Donderdag 31 januari 2019

ORANJESPROOKJE BLIJKT EEN WARE NACHTMERRIE

‘Is het nog wel zo bijzonder of belangrijk wat de meisjes wilden delen (op sociale media)? , schrijft Marc van der Linden deze week in zijn vaste lakeienrubriekje onder de kop ‘Strenge ouders’ over het vermeende sociale mediagebruik van de drie prinsesjes. Deze vraag zou je kunnen stellen bij al die epistels die Van der Linden voor MaxMagazine over Vorstenhuizen schrijft.
In een periode dat prinses Christina een wezenlijk onderdeel van de Nederlands/Vlaamse cultuurschat verkwanselt voor 7 miljoen euro aan een private partij, en het koningspaar weer eens negatief in het nieuws komt door de tandartsenrekeningen niet te betalen, en de belastingontduiking in haar geboorteland Argentinië door koningin Maxima, meent Van der Linden het lezerspubliek van Max lastig te moeten vallen met deze triviale onzin. Eerder ontpopte hij zich weer eens als een lichtgewicht journalist met zijn bewering dat Christina het volste recht heeft om met haar bezit te doen wat ze wil. Dan raad ik Van der Linden (en ook hoofdredacteur Peter Contant) toch aan om het door Philip Droge geschreven boek ‘Het Oranjekapitaal’ eens te lezen. Een boek dat eigenlijk verplichte kost zou moeten zijn voor al die Oranjeverdwaasden, op het ‘gevaar’  af dat hen de schellen van de ogen vallen.

‘Olie, speculatie, onroerend goed, kunsthandel (klinkt nu wel heel wrang) en zelfs de verkoop van drugs zorgden ervoor dat Beatrix en haar voorvaderen altijd tot een van de rijkste 1 procent van de bevolking hebben behoord. Maar tot nu toe is er nooit serieus onderzoek gedaan naar waar al dat geld vandaan komt en hoeveel het ondertussen (2004, JP) is’, schrijft Droge die in dit boek gelukkig wel antwoord geeft op de meest brandende vragen over de bankrekeningen van de koninklijke hoogheden. Om de meest prangende vraag vast te beantwoorden: Droge becijferde dat het familiekapitaal van 650 miljoen gulden in 1980 tot 1,24 miljard euro was uitgegroeid in 2004. Aangezien de rijken der Aarde elk jaar alleen maar nog veel rijker worden, moet het bij elkaar geplunderde Oranjekapitaal inmiddels zijn opgelopen tot een duizelingwekkend bedrag. De basis van deze rijkdom is begin 19e eeuw gelegd door de nieuwe stamvader Koning Willem I, die de inkomsten uit de rijksbegroting als een privé-aangelegenheid zag en niet schroomde de staatskas te plunderen voor zijn eigen koninklijke genoegens.

Als de hoofdredactie van MaxMagazine eindelijk eens hoor en wederhoor toepast, wat toch een normaal journalistiek gebruik is, ben ik best bereid daar een aantal columns exclusief voor dit blad over te schrijven (afgedrukt naast die van Marc van der Linden uiteraard). Maar gezien de ronduit schandalige wijze waarop Peter Contant met een van mijn vorige artikelen over het ‘oranjesprookje’ is omgegaan, zal dat wel een utopische gedachte zijn. Omgeven door te onpas geplaatste stukjes tekst over en door omroepbaas Jan Slagter is het Marc van der Linden ongetwijfeld gegeven om nog ‘lang en gelukkig’ door te gaan met zijn naïeve Oranjebespiegelinkjes.

Onder meer weekblad Panorama heeft bericht over de gratis tandartszorg die koning Willem-Alexander voor zijn gezin heeft bedongen. Gezien de staat van zijn gebit zal hij daar zelf weinig tot geen gebruik van maken, maar nu weten we tenminste waarop die stralende glimlachjes van de prinsesjes gefundeerd zijn. Over de rechtmatigheid van de troon en kroon kun je lang discussiëren, feit is wel dat Willem-Alexander nog steeds hardnekkig weigert om een DNA-test te ondergaan, waardoor niet vastgesteld kan worden of hij wel een bloedverwant is van Koning Willem I. Het zou dus zo maar kunnen zijn dat hij ook grondwettelijk geen echte Oranje is. Daar hoor ik Van der Linden, die jammer genoeg zijn mailadres niet bij zijn stukjes vermeldt,  nooit over.  Peter Contant heeft dus heel wat te overdenken.             

UIT DE PANORAMA

Volgens een ingewijde op het hof van de koninklijke familie zijn er facturen en rekeningen die letterlijk genegeerd worden. Bedrijven en leveranciers sturen al niet snel een nota, omdat het enorm veel gratis publiciteit oplevert wanneer het Nederlandse koningshuis hun spullen gebruikt. Met deze afweging is het koningspaar het blijkbaar eens, want de man die het gebit van het paar behandelt, ‘mag al blij zijn dat hij hen überhaupt mag behandelen’. Naast dat er veel kosten voor de royals worden opgehoest door de Nederlandse staat, krijgen onze Koningin en Koning ook ‘salaris’. Daarom zou je denken dat het niet veel moeite zou moeten kosten om zelf op te draaien voor een deel van hun jaarlijkse uitgaven. Ook is het inkomen van de Koning afgelopen jaar zelfs omhoog gegaan.

UIT DE QUOTE 500


De Argentijnse onderzoekswebsite 'El cohete a la luna' ('De raket naar de maan') meldt dat onze koningin niet de juiste waarde van haar bezittingen rondom Bariloche opgeeft, en daarmee een economisch delict zou begaan.
In 2009 kochten koning Willem-Alexander en koningin Maxima een aantal percelen grond in de Argentijnse provincie Río Negro, een kilometer of zeventig van het bekende ski-oord Bariloche. Er zou in totaal 3000 hectare land op naam van Maxima staan, al zou in eerste instantie Martín Zorreguieta, de broer van Máxima, destijds de helft van het bezit hebben gekocht. Op die manier zou Maxima bemoeienis van autoriteiten bij de aankoop van een groot stuk grond binnen het grensbewakingsgebied hebben omzeild. Het stuk grond ligt namelijk vlakbij de Chileense grens.
Op de verschillende stukken grond bevindt zich een landhuis met hotelfunctie, 'La Estancia Pilpilcura', zijn huisjes te huur, er lopen koeien en paarden en de jetset uit Argentinië, Chili en Brazilië die graag in deze streek komt, kan zich vermaken met vissen, wildwatervaren en skiën.
'El cohete a la luna' meldt nu echter dat de bouw en de omvang van deze faciliteiten, en de bijbehorende infrastructuur, nooit is opgegeven bij het kadaster en andere overheidsinstanties. Zo zouden negen vakantiehuizen ongeveer 1.900 m2 beslaan, maar staat er slechts een gebouwtje van ongeveer 80 m2 in de boeken. En dat zou betekenen dat Maxima de door haar verschuldigde belastingen over het Argentijnse bezit niet zou betalen. De Argentijnse overheid, onder leiding van de rechtse en elitaire president Mauricio Macri, knijpt ondertussen een oogje toe, 'verblind als zij zijn voor de glamour van de monarchie'.
Nu ja, mocht de Argentijnse belastingdienst toch nog een naheffing sturen, dan ligt er vast nog wel een aardig stukje nationaal erfgoed op zolder.
De website 'El cohete a la luna' is van Horacio Verbitsky, een Argentijnse onderzoeksjournalist. In het begin van de jaren negentig rapporteerde hij over een reeks corruptieschandalen in de regering van toenmalig president Carlos Menem, die uiteindelijk leidden tot het aftreden van enkele ministers.
De Rijksvoorlichtingsdienst is op ons verzoek naar antwoorden aan het zoeken, wij berichten zo snel wij die krijgen.


Dinsdag 29 januari 2019

"DURMAZON" IS EEN VERGETEN 'KIND' VAN ELI ASSER

In de postuumberichtgeving naar aanleiding van het overlijden van schrijver en dichter Eli Asser worden steevast zijn succesnummers ’t Schaep met de 5 Pooten (1969) en Citroentje met Suiker (1973) genoemd. Uit het collectieve geheugen is kennelijk het vervolg ‘Durmazon’ verdwenen. Van deze serie, die liep in het seizoen 1974-1975 met wederom liedjes van Eli Asser op muziek van Ruud Bos, zijn er destijds maar zes afleveringen uitgezonden. Piet Römer kon zich niet in de verhalen herkennen en besloot niet meer mee te doen. Zodoende werd de serie gedragen door Lex Goudsmit, Leen Jongewaard en Adele Bloemendaal. Ko van Dijk werd aangetrokken om de serie toch de nodige ‘body’ te geven.
Het uitgangspunt:  Mees is na een zoveelste fikse ruzie naar Spanje vertrokken. Sjeenie is weg bij Manie. Vervolgens besluiten Toos, Manie en Akkie om te emigreren naar 't Gooi. Daar komen ze terecht bij een duistere figuur Sicco Vogel jr. (Ko van Dijk). Ze richten de stichting Durmazon (D'r mag zoveel niet) op.  Toos laat zich vanaf nu Tosca noemen, Manie heet Manuel en Akkie luistert alleen nog naar de naam Arthur. De reden van die vlucht bleef nogal mistig in de verhalen die veelal als absurdistisch werden gekwalificeerd. De kijkcijfers vielen tegen en daarom werd de productie na zes afleveringen gestaakt. Zelfs op youtube is er niets van terug te vinden. Heel jammer, ik herinner me deze serie vooral door het wat oubollige karakter waarin met name Ko van Dijk goed uit de verf kwam. Er zijn ook geen liedjes die zich in het collectieve geheugen hebben genesteld. Hoe anders is dat met ’t Schaep. Vooral dankzij de remake, die vanaf 2006 werd uitgezonden door de KRO, worden de liedjes nog veelvuldig uitgevoerd. Dit voorjaar staat er zelfs een musicalversie van ’t Schaep gepland. Met een nieuw script van Raoul Heertje, maar met als leidraad de vertrouwde liedjes van Harry Bannink (muziek) en Eli Asser (tekst). De première is op 14 april in het Amsterdamse DeLaMar Theater.


Zaterdag 26 januari 2019

BRABANTSE EDITIES PERSGROEP ZULLEN NOOIT OPGAAN IN AD

Je krijgt maar een kans voor een eerste indruk. Dat gezegde heeft BN/DeStem zich niet bepaald ter harte genomen tijdens de open dag op zaterdag. Na het inleveren van het zelf uitgeprinte ticket vraag ik routineus waar ik geacht word mijn winterjas aan de garderobe toe te vertrouwen. De ‘welkomstdame’ bij de entree kijkt wat verstoord en zegt zonder blikken of blozen ‘U moet uw jas bij u houden, want er is veel te weinig ruimte om al die jassen van de bezoekers weg te hangen’. Dat verstaat BN/DeStem dus onder gastvrijheid. Het basisprincipe daarvan luidt dat je allereerst moet zorgen dat de gast zich op zijn gemak voelt en dat lukt in deze warme ruimte niet wanneer je tot je winterjas bent veroordeeld. Ik kijk om me heen en zie wethouder Toine Theunis van Roosendaal en burgemeester Steven Adriaansen geanimeerd in gesprek zonder overbodige kledingballast en ik besluit op zoek te gaan naar een alternatief garderobeplekje. Dat vind ik met behulp van de ingehuurde koffiejuffrouw gelukkig snel in een verloren hoekje naast de koffietafel.
Zo, dat voelt een stuk beter. De eerste (oud)-collega’s die ik tegen het lijf loop zijn Wim van de Broek en Hessel de Ree. Jos Hack is dan ook net gearriveerd, maar die is kort geleden afgezwaaid. Even bijpraten natuurlijk, altijd gezellig. Dat doe ik iets verderop ook met Herbert Kats die de bezoekers wegwijs maakt in het gedigitaliseerde krantenarchief. ‘Door al die verhuizingen zijn er nogal wat gaten gevallen in het archief, maar gelukkig kunnen we de belangstellenden nog heel wat kranten uit het verre verleden laten zien’. Prompt tovert hij een exemplaar van De Zoom uit 1899 tevoorschijn op het beeldscherm. Veel tekst en nauwelijks foto’s. Fotograferen was toen nog een dure bezigheid. Het verbaast me aanvankelijk dat er van openingstoespraken en rondleidingen op gezette tijden geen sprake is. Alleen John Bas, aangeduid als columnist, onderneemt een dappere- maar onverstaanbare poging. Wat niet zo verwonderlijk is, Bas is doorgaans op een meter afstand nog niet te verstaan, laat staan te volgen. De bezoekers moeten gewoon zelf hun weg zoeken aan de hand van een plattegrondje, geprint op een A4-tje. Dan blijkt dat er ook niet zoveel rond te leiden valt. Alle activiteiten van de redactie West-Brabant zijn teruggebracht op enkele vierkante meters, het rondje is dus al snel gemaakt. De bezoekers kunnen zich onder meer laten informeren door de klantenservice, de afdeling distributie en in het redactielokaal kunnen ze deelnemen aan een nieuwsquiz onder leiding van de redacteuren Wim van de Broek en Henk de Ridder, enkele van de laatste Mohikanen uit mijn ‘tijd’. Tevergeefs zoek ik hoofdredacteur Hille van der Kaa. Via de mail is het onmogelijk om met mevrouw in contact te komen. Daarom ben ik erop gebrand haar hier nu in levende lijve te spreken, zodat ze me eindelijk eens kan uitleggen waarom de PVC structureel geboycot wordt door de redactie Roosendaal en waarom ze haar mailberichten niet beantwoordt. Hille is echter nergens te bekennen. Iets verderop staat wel Rolf Finders, die weliswaar zeer hoog staat in de redactionele hiërarchie, maar hem wil ik hiermee niet lastig vallen. Ik heb hem ook nooit op deze omissie aangesproken, dus dat zou niet correct zijn. Omdat ik toch ook graag wat nieuws wil maken, vraag ik hem hoe hij de toekomst van BN/DeStem ziet. ‘Verwacht hij bij voorbeeld dat de Brabantse edities ooit geheel op zullen gaan in moederkrant AD?’ Rolf denkt van niet. ‘De Brabantse kranten van De Persgroep hebben een heel sterke eigen identiteit. Dat wordt door onze lezers gewaardeerd en dat Brabantse element zullen we dus niet gauw overboord gooien. De samenwerking tussen BN/DeStem (West-Brabant), het Brabants Dagblad (Midden-Brabant) en het Eindhovens Dagblad (Oost-Brabant) is zeer hecht. Waar mogelijk versterken we elkaar en wisselen we artikelen uit. Het eerste katern komt inderdaad grotendeels overeen met het AD, maar we hebben ten allen tijde de mogelijkheid om daar op in te breken. Als er bij voorbeeld in de grensstreek iets gebeurt dat wij van groter belang achten dan het oorspronkelijke landelijke bericht zullen we niet aarzelen om dat te vervangen’.
Verreweg het meeste bekijks heeft de sympathieke cartoonist Erich Elich uit Bergen op Zoom. Tal van kinderen krijgt hij tegenover zich in de stoel. Binnen circa vijf minuten weet hij een glimlach op hun gezicht te toveren wanneer hij ze hun getekende portret overhandigt. Het redactiekantoor is even omgetoverd in Montmartre. Thuisgekomen lees ik op de website van de krant dat er voorafgaande aan de open dag een officiële openingshandeling heeft plaatsgevonden, waarbij Alwel-bestuursvoorzitter Tonny van de Ven, chef-redactie Frank Timmers, en hoofdredacteur Hille van der Kaa ( ze was er dus toch) waren betrokken. Volgens haar redactionele ‘onderdanen’  zei Hille bij die gelegenheid dat ze graag ‘een open en transparant redactiehuis wilde’.  En dat is in het glazen onderkomen van Alwel aan de Laan van Brabant wel verzekerd. ‘Je kunt letterlijk bij ons binnenkijken’, schijnt Hille er nog aan toegevoegd te hebben. De redactie is op de begane vloer gehuisvest. De inrichting bestaat uit flexplekken, maar wie liever in alle rust werkt en telefoneert, kan zich ook even terugtrekken in een van die glazen kantoortjes. Al met al viel deze open dag nogal tegen, vooral omdat er nauwelijks sprake was van  ‘beleving’.


Vrijdag 25 januari 2019

GEEFT BONNIE ST. CLAIR ROOSENDAAL 'DE ROOS'?

Ik keek even vreemd op bij het bericht van De Kring dat het Cola-ticbal van maandag 4 maart wordt opgeluisterd door Bonnie St. Clair. Bij John de Bever, die daar een dag eerder aantreedt, kan ik me wel het nodige voorstellen, maar Bonnie?  Wat gaat ze doen dan?’, vraagt de geboren Rotterdammer in mij spontaan. Het cultnummertje ‘Bonnie, kom je buiten spelen?’, waarmee ze begin jaren tachtig in het TROS-programma ‘Op Volle Toeren in onder meer Leysdream was te zien, laat zich inderdaad lekker meezingen. ‘Morgen wordt alles anders’  lukt met een beetje goede wil ook nog wel, maar haar hitsinglelijst verder overziend, moet ik daar toch grote vraagtekens bij zetten.  Op ‘Clap your hands and stamp your feet’  kon volop worden meegeklapt en vooral meegestampt, zoals de titel al aangeeft, maar dat dateert nog wel uit haar kortstondige Unit Gloria tijd (als opvolgster van Robert Long). ‘Ik ben gelukkig zonder jou’ kan de leuttoets ook wel doorstaan, maar dit lied was oorspronkelijk van de nog immer betreurde Conny van den Bosch. Als Bonnie’s optreden echter in het teken staat van ‘een half uurtje broodnodige bezinning’  is er keuze te over.

‘Sla je arm om me heen, Verder valt het wel mee (met Benny Neyman) , Tame Tiger (haar debuutsingle), Zoals Vrienden Doen (met Josee Houbee), Pierrot, het is allemaal goed voor een langgerekt tranendal. Aan haar enige evergreen ‘I won’t stand between them’ zal Bonnie zich wel niet meer wagen, want die hoge noot (vanaf ‘I must be wise….) haalt ze al lang niet meer. Maar zouden al die hossende coladrinkers wel op een serieuze Bonnie zitten te wachten?  Van de website van De Kring wordt je niet veel wijzer. ‘Voor papa’s en mama’s (en eigenlijk iedereen die gère wil komme) als de prallekes aan het tullepeteren zijn tijdens het Colabal!’  Met die summiere toelichting moeten we het voorlopig doen. Er is maar een manier om daar achter te komen. Even een kijkje gaan nemen bij het Colabal. Het is immers toch gratis toegankelijk. Maar omdat het wel heel lang geleden is dat Bonnie in Roosendaal op een podium stond voor een openbaar optreden hoop ik wel dat ze haar bijdrage afsluit met het lied ‘De Roos’, een vertaling van ‘The Rose’ uit de gelijknamige film met Bette Midler.

.

Men zegt liefde
Is een stormvloed
Waarin menigeen verdrinkt
Men zegt liefde is een oorlog
Waardoor je wordt verminkt
Men zegt liefde dat is armoe
Met zorgen en getob
Ik zeg liefde is een bloem
Eens komt ze uit de knop

Zijn ze groot de moeilijkheden
Een probleem waarmee je loopt
Zijn de dingen niet gegaan
Zoals je had gehoopt
Zet je open voor degenen
Die je hart het meeste raakt
Leer te geven niet te nemen
Dat is wat gelukkig maakt

Zet je open voor degenen
Die je hart het meeste raakt
Leer te geven niet te nemen
Dat is wat gelukkig maakt
In de winter in de sneeuw ligt elk zaadje vaak een poos
Maar bedenk door zonnewarmte
Groeit opeens de mooiste roos

Met enkele tekstaanpassingen zou dit een heel fraai stadslied voor ons dal der rozen kunnen zijn. Een welkome uitbreiding van het bestaande Stadsliederen repertoire bovendien, dat nu bestaat uit ‘Mijn Stadje, ’t Roosendaols Lieke, Thuis in Roosendaal’ en ‘Roosendaal’ (op de melodie van ‘Rotterdam’ van Frederique Spigt). En bovendien is een Roosendaallied zoveel waardevoller dan een Roosenspeld. 

Als ze het in de originele versie zingt, komt het lied ongetwijfeld recht uit haart hart, want ‘grote moeilijkheden’ zijn Bonnie bepaald niet bespaard gebleven tijdens haar turbulente leven. In een interview met het AD uit 2017 zei ze het hoogst merkwaardig te vinden dat om de haverklap negatieve roddels worden verspreid over haar overmatig drankmisbruik, waardoor diverse optredens de mist in zouden zijn gegaan. Ze bekijkt die geluiden echter tevens met een zekere nuchterheid, getuige haar uitspraak ‘Er is niemand die mijn leeftijd bereikt met alleen een fles Spa in de handen’ in datzelfde interview. Hoe moeilijk het haar soms ook valt, Bonnie wil het leven blijven vieren. En is dat ook niet waar het carnavalsfeest in de kern om draait?


Vrijdag 25 januari 2019

PUBLIEK ZAT 'GERAMD' BIJ ANNE-MARIE JUNG

Het verhaal gaat dat Andre van Duin na een geslaagde samenwerking Anne-Marie Jung definitief heeft geadviseerd voor een solocarrière in het theater te kiezen. Pas daar zouden al haar talenten in de visie van de gewezen volkskomiek tot volle wasdom komen. ‘Ik hoor het wel als het zover is’, schijnt hij haar ook nog bemoedigend toegeknikt te hebben. Eerder had hij Anne-Marie al opgemerkt in de musical ‘Petticoat’, wat voor de geboren Rotterdammer (Watergeusstraat) aanleiding was om haar te vragen als leading lady in zijn theaterproductie ‘Ja hoor, daar is ie weer’ uit 2011.  Vorig jaar werden ze door Omroep Max samengebracht als presentatieduo voor het programma ‘Wat een verhaal’, waarin mensen vertellen over bijzondere waar gebeurde verhalen. Een dergelijk programma was vroeger al te zien onder de titel ‘Waar Gebeurd’. Dat programma kwam in opspraak toen een man,  die met zijn dramatische levensgeschiedenis een groot aantal kijkers tot tranen wist te beroeren, later toegaf dat hij het gehele verhaal van A tot Z had verzonnen. Daarmee wilde hij naar eigen zeggen aantonen dat dit programma een veel te grote aantrekkingskracht had op fantasten. Daar kun je over fantaseren natuurlijk.
Over de verhaaltjes die Anne-Marie Jung in haar tweede soloprogramma ‘Ram’ vertelt, hoeven we niet moeilijk te doen. Die zijn geheel voortgekomen uit de creatieve geesten van onder anderen Tina de Bruijn, Gijs de Lange en Anne-Marie zelf.  Met Mick Jagger heeft ze die specifieke lippen gemeen als handelsmerk.  In rood gestifte vorm is dat naast een goud gekleurd doek ook het voornaamste decorstuk in deze productie. Via deze weg maakt ze ook haar opwachting bij het publiek, zij het met enige tegenzin. Anne-Marie is naar eigen inschatting deze avond lang niet mooi genoeg om de confrontatie met het veelkoppig monster, zoals Wim Sonneveld zijn gehoor eens typeerde, aan te gaan. In De Kring berustte dat louter op koudwatervrees, want de bezoekers kropen al snel in de rol van dat ‘grote, lieve monster’ (eveneens van Sonneveld), dat niets liever wilde dan Anne-Marie in de armen sluiten.      
Gelukkig gaf de rode lippenbank, met een beetje fantasie te vergelijken met de Mae West Lips Sofa van Dalí, zijn (bijna naakte) geheim al snel prijs, al moest de artiest van dienst daartoe wel gepusht worden door een doortastende presentatrice die opvallend veel weg had van Anne-Marie. Na dit wat kluchtige begin kan de show echt beginnen.
Al snel blijkt de voorstelling opgebouwd te zijn uit vijf personages die om de beurt zonder noemenswaardige overgangen monoloogjes op het publiek afvuren. Het gaat in alle gevallen om enigszins gemankeerde en door het leven beschadigde types. Het tragi-komische element loopt als een rode draad door de voorstelling. Anne-Marie is geen groot comédienne, dat ambieert ze waarschijnlijk ook niet. Haar personages zijn doorgaans goed voor een glimlach van herkenning. Ze nemen echter zoveel tijd in beslag dat het publiek net als in de vorige solo Anne-Marie zelf in het geheel niet leert kennen. Net als bij ‘het grote toneel’  is er gevoelsmatig sprake van een vierde wand waar Marie niet doorheen lijkt te willen breken. De afgemeten monoloogjes geven daar ook geen aanleiding voor. Vermakelijk is het zeker, maar het is zo tot het in de kleinste details ingestudeerd en uitgewerkt dat het niet uitmaakt of je deze show in Roosendaal of pakweg Alkmaar ziet. En het publiek wil toch altijd graag een unieke ervaring ondergaan. Anne-Marie is in de eerste plaats een geweldige zangeres, die zowel in haar power- als stille repertoire herinneringen oproept aan Jenny Arean. Dit heerlijke rauwe theaterwijf (in de goede betekenis des woords) pur sang koos helaas ook steeds voor een A tot Z ingestudeerd programma, waar ze met geen woord van afweek. Ik hoop niet dat Anne-Marie blijft volharden in die aanpak. In de opvolger mogen de liedjes heel wat meer ruimte krijgen en het is te hopen dat het publiek in de gelegenheid wordt gesteld om ‘het mens Anne Marie Jung’ ook beter te leren kennen. Veel beginnende met name cabaretiers maken de fout in hun eerste programma meteen hun hele levensverhaal te etaleren, terwijl nog niemand weet wat ze te vertellen en te bieden hebben. Bij Anne-Marie is dat inmiddels wel duidelijk. Nu graag dat persoonlijke verhaal nog. Reken maar dat ik  dan nog veel inniger aan haar lippen hang dan nu het geval was. Ik heb op internet tevergeefs gezocht naar de persoonlijke recensie van Andre van Duin op de soloprogramma’s van zijn vroegere protogé, maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat medebezoeker Kees Jongmans – nog immer een gezaghebbend oud-bestuurder- zich aardig in mijn opinie zal kunnen vinden. Al deze bemerkingen ten spijt zag ik Anne-Marie Jung na ruim anderhalf uur fraai spel en zang met groot leedwezen weer in die rode lippen verdwijnen. Gelukkig was er nog wel een klein toegiftje, maar ik had van deze powervrouw met haar welluidende stemgeluid, dat verstild ook heel mooi klinkt, nog graag een heel recital bijgewoond.


Anne-Marie Jung – RAM  Gezien door Jaap Pleij op donderdag 24 januari in de kleine zaal van De Kring. 


Donderdag 24 januari 2019

KOMEN DE VAN ROSSEMS OOIT NAAR ROOSENDAAL?

Hoeveel steden zullen de revue nog passeren voordat Maarten, zijn zus Sis en zijn Broer Vincent, oftewel de Van Rossems, eindelijk eens besluiten naar Roosendaal af te reizen. Een ieder die zich in Roosendaal (op professionele wijze) met city-marketing bezig houdt, mag zich daar best eens over achter de oren gaan krabben. Het pas aan de Bloemenmarkt gevestigde Citymarketingbureau voorop.

Is er dan zo weinig te beleven in ons ruim 750 jaar oude stadje dat we bij dit illustere drietal maar niet in beeld komen? De drie reislustige van Rossems laten elkaar plekken zien die de anderen nog niet zo goed kennen en vertellen elkaar de verhalen die daarbij horen! Zo luidt het format van dit uiterst populaire televisieprogramma dat op 22 januari aan een nieuwe reeks begonnen is. Breda behoort in die cyclus wel tot de uitverkorenen. 

Wie benieuwd is wat de Van Rossems onder meer van het Kasteel van Breda en de Grote Kerk vinden, kan op dinsdag 12 februari om 20.25 uur afstemmen op NPO2.  Maarten doet dat volgens het verstrekte persbericht vanuit zijn specialiteit, geschiedenis, Sis als kunsthistorica en Vincent is expert op het gebied van architectuur.
‘Breda is de aangewezen stad voor Maarten om uit te leggen waarom ons koningshuis ‘van Oranje’ is en waarom koning Willem Alexander ‘van Nassau’ als een van zijn achternamen draagt. De familie Nassau woonde honderdvijftig jaar lang op het Kasteel van Breda, waar nu de Koninklijke Militaire Academie is gevestigd. Vincent praat er over de architectuur, Maarten over de Vrede van Breda.
Ongetwijfeld hangt het Nieuw Republikeins Genootschap bij die uitleg aan Maartens lippen, want de historicus staat terecht niet bekend als een groot fan van het Nederlandse Oranje-Koningshuis. Sis Van Rossem bezoekt de Grote Kerk met het praalgraf, waar onder anderen de eerste vrouw van Willem van Oranje, Anna van Buren, is bijgezet. ‘Als Breda destijds niet in Spaanse handen en dus katholiek was gebleven, was Breda de laatste rustplaats geweest van alle Oranjes. Volgens sommigen was Breda dan zelfs de hoofdstad van Nederland geworden. Wat vinden Maarten, Sis en Vincent van die gedachte?’, zo werpt de auteur van het persbericht een aardige gedachte op. Een gedachte die Maarten ongetwijfeld als flauwekul zal afdoen, want Delft, waar de latere Oranjes hun laatste rustplaats vonden, is ook nooit in beeld geweest als hoofdstad van Nederland. Bovendien zijn ‘Als wat…? vragen volkomen bespottelijk. Het leven (en dus de geschiedenis)  is nu eenmaal gelopen zoals het gelopen is.
Rest de vraag of de Van Rossems in Roosendaal iets van hun gading zouden vinden.  De top tien van onze attracties stemt wat dat betreft niet bepaald vrolijk. Bovenaan staat het Rosada Factory Outlet, maar dat zal bij de broers en zus ongetwijfeld slechts een verbaasde frons oproepen. Ik zie Sis daar nog niet op koopjesjacht gaan. Het Tongerlohuys dan? De toren van de St. Jan? Misschien dat Vincent enigszins opgewonden raakt van de nieuwbouw in De Kroeven, maar het is niet waarschijnlijk dat Maarten en Sis in Roosendaal van enthousiasme uit hun bol zullen gaan. Hier ligt dus een mooie maar zware taak voor de City-marketeers. Wie brengt Maarten, Sis en Vincent in de verleiding om Roosendaal te bezoeken? Zou een leuke opdracht aan de bevolking zijn vanuit het gemeentebestuur, de politiek, het VVV en het City Marketing Bureau!


Woensdag 23 januari 2019

DE MORAALRIDDER: NIET GEZELLIG, WEL FASCINEREND

Met ontwapenende blik komt Lotte Dunselman het podium op en maakt direct haar verontschuldigingen voor de voorgaande producties. Die waren bij nader inzien toch wel wat zwaar op de maag en vergden qua concentratie bovendien heel wat van het publiek. Wellicht teveel. Daarom wil toneelgroep Echo (naast Lotte bestaande uit Anna Schoen) het deze avond ‘vooral gezellig houden’. Maar ja, je bent moraalridder of niet, en dus moet de voorstelling natuurlijk wel een flinke dosis moraal bevatten.

Dat moment laat niet lang op zich wachten. Anna Schoen verschijnt als koene ridder ten tonele. Ze steekt een onnavolgbare monoloog af, waarbij wel duidelijk wordt dat ze strijdt voor en streeft naar een betere wereld. Maar hoe ziet een betere wereld er precies uit? Om dat helder te krijgen, zou ze het begrip ‘betere wereld’ eerst moeten definieren. Dunselman ziet het doelloos geklep even met lede ogen aan, en besluit in te grijpen. ‘Maar dan is het geen monoloog meer’, concludeert ridder Schoen terecht. ‘Wat is er toch tegen mensen die zich inzetten voor een rechtvaardiger wereld?, vraagt ze zich vervolgens wanhopig af. Ze blijft nog even in haar naieve Don Quichot-rol. Dunselman toont zich realistischer. Zij begrijpt al lang dat ‘Sancho Panza’ het hoogst haalbare is en dat volbloed moralisten op ‘social media’ doorgaans een hoop bagger over zich uitgestort kijken. De facebookpagina ‘Wat gebeurt er allemaal in Roosendaal?’ is daar een treffend voorbeeld van.  Dunselman laat zich de mond niet snoeren en probeert met decadent gedrag Schoen tot een wat realistische wereldbeeld te bekeren. Ze schuift een halve doos pizza naar binnen en laat zich enkele blikjes bier goed smaken. Om het decadente element en de bijpassende slechte smaak te accentueren, heeft ze waarschijnlijk blikjes Heineken ingeslagen bij de plaatselijke grootgrutter, er zijn immers zoveel betere biertjes te koop in West-Brabant.  Met name het (fysieke) samenspel maakt deze voorstelling interessant voor het publiek. De meeste woordenwisselingen zijn onzinnig, maar regisseur Ko van den Bosch weet deze tekst van Tommy Ventevogel zo te hanteren dat er toch steeds een nieuw vertrekpunt ontstaat. Opvallend is dat de personages lange tijd niet naar elkaar toegroeien, maar juist elementen van elkanders karakters gebruiken om het opgetrokken pantser te versoepelen. Dunseman volhardt in haar keiharde afwijzing van het fundamentalistisch moralisme van Schoen, terwijl dit harnas toch duidelijk scheurtjes begint te vertonen.  De moraalridder krijgt zelfs wat menselijke trekjes als ze uiteindelijk bekent toch niet helemaal brandschoon te zijn. Zo heeft ze de onvergeeflijke fout gemaakt met twee kinderen aan de bevolkingsexplosie te hebben bijgedragen en ook stapt ze schaamteloos in het vliegtuig naar Costa Rica voor een onduidelijke retraite. Schoen laat haar vuist zakken en ontdoet zich ook van die geharde kledij. Net als Dunseman trekt ze een fluwelen jurk aan en het lijkt met haar moralisme helemaal gedaan. Een terecht besluit, moralisten wentelen zich nu eenmaal in hun onwrikbaar gelijk en zijn doof voor andere geluiden. Hulde dus aan Dunseman die deze muur binnen anderhalf uur finaal wist af te breken. En o ja, Lotte, ook nog bedankt voor dat biertje! Jammer alleen dat de decadentie voorschreef dat het blikje Heineken vermeldde. En er staan nog wel zoveel betere biertjes in de schappen van de Roosendaalse supermarkten.   

Toneelgroep Echo – De Moraalridder. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 22 januari in de kleine zaal van De Kring.   


Dinsdag 22 januari 2019

MOETEN BEWONERS ZORGINSTELLINGEN VAN LUCHT LEVEN?

In zijn rubriek ‘Geldvraag’ van afgelopen zaterdag in De Volkskrant behandelt Reinout van der Heijden de vraag van een ouder echtpaar hoe het met de erfenis ten bate van de kleinkinderen zit wanneer zij in een verzorgingshuis belanden. Hij stelt hen gerust door de heersende opvatting dat mensen met vermogen eerst hun eigen geld moeten opmaken voordat zij verzorging van de overheid krijgen naar het rijk der fabelen te verwijzen. ‘De overheid betaalt de zorgkosten voor iedereen, maar vraagt wel een eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen en vermogen’, zo stelt hij. Die eigen bijdrage valt in de ogen van Reinout ‘best mee’. ‘In het ergste geval moet u zelf 28.500 euro per jaar ophoesten. Het bedrag is even hoog voor een als voor twee personen’.

Op dat punt verschillen de hoofdredacteur van De Geldgids en ik duidelijk van mening. Ik vind dat bedrag allesbehalve meevallen. Iets verderop in de column schrijft Reinout iets dat mij deed besluiten in de pen te klimmen. ‘Wel goed om te weten dat u zakgeld krijgt als u de hoge bijdrage betaalt in het verzorgingshuis’. Ik heb me de laatste maanden gezien de situatie waarin mijn moeder verkeert stevig verdiept in de materie, maar van een dergelijke regeling ben ik nooit iets tegengekomen. Dus mijn kardinale vraag luidde: hoe zit dat precies met dat zakgeld, Reinout? Natuurlijk heb ik het wel wat netter geformuleerd. Zie onderstaande:  

Geachte heer Van der Heijden,
 
In uw column ‘Wat blijft er over van onze erfenis?’ schrijft u ‘Wel goed om te weten dat u zakgeld krijgt als u de hoge bijdrage betaalt in het verzorgingshuis’. Ik ben hier direct op gaan googlen, maar ik ben niets van een dergelijke regeling tegengekomen. Wel is het vaak zo dat wanneer de (veel te) hoge eigen bijdrage direct wordt verrekend met de AOW-uitkering er slechts een miniem zakcentje overblijft voor de betrokkene. Bedoelt u dat wellicht? Als u dat niet bedoelt, zou ik (en velen met mij ongetwijfeld) graag van u vernemen welke regeling dit betreft en hoe het een en ander binnen die regeling is geregeld.

Ik ben het overigens niet met u eens wanneer u stelt dat die eigen bijdrage best mee valt. Zelfs wanneer er geen sprake is van vermogen is het te betalen bedrag (ruim 980 euro per maand bij een relatief laag inkomen) veel te hoog.  En het is helemaal schandalig dat bewoners van een zorginstelling totaal geen recht hebben op huursubsidie, terwijl ze voor een vierkant kamertje (vaak zonder eigen sanitair) net zoveel ‘huur’ betalen als voor een ruime vierkamerwoning met tuin. Ik heb minister Hugo de Jonge deelgenoot gemaakt van mijn verontwaardiging, maar een reactie is tot op heden uitgebleven. Jammer dat die extra twee miljard is geoormerkt voor personeelskosten. Dit bedrag had veel beter gebruikt kunnen worden voor lastenverlaging van de bewoners, zoals ik in mijn aankomende boek ‘Ma in Huize St. Elisabeth’ uitvoerig aan de orde stel.  

De reactie van Reinout liet niet lang op zich wachten. 
 
‘Volledige verzorging, 24 uur per dag plus kost en inwoning voor 28.500 euro per jaar vind ik niet duur. De zak- en kleedgeldregeling staat hier: https://www.hetcak.nl/vragen/eigen-bijdrage/vragen-over-de-wlz/zak-en-kleedgeld. Mijn column is praktisch en erop gericht om helderheid te verschaffen en stress weg te nemen. Ik begrijp best dat de WLZ veel emoties oproept en snel tot discussie leidt. Dat is prima, maar er zijn ook mensen die hierdoor het overzicht kwijtraken. Ik heb de vragensteller drie of vier mails gestuurd met uitleg en mijn column van afgelopen vrijdag was daar een weergave van. Ik heb haar en haar man duidelijkheid verschaft en daarvan in de krant verslag gedaan.

Met vriendelijke groet,

Reinout van der Heijden

Uiteraard heb ik de uitleg van het CAK direct aangeklikt, lees en huiver:
Bij de berekening van de hoge eigen bijdrage trekken wij een bedrag af voor zak- en kleedgeld. Als u de eigen bijdrage heeft betaald, dan houdt u hierdoor voldoende inkomen over voor uw eigen uitgaven.
Hoe hoog uw zak- en kleedgeld is, hangt af van uw persoonlijke situatie. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt deze bedragen jaarlijks vast.
Bedrag voor zak- en kleedgeld in 2019
€ 3.741 voor alleenstaanden
€ 5.819 voor gehuwden
Bedrag voor zak- en kleedgeld in 2018
€ 3.704 voor alleenstaanden
€ 5.761 voor gehuwden
Let op
Voor de zak- en kleedgeldgrens gelden andere bedragen dan voor deze aftrek. De zak- en kleedgeldgrens is het bedrag dat u minimaal moet overhouden, nadat u de eigen bijdrage heeft betaald.

Het CAK denkt dus - op gezag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)-  dat alleenstaanden en gehuwden aan een grijpstuiver (meer is het niet) genoeg hebben om een beetje comfortabel te kunnen leven. Alleen de benaming –zak- en kleedgeld- is al een regelrechte belediging. Ik hoop voor Reinout dat hem dit lot bespaard mag blijven, want anders zal hij via de harde weg ondervinden dat die eigen bijdrage helemaal niet meevalt. De hoge eigen bijdrage valt bijna volledig weg tegen de AOW-uitkering, in de meeste gevallen rest er dus een schamel pensioentje om het leven een beetje leuk in te kleuren. Dat lukt echt niet met de huidige regeling. Ga maar eens een paar avondjes naar het theater of met enige regelmaat uit eten in een restaurant. Dan hou je al snel een flink stuk maand over aan het eind van je ‘zak- en kleedgeld’. Jammer dat dit knellende probleem niet aan de orde kwam in het tv-programma ‘Ouderenzorg: de taboes op tafel’ dat maandag 21 januari door AVRO/TROS werd uitgezonden. De keuze voor presentator Jort Kelder was ook niet bepaald logisch. Deze multimiljonair weet helemaal niets van het leven in een zorginstelling en dat bleek ook duidelijk uit zijn vraagstelling. Bewoners van zorginstellingen zouden gezien hun relatief hoge woonlasten gewoon net als zelfstandig wonenden in het kader van het principe rechtsgelijkheid recht moeten hebben op huursubsidie. Ik zal dit minister Hugo de Jonge nog eens onder de neus wrijven.   


Maandag 21 januari 2019

ROTTERDAMS ERFGOED ALLEEN KLEIN TE KRIJGEN IN MINIWORLD

Bij het passeren van het Feijenoord Stadion, dat al sinds de bouw in 1937 wordt aangeduid als ‘De Kuip’, zie ik een medetreinreiziger met trots richting zijn overbuurman knikken. Om hem met overduidelijke Rotterdamse tongval te confronteren met een stelling, dusdanig heftig verkondigd dat tegenspraak geen aantrekkelijke optie is. ‘Kijk maar eens goed. Het allermooiste stadion van Europa, wat zeg ik ..van de hele wereld. Als die graaiers met dollartekens in hun ogen daar ooit met hun poten aan durven te komen, komt er gedonder van, wat ik je brom’, doelt hij kennelijk op de mogelijke bouw van een geheel nieuw stadion, op een steenworp afstand van de oude ‘Kuip’. Zijn overbuurman lijkt niet onder de indruk. ‘Interesseert me geen reet. Ik ben een geboren Spartaan’, bromt deze met een identieke tongval terug. Kennelijk spreken West en Zuid wel dezelfde taal, maar is het slechts De Maas die hen qua supportersgevoel scheidt.
Geen idee of die mannen net als ik Miniworld als reisdoel hebben, maar na een korte wandeling over het Weena langs café-restaurant Engels, waar ik ooit mijn eerste afspraakje had, constateer ik ter plaatse dat ze zich hier bepaald niet tekort gedaan zouden voelen in hun supportersbeleving. Beide stadions …pardon, Jules Deelder, Sparta speelt als enige club (wellicht in de wereld) op een heus kasteel, zijn kort na de entree gesitueerd op een plateau dat ze met geen ander Rotterdams erfgoed hoeven te delen. De mini-afbeelding van het Kasteel onderstreept weer eens dat Deelder wat al te fier op de trom van het patriottisme roffelt. Het ‘kasteel’ is slechts een klein stukje historisch erfgoed waar omheen eind jaren negentig een geheel nieuw stadion is gebouwd.
De eerste versie van ‘Spangens Trots’ dateert van 1916 naar een ontwerp van de architecten De Roos en Overeijnder. Het eerste voetbalstadion van Nederland werd geopend op zondag 15 oktober 1916. De openingswedstrijd op 'de Sparta Burcht' werd gespeeld tegen Willem II. In de loop der jaren werden de tribunes van "Stadion Spangen" diverse malen vernieuwd en uitgebreid. De meest ingrijpende renovatie vond plaats in 1998-99: het stadion werd toen bijna volledig herbouwd, waarbij het veld een kwartslag werd gedraaid, waardoor ‘Het Kasteel’ nu deel uitmaakt van de Kasteeltribune aan de lange zijde van het stadion, terwijl het eerst aan de korte kant van het stadion gelegen was. De naam van het nieuwe stadion werd Sparta Stadion Het Kasteel’. Alleen het gebouw met de twee torentjes, waaraan het complex al decennialang zijn bijnaam Het Kasteel dankte, bleef bij de verbouwing van 1999 behouden, inclusief het bouwaardewerk van Willem Coenraad Brouwer. Wanneer ik het woord ‘Kasteel’ tegenover mijn negentigjarige moeder laat vallen, vertelt ze vrijwel automatisch het verhaal van haar favoriete oom, in familiekringen aangeduid als Ome Leen (1892-1977), die als hardwerkend gemeenteambtenaar nog heeft meegewerkt aan de bouw van het stadion (sorry Jules). Zelf herinner ik me nog goed dat je voor een kaartje voor de jongenstribune aan de kant van de Spaansebocht slechts 1,95 gulden hoefde neer te tellen, een kaartje dat ik bij voorkeur in de voorverkoop kocht bij de plaatselijke sigarenboer in de Van Lennepstraat, omdat ik stiekem een oogje had op de veel jongere tweede vrouw van de uitbater. Zo ben ik ook in aanraking gekomen met de sigarendoosjes van Willem II en Panther, die eveneens voor nog geen twee gulden over de toonbank gingen. Tijdens de wedstrijd hoopte menig ‘jongen’ dat het snel en hard zou gaan regenen, want dan werden de poorten naar de grote Schietribune geopend, waar je vervolgens heerlijk gerieflijk en niet gehinderd door regenval de rest van de wedstrijd kon uitzitten. Als je in de rust of na afloop dan ook nog wat lege bierflesjes aantrof, was je helemaal spekkoper. Op die flesjes zat vijftien cent statiegeld en met een beetje mazzel kon je je kaartje helemaal terug verdienen.
Dat doet Miniworld dus met je, al direct bij binnenkomst brengt het mooie herinneringen aan de oppervlakte. Herinneringen die ik al snel na binnenkomst  in duisternis moet koesteren, want langzaam begint het licht te doven, en al snel sta je in ‘Rotterdam by Night’. Heel sfeervol, dat zeker, maar ik zie deze miniweergave van mijn geboortestadje toch liever in de volle glorie van het daglicht. De onderbreking duurt gelukkig niet al te lang. Ik bekijk nog even het welkomstbordje met de wervelende tekst ‘5 minuten lopen vanaf het station, 200 vierkante meter miniatuurwereld met ruim 70 personen gebouwd in amper een jaar. De onzichtbare delen zijn minstens zoveel werk als de onzichtbare delen’. Om dat bloed-zweet-tranen-aspect toch zichtbaar te maken, besloot directeur Marc van Buren de bezoekers ook rondleidingen achter de schermen aan te bieden. Bij de entree staat hij blinkend van trots afgebeeld op een foto samen met de toenmalige burgemeester Opstelten. Dat tafereeltje speelde zich af bij de heuglijke opening in maart 2007. Uit andere foto’s blijkt dat de huidige burgervader Aboutaleb zich ook graag naar Miniworld begeeft, zeker wanneer er een nieuwe aanwinst te onthullen valt. Enkele meters verder sta ik oog-in-oog met ‘De Hef’,  een Rotterdams koosnaampje voor de oude Maasbrug, waar ik eveneens veel herinneringen aan bewaar.
Maar niet allemaal ‘plesante’. In de jaren zeventig veroorzaakte de brug dagelijks uren oponthoud in mijn forensenbestaan toen er pardoes een zwaar beladen vrachtschip tegenaan botste. Met als gevolg dat ‘De Hef’ gedurende enkele maanden zijn heffende taak niet kon verrichten. Vanaf het station werden reizigers toen met bussen naar station Feijenoord vervoerd, waar ze hun reis konden vervolgen. Dat leverde elke dag minstens twee keer een uur vertraging op, met als gevolg dat ik ’s ochtends al om zes uur op pad moest om pas tegen acht uur ’s avonds terug te keren. Hoewel ik later daardoor de treinaanblik op het ‘Witte Huis’ moest missen, was ik toch maar wat blij toen de trein daar ondergronds ging.  De Erasmusbrug is het stralend middelpunt van Miniworld en heeft in de beeldvorming de eveneens aanwezige Euromast  (enigszins) weggedrukt als symbool van Rotterdam. Deze zogeheten bascukbrug die de ‘Kop van Zuid’ met het Centrum verbindt, is de grootste van West-Europa’, zo leert het bijbehorende bordje. De Erasmusbrug was het geesteskind van Riek Bakker, de professor die later haar sporen ook zou nalaten in Roosendaal. Het plan binnenstad dat ze voor het Roosendaalse centrum ontwierp, was van meet af aan het mikpunt van kritiek en zelfs van spot. Binnenstadsgoeroe Cor Molenaar was een van de velen die er geen goed woord voor over had.
Iets verderop, de nog wel enigszins vertrouwde aanblik van diergaarde Blijdorp (zeg nooit dierentuin tegen een rechtgeaarde Rotterdam, want dan is een Deelder-achtige terechtwijzing je deel), want ook daar is een hoop veranderd sinds mijn jonge jaren. Toen ik daar in april 2018 voor het laatst was, zag ik tot mijn ontsteltenis dat de befaamde leeuwenkooi een grondige renovatie onderging. Gelukkig kruist net de gids die een groepje aan het rondleiden is mijn pad en voordat ik het zelf besef leg ik hem de klemmende vraag voor ‘Weet u wat ze precies met de leeuwenkooi hebben gedaan?’. De man kijkt verrast, schraapt zijn keel, en zegt ‘Daar hebben ze na de renovatie apen ingestopt. De leeuwen waren daarvoor al lang naar het noordelijke gedeelte verhuisd’. Zonder verdere aansporing vertelt hij ook dat de eveneens tot mijn dierbare jeugdherinneringen behorende Rivierahal een wat speelse bestemming heeft gekregen, maar dat had ik tot mijn leedwezen in april 2018 al met eigen ogen geconstateerd. Doorvragen heeft geen zin, want de gids heeft zijn aandacht al weer op de hem toevertrouwde groep bezoekers gericht. Ik hoor nog even zijn uiteenzetting over de zegeningen van het Kralingse Bos aan en besluit solo mijn zelfgekozen route te vervolgen.
Voor het circuit met attracties is tegen de wal een verhoging aangebracht die de jongste bezoekers  een duidelijk uitzicht op het Rotterdam van nu en gedeeltelijk van toen biedt. Dan pas valt me op hoeveel jonge gezinnen met kinderen deze dag hebben uitgekozen voor een bezoek aan Miniworld. Zo komen ze spelenderwijs van alles aan de weet over de stad waarin ze zijn opgegroeid en waar ze wellicht de rest van hun leven blijven vertoeven. Educatief en toch leuk. Want Miniworld bewijst het eens te over: Rotterdam heeft het. Miniworld zeker. De sfeer is gemoedelijk, het personeel uiterst vriendelijk en behulpzaam, alleen dat licht zou van mij wat langer aaneengesloten mogen schijnen op Rotterdam in miniatuur, waarover stadsarchivaris Jantje Steenhuis terecht opmerkte: Rotterdams erfgoed, niet klein te krijgen - behalve in Miniworld natuurlijk. Ik werp nog even snel een blik op Hotel New York, van 1901 tot 1971 het vertrekpunt van de Holland-Amerika Lijn, waar Dolf Brouwers voor zijn ‘grandioze succes als Sjef van Oekel’, de passagiers vermaakte met zijn operetterepertoire, en op Rotterdam Ahoy, waar ik Lee Towers begin jaren tachtig in zijn eerste grote avondvullende show aan het werk zag, maar de tijd is helaas onverbiddelijk.
Ik heb nog een klein half uurtje om in De Doelen te geraken, waar ik getuige zal zijn van de uitvoering door het Delfts Symfonisch Orkest van de ‘Suite Shererazade’ van Rimski Korsakov. Een half uur is ruim bemeten, maar het gaat hier om een gratis toegankelijk concert en daar schijnen Rotterdammers als rechtgeaarde Nederlanders ook nogal tuk op te zijn. Bovendien brengt het orkest heel wat achterban met zich mee uit het straatje…pardon Stadje van Vermeer. Wees dus op tijd, luidde het devies. Met enig gedrang lukt het me wonderwel om een mooie hoekplaats op rij 6 te bemachtigen, recht in het aangezicht van de dirigent. De Doelen heeft het ook, bemerk ik al snel. Goede zitplaatsen die ondanks de beperkte ruimte toch voldoende plek bieden om de benen te stallen. Een meegereisde fan uit Delft neemt naast mij plaats en ontpopt zich al snel als een ware Korsakov-kenner. Kennis die hij met veel enthousiasme op mij overdraagt. Persoonlijk vind ik het al een beleving om nu eindelijk na zoveel jaren vooral voor The Dubliners te zijn gekomen eens een klassiek concert bij te wonen in deze van een prachtige akoestiek voorziene ruimte. De Korsakovfan heeft niets teveel gezegd, zo blijkt na een klein uur.  Deze uit 1888 daterende suite voor symfonieorkest is een prachtig werk vol paukengeweld, gebaseerd op de verhalen van Sjeherazade in het boek Duizend-En-Een-Nacht dat terecht wordt gerekend tot het beste van de 19e-eeuwse Russische klassieke muziek.  Wikipedia leert dan nog dat  dit het meest gespeelde stuk van Rimski Korsakov is vanwege de aansprekende muziek, de kleurrijke orkestratie en de Oriëntaalse sfeer die heel nauw aansluit bij de geschiedenis van het tsaristische Rusland. Zelf schijnt hij als commentaar bovenaan de partituur te hebben geschreven: 
Koning Sjahriaar was van mening dat alle vrouwen ontrouw waren en had daarom besloten dat al zijn echtgenotes na de eerste nacht moesten worden gedood. Zijn vrouw Sjeherazade echter slaagde erin aan dit lot te ontkomen door hem iedere avond, Duizend-en-één nachten achter elkaar, een ander verhaal te vertellen. Ze wist de koning zo nieuwsgierig te maken, dat hij haar terechtstelling avond aan avond uitstelde, tot hij uiteindelijk besloot er helemaal van af te zien. De verhalen die Sjéhérazade aan de koning vertelde, waren een wondermooie mengeling van oude verzen en liedteksten, gecombineerd met sprookjes en avontuurlijke vertellingen’.

Mijn dagje Rotterdam is hiermee nog niet compleet.  Op aanraden van een vaste collega bezoeker van De Kring besluit ik ook nog even een kijkje te nemen in het Museum Rotterdam, pal achter het stadhuis, dat  eveneens Rotterdams erfgoed maar ongetwijfeld van een heel ander gehalte te bieden heeft.  Dit museum heeft twee vestigingen, in het Timmerhuis en aan de Coolhaven. Het is even na drieën als ik me in het Timmerhuis meld. Van de uitnodiging van de vriendelijke dame achter de balie om ‘als u hier eenmaal uitgekeken bent’ ook nog even langs te gaan bij de locatie Coolhaven kan ik vanwege de tijd geen gebruik maken. Ik ‘vrees’ dat ik de volle twee uur tot de sluiting heel hard nodig zal hebben om deze collectie goed in me op te nemen.  Hier vertellen immers ‘historische stukken en nieuw erfgoed in onverwachte combinaties het verhaal van Rotterdam en de Rotterdammers – van nederzetting aan de Rotte tot veelkleurige metropool’. De teller staat inmiddels op ruim honderdtienduizend collectiestukken, waarvan een steeds groter deel ook via de website is te bekijken. De collectie varieert van  tienduizend jaar oude schedelfragmenten (gevonden op de Maasvlakte) tot historische gevelstenen die zijn gered uit het bombardement, en van balken uit de eerste dam in de Rotte tot de laatste high fashion van Rotterdamse modeontwerpers. Op dat laatste werp ik slechts een aantal vluchtige blikken. Ik ben vooral benieuwd naar de historische vondsten en de bijbehorende achtergrondverhalen. Zo blijken middeleeuwse gildebroeders opvallend veel overeenkomsten te hebben met de huidige zzp-generatie, en de havenarbeider op een honderd jaar oud schilderij heeft verrassend veel gemeen met de Oost-Europese bouwvakker van nu. Ik zie in een vitrine zowaar de producten van Van Nelle terug die mijn opa van moeders kant vroeger vaak van zijn werk mee naar huis nam. Ik sta even stil bij een prachtig schilderij van Erasmus die een zichtbaar geschokte geestelijke zijn nieuwe leer probeert uit te leggen. Het is in een mum van tijd vijf uur. Dit museum verdient een tweede bezoek, maar dan wel in combinatie met de Coolhaven (drie minuten met de metro, volgens
De vriendelijke baliedame), het voormalige OorlogsVerzetsMuseum op dat adres is verbouwd tot Museum Rotterdam ‘40-’45 Nu. De Tweede Wereldoorlog en het bombardement, onlosmakelijk verbonden met Rotterdam, staan daar centraal en komen op een bijzondere wijze voorbij, aangeduid als ‘een unieke experience’. Een dagje Rotterdam is zo gek nog niet. De stad heeft de bezoeker inmiddels zo veel te bieden dat je het net als in Amsterdam echter niet meer redt met een dagje. Bij mijn vorige bezoek viel me op dat groepjes buitenlandse toeristen met het fototoestel in de aanslag door het historische Delfshaven trekken, veelal op zoek naar het huis waarin Piet Hein heeft gewoond. Dat zag je vroeger zelden.                    


Zondag 20 januari 2019

DORONA ALBERTI HOUDT JE MET HART EN ZIEL GEVANGEN

Terwijl het duo Rundfunk de ene na de andere ‘foute’ grap de grote zaal in slingerde, althans volgens een vaste medebezoeker, genoot het publiek dat zo verstandig was deze avond voor de kleine zaal te kiezen (vaak met ingehouden adem) van het optreden van Dorona Alberti. Het decor probeert de sfeer op te roepen van zo’n rokerig met rood pluche bekleed theatertje in het Duitsland van de republiek van Weimar. Alleen het repertoire was veelal van later datum, op een wel heel speciale wijze vertolkt door zangeres Dorona Alberti, op een al even bijzondere wijze ondersteund door Charly Zastrau op piano en Jonas Pap op cello. De Volkskrant omschreef Dorona Alberti (geen familie van) als ‘een charismatische bom met een dijk van een stem, loepzuivere uithalen en elastische danspassen’.

Daarmee is inderdaad al veel gezegd, maar Alberti schroomt niet er ook nog eens dierlijke geluiden bij te produceren.  In het eerste gedeelte verschijnt ze gekleed in een rode jurk met uitdijende pasvormen voor het publiek, wat uitstekend past bij het Cabaret-achtige sfeertje dat we nog zo goed kennen van Miss Sally Bowles. Op het podium ligt een deken van rode ballons. Of het er precies 99 zijn, kan ik zo gauw niet natellen, maar ze vormen wel het beste decor voor die 99 Luftballons waarmee Nena eens furore maakte.  ‘Verdammt ich lieb dich’ klinkt al even passioneel. Naast haar stemgeluid, dat ze soms op fenomenale wijze door de kleine zaal laat schallen, zijn het vooral de ogen die haar tot zo’n innemende zangeres maken. Ieder moment verwacht je dat ze de vierde wand letterlijk doorbreekt door op de schoot van een goed uitziende heer op de eerste rij plaats te nemen, maar zover wenst ze jammer genoeg ook weer niet te gaan. Ze houdt zich netjes aan de denkbeeldige grenzen van het podium. ‘Unbeschreiblich Weiblich’ gekoppeld aan een ongekend subtiele en ongenadig bandeloos presentatie’, zo vatte een collega haar performance samen. Ik wil daar slechts bij aantekenen dat de grenzen van het ‘ongenadig bandeloze aspect’ bij Dorona Alberti nog lang niet bereikt zijn. Een gevoelsmatige vaststelling dat wel. Maar als je zelfs het uitgekauwde ‘Du’ , eens van Peter Maffay, een nieuwe dimensie weet te geven, kun je toch niets anders concluderen dan dat Alberti een zangeres van grenzeloos niveau is. Het publiek wordt met ‘Gute Nacht Freunde’  van Reinhard May de nacht in gestuurd. Een toegift geeft ze niet. Dat leidt niet tot protesterend gemor. De bezoekers hebben ongetwijfeld aangevoeld dat het zo precies mooi genoeg was. Helaas is de ontnuchtering extra groot als je een paar tellen later plots buiten in die genadeloze, koude winteravond staat. Het leven is soms toch echt wel net een sprookje, maar wel een sprookje met een niet te vermijden ontnuchterend einde. 

Dorona Alberti – Käsebrot, Sehnsucht en Liefde – Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 18 januari in de kleine zaal van De Kring.       


Vrijdag 18 januari 2019

'HAPPILY EVER AFTER' HAD BEST WAT LANGER MOGEN DUREN

Het is een gegeven waar ik maar tegenaan blijf lopen. Zo ook bij de voorstelling ‘Happily Ever After’ van Alink en Plukaard. Waarom duren die moderne voorstellingen zo ontzettend kort? Ik had het duo na de pauze (die er dus niet was) nog wel even door willen zien gaan op het ingeslagen liefdespad. ‘Waarom zo beknopt?’. Aan dat thema mag ook wel eens een toneelproductie gewijd worden. In amper vijf kwartier wordt de gehele grote romantische liefde er doorheen gejast, in razend tempo speelt het duo op (over)gedramatiseerde wijze scenes uit (on)bekende Hollywoodfilms na, en de aanvankelijke intense verliefdheid gaat wel heel snel over in gevoelens van beklemming en onbehagen. Het enige rustpunt in de voorstelling is een wel heel erg rauwe versie van de Rolling Stones-ballad ‘As Tears go by’.  Ik ben er nog niet achter wie de uitvoerende is, het klonk in ieder geval niet als Mick Jagger.
Wat de aandacht van het publiek behoorlijk afleidt, zijn de lichtjes op de achtergrond die voortdurend van kleur veranderen. Zij monitoren als ware  de steeds wisselende gevoelens van de geliefden.  De oren van een hond kunnen door de menselijke stem vrijwel een-op-een bestuurd worden, bij het onderlinge menselijke contact zijn het in eerste instantie vooral de ogen die emoties prijsgeven. De kijkers van Alink laten zich wel heel nauwkeurig en gedetailleerd lezen. Het is uitermate knap hoe ze steeds -zelfs vaak binnen een zin- van mimiek weet te veranderen. Die prachtige ogen heeft ze van de natuur mee gekregen, de intense wijze waarop ze er gebruik van maakt, verraadt louter vak’man’schap. Plukaard stelt daar niet veel tegenover. Zijn houterigheid legt het op alle fronten af tegen de souplesse van zijn liefdespartner. Het is dan ook niet erg geloofwaardig dat deze twee opposites zo onvoorwaardelijk voor elkaar zijn gevallen. Daar geeft de voorstelling ook geen antwoord op. Bij het oplichten van de toneellampen zitten Ilona (Yara Alink) en Walter (Sander Plukaard) aan een cafétafeltje, gesitueerd in een romantische ambiance. De vonk moet dus al eerder overgesprongen zijn. Het gaat hier duidelijk om een vervolgafspraak, in romantische termen ‘second date’ genoemd.  Zonder al te veel aansporing wisselen ze snel de ultieme liefdesverklaring uit. De tekst is naar verluidt door het theaterduo zelf geschreven, aangevuld met bijdragen van Rob de Graaf. De mooiste tekstdelen, zoals Alinks prachtige monoloog over rottend vrouwelijk vlees, komende uit alle delen en porien van het lichaam, met alle nare geurtjes van dien, zijn echter wel zeer eenzijdig verdeeld. Met deze realistische schets van haar bestaan probeert ze het droombeeld dat Walter van haar heeft te ontkrachten. Dat slaagt ze goed in, wellicht te goed. Als Walter haar onverwacht bezoekt, op een moment dat het Ilona duidelijk niet uitkomt, krijgt hij stevig de wind van voren. Welke cabaretier zei ook weer dat een single zich heel wat problemen bespaart die een (liefdesrelatie)relatie nu eenmaal onvermijdelijk met zich mee brengt? De liefde lijkt op dat moment ver zoek.  De discussie ontspoort zodanig dat ze zelfs op het punt staan een stoel op elkanders hoofd kapot te slaan. En dat allemaal binnen nog geen vijf kwartier. Het klinkt te ongeloofwaardig voor woorden. Dat was het eigenlijk ook!  Helaas ging de voorstelling ook nog eens uit als het bekende nachtkaarsje. Jammer, de alles overheersende liefde had een betere en vooral diepere uitwerking verdiend. Na de ‘pauze’ was er zogezegd helemaal niets meer. Die ruimte had beter benut kunnen worden om Alink en Plukaard op oudere leeftijd het podium te laten betreden, als oudere minnaars onder het motto ‘als liefde zoveel jaar kan duren, dan moet het echt wel liefde zijn’. De bijpassende muziek laat zich raden.


Alink & Plukaard – Happily Ever After. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 17 januari in de kleine zaal van De Kring.


Donderdag 17 januari 2019

LIEDJES MAKEN SPRUIJT EN OPPERMAN DE MOEITE WAARD

Het eerste ‘goede nieuws’ krijg ik meteen al te horen in de foyer. Een goedlachse medewerker laat me met veel gevoel voor ironie weten dat de ‘kerstboom in restaurant Over de Tong inmiddels verdwenen is’. Het gevaarte nam op de avond van ‘Het zwanenmeer’ (4 januari) onbarmhartig mijn vaste recensentenplekje in, en omdat vrijwel alle andere tafels in het restaurant zo waar gereserveerd bleken (voor een pauzedrankje notabene), kwam dat mijn stemming niet bepaald  ten goede. Natuurlijk is het niet meer dan logisch dat de kerstboom op 19 januari weer is ingeruild voor business as usual, maar het was natuurlijk wel correct dat deze jongen dit even kwam melden. De zaal is inmiddels opengegaan voor de eerste avondvullende theatershow van de twintigers Carlie Spruijt en Eva Opperman.
Het publiek kon al met het kleinkunstduo kennismaken bij de KringProef in september, maar van dat korte optreden is bij mij niet echt iets blijven hangen. Bovendien kun je een voorstelling pas beoordelen als je hem in zijn geheel hebt gezien. Dus maar met een open vizier gaan zitten op een van die veel te krap bemeten stoeltjes in de kleine zaal. Dat Spruijt en Opperman ‘kinderen van deze tijd’ zijn, blijkt al uit het decor. Twee enorme facebookpagina domineren het achterste deel, andere elementen benadrukken de huiselijke sfeer, maar het meest raadselachtige object is de dubbele toiletpot. Daar zijn ze niet van afgerukt en ze gaan er a la Willem-Alexander ook niet mee smijten, nee integendeel, ze maken heel keurig ‘zoals het hoort’ hun entree vanuit de coulissen. De dames hebben beiden een musicalopleiding gevolgd, en dat blijkt al meteen uit de harmonieuze samenzang. Al snel kan de conclusie getrokken worden dat dit ook de sterkste kant is van Spruijt en Opperman. De sketches en de samenspraakjes zijn wel aardig, maar niet bepaald verheffend noch verrassend. Te overduidelijk ontstaan op de ‘tekentafel’ en veel te ingestudeerd voor het voetlicht gebracht.  ‘Laten wij mensen ons ware gezicht wel zien?’ is een vraag die al snel aan de orde wordt gesteld. Natuurlijk niet, luidt het logische antwoord. Ook het echte leven is opgebouwd uit toneelstukjes. Een mens die ten allen tijde zichzelf is, kan niet functioneren in deze maatschappij. Jim Carrey heeft daar als slinkse advocaat die door een wonder gedwongen een dag de waarheid en niets dan de waarheid moest spreken een kostelijke film over gemaakt. Een advocaat die eerlijk zegt wat hij denkt, maakt geen kans in deze schijnwereld. Je vraagt je ook al hoe de meiden elkaar artistiek gevonden hebben. Ze zijn in bijna alles elkanders tegenpool, blond versus brunette, sexy kleding contra een tuinbroek. Maar als hun stemmen samen vloeien, vormen ze zoals gesteld een natuurlijke combinatie.  Spannend wordt het even wanneer de aandacht van een van de dames wel heel erg in beslag wordt genomen door haar eigenste inlegkruisje, waarna haar partner zo vriendelijk is een heer op de tweede rij hier even aan te laten ruiken. En natuurlijk heeft ze ook een nieuw en fris inlegkruisje paraat waar de man desgewenst eveneens zijn snufferd in mag steken. Heel vaak is het duo gevraagd of ze hun zangkunsten al op CD hadden vastgelegd. De eerste jaren van hun duobestaan moesten ze ‘Nee’ verkopen, maar vorig jaar zijn ze er middels crowdfunding in geslaagd om een geluidsdrager te produceren. Dat is niet meer dan terecht, op haar mooist doet Spruit me vanwege haar slepende stemgeluid denken aan mijn muze Simone van den Eertwegh (schandalig genoeg met haar theaterprogramma over Barbra Streisand nog niet geboekt door de Kring), en dan kun je bij mij natuurlijk niet meer stuk.

 

Spruijt en Opperman – Zij en Ik. Gezien door Jaap Pleij op woensdag 16 januari in de kleine zaal van De Kring. . 


Zaterdag 12 januari 2019

RUST, REINHEID EN REGELMAAT

Zonder zich dat bewust te zijn, had een medebewoner van Ma (laten we hem meneer M noemen) wel een punt toen hij informeerde waarom hij deze (zaterdag)ochtend niet naar ouderengymnastiek kon gaan. Probeer deze meneer maar eens uit te leggen dat de personeelsinzet in St. Elisabeth aan een limiet gebonden is, en dat in het weekeinde vrijwel alle activiteiten stil liggen. In de tijd waarin hij is groot gebracht waren rust, reinheid en regelmaat de pijlers van de opvoeding. Vaak werd er ook nog ‘orde’ aan toegevoegd. In allerlei opvoedkundige programma’s wordt onderstreept dat deze waarden ook voor de hedendaagse kinderen van groot belang zijn. De drie ‘R’ s bieden houvast in het leven en professionele opvoeders  kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze waarden zijn om uit te groeien tot een evenwichtige persoonlijkheid die in vrede en harmonie met zichzelf en zijn omgeving leeft. 
De vraag is natuurlijk in hoeverre dit ook voor ouderen geldt, en vooral voor degenen die zijn teruggevallen op een zorginstelling. ‘Deze mensen hebben vaak genoeg aan zichzelf’ heb ik menigmaal te horen gekregen als ik weer eens te kennen gaf dat de bewoners van Elisabeth best eens wat vaker een reden mag worden geboden om even uit de huiskamer weg te zijn. Vooral in de weekenden is het letterlijk en figuurlijk angstig stil in het complex, terwijl het juist dan extra feestelijk moet zijn om hier te verblijven. Naast de drie ‘R’s zijn mensen van deze leeftijd opgegroeid met het idee dat na vijf dagen van hard werken de beloning volgt in een weekeinde dat in het teken staat van ontspanning.  Het val Ma’s medebewoner duidelijk zwaar dat zijn vaste dagritme hem nu ontnomen is, uitgerekend in een fase waarin deze prikkels broodnodig zijn om hem een beetje aangenaam door het leven te loodsen. Bij directies en  management van zorgcentra heerst vaak de opvatting dat het weekeinde in het teken staat van familiebezoek en dat de leiding daarom in organisatorische zin best even wat gas kan terug nemen. In de praktijk valt dat bitter tegen. Ik kan niet bepaald zeggen dat de huiskamer waar Ma vertoeft, wordt overlopen door familieleden en andere aanhang.  Soms kun je het spreekwoordelijke kanon afschieten in de (wandel)gangen.  Niet zelden kom ik daar op zaterdag en zondag geen mens tegen als ik Ma in de ochtenduren bezoek. Natuurlijk hoeven de bewoners geen gebruik  te maken van de aangeboden activiteiten. Indien zij inderdaad genoeg aan zichzelf hebben, het zij zo. Maar biedt ze als leiding in ieder geval een alternatief. De directie heeft de contactpersonen eind november verteld dat zogeheten sfeermakers in januari hun herintrede zouden maken in de huiskamers. Zoals ik het heb kunnen waarnemen, vermaak je deze mensen het beste met muzikale activiteiten (geen bingo of commerciële modeshows) en een vast dagschema, gebaseerd op de drie ‘R’ s die de doelgroep nog zo goed kent uit de eigen jeugd.  Die activiteiten hoeven niet op een podium te worden uitgevoerd. Op zondagmiddag kun je best volstaan met het afspelen van een muziek-DVD op groot scherm. Ik kan dat niet vaak genoeg betogen. Het extra geld dat minister Hugo de Jonge beschikbaar heeft gesteld voor de zorg is geoormerkt, dat wil zeggen dat er alleen geld uit Den Haag te verwachten is wanneer dit aan extra personeelsinzet wordt besteed. Zo moeilijk kan het dus niet zijn om meneer M. ook in het weekeinde van zijn ouderengymnastiek te laten genieten.   
Wat als het leven op slot zit?
Hij doet het nog maar zelden, en daarom was het best bijzonder om emeritus (wat zoveel wil zeggen als ‘uitgediend’) Claude Covemaeker aan het werk te zien in de ontspanningsruimte van Elisabeth. De voormalige pastoor van parochie De Goede Herder ‘verklapte’ vooraf best even geaarzeld te hebben toen dit eervolle verzoek hem bereikte. ‘Ik beschik nog wel over een muziekband, maar ik heb geen technicus meer die de knoppen kan bedienen. Ik heb dus slechts een programma in afgeslankte vorm te bieden’. Ik trachtte de emeritus te troosten met de gedachte ‘dat er dan ook niets naar de knoppen kan gaan’ en dat zijn innemende persoonlijkheid ook geen versterking nodig heeft. Met een gebaar van ‘mijn omvang uitgezonderd’ nodigde hij me bij het binnentreden van St. Elisabeth uit om een gedeelte van zijn aardse bagage op mijn schouders te nemen, want ondanks het ontbreken van een geluidsband droeg hij best een zware last met zich mee. Ik had het uiteraard graag over voor deze Vlaams/Roosendaalse versie van ‘De Lachende Kerk’, een nog immer zeer te genieten serie theatervoorstellingen waarmee de veel te vroeg overleden Fons Jansen furore maakte. Claude Covemaeker in afgeslankte vorm betekende deze middag Claude met akoestische gitaar. Voor de nodige versterking leunde hij volledig op de eigen apparatuur van St. Elisabeth.  Het zal menigeen opgevallen zijn die Claude lange tijd niet had gezien. De monseigneur - ondanks dat hij de functie van bisschop nooit heeft geambieerd, werd Claude in zijn actieve periode vaak als zodanig zeer respectvol aangesproken- is behoorlijk grijs geworden. ‘Ge mot dat zien als een sneeuwlandschap. Dat is slechts de bovenlaag. Daaronder klopt nog een enthousiast jongenshart’ , zo hield Claude degene voor die recentelijk zo brutaal was om hem hier op aan te spreken. Onder het van Godfried Bomans geleende motto ‘humor is overwonnen droefheid’ had het eerste gedeelte van het programma een luchtig karakter. ‘Ik mag dan al vijftig jaar in dit gedeelte van Nederland wonen, ik ben nog immer een Vlaming, eentje die bovendien wat slist sinds hij een kunstgebit draagt. En u weet waar de letters BELG voor staan: Ben Erg Lomp Geboren. Daar ben ik me van bewust, maar als een rasechte Nederlander me met deze gedachte confronteert, luidt mijn antwoord: NL staat voor nog lomper’. Dat Claude nooit voor het huwelijk heeft gekozen, kent een Bijbelse oorsprong. ‘De Drie Koningen werden niet voor niets aangeduid als De Drie Wijzen. Ze waren namelijk niet getrouwd’.
Het is een droom van Geert Wilders dat de Euromast in Rotterdam ooit wordt omgedoopt in Guldenmast, maar ook dat ziet de emeritus anders. ‘Ik ken een man die zijn pasgeboren kind Euro wilde noemen. Daar waren ze bij de burgerlijke stand niet enthousiast over. Maar waarom eigenlijk niet? Namen als ‘Mark’ en ‘Frank’ zijn behoorlijk ingeburgerd, waarom zou je je kind dan niet ‘Euro’ mogen noemen? Claude horen spreken (ook zonder te prediken) is een aangename tijdspassering, maar hem horen zingen is pas een waarlijk feest. Zijn zangstem en teksten roepen associaties op met Willem Vermandere en Miel Cools, en getuigen van een levenswijsheid die zeker in St. Elisabeth volledig op zijn plaats is. Inderdaad, het leven is net een schilderij, de tijd schildert er steeds weer een kleurtje bij. En natuurlijk geldt dat voor deze generatie negentigjarigen die in hun leven meer hebben zien veranderen dan in alle eeuwen daarvoor het geval was. ‘Een woord als ‘ontsteking’ had in hun jeugd nog niets van doen met ‘elektronica’ en dat er ooit zoiets zou bestaan als ‘opblaasbare llefdespoppen’ konden ze al helemaal niet bevroeden’. Ik zag een van de omringende zusters in het gehoor kijken met een blik van ‘O la, la’ , maar aan Ma leek dat ‘waagstukje’ geheel voorbij te zijn gegaan, al zou ze na afloop zeggen weer behoorlijk genoten te hebben. Natuurlijk geef ik op dit plekje niet Claude’s gehele repertoire weg, hij moet er nog vele jaren mee aan de bak, maar dit levensfilosofietje wil ik toch nog wel even prijsgeven. ‘De neus, de benen, de oren, de mond, allemaal beschouwen ze zich vanwege hun specifieke eigenschappen als het belangrijkste menselijke lichaamsdeel, maar wat zei het achterste, dat ‘kond’ deed van een waarheid als een koe: ‘als ik de hele boel nu eens op slot gooi en er niets meer uit laat ontsnappen. Dan zouden jullie zo geroemde eigenschappen snel verwelken. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik me boven jullie plaats, ik geef slechts aan dat we elkaar allemaal nodig hebben om dit mensenleven compleet te maken’. 
Dit lijkt me een mooie gedachte voor dominee Gremdaat om op voort te borduren. ‘Kent u dat gevoel, beste kijkers? Het gevoel dat niet alleen je leven, maar ook je lichaam op slot zit?
Tsja, ik ben nu eenmaal geen dominee Gremdaat en aangezien dit meest succesvolle typetje van Paul Haenen zijn wijsheden tegenwoordig exclusief reserveert voor reclamedoeleinden zal ik dit boekje noodgedwongen moeten afsluiten met een open einde. Uiteraard in de hoop dat iedereen de voor hem en haar juiste sleutel weet te vinden om het levenspad te vervolgen.  Of zal ik Claude Covemaeker nog even wijzen op enkele liedjes uit de rijke erfenis van de reeds eerder gememoreerde Fons Jansen die ongetwijfeld ook een verrijking van zijn repertoire kunnen zijn. Vooral het liedje over ‘De Drie Gebroeders’ past helemaal in de levensfilosofie van de emeritus.          


Donderdag 10 januari 2019

VONK SLAAT NIET OVER BIJ JIM VAN DER ZEE

‘Een idol weet niet wat het is, om te staan in een zaaltje in Pernis, met je enkels in de pis, in de walm van cannabis’. Aan deze tekst van Alex Klaasen in een prachtige parodie op Huub van der Lubbe moest ik denken toen ik Jim van der Zee het ‘podium’ op zag lopen in de kleine zaal van De Kring. Een rustige jongen, begin twintig, wiens carrière in vogelvlucht raakte toen hij de finale van ‘The Voice of Holland’ won. Zijn eerste theatershow ‘The Voice, The Guitar & The Piano’ is opgebouwd uit een aantal klassiekers, diverse nummers van eigen hand en de pianist mocht een klein-maar-fijn-ode brengen aan zijn pas geboren dochtertje.
Net als op zijn eerste album ‘Where I come from’ zingt hij het gehele repertoire uitermate ingetogen met zoals dat in een recensie op het album werd opgetekend ‘donkerbruine stem, het geluid van een oude ziel, zonder drukdoenerige opsmuk, maar met de basale klanken van een akoestische gitaar’. Het ‘bescheiden slagwerk’ is voor deze theatershow vervangen door pianomuziek, maar helaas was de vleugel in De Kring niet bepaald goed afgestemd, wat af en toe pijn deed aan de oren. De stem van Jim van der Zee is niet alleen donker, maar ook behoorlijk dof. Er gaat weinig tot geen expressie van hem uit, Jim mist een theatrale uitstraling en er zit weinig tot geen emotie in de stem. Dat wil echter geenszins zeggen dat zijn optreden een vervelende- of saaie ervaring was. Het is best wel eens lekker om even achterover leunend van rustige muziek zonder al te grote pretenties te genieten. Lekker achterover leunen behoort helaas tot de geneugten die de kleine zaal van De Kring niet te bieden heeft. Mede vanwege zijn ‘Voice-verleden’ is de belangstelling voor deze theatershow bijzondere groot en daarom mocht ik me althans volgens De Kring gelukkig prijzen dat er toch nog een kaartje voor me beschikbaar was. Dat kaartje bepaalde wel dat ik ergens middenin op de achterste rij diende plaats te nemen. En de vaste volgers van deze column weten dat ik daar gezien de veel te beperkte beenruimte op voorhand al de kriebels van krijg.   Naast me zat een jong paar dat met behulp van de mobiele telefoon op zoek was naar enkele lege plekken voorin de zaal. De jongeman ontwaarde zowaar zo’n felbegeerde plek ergens rechts vooraan en stootte hoopvol zijn blonde vriendin aan. ‘Het gaat zo beginnen, die plekken blijven vast leeg. Zullen we de gok wagen?’ De vriendin keek bedenkelijk, waarschijnlijk bang voor de consequenties indien de ‘rechtmatige eigenaar’ zich toch nog op het laatste moment zou melden. Dan wachtte de vernederende terugkeer naar Canossa onder smalende blikken en dat risico was haar te groot. Gelukkig hadden mijn buren ter linkerzijde besloten weg te blijven bij deze ‘uitverkochte voorstelling’ en daardoor kon ik het concert toch enigszins gerieflijk uitzitten. Maar wat een frustraties en ongenoegen zou het wegnemen indien De Kring eindelijk het wijselijk besluit zou nemen om het ‘vrij zitten’ weer in te voeren. Tegen het eind van het eerste deel was  Jim van der Zee tot de conclusie gekomen dat het concert wel wat vuur kon gebruiken, en daarom pakte hij voor zijn doen flink uit bij ‘The Pianoman’ van Billy Joel. Deels doordat het arrangement niet helemaal uit de verf kwam, bleef het bij goede bedoelingen. Ook bij deze uitvoering sloeg de vonk niet over, wat later ook niet meer zou gebeuren. Ik betreur het nog steeds dat ik in 2009 bij de viering van Jack van Poll’s 75e verjaardag de kans heb laten lopen om dit nummer als een ode aan hem te laten brengen. Dat was een mooie omlijsting geweest bij het lintje dat Jack bij deze gelegenheid werd opgespeld door burgemeester Marijnen. En stel dat het dan tevens was gelukt om de in 2016 overleden Toots Thielemans het mondhartmonicagedeelte voor zijn rekening te laten nemen. Wat een onvergetelijk moment zou dat hebben opgeleverd. Jim van der Zee heeft best een bepaalde amusementswaarde, maar qua sfeer en uitstraling komt ‘The Voice, The Guitar & The Piano’ beter tot zijn recht in het clubcircuit.            

‘Tot voor kort (dus voor ‘The Voice’) reisde ik in mijn busje door Europa en trad ik her en der op. Ik was een soort troubadour. Maar dat reizen heb ik nu achter me gelaten. Ik wil echt een serieuze zanger worden. Een zanger van wie de mensen bij het horen van mijn nummer direct weten dat ik dat ben. En ik hoop natuurlijk veel albums te mogen maken’, zei hij vorig jaar in een interview met The Flair. Dat laatste is hem zeker gegund, en gezien de overweldigende publieke belangstelling voor deze show weten inmiddels heel wat mensen direct wie deze geluiden voortbrengt. In dat interview zei Jim ook teleurgesteld te zijn in coach Anouk, van wie hij toen lange tijd niets meer had vernomen, ondanks dat ze ‘tijdens de liveshows liet weten altijd voor hem beschikbaar te zijn’. ‘Er komt wel heel veel op me af. Ik hoop dat Anouk van zich laat horen, want ik zou het jammer vinden als dat verwatert’, sprak hij wat misnoegd. Geen idee of dat ooit nog is goed gekomen, maar op eigen benen rooit Jim het ook wel. 

 

Jim van der Zee – The Voice, The Guitar & The Piano – Gezien door Jaap Pleij op woensdag 9 januari in de (te) kleine zaal van De Kring. 


Dinsdag 8 januari 2019

HENK KREUKNIET BRENGT KRUISLAND MUZIKAAL SENTIMENT

Het klinkt een beetje als ‘Wim Kan met Ru van Veen’ aan zijn zijde, maar tenor Henk Kreukniet komt op zondag 13 januari toch echt ‘met Jack de Bie aan de vleugel’ naar Salon Dell Arte in Kruisland om de bezoekers te trakteren op een middagje ‘Muzikaal Sentiment’.

‘Het gaat om een programma gevuld met liedjes die tijdens en na de oorlog zijn geschreven en tot ver in de jaren vijftig, zestig en zeventig razend populair waren bij een groot en uiteenlopend publiek. Die liedjes zijn gecomponeerd en vertolkt door grootheden als Max Tak, Willy Rex, Henry Theunisse, Cor Steyn en Jaap Valkhof. Zij en vele anderen waren dagelijks op de radio te horen en heel veel luisteraars genoten daar met volle teugen van. In die tijd was de bevolking wel aan een verzetje toe, en voor dit muzikale vermaak hoefden ze niet van huis. Dat ging bij wijze van spreken gewoon onder het stofzuigen door’, vertelt Henk ontspannen terwijl hij zich het zojuist geserveerde hamburgertje in restaurant D’Ouwe Mart in Roosendaal goed laat smaken. Velen en met name de vaste bezoekers aan de klassieke producties van eerst ROOS en later Maskerade kennen Henk daarnaast vooral van het ensemble ‘Wiener Tradition’, een operetteconcerrt met muziek van onder anderen Kálmán, Lehár en Stolz.  Die kant van zijn muzikale bestaan komt in Kruisland eveneens volop aan bod. Het muzikale sentiment wordt aangevuld en afgewisseld met het zogeheten Weense koffiehuis-repertoire en (overbekende) liedjes uit Duitse films.

Henk heeft inmiddels 78 zomers zien komen en gaan, maar geniet nog volop van zijn vak. Als het gezegde ‘muziek houdt je jong’ voior iemand opgaat, dan is hij het wel. Hoewel maar weinigen gezegend zijn met een tenorstem liet Henk zich op 36-jarige leeftijd inschrijven bij het Conservatorium. ‘(lacht)…Maar muziek is altijd onderdeel geweest van het familieleven. Ik kom uit wat je noemt een muzikaal gezin. Vrijwel iedereen hield zich daar wel op actieve wijze mee bezig. Ik heb in mijn geboortestad Hendrik Ido Ambacht in diverse mannenkoren gezongen voordat ik besefte dat ik van muziek ook mijn vak wilde maken’, vertelt Henk terwijl hij nog een beetje nageniet van zijn hamburgertje. Eenmaal professioneel geschoold bleek de tenorstem een waardevolle kapstok om Henk succesvol door het leven te loodsen. ‘Zowel in Nederland als Duitsland heb ik bij bijna alle grote gezelschappen gezongen. In die tijd bracht de radio nog veel live-amusement. Zo was ik geregeld te horen in ‘Muzikaal Onthaal’ van en met Herman Emmink. ‘Avro’s Diligence’ was ook zo’n fijn programma om in op te treden. Zijn ‘late roeping’ ontging ook de redactie van de talkshow met Sonja Barend niet. In geuren en kleuren vertelde Henk daar zijn levensverhaal en ongetwijfeld deed hij dat op dezelfde smeuiige wijze als waarop hij nu in D’ Ouwe Mart over ‘vroeger’ verhaalt. ‘Bij Sonja zong ik ‘Freunde, das leben ist lebenswert’, wat nog steeds mijn levensmotto is. Sonja mocht dan het imago hebben van een harde tante, tegen mij was ze bijzonder aardig, ik durf zelfs het woord ‘lief’ te laten vallen. Ik meende zelfs een paar traantjes in haar ogen te bespeuren’. Hij mocht gezien het snelle succes dan al enigszins gepokt en gemazzeld zijn geweest, maar toen de tenor in 1977 voor het eerst in het Concertgebouw in Amsterdam als gast in ‘Muzikaal op de vrije zaterdag’ optrad, moest hij vooraf toch wel even slikken. Ongetwijfeld zullen Frank Sinatra’s latere historische woorden ‘If you can make it here, you can make it everywhere’ door zijn hoofd gespookt hebben toen hij van die bekende trap afdaalde. Het succes bleef al snel niet beperkt tot Nederland. ‘Tsja, al die optredens in radioprogramma’s wekten ook de belangstelling van buitenlandse impresario’s. Op uitnodiging van de Muziekacademie Polen mocht ik daar een serie optredens verzorgen kort na de machtsomwenteling die was ingegeven door vakbondsleider Lech Walesa. Een onvergetelijke ervaring. Net als die latere concerten in Boedapest’.

Naast ‘Muzikaal Sentiment’ timmert Henk nog stevig aan de weg met het ensemble ‘Wiener Tradition’, waarmee hij op de bres is gesprongen voor zoals hij dat noemt ‘professioneel uitgevoerde operettemuziek die helaas grotendeels van het toneel verdwenen is’. Dat programma verzorgt hij samen met de in Roosendaal en omstreken eveneens zeer bekende sopraan Angelique Wardeniers, recentelijk nog te zien geweest in ‘Weense Tunes’ in danscentrum Rottier, pianist Jack de Bie is ook hier bij betrokken en de Hongaarse violist Ernö Olah completeert het ensemble.
‘Ik hou van afwisseling. Wat voor mij het belangrijkste is dat de toehoorders genieten van de muziek, vooral wanneer ze daar in hun emoties blijk van geven. Recentelijk stonden Jack en ik met ‘Muzikaal Sentiment’ in een zorginstelling en het viel me al snel op dat een dame, die achteraf 94 jaar bleek te zijn, vooraan gezeten alle liedjes in kaarsrechte houding woordelijk zat mee te zingen. Na afloop heb ik haar uiteraard nog even opgezocht. Ze vertelde me dat ze deze liedjes in haar kamer nog dagelijks met haar moeder zingt. Dat was kennelijk een grote openbaring voor haar begeleidsters, want die reageerden uitermate verrast. Dat sterkte mij weer eens in de opvatting dat muziek in alle levensfases het beste medicijn is’. ‘Tegen oud en eenzaam zijn’ zou Herman van Veen er aan toegevoegd hebben. 

Het concert in Salon Dell Arte in Kruisland begint op zondag 13 januari om 14.30 uur. Het aantal zitplaatsen is beperkt, het is dus raadzaam om er snel bij te zijn.  Henk Kreukniet zingt niet alleen, maar hij vertelt ook het een en ander over de liedjes die voorbij komen.  


Maandag 7 januari 2019

GAAN ROBOTS STRAKS ZORGEN VOOR BEWONERS ST.ELISABETH?

Ma zal het waarschijnlijk niet meer mogen beleven, maar de kans is groot dat de ‘huiskamer van de toekomst’  in St. Elisabeth binnen afzienbare tijd een heel ander aanblik biedt dan de huidige.  Net als in Japan, waar het thema wel heel actueel is, ontkomen we niet aan de vraag wie straks de ouderen (in instellingen als Elisabeth)  gaan verzorgen. Geldt dan nog steeds de menselijke maat of is de zorg geheel of grotendeels in ‘handen’ gelegd van onze nieuwe kameraden voor het leven, meneer en mevrouw robot?  In Osaka kijken patiënten in ziekenhuizen er al lang niet meer van op als ze door een tilrobot in een menselijke gedaante vanuit hun bed in een rolstoel worden gezet. Deze robot tilt precies op de wijze waarop verpleegkundigen dat nu doen.  
Bezoekers worden in dat ziekenhuis in Osaka bij de ingang al begroet door ‘een vriendelijk hoofd op een vaasachtig onderstel’ (citaat Trouw), dat vriendelijk informeert wie er voor hem staan en voor wie het bezoek komt. Als de vraag is beantwoord, wordt het bezoek in een razend tempo van de nodige informatie voorzien en doorgestuurd naar de juiste kamer. Japan kampt met een groot maatschappelijk probleem. Het land telt verhoudingsgewijs veel te veel ouderen en er is een groot gebrek aan jonge krachten. De Japanse overheid ziet weinig heil in immigratie (al worden tal van gaatjes door vooral Zuid-Koreanen ingevuld) en dus moeten robots zowel het lichte- als zware werk gaan doen. Niet alleen in ziekenhuizen en zorginstellingen. Ook in hotels, restaurants en winkels zijn ze inmiddels niet meer weg te denken. Hirofumie Tamal, de 67-jarige president van het bedrijf Muscle Corporation en ontwerper van de robots, zei onlangs in een interview met Trouw dat zijn discipelen wezenlijk kunnen helpen bij het oplossen van de arbeidstekorten. ‘Ze kunnen ouderen die hun kracht en/of geheugen hebben verloren behulpzaam zijn, en zo de kwaliteit van leven op peil houden. Nu moeten veel ouderen nog thuisblijven. Met een robot kunnen ze langer mee blijven doen, functioneren in de maatschappij en zelfs werken’. Tamal erkent dat zijn robots nu nog te duur zijn om massaal ingezet te worden. Zo kost de tilrobot , een van de duurdere exemplaren, omgerekend achtduizend euro. Toch vraag ik me af of dit nu wel zo’n dure prijs is om te betalen.  Robots worden niet moe. Ze hebben geen rust en voedsel nodig en zijn de volle 24 uur inzetbaar. Bij een industrieel product is duidelijk wat voor werk ze kunnen verrichten. Mensen kunnen fysieke- en mentale problemen krijgen, waardoor hun mate van inzetbaarheid nogal wisselend is. Blijft de vraag of mensen wel geholpen willen worden door een machine. Tamal denkt dat dit slechts een kwestie van wennen is. ‘In het begin vonden mensen geldautomaten ook eng. Nu gebruikt iedereen die’. De geestelijk vader staat er niet gek van te kijken als er ook een partnerrelatie ontstaat tussen mens en robot. ‘Vooral hier in Japan zien mensen robots wel in die rol’.  Dat Japanners robots zo snel in de armen hebben gesloten, heeft vooral te maken met de oosterse mentaliteit. ‘Japanners maken zich altijd zorgen om anderen. Ze willen niemand tot last zijn. Dan is het makkelijker om iets aan een apparaat te vragen’.  Waar het volgens hem nu om gaat is de robot zodanig te vervolmaken dat hij exact begrijpt wat de mensen van hem willen, en dus moeten ze ook gezichtsuitdrukkingen kunnen lezen. ‘Daarvoor zijn vooral heel veel data nodig’. Tamal zal daarnaast nog heel wat achterdocht moeten overwinnen. Met name in de VS, waar robots worden gezien als een soort terminator, vrezen veel mensen voor een allesomvattende machtsovername door de machines. Hoewel er ook al oorlogsrobots bestaan, is die vrees in de visie van Tamal ongegrond. ‘De robot wordt nooit de baas over de mens’.
Hoewel het voor haar waarschijnlijk nooit toekomstmuziek zal worden, probeer ik me de relatie Ma- Robot toch voor te stellen. Net als de Japanners wil Ma zo weinig mogelijk mensen zo min mogelijk tot last zijn, wat ze vaak onderstreept met de gevleugelde uitspraak ‘Wat ik zelf kan, doe ik zelf’. Anderzijds moest ze wel even slikken toen er ’s ochtends vroeg een jongeman voor haar bed stond met de mededeling ‘Ik ga u wassen’. Nu is ze daar al aardig aan gewend, met de robot zal dat dus waarschijnlijk ook wel loslopen. Die geschetste relatie Mens –Robot acht ik helemaal niet zo onwaarschijnlijk. Elke huiskamer krijgt dan een vaste zorgrobot toegewezen die dag en nacht klaar staat voor de bewoners. Het is dan gedaan met de constant wisselende zorgmedewerkers. Als dat geen band schept!  De liefdevolle blik waarmee Tamal op de bijbehorende foto in de ‘ogen’ van de door hem ontworpen paspoprobot kijkt, spreekt boekdelen. Maar daarentegen kan ik me niet voorstellen dat de behoefte aan menselijk contact helemaal verdwijnt. De toekomst in St.Elisabeth is dus vooral aan de zogeheten sfeermakers van vlees en bloed die dit jaar al hun intrede zullen doen in de huiskamers.    


Zondag 6 januari 2019

MA DENKT GELUKKIG NOG DAT ZE AAN HET STUUR ZIT

De eerste zondag van het nieuwe jaar. Het gaat er dan eindelijk van komen. Ma heeft zich ten langen leste laten overhalen om mee te gaan naar de kerkdienst in St. Elisabeth.  Zo rond kwart over negen tref ik haar kauwend op een boterhammetje in de huiskamer aan.  Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Zo jongen, wat ben je vroeg.  Het begint toch nog niet zeker?’  Ik moet haar waarheidsgetrouw antwoorden dat de dienst exact om 9.45 uur begint, maar dat ze nog best even op haar gemak kan afeten.  Het laatste hapje gaat naar binnen, net als het laatste slokje thee.  Als ik haar favoriete rolstoel heb voorgereden, komt de vraag die ik al lang heb zien aankomen. Een vraag die altijd wordt ingeleid met een wat vertrokken gezicht.  ‘Ik moet eigenlijk nog even naar het toilet. Kan dat nog?’ Omdat het me geen goed idee lijkt dat ze die hele kerkdienst met een volle blaas uitzit, knik ik bevestigend. Als het plasje gedaan is, kan ze zo instappen. ‘De taxi staat voorgereden’, bedien ik me van een van mijn vaste aankondigingen. 
‘Wat is het toch altijd koud hier’, zegt ze terwijl we de gang op rijden. Ondanks dat ze een extra jasje heeft aangetrokken, gaat er toch een kleine siddering door haar fragiele lichaampje.  Onderweg stuiten we op de laatste rolstoelers die eveneens op weg zijn naar de kapel. De meeste zusters, die immer ruim in de meerderheid zijn,  hebben hun vaste plek dan al ingenomen.  De koster kijkt enigszins zorgelijk wanneer we de kapel binnenrijden. De (te) krappe ruimte is duidelijk niet berekend op nog een bezoeker die de dienst in een rolstoel wil bijwonen. ‘U kunt het beste naar boven gaan met de lift. Op de bovenverdieping  zijn nog wel wat plekken vrij’, brengt ze een welgemeend advies uit. ‘Zo Ma, zo meteen kun je eindelijk eens horen wat er gezegd wordt tijdens de dienst’, hou ik de causerie luchtig. Ze kijkt me niet begrijpend aan. Ik herinner haar aan de televisie-uitzendingen die in de huiskamer rechtstreeks te volgen zijn, maar wel vrijwel zonder geluid.  Wanneer het volume op zijn hoogst staat, is er nog nauwelijks iets te verstaan van het gesproken woord. Alleen enkele fluimen muziek weten met moeite de oren te bereiken. De koster is al een paar keer van deze omissie op de hoogte gesteld, maar dat heeft nog niet tot resultaten geleid.  Ma kan boven netjes aansluiten bij de reeds geparkeerde rolstoelers. Niet veel later krijgt ze gezelschap van haar huisgenoot Jan Jongenelis. Beiden worden verwelkomd door profane muziek, en daar klinkt dan eindelijk goed verstaanbaar het gesproken woord. Over de dienst zelf valt weinig te vertellen. De voorganger blijft keurig binnen het kerkboekje, en aangezien alle beschikbare exemplaren een nogal beduimelde indruk maken is deze dienst ongetwijfeld al heel wat keren opgevoerd.  ‘Wat zou Bernard van Welzenes hier een leuke vertoning van kunnen maken’, gaan mijn gedachten even uit naar de kermisaalmoezenier die al sinds een aantal jaren de KermisMis op De Kade weet om te toveren in één langgerekte conference, waarbij hij de lachers moeiteloos op zijn hand krijgt.  Hij greep de inzegening van Paus Franciscus aan voor een wel heel aparte opening. Op zijn opgewekte ‘Goedemorgen allemaal’ volgde slechts een slaperig gemompel.  ‘Jongens, jongens, wat krijgen we nou. Toen de Paus op het balkon verscheen, riep hij slechts ‘Bonjourno’ en oogstte daarmee een daverend applaus. Nu wil ik me niet op een lijn plaatsen met Franciscus, maar iets meer enthousiasme zou toch wel prettig zijn. Dus nogmaals ‘GOEDEMORGEN ALLEMAAL’ . Deze keer was de reactie van de bezoekers, waarvan het merendeel was gezeten in een botsauto, gelijkluidend. Van Welzenes weet dus wel hoe je een sfeertje moet bouwen. Ik denk dat zo’n benadering wonderen zou doen in de kapel van St. Elisabeth. De afwisseling tussen gezang en gesproken woord lijkt Ma wel te bekoren. 
Ze kijkt verrast op wanneer de voorganger plotseling voor haar staat met de hostie. Vroeger werden deze schijfjes, symbolisch voor het lichaam van Jezus, uitsluitend gemaakt van ongedesemd tarwebrood. De kerkleer was daar bijzonder streng in. Een hostie die niet volledig van tarwemeel was gemaakt, werd beschouwd als ‘ongeldige materie’. Het woord ‘hostie’ roept overigens ook wel vragen op. ‘Hostie’ is namelijk afgeleid van het Latijnse ‘hostia’ dat ‘slachtoffer’ betekent. Zou de katholieke kerk zijn discipelen echt als zodanig beschouwen?  Ma zit daar niet mee. Direct nadat de voorganger de bijbehorende woordjes heeft gepreveld, laat ze het stukje brood achteloos naar binnen glijden.  Ik herinner me nog van vroeger dat de priester de hostie met een zwierige zwaai op de tong legde van de gelovigen, maar dat gebruik is vrijwel overal afgeschaft. Waarschijnlijk uit hygiënische overwegingen.  De voorganger haast zich terug naar haar plek achter de kansel  en al snel klinkt het slotgezang. Onder de laatste muzikale klanken verlaten de eerste rolstoelers de kapel. Dat gaat volgens zo’n vast stramien dat het wel ingestudeerd lijkt. Ma wil samen met Jan de kat nog even uit de boom kijken.  Of liever gezegd, de kerststal nog eens goed in ogenschouw nemen.  Terug op de begane grond laat ik haar de stal even van dicht bij zien en daarmee is het zondagochtend uitstapje ten einde. Ma zegt het niet met zoveel woorden, maar het is duidelijk dat ze wel vaker een kerkdienst op zondag wil bijwonen. Zo heeft ze toch nog een goed voornemen gemaakt voor 2019.
Dat belooft in menig opzicht een bijzonder jaar te worden. Het korte termijngeheugen van Ma neemt zienderogen af. Soms weet ze ’s middags niet meer dat ik ’s ochtends langs ben geweest. En in de ochtenduren begroet ze me vaak op een wijze alsof ik in geen dagen langs ben geweest. Komende vrijdag wordt met het inleveren van de sleutels de episode Diamantdijk in Ma’s leven definitief afgesloten.  Maar wanneer ze uitgebreid herinneringen heeft opgehaald, wijst ze meestal trots naar haar hersenpan.  ‘Gelukkig zit het daar boven nog goed’, klinkt het dan triomfantelijk. Bij de afscheidsdienst van RBC’s voetballegende Piet Bruijninckx werd het door zijn schoonzoon ook nog eens gememoreerd .  ‘Mijnheer Alzheimer is een vreselijk monster waar wanneer hij eenmaal zijn zinnen op je hebt gezet  geen ontkomen aan is’. Gelukkig denkt Ma op zulke momenten dat ze nog aan het stuur van haar leven zit. Helaas is er nog geen verweer uitgevonden tegen deze ziekte. Je staat er als slachtoffer niet tegenover, je woont er midden in. Meneer Alzheimer is zo laf dat hij zijn prooi geen enkele vorm van voorbereiding gunt. Een collega heeft dat onlangs mooi verwoord in dagblad Trouw. ‘Het is alsof je deelneemt aan een 19-eeuws duel. Met pistolen, rug tegen rug, twintig passen, omdraaien en boem. Maar op de dag van het gevecht, als je kotsend in de struiken ligt, ontdek je dat je tegenstander een gifmenger is. En jij maar dreigend zwaaien met je zinloze pistool’.       


Zaterdag 5 januari 2019

OVER HET ZITTEN EN HET ZWANENMEER IN DE KRING

Een van de eerste suggesties die ik overbracht op Jan-Hein Sloesen als nieuwe directeur van De Kring was het herinvoeren van het vrij-zitten in de kleine zaal. Heel vaak verwijst het kaartje de bezoekers naar hoger gelegen rijen op de tribune, terwijl er op de eerste rij meestal nog plek genoeg is. Het bijwonen van een voorstelling op hoger gelegen plekken zou op zich geen probleem (mogen) zijn, ware het niet dat de ontwerper van deze tribune kennelijk over het hoofd heeft gezien dat het leeuwendeel der mensheid gezegend is met twee benen en twee voeten, die ergens gelaten moeten worden tijdens het vertoonde.
Wanneer je boven de 1.80 bent, en dat zijn de meeste mensen inmiddels, is het letterlijk en figuurlijk onmogelijk om de twee stelten enige bewegingsvrijheid te geven. De voorste rij is de enige plek in de kleine zaal waar dit onderdeel van de rechten van de mens geen onrecht wordt gedaan. Wie het geluk treft een plek op de hoek te bemachtigen kan zijn onderstel via allerlei ongelukkige lichaamsmanouvres nog enige speelruimte gunnen, maar al die uit de rijen stekende benen is natuurlijk geen gezicht. In de grote zaal is de situatie beter, maar ook verre van optimaal. Daar zijn het vooral de voeten die snel botsen met het pluche van de voorburen. Het moet De Kring en de wethouder van cultuur toch te denken geven dat je in de drie bioscopen (twee op basis van Cine-Service, de laatste in Roosendaal is in aantocht) van de familie Lambregts op een veel comfortabeler wijze van een voorstelling geniet dan in onze enige echte theatervoorziening. Hoewel ik doorgaans goede gesprekken heb met Jan-Hein wil hij op dit punt nog geen inch toegeven. Ter vergelijking: in de tijd dat ik nog regelmatig Fidei et Arti in Oudenbosch bezocht (gestaakt wegens onveilige situaties en unheimisch gevoel op het NS-station aldaar) stond daar een grote tribune in de grote zaalruimte, met een vrij-zitten-status, gebaseerd op het eerlijke- en rechtvaardige principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Dat heeft nooit tot problemen of publieksaanvaringen geleid. Ook was er nimmer sprake van gedrang bij de entree om de beste plaatsen te bemachtigen, waar bij De Kring naar het schijnt voor wordt gevreesd. Dat valt dus te betitelen als koudwatervrees, want ik kon in het doorschijnende licht van de aangrenzende Basiliek immer in alle rust naar mijn ‘vaste’ plek op de hoek van de eerste rij wandelen, waar ik doorgaans ongestoord mijn aantekeningen kon maken. ‘Doorgaans’ want nooit zal ik die keer vergeten dat Youp van ’t Hek tijdens een try-out direct na de opening ‘heel vriendelijk’ informeerde of ik de media vertegenwoordigde of wellicht van plan was om zelf een cabaretje te beginnen. ‘Misschien vindt mijn tot nu toe glanzende carrière hier wel een roemloos einde ten gevolge van een vernietigende recensie in het Rucphense Sufferdje?’, meesmuilde het podiumdier.  Waar Youppie nog heel behulpzaam aan toevoegde ‘erectie schrijf je met één ‘R’, tenminste die van mij wel’. Dat was natuurlijk een tenenkrommende ervaring, maar het leverde mij na afloop wel een exclusief interview met de voormalige nar op als voorpubliciteit voor zijn nieuwe (naar later zou blijken) baanbrekende voorstelling. De Brabantse cabaretier Mark van de Veerdonk ontging het ook niet dat ik een ‘vast persplekje’ had om me te nestelen. ‘Zit je daar nou al weer? En helemaal alleen. Dat kan ik niet langer aanzien. Na de pauze ga je bij de andere mensen zitten, hoor je me?’.  Het moge duidelijk zijn dat gezien de grote leegte in de zaal de grote doorbraak voor Van de Veerdonk toen nog moest komen.
Het is natuurlijk jammer dat het vorige College zoveel geld heeft verspild aan de Riek Bakker gedrochten ‘Renovatie Nieuwe Markt, aanleg (op sommige punten levensgevaarlijke) Centrumring’,  anders was er genoeg ruimte geweest op de begroting om deze vermaledijde tribune De Kring uit te slepen en te vervangen door een heel wat publieks- en beenvriendelijker exemplaar. Ik hoop dat het huidige dagelijks bestuur snel na de geplande opening in 2020 een kijkje gaat nemen in City-Cineservice aan de Nieuwstraat (recht tegenover De Kring) en zich realiseert dat je zulke waardige luxe zitgenoegens het publiek van De Kring ook niet mag onthouden. Maar ik heb er natuurlijk niets op tegen indien de bestuursvleugel in het Stadskantoor al veel eerder het licht ziet. Er zijn geen tekenen die erop wijzen dat het ‘vrij zitten’ met ingang van het nieuwe theaterseizoen eindelijk wordt ingevoerd, maar natuurlijk neem ik Jan-Heins aansporing ‘Blijf het vooral proberen’  zeer serieus. Vandaar ook dit hernieuwde ‘pleijdooi voor een echt gastvrij theater’. Wellicht komt die bijbehorende prijs ten langen leste dan eens naar Roosendaal. Als het besef eenmaal doorgedrongen is dat je je gasten in alle opzichten de ruimte moet geven –dus ook weg met die irritante paarse afbakeningslinten- worden de kansen van De Kring op die felbegeerde prijs allengs groter. Al is het natuurlijk geen goede zet geweest om portier Mon Puttiger tegen zijn wil met pensioen te sturen. Ook zou het wel gastvrij zijn als het publiek bij binnenkomst officieel verwelkomd wordt via bij voorbeeld een voice-over, die het publiek tevens een korte toelichting geeft op de gang van zaken die avond. Trailers van komende voorstellingen vertonen in bij voorbeeld de RABO-bank-galerie zou eveneens bijdragen aan het beoogde imago van meest gastvrije theater van het land.
Aanvankelijk was het mijn intentie om iets over ‘Het Zwanenmeer’ in de opvoering van het Charkov Staats Opera en Ballet Theater te schrijven, en dat ga ik doen, maar ik kwam tot bovenstaande verhandeling wegens een verontrustende ontwikkeling die ik in de pauze heb geconstateerd. Het ‘vrij-zitten’ gold deze avond ook niet voor het restaurant Over de Tong. Op vrijwel alle tafeltjes prijkten naambordjes, kennelijk als teken dat ze gereserveerd waren. Zelfs de drankjes stonden al klaar. Voor de familie Konings was zelfs de gehele grote tafel achter in de zaal vrij gehouden, ruim voorzien van drank. ‘Nou moet het toch echt niet gekker worden, doe es effe normaal zeg’, kreeg ik weer een ongeremde woede-aanval. Dat mijn vaste recensententafeltje pal aan het raam nog steeds in beslag was genomen door een letterlijk overjarige kerstboom kwam mijn humeur ook al niet ten goede. Het is natuurlijk volkomen logisch dat je een tafel reserveert voor een maaltijd vooraf in Over de Tong, maar dit kan en mag natuurlijk nooit het geval zijn bij de pauze-drankjes. Daarmee schoffeer je de overige bezoekers, die op zo’n vrijwel uitverkochte avond aangewezen zijn  op de (veel te) beperkte foyerruimte.  Bij de opening van dit nieuwe Kringgebouw in 1986 sprak burgemeester Lauw Schneider de wens uit dat ‘De Kring mag uitgroeien tot een gebouw voor maar vooral van Jan en Alleman’. Ik hoop dat die wens niet nog verder geweld wordt aangedaan in het jaar dat voor ons ligt. Als Jan-Hein nog om goede voornemens voor 2019 verlegen mag zitten, dan kan hij wat mij betreft onbeperkt putten uit bovenstaand ideeën-arsenaal.                         
Het Zwanenmeer dan. Dit is in de ogen van velen het mooiste ballet waar Tsjaikovski ooit de muziek voor schreef. De première was in 1895 voor het Mariinski Ballet en tegenwoordig wordt het nog regelmatig opgevoerd door gerenommeerde gezelschappen, zoals momenteel door het Charkov Staats Opera en Ballet Theater. Het romantische verhaal is geënt op een overbekend thema; het gevecht voor de ware liefde. In dit geval die tussen prins Siegfried en prinses Odette. De tovenaar Rotbart heeft er echter voor gezorgd dat alle onschuldige meisjes in het prinsenrijk 's nachts in een zwaan veranderen, en dat lot treft dus ook Odette. Alleen echte en zuivere liefde kan de betovering doorbreken. Rotbart probeert via zijn dochter Odile, die als twee druppels water op Odette lijkt, tussen de geliefden te komen. Maar dat komt de snoodaard uiteraard duur te staan. Ware liefde overwint immers altijd. Deze opvoering was zoals je van deze gezelschappen mag verwachten van hoog niveau, net als destijds bij de voorstelling die ik in Moskou bijwoonde, kreeg ik medelijden met de meisjes die de hele avond op de toppen van hun fysiek de zwaantjes tot leven brachten. Daar valt zelfs de kastijding der publiekstenen in de kleine zaal bij in het niet. Enigszins irritant waren wel de vele tussentijdse applausjes die bij het publiek gehaald en gehonoreerd werden, en helaas konden sommigen het toch weer niet laten om de fotofunctie van het meegetroonde tabletje in werking te stellen. Een onmiddellijk tablet- en mobiele telefoonverbod op straffe van inbeslagname  mag van mij ook op het lijstje van Jan-Heins goede voornemens komen te staan.     


Zaterdag 5 januari 2019

AFSCHEID VAN EEN ROOSENDAALSE VOETBALLEGENDE

Indien Erica Terpstra aanwezig was geweest bij de uitvaartdienst van Piet Bruijninckx waren woorden als ‘topper’ en kanjer’ ongetwijfeld meerdere keren te horen geweest. In het afscheidscentrum Coppens aan De Meeten hebben belangstellenden uit vele geledingen vrijdag de laatste groet gebracht aan de legendarische ‘man van staal’, en de woorden die daar uitgesproken werden, waren niet zo hoogdravend, maar wel uitermate goed gekozen. De (Roosendaalse) voetbalwereld was zoals te verwachten viel goed vertegenwoordigd, maar ik zag ook enkele oud-collega’s uit mijn en Piets BIC-Benelux-periode rond lopen. Hans van Deventer vertegenwoordigde beide categorieën. Hij was bij de BIC een collega-afdelingschef van Piet, maar als bestuurslid van RKVV Roosendaal kruiste zijn pad ook menigmaal dat van Piet. Henk van de Ven, als vaste assistentrainer lange tijd een van de vaste pijlers onder RBC, wat hem de bijnaam  ‘De Roosendaalse versie van Amsterdammer Bobby Haarms’ opleverde, en bestuurslid van de amateurs van RBC, Noud Bominar, gaven eveneens acte de presence.  
Piets schoonzoon schetste in grote lijnen Piets kleurrijke levensloop, dat tal van uiteenlopende hoogtepunten kende. De twee kleinzonen van Piet haalden vooral herinneringen op aan de tijd die ze bij opa en oma doorbrachten. ‘Ah, daar zijn de mannen’, luidde steevast Piets begroetingsritueel als de kleinzonen in de deuropening verschenen. Het deed Piet veel genoegen dat ‘de mannen’ ook in hevige mate door het voetbalvirus waren aangestoken. ‘Vaak stond opa langs de kant als wij onze wedstrijden speelden, waarbij hij nooit te beroerd was om ons enkele tactische tips mee te geven. Eenmaal bij opa en oma thuis keken we ondanks het late tijdstip altijd naar ‘Match of the Day’op de BBC. Het Engelse voetbal was het enige wat hem nog echt kon bekoren. Kijk, daar wordt tenminste nog met inzet gespeeld en karakter getoond, triomfeerde hij dan.  Met RBC had hij de lange verbintenis met de club ten spijt (Piet maakte twintig jaar ononderbroken deel uit van het eerste elftal) geen enkele band meer. Als wij dan naar de oorzaak van die onmin informeerden, haalde opa zijn schouders op en schamperde ‘Ach wat, ze kennen er geen ene klote van’, aldus een van de ‘mannen’. Die laatste woorden klonken me bekend in de oren. Sporadisch kwam ik als redacteur van TV-Gazet Piet nog wel eens tegen in de wandelgangen van het huidige Herstaco Stadion en als ik dan informeerde naar zijn oordeel over het vertoonde spel was de reactie meestal nog korter. ‘Waardeloos’, gevolgd door het zojuist gememoreerde schouderophalen. Nadat ik hem in 1980 had aangespoord om samen eens een tennisbaan te huren bij Leysdream verlegde hij zijn belangstelling geheel naar de tennissport. Uren kon hij voor de buis hangen toen de Amerikaan John MCEnroe het op Roland Garros opnam tegen de Zweed Mats Wilander. Als geoefend balanalyticus kon hij na een slagenwisseling precies aangeven wat de verliezer van het punt in zijn visie verkeerd had aangedaan.
Op muziek van onder anderen Johan Verminnen en Frank Sinatra (My Way, uiteraard) trok het leven van Piet (en zijn gezin) verdeeld over enkele blokken via een rijke fotoschat aan de bezoekers voorbij. Bij het verlaten van de zaal werden alle aanwezigen uitgenodigd om langs de kist te lopen en Piet een laatste groet te brengen. Onder hen iemand die vanwege zijn opvallende kledij al snel de aandacht op zich gevestigd wist. De man met lange witte baard droeg een kilt en aangekomen bij de kist prevelde hij een aantal (voor de overigen)  onverstaanbare woorden, wat gepaard ging met enkele religieuze handgebaren, wat het geheel een profaan karakter gaf. Op vrijwel ieders gezicht stond te lezen: wie is die man? Natuurlijk was ook mijn journalistieke belangstelling gewekt, maar een afscheidscentrum is nu eenmaal niet de juiste plaats voor een diepte-interview.
Piets laatste jaren, zijn schoonzoon gaf dat ook aan, waren ‘dankzij’ de monsterlijke bemoeienissen van Dr. Alzheimer niet bepaald gemakkelijk. Op het laatst weigerde Piet zelfs nog voedsel tot zich te nemen, wat zijn schoonzoon tot de verzuchting ‘het is goed zo’ bracht.
De laatste Ace is geslagen.
Het laatste doelpunt is gescoord
En daarmee is ook het laatste hoofdstuk over het ‘Bruisende Bruijninckx’ leven geschreven. Maar de herinneringen zullen uiteraard altijd blijven. Een kanjer, een topper? Zeker, maar bovenal was Piet een aimabel mens en een uitermate prettige vent in de omgang


Donderdag 3 januari 2019

VAN LOONPARK WACHT NOG OP TERUGKEER HERCULES EN VENUS

In 2017 kondigde de vorige wethouder van cultuur, Hans Verbraak, de terugkeer van Hercules en Venus naar hun vaste plek bij de vijver in het Emile van Loonpark aan. Ik heb het deze ochtend met eigen ogen bevestigd gezien: de beelden staan er nog steeds niet. Reden voor de PVC om eens bij de huidige politiek cultureel verantwoordelijke Toine Theunis te informeren waar de beeltenissen van deze mytische persoonlijkheden blijven en waar ze momenteel opgeslagen liggen.

In antwoord op vragen van de Roosendaalse Lijst zei Verbraak toen: ‘De beelden zijn inmiddels bekeken door de restaurateur en hij verwacht dat dit gaat lukken. Op dit moment wordt er een indicatie van de kosten gemaakt, we verwachten die binnen twee weken binnen te hebben. Als dat binnen de perken blijft, kunnen de beelden wat mij betreft  al in de loop van volgend jaar hersteld en teruggeplaatst worden’.  Volgend jaar betrof dus 2018, en dat gehele jaar heeft het Emile van Loonpark het zonder de beelden moeten stellen.  

Nu wil de PVC van Theunis weten of  de kosten te hoog uitpakten en of het technisch toch niet mogelijk was om Venus en Hercules te restaureren. Ook wil de partij van Theunis weten welke toekomst de kunstwerken wacht als restauratie inderdaad een onhaalbare zaak is. De PVC zag de beelden toen uit veiligheidsoverwegingen overigens liever herrijzen op de Markt, maar daar wilde het dagelijks bestuur niets van weten. Zie onderstaand bericht:

 

PVC ziet Hercules en Venus liever ‘herrijzen’op de Markt

ROOSENDAAL – De twee door vandalen zwaar beschadigde beelden van Hercules en Venus keren wat wethouder Hans Verbraak betreft snel terug aan de rand van de vijver in het Emile van Loonpark.  Dit antwoordt de wethouder op raadsvragen van de Roosendaalse Lijst. ,De beelden zijn inmiddels bekeken door de restaurateur en hij verwacht dat dit gaat lukken. Op dit moment wordt er een indicatie van de kosten gemaakt, we verwachten die binnen twee weken binnen te hebben’, aldus Verbraak.  Als dat zijn inziens binnen de perken blijft, kunnen de beelden wat hem betreft  al in de loop van volgend jaar hersteld en teruggeplaatst worden.

In afwachting van herstel besloot de gemeente Roosendaal de beelden op te slaan. De PVC heeft echter meteen grote vraagtekens bij dit voornemen geplaatst.  Zo wil de eenmanspartij van het College weten hoe ze denkt de beelden in het vervolg te gaan beschermen tegen vandalisme. ‘Als de bewering ‘Alles van waarde is weerloos’ ergens opgaat, dan is het wel in het Emile van Loonpark. De beelden staan op een plek achteraf in het park, nou ja, zeg maar plantsoen. De beelden werden zes jaar geleden in de nachtelijke uren moedwillig beschadigd door bezoekers die we daar liever niet zien en die daar ’s nachts ook niet mogen komen.  Om het park effectief te beschermen, moet dit stukje openbaar groen geheel afsluitbaar zijn, wat eigenlijk niet te realiseren is. Beter is het daarom om Hercules en Venus, indien ze weer in volle glorie kunnen herrijzen, elders te herplaatsen. De Nieuwe Markt lijkt me een redelijk alternatief. Dat plein kan immers wel wat kleur gebruiken, ook al gaat het hier om witte beelden.  Nadeel is alleen dat dit binnenstadsdeel in de kleine uurtjes ook geen pleisterplaats is van menselijk vertier. Hercules en Venus als beschermheer en beschermvrouwe van het beeld van De Tullepetaon op de Markt is toch de beste oplossing.  Beide mytische figuren verdienen het ook om op een sokkel te staan. Wederom een win-win situatie dus, de zoveelste in het rijtje van PVC-suggesties.  Indien het college van B&W nu eindelijk eens het voorstel honoreert om een permanente politiepost te plaatsen op de Markt, kan er zelfs nog een ‘win’ aan dit rijtje worden toegevoegd’.  Venus moest in oktober 2011 lijdzaam toezien hoe onverlaten haar sculptuur boven de knieën afhakten. De beeltenis van Hercules, die in steen gehouwen helaas niet over magische krachten beschikt, moest het daarvoor al zonder hoofd stellen.  Deze suggestie is door het College van B&W nooit inhoudelijk behandeld en beantwoord.  Reden voor de PVC om wederom aan de bel te trekken. ‘Het College liet slechts weten dit standpunt voor kennisgeving aan te nemen.  Wat natuurlijk sowieso een schandalige reactie is. De opgeworpen vragen bleven dus onbeantwoord. Heel jammer dat wethouder Verbraak niet voor andere meningen openstaat die tot een veel betere oplossing leiden. Hiermee is voor de zoveelste keer aan getoond dat dit College met een structureel communicatieprobleem kampt’.


Woensdag 2 januari 2019

LEGENDARISCHE RBC-VEDETTE PIET BRUIJNINCKX OVERLEDEN

Kort na Jan Mol heeft Roosendaal wederom afscheid moeten nemen van een stadsicoon. Oud-RBC-speler Piet Bruijninckx overleed in de nacht van zaterdag 29 op zondag 30 december op 91-jarige leeftijd, ruim een week voor zijn 92e verjaardag. Ik leerde Piet Bruijninckx kennen toen ik half 1980 de overstap maakte van Verhoeff Handelmij in Zoetermeer naar Bic Benelux in Roosendaal. Ik werd daar onder meer belast met de loonadministratie van het productiepersoneel. Piet was daar afdelingschef en zodoende hadden we regelmatig overleg wanneer het uitbetalen van de maandelijkse premies aan de orde was. Snel raakten we op vertrouwelijke voet en uiteraard vertelde hij me alles over zijn rijke voetbalcarrière bij RBC (toen nog terecht zonder de toevoeging ‘Roosendaal’), waar hij van zijn 18e tot zijn 38e ononderbroken in het eerste elftal speelde.
Op dat moment was hij op 53-jarige leeftijd nog actief als voetbaltrainer bij een amateurvereniging in Bergen op Zoom, maar Piet maakte er nooit een geheim van dat hij ‘baalde van die waardeloze mentaliteit van die gasten’. Vooral de gemakkelijke wijze waarop ze een training lieten schieten, irriteerde hem mateloos. Geïnspireerd door de Wimbledonfinale ‘Borg – MCEnroe’ stelde ik Piet voor een tennisbaan te huren bij het toen nog florerende Leysdream. Daarmee ging een nieuwe (sport)wereld open voor Piet. Het bleef niet bij dat ene uurtje. In het begin was het klungelen geblazen, maar het duurde niet lang eer Piets onmetelijke balgevoel kwam bovendrijven. Niet veel later besloten we tegelijkertijd lid te worden van de net opgerichte tennisvereniging Vierhoeven die nog wel wat vers bloed kon gebruiken. Piet was al gauw niet meer weg te slaan van de tennisbaan. Hoe hij het flikte weet ik nog steeds niet, maar doorgaans was hij amper een uur na werktijd al weer present op Vierhoeven. Onze ambities groeiden uit elkaar. Was tennis voor mij vooral een manier om prettig in beweging te blijven, bij Piet kreeg het competitie-element de overhand. Doordat hij links en rechts veel oude bekenden tegen kwam die altijd wel een leuk toernooitje wisten te bedenken waar Piet uiteraard niet mocht ontbreken, groeide hij uit tot een van de prominenten binnen de teamselecties. Ook in organisatorische zin kwamen Piets talenten volop aan bod. Zo nam hij na zijn pensionering de leiding en de indeling van de vaste vrouwenochtenden voor zijn rekening. Zo behoedde de tennissport Piet ook voor het zo gevreesde zwarte gat. Naast het tennis bleef hij zijn andere passies, zwemmen en fietsen, eveneens tot op hoge leeftijd beoefenen.
Het onderlinge contact bleef mede dankzij andere activiteiten behouden. Als redacteur van de kabelkrant TV Gazet wijdde ik geruime tijd een vaste rubriek aan Piet, waarin hij vrij-uit herinneringen ophaalde aan zijn jaren bij RBC. Daarnaast mocht hij graag vertellen over zijn oorlogsjaren in voormalig Nederlands-Indie. De wijze waarop hij na jaren van trouwe dienst terug keerde in Roosendaal was een unieke ervaring. Het militaire apparaat was hem namelijk aanvankelijk vergeten, waarna er speciaal vervoer geregeld diende te worden. Op het hoogtepunt van zijn carrière kreeg Piet door het Limburgse Rapid JC een zeer exclusief contract voorgelegd dat hem tot een zeer bemiddeld man had kunnen maken. ‘Ik kon daar net zo veel verdienen als de best betaalde speler. Ik ging expres zo hoog in de boom zitten omdat ik dacht dat de belangstelling daarmee in een klap over zou zijn. Ten onrechte dus. Diep in mijn hart wist ik wel dat ik gewoon bij RBC zou blijven. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om mijn moeder achter te laten in Roosendaal. Mee verhuizen was voor haar geen optie, ze was met geen stok Roosendaal uit te krijgen’. Aan zijn voetballoopbaan bij RBC hield Piet wel een leuk eigen woninkje aan de Bredaseweg over dat hij destijds contant kon afrekenen, wat hem en zijn vrouw Helma een substantiële voorsprong gaf in het maatschappelijke leven.
Tot enkele jaren terug trof ik Piet voornamelijk bij de jaarlijkse Open West-Brabantse Tenniskampioenschappen op de banen van Tennisvereniging Roosendaal, waar hij vooral genoot van de zogeheten hard-hitters. Zijn afnemende gezondheid zorgde ervoor dat ‘de man van staal’ ook daar steeds vaker wegbleef. Heel triest dat het Piet net niet was gegund om begin januari zijn 92e verjaardag te vieren. Uiteraard kreeg Piet wel een plek toebedeeld in mijn boek ‘Portretten van Kopstukken’ (niet meer verkrijgbaar). 


Woensdag 2 januari 2019

'GEKKENHUIS' RESULTEERT IN LEVENDIGE ODE AAN DE OPERA

De tweede seizoenshelft in De Kring ging dinsdag 1 januari van start met een heuse primeur. Na rijp beraad besloten het Roosendaals Symfonie Orkest en Symfonie-orkest Jacob Obrecht uit Bergen op Zoom samen verder te gaan onder de naam West-Brabants Symfonieorkest (WBS). De fusie hield echter ook in dat er afscheid genomen moest worden van een van beide dirigenten. Gelukkig hoefde het nieuwe bestuur die knoop niet zelf door te hakken. Martyn Smits besloot zich terug te trekken en de vrijgekomen tijd te benutten voor zijn vele andere bezigheden. Dat betekende dat het WBS verder gaat onder Carlo Nabbe.
Met name voor het Roosendaalse publiek zal dat even wennen zijn, zo bleek duidelijk tijdens het traditionele nieuwjaarsconcert in De Kring dat op 6 januari wordt herhaald in Bergen op Zoom. Nabbe is zeer theatraal ingesteld en daardoor een heuse tegenpool van de immer wat ingetogen opererende Smits. Met zijn grijze Beethovenachtige bos haar, zijn uitgesproken mimiek en vooral zijn lichaamstaal heeft Nabbe ook alles mee om zich als zodanig te profileren. Dit nieuwjaarsconcert, dat zowel in het teken stond van een nieuw begin als  het afscheid van Smits, was een ware ‘ode aan de opera’. Na de ouverture ’Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini, gedirigeerd door Nabbe, betrad Smits het podium met zoals hij dat noemde ‘twee tortelduifjes’ die het stuk ‘Papagena, Papageno’ uit ‘Die Zauberflöte’ van Mozart op zeer heldere wijze wisten te vertolken. Als directeur van de Fontys Hogescholen, dat sinds 2017 opereert onder de naam ‘Academy of Music and Performing Arts (AMPA)’ , hoefde hij de solisten voor dit concert niet ver te zoeken. Sopraan Sunta Overvliet en bariton Fernando Linares Correa kon hij bij wijze van spreken zo uit de schoolbanken plukken. Smits en Nabbe namen bij de uitvoering van de rest van het programma het stokje constant van elkaar over, wat de laatste weer extra mogelijkheden gaf om zijn theatrale driften in de praktijk te brengen. Nabbe mocht de gehele ‘Carmen Suite nr 1’ van Bizet (Prelude, Aragonaise, Intermezzo, Seguedille, Les Toreadors) voor zijn rekening nemen, maar de stukken met solistische inbreng waren exclusief voor Smits gereserveerd. ‘Martijn en ik hebben bewust voor deze opzet gekozen, maar ik verzeker u, dames en heren, dat het voor de orkestleden niet meevalt om telkens tegen een ander gezicht op de bok aan te kijken. We hebben ons daar echter geen moment zorgen over gemaakt, want we wisten gewoon dat dit prachtige orkest deze proeve van bekwaamheid gemakkelijk kan doorstaan. Maar alles bij elkaar opgeteld is het natuurlijk wel een gekkenhuis’, aldus Nabbe. Een eerbetoon waar hij ook het rustig op de achtergrond opererende Roosendaals Gemengd Koor terecht bij betrok. De wisseling van de wacht verliep rustig toen Sunta Overvliet ‘Peer Gynt’ van Grieg tot leven bracht, maar Nabbe moest de ‘vernedering’ ondergaan om door mezzosopraan Amy van Eijk van het podium te worden gestuurd toen zij als een in felrood gestoken Carmen ten tonele verscheen voor de uitvoering van ‘Carmen Suite nr 2’. Gepokt en gemazzeld en uit eigen ervaring met de klappen die een man in zijn leven kan oplopen, besefte Nabbe direct dat verzet zinloos was. ‘Aan vrouwen kun je je als man maar beter overgeven’, debiteerde hij een heuse levenswijsheid. Naarmate de aria’s een hoger meezinggehalte kregen, leek het publiek de smaak steeds beter te pakken te krijgen. De bezoekers gingen terecht los bij de prachtige vertolking door Fernando Linares van het ‘Chanson du Toreador’. Tenor Nick van Kuipers kreeg zelfs nog meer bijval bij zijn uitvoering van het populaire ‘La Dona è Mobile’ van Verdi. Wat had ik hem graag gehoord in het door Pavarotti nieuw leven ingeblazen ‘Nessun Dorma’,  maar er moet natuurlijk nog wat te wensen blijven voor het nieuwjaarsconcert van 2020. Met ‘Va, Pensiero (Slavenkoor)’ werd het publiek op passende wijze uitgeleide gedaan, maar natuurlijk liet voorzitter Henken de scheidende dirigent niet met stille trom vertrekken.
Nadat  zijn prestaties met het RSO door de preses uitgebreid waren gememoreerd, mocht Smits een schilderij in ontvangst nemen, dat volgens hem betrekking had op een concert bij het oorlogsmonument in Moerstraten. De solisten Nick van Kuipers en Sunta Overvliet stonden op dat moment al bij de microfoons voor een kleine toegift, maar toen ook dat verstomd was, kwam toch echt het moment dat Smits het stokje definitief overgaf aan de kleurrijke Nabbe, en hij toonde daarbij zowaar enige emotie. Maar alles binnen de perken, zelfs de afscheidskus van de eerste violiste viel met de beste wil ter wereld niet te rangschikken in de categorie drama. Deze ‘Ode aan de Opera’ was zonder meer het meest gedenkwaardige concert uit de reeks die inmiddels zeven edities beslaat. Hoewel het podium vrijwel geheel gevuld was met musici liet Nabbe enthousiast weten dat bij voorbeeld de drie cellisten in de voorhoede van het orkest best nog gezelschap kunnen gebruiken van minstens vier nieuwe collega’s. Dat mag in de praktijk geen probleem zijn. Welke muzikant wil nu niet opereren onder de driftig wapperende vleugels van deze bevlogen artistiek leider? Het lijkt erop dat de toekomst Het West-Brabants Symfonieorkest alleen maar toelacht!


Ode aan de Opera – West-Brabants Symfonieorkest, met ondersteuning van het Roosendaals Gemengd Koor en solisten van Fontys Hogeschool voor de Kunsten, o.l.v. Martyn Smits en Carlo Nabbe. Gezien door Jaap Pleij op 1 januari 2019 in de grote zaal van De Kring.     


Dinsdag 1 januari 2019

IK HEB DE ZON GEZIEN IN DE OGEN VAN MARIECHRISTIEN

De laatste weken van 2018 stonden voor mij in het teken van het weerzien met goede, oude bekenden. Als uitvloeisel van ‘Back to the feeling’ op maandag 10 december in De Kring sprak ik onlangs uitgebreid met Mieke Roovers, die me onder meer alles vertelde over feelgoodbedrijf ‘Top Life’, dat ze samen met haar partner runt vanuit een studio in De Koepel in Breda. Voor zaterdag 5 januari staat een ontmoeting gepland met operazanger/zangpedagoog Henk Kreukniet om van gedachten te wisselen over zijn nieuwe ‘Wiener Tradition’-programma dat binnenkort in de regio is te zien (en op termijn wellicht in St. Elisabeth), en deze laatste middag van 2018 is ingeruimd voor een hernieuwde kennismaking met MarieChristien.
Toen ik in 2004 mijn cultuurprogramma ‘Spotlight’ op Radio Stad FM hervatte, was zij samen met Cindy de Koning van Omroep Brabant de eerste gast die ik in de studioruimte aan de Bovendonk mocht ontvangen, en nu mag ze het ‘ouwejaar’ in muzikaal opzicht afsluiten in St. Elisabeth voor een ongetwijfeld kritisch publiek, waaronder mijn moedertje. Ik ben vooral benieuwd hoe ze geestelijk contact maakt met het publiek, vooral met degenen die slechts het ‘dementees’ nog machtig zijn, zoals de betoverende rafeltaal van dementerenden door Paula Irik, gewezen geestelijk verzorger in de ouderenzorg, wordt aangeduid. Onlangs lanceerde ze de dichtbundel  ‘Een beetje boos mag best’, geschreven in het …..Dementees.  ‘Ik raakte gegrepen door de manier waarop dementerende ouderen praten. Die rafeltaal, die splinters, ik vond het betoverend. Gesprekken die ik als verzorger met hen voerde, begon ik op te schrijven – met toestemming uiteraard. Letterlijke zinnen. Wat een kleur, wat een schoonheid. Ik wil de stem van mensen met dementie in de samenleving laten doorklinken. Vaak worden ze doodgezwegen, daar erger ik me kapot aan. Praat met dementerenden, niet alleen maar over hen. De dominante taal in de zorg, die van ‘meten is weten’ maakt onmachtig. Dementees reikt een soort tegentaal aan’, lichtte Irk haar bundel onlangs toe in een interview met dagblad Trouw.
Artiesten die in St. Elisabeth optreden, weten dat ze hier met geheel andere theaterwetten te maken hebben dan in reguliere schouwburgen. Je moet behoorlijk diep kunnen en willen gaan om het innerlijk van het hooggeachte publiek te bereiken.  Van de volle aandacht ben je op het podium niet vanzelfsprekend verzekerd. Daar moet je echt voor knokken.
MarieChristien, die ik vooraf even kon begroeten, legt onmiddellijk na het openingsnummer uit waar haar programma ‘Warm Wit’ precies voor staat. Ma vroeg meteen na aankomst naar de betekenis van deze voorstelling. Het antwoord, gegeven vanaf het (denkbeeldige) podium,  liet niet lang op zich wachten. Wit, vaak gezien als de kleur van de kilte, kan in de ogen van MarieChristien ook heel warm aanvoelen, mits je er voor open staat. ‘Wit is in deze donkere wintermaanden bij uitstek de kleur die licht kan brengen, niet alleen letterlijk, maar ook in de harten van de mensen’. De zangeres uit Volkel  onderstreept dat gevoel door geheel in het wit ten tonele te verschijnen.  Met mooie witte beelden op het videoscherm als achtergronddecor vertelt ze een anekdote uit haar prille schoolperiode. ‘Mijn onderwijzeres liet in de klas eens een glazen pot zien, geheel gevuld met golfballetjes. Ze legde uit dat die balletjes symbolisch waren voor het fundament van ons bestaan. Gezondheid en het gezin waarin je beschermd opgroeit, vormen de basis voor een lang en gelukkig leven. Tussen de golfballetjes door liet mijn onderwijzeres vervolgens kralen hun weg vinden in de glazen pot. Die kralen staan voor diverse zaken die het leven een beetje leuker kleuren, zoals werk dat bij je past, een huis waarin je je echt thuis voelt, en een betrouwbare auto die je overal brengt waar je naar toe wilt. Het zakje zand dat ze daarna tussen de golfballetjes en de kralen in de pot liet glijden, zijn symbolisch voor dagelijkse genoegens als uit eten gaan en een theatervoorstelling bezoeken. Ze verbaasde me door ook nog eens twee kopjes koffie in de pot uit te gieten. Dat kon ik in eerste instantie niet plaatsen. Mijn vragende blik ontging mijn onderwijzeres niet en zonder verdere aansporing verklaarde ze dat die kopjes je er aan moeten herinneren dat je iedere dag, hoe druk ook, toch een moment moet zien te vinden om gezellig met iemand samen te zijn. Dat mag best een collega zijn, maar praat dan niet over het werk. Na ieder bedrijf vroegen de kinderen of de pot nu eindelijk echt vol was, maar de achterliggende gedachte is natuurlijk dat er in de pot altijd ruimte is voor nieuwe ervaringen en nieuwe vriendschappen. In die mallemolen van het leven draai je allemaal je eigen rondje mee’, haalde MarieChristien aan het slot van dit levenslesje de belangrijkste strofe aan uit het lied waarmee Heddy Lester uit Amsterdam ons land in 1977 vertegenwoordigde op het Eurovisiesongfestival.
Het lied ‘De Mallemolen’  wordt binnen de festivalgeschiedenis aangeduid als ‘een vreemde eend in de bijt’. Heddy Lester genoot voor haar deelname nauwelijks enige bekendheid bij het grote publiek. Toch wist zij met dit door haar broer Frank Affolter geschreven lied het Nationaal Songfestival van dat jaar te winnen, waarbij ze geroutineerde zangeressen als Bonnie St. Claire, Rita Hovink en Maggie MacNeal achter zich liet. Daar eindigde de victorie,  op het Eurovisiesongfestival moest ze genoegen nemen met een bescheiden twaalfde plaats. In 1993 werd ‘De Mallemolen’ opnieuw uitgebracht door Paul de Leeuw. Heddy ‘bekende’ in 1990 in een radio-interview dat ze ‘schoon genoeg had van het lied’, en dat ze er ook helemaal niets meer mee had. Mede vanwege het relatieve succes dat De Leeuw hiermee boekte, nam ze ‘De Mallemolen’ toch weer op in haar eigen repertoire. In de betekenis van draaimolen dateert het woord uit 1611, later werd ‘De Mallemolen’ een metafoor voor idiote- en absurde situaties.  

Graag had ik Heddy en haar broer Frank Affolter met een speciaal 4 mei-programma naar Roosendaal gehaald, De Kring zag er helaas geen gat in, zoals me helaas wel vaker overkomt. De sprankelende wijze waarop MarieChristien het lied vertolkt, brengt me op het idee toch maar weer eens contact op te nemen met Heddy. Het is immers weer zo 4 mei, en er is inmiddels een andere wind gaan waaien in De Kring sinds het aantreden van Jan-Hein Sloesen als directeur. Nu ik toch oude vriendschappen nieuw leven aan het inblazen ben, mag die lieve Heddy natuurlijk niet in dat rijtje ontbreken. In St. Elisabeth wordt  ‘De Mallemolen’ zachtjes meegezongen. Ma doet enthousiast mee, een geschikt moment dus om haar mening over het gebodene tot dusver te turven. ‘Mooie, zuivere stem, zingt lekker’, luidt haar welgemeende recensie. MarieChristien is onderwijl aan een nieuw verhaal met een duidelijke moraal toe. Een verhaal over hoe de vlam van de liefde, onttrokken aan een brandende kaars, die van de hoop, vrede en vertrouwen opnieuw aansteekt wanneer zij de moed dreigen op te geven. Onder vrienden, liefde begint immers met vriendschap, rangschikt MarieChristien niet per definitie de mensen met wie je op Facebook bent bevriend. ‘De helft van hen ken je amper. Echte vrienden, daar heb je er maar een paar van. Maar dat zijn dan ook de mensen die onmiddellijk voor je klaar staan als de nood aan de man of vrouw is. Dat zijn ook de mensen die de wereld mooier maken gewoon door er te zijn’, maakt ze een mooi bruggetje naar de klassieker ‘Stille Nacht’, het lied dat in 2018 zijn 200e verjaardag viert.     
Stille Nacht werd voor het eerst opgevoerd in de St. Nikolauskerk in Obendorf (bij Salzburg) op Eerste Kerstdag 1818.  De tekst was door Mohr al in 1816 geschreven, maar op Kerstavond 1818 vroeg Mohr aan Gruber om een melodie en een gitaarbegeleiding te maken bij de tekst. Waarom specifiek om een gitaarbegeleiding werd gevraagd is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De meest gebruikte verklaring was dat het orgel van de kerk kapot was, volgens een populaire versie doordat muizen van de balg hadden gegeten. Maar misschien wilde Mohr gewoon een anders klinkend lied. Hij heeft het geheim in ieder geval meegenomen in zijn graf. Nu het concert langzaam op zijn einde loopt, maakt MarieChristien het zeer aandachtig luisterende publiek deelgenoot van haar persoonlijke wereldwonderen. De Muur in China en de pyramides in Egypte rangschikt ze daar niet onder, de zintuigen van het menselijk lichaam beleeft ze iedere dag weer als de ware wonderen waar het in het leven werkelijk om gaat. ‘Zien, horen, voelen, proeven, ruiken, lachen en beminnen. Geen muur of pyramide die daar tegenop kan’. Het beminnen geniet van deze zeven wonderen MarieChristiens persoonlijke voorkeur, wat ze muzikaal vertaalt via de hit van Ruth Jacott, ‘Leun op Mij’. De laatste dag van 2018 mag dan grauw verlopen, Marie Christien ontwaart moeiteloos de zon in ieders ogen. Een ballade die de meeste indruk maakt op de bezoekers, zo merk ik aan de natte ogen om me heen. Voor het slotnummer wordt ingezet, brengt de activiteitencommissie van St. Elisabeth een toost uit op 2019, een jaar dat in Roosendaal voor een belangrijk deel in het teken zal staan van ’75 jaar bevrijding’. Voor de gevolgen van de Brexit voor Nederland en de rest van Europa kunnen we onze ogen beter nog even sluiten. Met ‘de beste wensen voor alle mensen’ neemt MarieChristien afscheid van Roosendaal, met de belofte om in ieder geval volgend jaar rond kerst en oud en nieuw terug te keren in St. Elisabeth. Niemand zal er bezwaar tegen hebben als die heilzame hereniging al veel eerder zal plaatsvinden, want wat hebben deze sympathieke nachtegaal en haar steun en toeverlaat (achter de geluidsknoppen) Ad Schuurmans de bewoners een fijne- en betekenisvolle middag bezorgd.
Het is de tijd van de goede voornemens. Ik hoop dat Jan-Hein Sloesen van De Kring zich nog tijdig realiseert dat deze zangeres ook met een volwaardig breed gedragen theaterprogramma door het land trekt dat best nog wat boekingen kan gebruiken. Daarnaast heb ik het toch weer niet kunnen laten om te bedenken welke nummers een verrijking van MarieChristiens repertoire kunnen vormen. Ik kwam al snel uit bij ‘Als de muren konden praten’ en ‘Iemand daarboven houdt van mij’ van Will Tura en het volstrekt onbekende Wim Sonneveld-pareltje ‘Op Losse Schroeven’. De Kring geef ik graag als nieuwjaarswens mee om aan de bestaande programmareeksen de serie ‘Cultuur uit Brabant’ toe te voegen, want mijn andere Brabantse muze, Simone van den Eertwegh uit Eindhoven, wacht ook al veel te lang op een uitnodiging om haar Barbra Streisand-programma in Roosendaal op de planken te brengen. ‘Het zijn toch altijd gezellige middagen die hier te beleven zijn’, kraait Ma nog wat na voordat ze terug gaat naar haar huiskamer. En ik zie weer eens bevestigd dat het de juiste zet was om haar begin juni hier onder te brengen na dat ronduit ellendige verblijf in het Bravis Ziekenhuis.