs de Rooij. Gezien door Jaap Pleij op 6 juni in The Loods aan de Oostelijke Havendijk. Daar nog te zien op 7, 8, 12, 13 en 14 juni.


Donderdag 6 juni 2019

VERKOPEN IS EEN KUNST DIE NIET IEDEREEN VERSTAAT

Laatst zag ik in een SF-film een scène die me nogal integreerde. Man loopt aan boord van een geheel verlaten ruimteschip de uiterst nette bar in waar hij vriendelijk wordt begroet door de robotbarman die hem prompt van de gewenste whisky voorziet.  Als de robotbarman zich daarna omdraait om verder te gaan met de taak waar hij aan bezig was –het zorgvuldig schoonpoetsen van de glazen- vraagt de man zich publiekelijk af waarom hij dat eigenlijk doet, terwijl er verder toch niemand aan de bar zit. Wat volgt is een leerzaam levenslesje.  ‘Ach meneer’, zegt de robot met keurige Engelse tongval. ‘Klanten vinden het heel vervelend als ze bij het consumeren van hun drankje constant worden aangestaard door een barman die ogenschijnlijk niets om handen heeft. Het poetsen van een glas, tot vervelens toe, is niets meer dan een afleidingsmanoevre. Dan voelen beiden zich beter op hun gemak en krijgen ze ook niet het gevoel dat ze per se iets tegen de ander moeten zeggen’, begrijpt u?’ Nu vertoef ik niet zo vaak in horecagelegenheden, maar bij het eerstvolgende bezoek aan De Kring besloot ik dit toch eens voor te leggen aan een sympathieke gerant die een zekere reputatie geniet vanwege zijn sociale vaardigheden en vriendelijke oogopslag. Bovendien is hij altijd opvallend vriendelijk tegen mij, en dat ben ik de laatste tijd niet meer gewend in Roosendaal.
Al glazen inschenkend voor de bezoekers  die ieder moment uit de grote zaal kunnen aanstormen, bevestigt hij de stelling van zijn filmdoekcollega.  ‘Inderdaad, dat leer je al bij de opleiding.  Het is een basisvoorwaarde dat de bezoeker zich op zijn gemak en dus welkom voelt.  Als de gast behoefte heeft aan wat aanspraak, dan voel je dat snel genoeg aan en ga je daar uiteraard op in. Maar als hij (de bezoeker is zelden een eenzame vrouw)  stilletjes voor zich uit gaat zitten staren en rustig zijn drankje drinkt, laat je hem  gewoon met rust.  Het  droog wrijven van de glazen is dan inderdaad een welkome bezigheid.  Je mag hem nooit het gevoel geven dat je hem de zaak zit uit te kijken. Dan ben je een slechte gastheer’.  Ik dacht laatst terug aan dit babbeltje bij een bezoek aan een plaatselijke rommelmarkt.  Een van de kramen was dicht geplamuurd met uiteenlopende handelswaar.  Achter de kraam sloegen acht ogen de argeloze bezoeker die het waagde de handelswaar te betasten argwanend gade. Hij zou immers met iets van zijn gading kunnen weglopen zonder eerst zijn portemonnee te hebben getrokken.  Het gezin van ad hoc verkopers had geen enkel risico op omzetderving genomen.  Naast de kraam stond een vijfde familielid, waarschijnlijk een vrijgezelle oom met teveel vrije tijd, klaar om in te grijpen als de snuffelaar het waagde het met mijn en dijn niet zo nauw te nemen.  Deze aanpak had succes. Werkelijk niemand durfde de kraam zelfs maar te benaderen.  ‘Ga glazen poetsen en laat de klant op zijn gemak een beetje snuffelen’, was in dit geval een bijzonder wijze verkoopraad geweest.                      
Ondanks het plezier dat ik aan het gesnuffel op boeken- en rommelmarkten beleef, moet ik helaas toch nog enkele kritische noten kraken.  Triest genoeg weten veel (meestal ad hoc)kooplieden niet hoe ze hun kraam of tafel op een aantrekkelijke wijze voor de koper  moeten inrichten. Als ik een doos gevuld met boeken of DVD’s slordig weggezet ziet onder de tafel – of erger nog, ergens ver achter de verkoper- kan ik wel ‘janken’ van verdriet.   Zou de verkoper nou echt denken dat hij op deze manier iets uit die doos verkoopt? Een goede, overzichtelijke  presentatie is het halve verkoopwerk. Een nuttige wenk: als je een partij boeken, DVD’s  of nog liever strips in de aanbieding hebt, plaats deze dan zodanig in een doos dat de aspirant-koper ze ongeveer op buikhoogte gemakkelijk achter elkaar kan bekijken.
Maak de doos dus niet al te vol,  en wat ook belangrijk is: zorg voor een duidelijke prijsvermelding. Nederlanders hebben er nu eenmaal een hekel aan om telkens bij de verkoper naar prijzen te moeten informeren, zeker als de verkoopmeneer nogal ver van zijn tafel af zit.  Belast ook geen jonge kinderen met de verkoop. Veel mensen vinden het vervelend om zaken te moeten doen met een kind.  Als verkopende partij mag je best oogcontact maken met de klandizie, maar spreek de mensen die belangstellend naar je spullen staren niet te snel aan. Ook daar is de gemiddelde Nederlander niet van gediend. Een mevrouw die heel trouw met DVD’s en boeken op de maandelijkse rommelmarkt in buurthuis ’t Dijksteeke staat of stond, heeft of had dat uitstekend begrepen, ik ben er inmiddels een tijd niet meer geweest. Tussendoor gaf ze zelfs een welgemeend advies door een waarde-oordeel te vellen over het kijkgenot dat door de handen van de snuffelaar ging. Organisatoren kunnen dit proces positief beïnvloeden door een prijsje voor de meest aantrekkelijke kraam in het vooruitzicht te stellen. Geef de bezoekers ook de gelegenheid om suggesties te doen. Daar varen alle partijen alleen maar wel bij.
Wat ik voorts nog steeds betreur, is dat met het wegvallen van de ZuidWesthallen de groots opgezette snuffelmarkten van Ton Linssen uit Roosendaal zijn verdwenen en er nog steeds niets voor in de plaats is gekomen.  Ik heb er bij het gemeentebestuur al vaak voor gepleit om maandelijks of tweewekelijks een groots opgezette snuffelmarkt op de Nieuwe Markt mogelijk te maken. Helaas lijkt dit College uit het oog te verliezen dat de Nieuwe Markt nog steeds de functie heeft van activiteitenplein. Als je het te vol gooit met groenparkjes, fonteintjes en meer van die goed bedoelde vulling dreigt die functie in het gedrang te raken.  Pas ook op dat het geen hangplek wordt. Stimuleer als gemeente dat er regelmatig wat te beleven is op de Nieuwe Markt. Nodig het verenigingsleven (sport en cultuur) uit om regelmatig demonstraties en presentaties te verzorgen. Het ledenbestand zal daar wel bij varen. Roosendaal telt tal van kleine evenementjes die op eigen kracht niet in staat zijn om het publiek langdurig aan zich te binden. Ook voor dat doel kan het ‘snuffelmarktwapen’ worden ingezet. Een Muziekfestivalletje of een stadslunch krijgt pas sfeer als er voor de bezoekers naast de muziek nog wat meer te beleven is.  Een goedgevulde kraam doet wonderen en zorgt voor de nodige afleiding. 


Woensdag 5 juni 2019

EN DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN ROOSENDAAL IS...........

Dat wordt, althans volgens de krant, hoogstwaarschijnlijk donderdagavond na afloop van de gemeenteraadsvergadering bekend gemaakt. Mits het niet te laat wordt, want deze onthulling moet natuurlijk wel goed landen en als het kan de krant van de volgende dag nog halen. Een grote verrassing zal het voor de raadsleden niet (kunnen) zijn, want sinds geruime tijd heeft de lokale volksvertegenwoordiging een zware zo niet doorslaggevende stem in het kapittel. Volgens velen is dat democratisch gezien een flinke verbetering ten opzichte van de oude situatie toen de Commissaris der (toen nog) Koningin zo ongeveer op eigen houtje de benoeming van de burgemeester regelde.
Daar is iets voor te zeggen, maar ook heel wat tegen in te brengen. Het is helaas zo dat de gemeenteraad gezien de lage opkomst bij de verkiezingen (onder de vijftig procent) niet representatief is voor de gehele bevolking. Stel dat een van de gegadigden zich regelmatig kritisch ten opzichte van de gemeenteraad heeft opgesteld, dan zal dit zijn kansen niet bepaald bevorderen. Het risico op kinnesinne is dus bijzonder groot. Het benoemingsproces wijkt in de provincie Brabant in één opzicht af van de rest van Nederland. De vertrouwenscommissie krijgt hier inzage in alle sollicaties, terwijl in alle andere provincies de Commissaris der Koning de eerste voorselectie maakt. Maar met het bestuderen der sollicitaties was deze keer niet veel tijd gemoeid. De Commissaris van de Koning Wim van der Donk had geheel andere aantallen in gedachten dan de elf die er uiteindelijk op zijn bureau terecht kwamen. Voorzitter Cor Gabriels van de vertrouwenscommissie kon daar (naar buiten toe) niet zo mee zitten. ‘Het is wat het is. Als de beste kandidaat er maar tussen zit, daar gaat het om. Dan kunnen vijf sollicitanten ook genoeg zijn’, liet hij in de krant optekenen. De woordvoerder van  Van der Donk sloot zich daarbij aan: ‘Zo'n laag aantal komt wel eens voor, maar gezien de kwaliteit van de kandidaten maakt de commissaris zich voorlopig geen zorgen’. Toch was de geringe belangstelling in maatschappelijk opzicht wel aanleiding voor discussie. Zo werd er op gewezen dat Roosendaal in tegenstelling tot Bergen op Zoom en Steenbergen al jaren in bestuurlijk en financieel rustig vaarwater verkeert. Roosendaal geniet een degelijke reputatie als logistieke hotspot, waardoor diverse grote bedrijven er bewust voor kozen om zich binnen onze gemeentegrenzen te vestigen. In de afgelopen bestuursperiode haalde Roosendaal  met de Associate Degrees Academie bovendien eindelijk hoger onderwijs binnen, wat al een lang gekoesterde wens was van de lokale politiek.
Rest natuurlijk nog de vraag welke naam er donderdagavond uit de hoge hoed rolt. Bij een voorbeschouwing publiceerde BN/DeStem een grote portretfoto van Steven Adriaansen, oud-wethouder van Roosendaal en huidig burgemeester van de gemeente Woensdrecht. Geregeld maken wethouders van middelgrote gemeenten op termijn de stap om burgemeester te worden van een kleinere gemeente. De weg die Steven Adriaansen dus ook heeft bewandeld. Maar het zou voor hem een logische vervolgstap zijn om vanuit die functie een opstapje te maken naar het burgemeesterschap van een grotere gemeente, in dit geval tevens zijn geboortestad. Dan is de bestuurlijke cirkel rond. Over pakweg twaalf jaar (twee termijnen) is Adriaansen dan nog jong genoeg om zijn reeds imposante bestuurlijke carriere een (geheel ander) vervolg te geven. Ik heb geen idee of hij daadwerkelijk heeft gesolliciteerd, maar het is wel het meest logische scenario. Uiteraard wil ik donderdagavond niet zeggen ‘Ik heb het altijd wel gedacht’, en daarom nu vast mijn prognose. MARK MY WORDS!; Steven Adriaansen wordt de volgende burgemeester van Roosendaal.


Dinsdag 4 juni 2019

DE VERLEIDERS WAARSCHUWEN VOOR GEVAREN BIG DATA

De verleiders gingen er direct goed voor zitten in het Bredase Chassé Theater.  Het massaal opgekomen publiek kreeg door de op kantoorstoelen gezeten heren een aantal prangende vragen voorgelegd over een wereld ‘waar al het nieuws dat jij ziet wordt bepaald door jouw salaris, jouw adres en wie jouw vrienden zijn. Stel je een wereld voor waarin je nooit in aanraking komt met nieuwe ideeën. En waar je geen geheimen mag hebben’. In zo’n wereld leven we nu in 2019, althans in de visie van Pierre Bokma, Victor Low, George van Houts, Tom de Ket en Leopold Witte. Orwells 1984 is met enige vertraging dus toch realiteit geworden. Dat de grote massa zich daar niet tegen verzet, en het allemaal maar op zijn beloop laat, vinden de heren ronduit onbegrijpelijk en uitermate verontrustend. We hebben immers toch niets te verbergen! Wie zich zo naïef opstelt, krijgt de volle laag. Aan de hand van een aantal indringende voorbeelden, proberen De Verleiders aan te tonen dat iedereen geheimen heeft die niet onthuld mogen worden. Maar ze gaan nog een stapje verder in ‘Niksteverbergen’. ‘Jij hebt ook geheimen waarvan je zelf niet eens weet dat ze bestaan’, wijzen ze met priemende vingers in de richting van een argeloze bezoeker.   


De Verleiders hebben inmiddels een duchtige reputatie opgebouwd met hun scherpe theaterstukken over de moraal aan de top van het bedrijfsleven en onze financiële handel en wandel. In deze spraakmakende productie richten zij hun pijlen op de handelaren in big data. De Facebooks, Apples, Googles en Übers van deze wereld. Bedrijven die nu een ongekende macht hebben en zich verheven voelen boven elke wet. Deze bedrijven weten alles van ons. Maar wat houden zij voor ons verborgen? Naar het schijnt heeft het vijftal aan het begin van de voorstelling geruime tijd een grap gemaakt over hun optreden in De Wereld Draait Door dat nogal wat commotie veroorzaakte. Ter promotie van deze voorstelling gaven zij een aantal pregnante voorbeelden hoe overheid, bedrijven en inlichtingendiensten de privacy schenden door ons gedrag op internet nauwlettend in de gaten te houden. Allerlei data-experts buitelden over de boude stellingen van de heren heen. De theatermakers wisten zelfs een gevoelige snaar te raken bij minister Ollongren die zich geroepen voelde om het voor de zwaar bekritiseerde AIVD op te nemen.
Die grap lieten ze nu achterwege. Maar uiteraard werden ook in het Chassé Theater met veel verbaal geweld allerlei complottheorieën ontvouwd, ingebed in een raamwerk waarin het publiek een inkijkje wordt gegund in de onvoorspelbare gedachtengang van een door de overheid ingestelde Commissie Privacy. Een wetenschapper/cultuurfilosoof, zakenman, AIVD-manager en een vertegenwoordiger van het gewone volk moeten binnen deze commissie tot een eensluidend advies aan de regering zien te komen. Al die feitelijke informatie, die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, levert heel wat voer tot discussie op en dat pakt in theatraal opzicht aanvankelijk goed uit. In het tweede gedeelte leidt deze overdaad aan betogen echter tot metaalmoeheid. Gelukkig wordt de rol van Pip Zaal - de voorzitter van de commissie – vertolkt door Pierre Bokma. De rasacteur kruipt moeiteloos –slechts met behulp van een klein haarknotje- in de huid van een zestigjarige vrouw , een typische professionele, alleenstaande hardwerkende tante die haar medecommissieleden met ferme hand bij de les houdt. Wanneer een van de mannen amoureuze avances maakt, verliest  ze echter op ongeloofwaardige wijze haar doortastendheid. Zelfs een professionele verleider is niet tegen elke verleiding bestand. Van Houts en De Ket, die vroeger samen een cabaretduo vormden en reclame maakten voor het koffiemerk Kanis & Gunnink, hebben wederom alle teksten voor hun rekening genomen.
Ze hebben werkelijk alles uit de kast gehaald om dit soort overheidscommissies, stijf staande  van het gekonkel, de onderlinge chantage, de baantjesjagerij en het gesjoemel met cijfers – in een messcherp satirisch jasje te steken. Helaas viel ook nu weer Victor Low als Henk Boels (de gewone man – in dit geval een stukadoor in de WAO) in negatieve zin buiten de toon. Löw zet zijn toch al zo cliche-achtig personage neer als een eendimensionale dombo met een grote smoel, die hij helaas te vaak luidkeels opentrekt, wat afbreuk doet aan de voorstelling als geheel. Een paar keer stappen de acteurs uit hun rol om ons bij te praten over onderwerpen als Syri, PSD2 en The Frightful Five (Amazon, Apple, Google, Facebook, Microsoft). ‘We denken dat we googelen, maar we worden gegoogeld’. luidt hier de boodschap.  ‘Wie bij voorbeeld kunstmest inslaat in een moslimwijk, speelt zich door zijn koopgedrag al aardig in de kijker van de recherche. ‘De smartphone is de sarcofaag van onze ziel’, sturen De Verleiders de bezoekers met een allerminst gerust gevoel terug naar huis. Dat was nu ook niet helemaal de bedoeling en daarom gaf Van Houts na het slotapplaus (diverse mensen waren toen al vertrokken) het publiek drie tips mee om verstandig(er) met internet om te gaan. 


De Verleiders - Niksteverbergen door Bos Theaterproducties, tekst: George van Houts en Tom de Ket, regie Aat Ceelen. Gezien donderdag 30 mei in het Chasse Theater in Breda


Maandag 3 juni 2019

FILMBIOGRAFIE ELTON JOHN BUITENGEWOON BOEIEND

‘En jij dacht nog wel dat het uitverkocht zou zijn’, lachte een blonde vrouw vrijdag in de vooravond tegen haar vrouwelijke metgezel bij het binnenlopen van zaal 4 in het City Theater. Die vrees was wel heel ongegrond. Slechts een handjevol belangstellenden was op de tweede vertoning van ‘Rocketman’ in Roosendaal afgekomen. Maar het was die avond dan ook wel erg lekker weer. De komende weken zal het ongetwijfeld stormlopen, want deze filmbiografie over het leven van de Engelse superstar Elton John is buitengewoon boeiend en verdient volle zalen. De extravagante superster uit Engeland voldoet aan alle voorwaarden voor zo’n eerbetoon met eeuwigheidswaarde.  Het woord kleurrijk is hem (letterlijk) op het lijf geschreven, zijn scala aan hits bestrijkt een lange periode in de popmuziek en ook zijn leven bevat genoeg drama voor een onderhoudend filmavontuur. ‘Rocketman’ is opgebouwd uit twee delen. In het eerste gedeelte zien we hoe zijn voorliefde voor extravagante kostuums langzaam tot bloei komt, en in de aansluitende raamvertoning hoe hij uiteindelijk vrede met zichzelf vindt en zijn leven goed op de rails weet te zetten.
De eerste scene speelt zich af tijdens een therapiesessie waarin John gekleed in een fantasy-uitdossing terugblikt op zijn turbulente leven. En passant somt hij ook nog even zijn vele verslavingen op, zodat de kijker direct de boodschap meekrijgt: het is een wonder dat hij de 72 gehaald heeft. Dat valt in de praktijk nogal mee, want hij is zeker al dertig jaar clean. Alleen shoppen doet hij nog immer dwangmatig. Maar ach, hij doet daar niemand kwaad mee en het is nog goed voor de lokale economie ook. In financieel opzicht kan John zich dat gat in de hand ook ruimschoots veroorloven. Wat mij vooral frappeerde, is het grote aantal hits dat hij in al die jaren heeft geproduceerd. Het ‘o ja’ gevoel is een steeds terugkerende factor tijdens het genieten van al die meesterwerkjes.  Zeker als je hem een tijdje uit het oog hebt verloren. Met name de wijze waarop liedjes onder zijn handen aan de piano langzaam het levenslicht zien, is een fascinerende ervaring.  Elton John is bij hoofdrolspeler Taron Egerton in goede handen. ‘Ik ben al fan vanaf het moment dat ik de videoclip van ‘The Lion King’ zag. Op weg naar school zongen mijn stiefvader en ik in zijn Ford Mondeo bijna elke dag luidkeels mee met zijn Greatest Hitsfilm. Om toegelaten te worden tot de toneelschool moest ik een nummer zingen, toevalligerwijs was dat Eltons eerste hit ‘Your Song’. Egerton zag dat als een teken van boven. ‘Elton is een man die zich heel groots kan gedragen en zijn hart op de tong draagt, maar ook heel kwetsbaar is. Ik herken mezelf daarin’. Tot opluchting van de acteur zag Elton John zich door hem op de juiste wijze vertaald op het filmdoek. ‘Hij was er alleen tijdens de voorbereidingen. En dan zie je dat hij begrijpt dat je niet steeds bij een acteur over de schouder moet meekijken. Je moet het loslaten. Ook als het over je eigen leven gaat’. 
‘Bohemian Rhapsody, Elton John’, dit soort biografieën zijn momenteel in trek bij de bioscoopgangers. De vraag is natuurlijk wie nummer drie zal zijn in deze officieuze reeks. Ik hoop vurig dat een producent zich eens in het leven van Cat Stevens/Yusuf Islam, in 1948 geboren als Stephen Demetre Georgiou in Londen,  gaat verdiepen.  Enkele jaren terug verscheen er sinds lange tijd weer een geluidsdrager onder zijn alias Cat Stevens. De zanger hief zichzelf 39 jaar geleden op als popster, omdat hij – na zijn bekering tot de islam – de wereld van het klatergoud niet met zijn religie kon verenigen. Sinds 2006 maakt hij weer muziek, maar steevast onder zijn nieuwe geloofsnaam Yusuf Islam.
De komst tot geloof van Cat Stevens is één van de meest mythische verhalen uit de popmuziek. Zijn bekering was het gevolg van een bijna-dood-ervaring in de zee nabij het Californische Malibu. Stevens werd tijdens het zwemmen verrast door sterke stroming. Toen verdrinking dreigde, riep hij de allerhoogste aan: ‘Als u me spaart, zal ik voor u werken.’ En zie, daar voerde een onverwachte golf de popster mee naar het strand. Toen zijn broer hem een jaar later de Koran liet lezen, vond Stevens in het woord van Allah het antwoord op zijn spirituele vragen. Hij veranderde zijn naam, weigerde nog royalty’s te ontvangen van songs die inhoudelijk met zijn nieuwe leefwijze conflicteerden, verbood zichzelf zijn gitaar nog aan te raken en wijdde zijn leven aan Koranstudie en zijn gezin. Pas in 2006 keerde hij terug met het album Another Cup. Daarop een cover van Don’t Let Me Be Misunderstood. Dat had uiteraard een speciale reden: nu de islam naam maakte als stroming van geweld, wilde Yusuf Islam (in 1989 al in opspraak geraakt omdat hij met zijn rechtlijnige geloofsvisie de fatwa over schrijver Salman Rushdie leek te ondersteunen) laten zien dat zijn religie voor hem louter voor liefde en vrede staat.

Toch zette hij zijn achternaam niet meer op de hoes van zijn nieuwste album The Laughing Apple. Want dit is, zo benadrukt de zanger, weer een echte Cat Stevens. Alleen zijn voornaam Yusuf staat er nog als toevoeging achter. Zijn uitleg over de wedergeboorte van Cat blijft summier: ‘Ik wil gewoon niet dat mensen zeggen: ‘Dit is Islams nieuwe plaat.’ Waarom? Ik ben niet de islam. Ik ben mezelf. En ik wilde het weer persoonlijk maken. Hij mag dan al decennia in Dubai resideren, zijn accent verraadt hem meteen als every inch an English gentleman.,,Mijn motivatie is het bouwen van bruggen. En na al die jaren van het bestuderen van het leven, weet ik dat er maar weinig zaken zijn die iedereen begrijpt. Muziek is er één van. Je hoeft de tekst niet te verstaan om de betekenis te voelen’. Wat wordt de volgende stap van Cat Stevens? Heeft de popster het nu weer gewonnen van de gebedsgeleerde? Hij ontwijkt de vraag opnieuw uiterst vriendelijk. Alleen de Heer weet immers hoe zijn weg verder meandert. ‘Mijn leven is voor velen vast een mysterie’, zegt hij met twinkelende ogen. ,,En ik zal u wat vertellen: voor mij ook!’ Laten we dan maar hopen dat de Heer hem de weg naar de filmstudio’s wijst. Hoewel het leven van de ‘Rocketman’ ook niet bepaald over rozen ging, leent dat van Georgiou zich pas echt voor een verfilming. Het leest op Wikipedia al als een filmscript!


Rocketman – Rockmusical met Taron Egerton in de rol van Elton John. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 31 mei in het Roosendaalse City Theater. Film is onder meer daar de komende weken te zien op verschillende tijden.


Zaterdag 1 juni 2019

VRAAG IN ANTWERPEN NOOIT NAAR DE VOGELTJESMARKT

De eerste handeling die je als dagjesmens vroeger bij aankomst op het station van Antwerpen verrichtte, was het omwisselen van een aantal Nederlandse bankbiljetten voor Belgische Francs. Toen ik nog jong en beminnelijk was – lang geleden dus- besloot ik op een zonnige zondagochtend in 1979 eens die vermaarde vogeltjesmarkt in de Sinjorenstad met een bezoek te vereren.
De Antwerpse straatzanger Napoleon Benedictus Boey (artiestennaam Paul Boey) was toen net te gast geweest in ‘Voor de vuist weg’ van Willem Duys, waarin hij vertelde elke zondagochtend op de Vogeltjesmarkt te staan om het plaatje ‘k heb de mot in me lijf’ aan de marktbezoekers te brengen, en die wilde ik wel eens in levende lijve zien. Nadat mijn portemonnee bol was komen te staan van de Franckens besloot ik op goed geluk in de richting van het vogelparadijs te lopen. Onderweg stuitte ik op een ouder echtpaar in wie ik twee doorgewinterde Sinjoren vermoedde, en om helemaal zeker van mijn zaak te zijn, vroeg ik heel vriendelijk of ze konden bevestigen dat ik de juiste weg bewandelde richting de Vogeltjesmarkt. De man van het echtpaar schrok zich vrijwel letterlijk een hoedje en uit de hersenpan leek enige stoom op te stijgen. ‘Vogeltjesmarkt, vogeltjesmark’, zei hij met een gezicht vol walging. ‘Dat kennen wij hier niet. Ah wel, meneer bedoelt waarschijnlijk De Vogelenmarkt?’ Ik moest natuurlijk niet denken dat hij maar een grapje maakte. ‘Ja, ja, wij moeten jullie Hollanders steeds maar verbeteren, hè. (hier ging dat typisch Vlaamse vingertje even omhoog) Welnu meneer, als ge hier het hoekske omgaat, dan loopt uw binnendoor via de kortste route naar de Vogelenmarkt. En onthoud het nu goed voor de volgende keer alstublieft’. Deze korte noord-zuid-botsing met komische inslag is me altijd bijgebleven, ik moest er onlangs weer aan terug denken toen ik in het boek ‘Kasseien’ van John Ierland de volgende passage tegen kwam:
Op een zondag, tijdens een zogenaamd trainingskamp, is Freek (de hoofdpersoon) met zijn Vlaamse vlam Charlotte over de Vogelenmarkt aan de Oude Vaartplaats gaan struinen. Hij noemde het al snel de Vogeltjesmarkt, daar had hij al eens van gehoord, maar kreeg al snel een tik op de neus van Charlotte (drie keer ‘al’ zo kort achter elkaar, foei meneer Van Ierland).
‘Het is Vogelenmarkt, Freek. Vogelen is in het Antwerps dialect de meervoudsvorm van het woord vogel’, corrigeerde zijn geliefde hem. Zo werd en passant een oud mysterie opgelost. Ik heb tot dan nooit kunnen achterhalen – ik heb er ook geen pogingen toe ondernomen- waarom mijn wegwijzer van destijds als gestoken door een wesp op dat lieftallige woordje ‘Vogeltjesmarkt’ reageerde. Elders in Vlaanderen zou die zegswijze dus waarschijnlijk geen probleem, laat staan verbale aanvarinkjes opleveren, maar in de gedachtengang van die oudere Belg, die ongetwijfeld al lang niet meer onder ons is, had ik mij als gast in zijn stad meer in de historie van Antwerpen en het plaatselijke taalgebruik moeten verdiepen.  In het Suske&Wiske-album ‘De Stoute Steenezel’ is overigens een verwijzing naar Paul Boey en de Vogelenmarkt opgenomen.    

Wikipedia vermeldt hier het volgende over:
De naam Vogelenmarkt verwijst naar de oorsprong en het vroegere aanzicht van de Vogelenmarkt: er werd aanvankelijk hoofdzakelijk gevogelte verkocht. In het Antwerpse dialect is 'vogelen' (in Standaardnederlands een archaïsche vorm) het gangbare meervoud van 'vogel'. De markt vindt haar oorsprong in de 16e eeuw, toen op de Meir gehandeld werd in pluimvee en kleinvee. In het jaar 1912 verhuisde de Vogeltjesmarkt naar de Oude Vaartplaats en werd de markt uitgebreid met andere artikelen zoals kleding, schoenen, lederwaren, antiek en voedsel. Huisdieren zoals honden en katten worden op de markt zelf niet meer verkocht. Allerlei vogels zoals kippen, eenden en parkieten worden nog wel op de Vogelenmarkt verhandeld. Het aantal kramen met vogels is echter nog maar minimaal en de Vogelenmarkt is vrijwel helemaal een markt zoals je in België zoveel markten ziet. De bijnaam 'sinjoren' voor de Antwerpenaren dateert uit de periode in de Tachtigjarige Oorlog dat de Spanjaarden de stad bezetten en veel voorname inwoners de Spaanse titel señor droegen[1], wat '(deftige) heer' betekent. In ’t stad’ beschouwt men trouwens enkel personen van wie de ouders en voorouders in Antwerpen geboren zijn als 'sinjoor'. Anderen spreken zelfs pas van een echte 'sinjoor' wanneer men binnen de Spaanse Vesting (tussen De Leien en de Schelde) is geboren. Mensen die in Antwerpen geboren zijn, maar van wie de ouders niet allebei Antwerpenaar zijn, worden vaak pagadder genoemd.