Dinsdag 31 december

'VAN HARTE BETERSCHAP' PASSENDE OPVOLGER 'HENDRIK GROEN'

Weinig reuring in Roosendaal. Als er weinig tot niets te doen is in De Kring, zo rond oud en nieuw,  voelt de Bolle Man zich net als Ramses Shaffy die in de Nieuwe Vijzelstraat de deur van zijn favoriete kroeg De Gelaghkamer gesloten aantreft. Om de moed er in te houden, zong Ramses dan tegen beter weten in ‘Maar we leven nog’. Uitgerekend in de maand dat het culturele leven volop zou moeten bruisen, zijn de Roosendalers teruggeworpen op de ‘geneugten’ van de sociale media en de goeie, ouwe vertrouwde bioscoop van de familie Lambregts. De bolle man besloot de relatieve rust nuttig te besteden door van het normale dagpatroon af te wijken.  Hij herinnerde zich Middelburg als een mooi stadje waar bovendien een aardig treinreisje aan vast zit. Een dagje Zeeuwse sfeer proeven leek de Bolle Man wel wat. Aangekomen kuierde hij langs de vertrouwde plekjes, voor zover hij zich die nog kon herinneren. Middelburg heeft gelukkig een gezellige compacte binnenstad –iets waar in Roosendaal al jaren tevergeefs naar gestreefd wordt- en het ene leuke plekje leidt vaak vanzelf naar het andere.  Omdat hij de hoofdstad van Zeeland deze keer in alle rust wilde beleven,  liep hij een overdekt en verwarmd terras binnen. Bij gebrek aan gezelschap keek hij aandachtig naar de passanten. Het viel hem weer eens in negatieve zin op dat de massa grotendeels bestond uit drukdoenerige mensen met minstens een mobiel apparaat tegen het oor gedrukt. Een man met zwart achterovergekamd haar en een klein maffiasnorretje in een zwart maatpak gestoken trok zijn bijzondere aandacht.  Wacht eens even…dat is toch niet..? De Bolle Man moest enigszins teleurgesteld vaststellen dat het hem inderdaad niet was. Maar het had gekund. Danny Vera woont immers in hartje centrum van Middelburg. Jammer, dit rustieke etablissement had wel wat ‘Roller Coaster’ kunnen gebruiken. De Bolle Man had nu wel erg veel zin in een kopje koffie. Maar waar bleef die ober toch? Hij herinnerde zich plotseling waarom hij zich vaak zo opgelaten voelde in onbekende horecagelegenheden.  Gevoelsmatig stond het hem tegen om medewerkers  met hun beroep aan te spreken. ‘Ober’ zou hij sowieso nooit uit zijn mond krijgen. Kelner klonk al niet veel beter, al lang buiten gebruik bovendien, maar het bezorgde de Bolle Man wel een kleine overpeinzing. Ober is een verkorting van Oberkellner, oftewel chefkelner, deed hij een succesvol beroep op zijn algemene ontwikkeling. Toch is er een klein doch wezenlijk verschil. De benaming kelner is over het algemeen meer van toepassing binnen de betere restaurants.  Stel dat het bedienende personeelslid een vrouw is, dan had de Bolle Man de keuze uit serveerster of kelnerin. Ook geen verheffende manier om iemand aan te spreken. De Bolle Man hield het daarom veiligheidshalve bij MENEER toen hij eindelijk een horecamedewerker ontwaarde die zijn kant op kwam. Vijf minuten later werd het zwarte vocht op zijn tafeltje neergekwakt. Nog voor hij ‘dankjewel’ kon mompelen, was de ober al op weg naar de volgende klant. ‘Als Danny Vera hier wel eens komt, zal hij ongetwijfeld met meer egards behandeld worden’, schamperde de Bolle Man zachtjes voor zich uit. Het voordeel van de roem en een bekend televisiegezicht. Hij sloot zich in gedachten af voor het hem omringende menselijke verkeer en pakte het boek dat hij eerder bij de vermaarde boekwinkel De Drvkkery had gekocht. De Bolle Man was oorspronkelijk van plan geweest om met dit boek de ‘feest’dagen door te komen. De tekst achter het op door Marie Sabine Roger geschreven ‘Van Harte Beterschap’ integreerde hem echter zo dat het even doorbladeren al snel over ging in aandachtig lezen. Het zal je maar overkomen. Roger belicht de lotgevallen van een oude brompot die sinds zijn pensionering het liefst met rust wordt gelaten. ‘Hij heeft niemand, geen vrouw, geen kinderen, zelfs geen hond, en dat wil hij graag zo houden. Maar door een ongeluk belandt hij in het ziekenhuis, waar hij wekenlang plat moet liggen, geheel afhankelijk van de zorg van anderen. Hij kan zich werkelijk niets ergers voorstellen. Toch zal hij om het ziekenhuis te overleven iets van menselijk contact moeten leggen’, aldus de tekst op de achterzijde die  de Bolle Man deed besluiten het boek aan te schaffen. Van leesplezier was geen sprake. Hij kreeg al snel de bibbers. De Bolle Man moest er net als het hoofdpersonage niet aan denken dat hem dit zou overkomen. Nog voor de trein hem weer in Roosendaal had afgeleverd, was hij al op slotpagina 202 gearriveerd. Hij was er onderweg maar niet in geslaagd het boek weg te leggen.  ‘Hier zit een opvolger van Hendrik Groen in. Een waar drama met slechts ruimte voor een schaarse grimlach’, concludeerde De Bolle Man terwijl hij door de dikker wordende mist naar huis liep.         


Vrijdag 27 december 2019

IN DE SUPERMARKT HEERSEN DE KRENGETJES

De Bolle Man besloot toch nog maar even naar de supermarkt te gaan. De koelkast was weliswaar nog goed gevuld, maar de aanbieding van de Noorse zalm, 3.89 euro voor 200 gram, was te aantrekkelijk om te laten schieten. Tot opluchting van de Bolle Man puilde het aanbiedingsvak uit met pakjes zalm.  Gezien de drukte op het met autoblik gevulde parkeerterrein vreesde hij al voor niets te zijn gekomen. ‘Laat ik maar direct drie pakjes mee nemen’, besloot hij na ampele overweging. Best merkwaardig dat iedereen deze aanbieding links liet liggen, terwijl de vis nu eens niet duur betaald werd. Kooplustigheid kon de klanten toch niet ontzegd worden.  De Bolle Man beleefde vast wat voorpret toen hij zichzelf in gedachten van lekkere broodjes zalm zag genieten. De ene gedachte brengt de andere voort.  Nu hij toch in deze supermarkt verkeerde, besloot hij zijn voorraad flessen sherry en witte wijn ook maar stevig aan te vullen. Meewarig zag hij hoe een rood aangelopen vrouw zowel haar volgeladen kar als twee jengelende kinderen in bedwang probeerde te houden. Een strijd die bij voorbaat verloren leek. Hotsebotsend sleepte de vrouw, die duidelijk wel eens betere tijden had gekend, haar entourage voort. Rolbevestigend voor de hedendaagse samenleving, oordeelde hij. Het krijsende kroost  is tegenwoordig de baas en de moeder de ondergeschikte. Dan hebben de wolven het beter voor elkaar. Moeder wolf grijpt haar ongehoorzame jong gewoon in zijn nekvel om hem vervolgens met gepaste vaart  tegen de grond te kwakken. Met haar dwingende poot dwingt ze zijn respect en ondergeschikt gedrag af zonder dat er een haan naar kraait. De bolle man was door dit tafereeltje weer eens zeer uiterst content met zichzelf.  ‘Waarom nou kinderen nemen? Er zijn toch heel goede condooms verkrijgbaar’, schoot hem een omstreden televisiereclame te binnen. De bolle man dirigeerde zijn inmiddels eveneens goedgevulde karretje richting de kassa en hoorde nog net dat een van de krengetjes zijn moeder ‘stomme trut’ naar het hoofd slingerde. Dat deed hem nog meer verlangen naar de eenvoudige- doch voedzame en bovendien eenzame maaltijd die hem die avond te wachten stond.  


Donderdag 26 december 2019

'ACH, ZOU DIE SCHOOL ER NOG WEL ZIJN?'

Na het overlijden van Jules Deelder stuitte ik al surfend over de digitale snelweg op het programma ‘Ferry de Groot en de grote Rotterdammers’ van RTVRijnmond. Toevallig kwam op de radio net het nostalgische lied ‘Ach, zou die school er nog wel zijn’ van Don Quishocking voorbij. Het viel me op dat in vrijwel al die portretjes van Bekende Rotterdammers de hoofdpersonen een kijkje wilden nemen bij de instelling waar zij in hun jonge jaren onderwijs hebben genoten. Hoe verschillend ook, allen moesten constateren dat hun voormalige school voor zover nog overeind  een nieuwe bestemming heeft gekregen.  
Zelf deed ik die ervaring al jaren geleden op. Rotterdam is nu eenmaal een stad die constant in beweging is.  Bij mijn laatste bezoek aan Rotjeknor constateerde ik dat mijn lagere school,  De Starrenburg aan de Bilderdijkstraat, dienst doet als een kindercrèche en de Wolfert van Borselen aan de Rosenermanzstraat, waar ik onnoemelijk veel middelbare onderwijs-wijsheid heb opgedaan,  gedeeltelijk de functie van buurtcentrum heeft gekregen. Om met zanger Peter Blanker te spreken, die ik merkwaardigerwijs niet heb aangetroffen in de reeks ‘De Groot en de Grote Rotterdammers’: ‘Ik kan zo waanzinnig en soms ook zo innig verlangen naar Spangen’. Het is nu ruim een jaar geleden dat ik daar voor het laatst voetstappen heb gezet, dus het moet er maar weer eens een keer van komen. Zo ben ik reuze benieuwd hoe de toegangspoort naar het Prinses Beatrixpark in Schiedam er nu uitziet. De laatste keer dat ik deze mocht aanschouwen was het daar –om Jules Deelder te citeren-  één grote teringzooi. En de drie flatgebouwen op het Marconiplein die na de renovatie de naam ‘Lee Towers’ zouden krijgen (met dank aan Arjen Lubach) zullen toch zo langzamerhand ook wel opgeleverd zijn. Het laatste vraagje waar ik dan nog mee worstel is wat er in diergaarde Blijdorp in de plaats is gekomen van die historische leeuwentuin met zijn balustrade waar je als kind zo lekker op kon leunen. Ik kijk op Youtube even naar het lied ‘Spangen’ van Peter Blanker. Het duurt niet lang eer het zo waanzinnig en innig verlangen begint op te borrelen. Oog in oog met de Wolfert van Borselen zullen mijn gedachten straks ergens in januari ongetwijfeld uitgaan naar mijn vroegere docent geschiedenis en biologie, Ronald Sorensen. De toen piepjonge docent had de eer om zijn leerlingen als eerste kennis te laten maken met het vak maatschappijleer. Veel tijd spendeerde hij aan groepsdiscussies met een politieke invalshoek. In die tijd was Sorensen een hartstochtelijk aanhanger en pleitbezorger voor de PvdA onder Joop den Uyl. ‘The times are changing’ ging voor hem later wel heel hartstochtelijk op. Tot mijn verbazing zag ik hem zo begin deze eeuw terug aan de tafel van Pauw en Witteman.  Ooit had een familielid van hem de partij Leefbaar Rotterdam opgericht zonder er daadwerkelijk iets mee te doen. Daar maakte Sorensen dankbaar gebruik van om Pim Fortuyn te introduceren in de lokale politiek, en niet bepaald zonder succes. Ik heb Sorensen in 2013 nog één keer terug gezien. In dat jaar was hij een van de volksvertegenwoordigers van de PVV-fractie in de Eerste Kamer. Aangezien ik in 2014 met de PVC voor het eerst mee zou doen aan de gemeenteraadsverkiezingen leek dat me wel een goede gelegenheid om eens met hem af te spreken in het Eerste Kamergebouw. Ik had altijd al een waanzinnig en innig verlangen om die zaal, gesierd met het portret van de volkomen mislukte koning Willem II, eens met eigen ogen te zien. Dat kwam dus mooi uit. Sorensen stemde daar direct mee in. De afspraak was snel gemaakt. Naast het ophalen van oude herinneringen, voornamelijk het docentenbestand uit die tijd, en de politieke actualiteit van dat moment,  kon ik hem zelfs iets vertellen wat hij nog niet wist. Louis Bontes, tweede kamerlid voor de PVV, zat bij mij op de Wolfert van Borselen in de derde en vierde klas, en als zodanig was hij dus ook een leerling van Sorensen. Maar daar wist het Eerste Kamerlid zich helemaal niets van te herinneren.
In ‘De Groot en de Grote Rotterdammers’ schroomde onder anderen Mike Boddé niet om domweg bij zijn vroegere woonadres aan te bellen en te vragen of hij binnen even een kijkje mocht nemen. Ik denk dat ik oog in oog met die goeie ouwe Wolfert van Borselen die stoute schoenen ook maar aantrek. Wie weet, ben ik gesterkt door die ervaring ook zo (over)moedig als ik voor mijn vroegere ouderlijk huis in de Potgieterstraat sta! Op een steenworp afstand staat het gebouw van de gewezen Starrenburgschool. Het wordt dus wellicht een complete Sentimental Journey.            


Woensdag 25 december 2019

MAAIKE OUBOTER KOMT VOLUME TEKORT

Met haar lied ‘Dat ik je mis’ wist Maaike Ouboter een van de juryleden van het programma ‘De Beste Singer-Songwriter’ tot tranen te beroeren.  Het is dan ook een mooie tekst waarin een ieder wel iets van zijn ‘gading’ kan vinden.  Ouboter sloot met haar programma ‘Voordat de tijd ons inhaalt’ het eerste seizoensgedeelte van het kleine zaalprogramma in De Kring af, de meeste liedjes hebben zo ongeveer dezelfde thematiek als deze eerste hitsingle, en ondanks de korte duur van de show werd het op een gegeven moment toch wat eentonig.
Dit programma zou wat meer volume moeten krijgen, en niet alleen qua inhoud. Slechts vergezeld door drie gitaren maakte Ouboter een wat verloren indruk op dat toch niet bijster grote denkbeeldige podium van de kleine zaal. In meer of mindere mate is interactie met het publiek bij een optreden van een singer-songwriter tegenwoordig toch wel wenselijk.  Ze wekt de indruk zover nog lang niet te zijn. Een goede regisseur moet haar toch ook wel over die drempel  weten te trekken, lijkt me. En omdat haar stem ook wel wat meer volume kan gebruiken, zou ze voorlopig beter als duo verder kunnen gaan. In dat programma ‘De Beste Singer Songwriter’ zal ze ongetwijfeld met medekandidaten hebben gesproken die op zoek zijn naar een geschikte zangpartner. Die ongemakkelijke tribune in de kleine zaal, die wel vaker een steen des aanstoots is, had zeker bij dit concert beter ingeklapt kunnen blijven. Maaike Ouboter komt qua zang en presentatie veel beter over wanneer ze letterlijk tussen haar gehoor in zit. Om de overleden Dimitri van Toren te citeren: Ik heb het liefst dat de bezoekers gezeten zijn aan tafeltjes en stoelen of nog beter om mij heen gegroepeerd. Leny Kuhr doet het tegenwoordig standaard op die manier. De echt diepe ontroering bleef nu achterwege. In bovengenoemde setting weet Ouboter een veel gevoeliger snaar te raken bij het publiek, daar ben ik van overtuigd.  Een van de juryleden in dat tv-programma complimenteerde Ouboter voor de wijze waarop ze de mensen tegenover haar recht in de ogen bleef kijken, terwijl ze duidelijk zag wat de tekst met hen deed. In een gegroepeerde setting is dat één-op- één oogcontact veel gemakkelijker te realiseren. Misschien mag Lenny Kuhr dat in het nieuwe theaterseizoen in De Kring komen demonstreren van Jan-Hein Sloesen. Artistieke aanleidingen zijn er genoeg voor zo’n specifieke, muzikale ontmoeting. 


Maaike Ouboter – Voordat de tijd ons inhaalt. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 19 december in de kleine zaal van De Kring.


Dinsdag 24 december 2019

'DEN DEELDER' TOEVOEGEN AAN CULTUURHUIS BOVENDONK?

Ergens in februari wordt zeer waarschijnlijk Cultuurhuis Bovendonk officieel geopend door een hoogwaardigheidsbekleder.  Mondde de vorige poging om een verenigingsgebouw tot stand te brengen in Roosendaal uit in een fiasco dat de verantwoordelijke wethouder Jacqueline Chamuleau het politieke hoofd kostte, de totstandkoming van Cultuurhuis Bovendonk is vrij geruisloos tot stand gekomen. Den Deelder. Zo zou het oorspronkelijke ontwerp gaan heten. De naam was tweeledig. Enerzijds stond het voor het delen van een gebouw, maar de toenmalige initiatiefnemers wilden tevens de onlangs overleden nachtburgemeester van Rotterdam op passende wijze eren. Eén in verscheidenheid, was de boodschap die dichter Deelder voortdurend predikte, wat geheel in lijn was met de filosofie van het beoogde verenigingsgebouw Den Deelder.  Iedere gebruiker doet zijn eigen ding, maar tegelijkertijd onder de vlag van Den Deelder. De liefde voor de jazz voerde Jules vaak naar Roosendaal. Bij het Kaaijazzfestival in de Eratozaal draaide hij tot diep in de nacht zijn favoriete jazzmuziek en omdat we in Roosendaal toen het fenomeen The Jazz Kees (jazzmedewerker van Radio Stad FM) kende, schepte dat toch een speciale band tussen de twee RO’s. Zijn bijnaam ‘De Nachtburgemeester van Rotterdam’ dankte hij aan een lokale fietsenmaker die hem regelmatig in de nachtelijke uren zijn werkplaats zag passeren. Toen deze Jules een keer aansprak met ‘nachtburgemeester’ ging er een lampje branden in zijn dichterlijke brein. Wie dit verhaal uit zijn eigen mond wil horen, moet op Youtube even het gefilmd portret opzoeken dat Ferry de Groot in 2014 van hem maakte als onderdeel van de serie ‘De Groot en de Grote Rotterdammers’. Een reeks die destijds is uitgezonden door TV Rijnmond. Hoewel Jules met zijn opmerkelijke bestuurlijke visies op Rotterdam de ‘echte’ burgemeester danig voor de voeten liep, was de huidige eerste burger Aboutaleb in 2014 toch zo sportief Jules de eer te verlenen die hem –althans volgens Jules zelf -  al zo lang toekwam. Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag werd hij aan het begin van de raadsvergadering officieel geinstalleerd als Nachtburgemeester van Rotterdam. Toen Aboutaleb hem de ambtsketen had omgehangen vroeg en kreeg de eerste officiele nachterlijke burger het woord. Nou, dat hebben de raadsleden geweten. De uitdrukkingen ‘Turkse Rotterdammer’  en ‘Marokkaanse Rotterdammer’  werden bij decreet in de ban gedaan. ‘Als je in Rotterdam woont, ben je een Rotterdammer en daarmee klaar. Wat je voorheen hebt uitgevreten en waar je voorheen hebt gewoond maakt geen ene reet uit’. Toen burgemeester Jules den Eerste na twintig minuten nog geen aanstalten maakte om zijn betoog te beeindigen, werd hem vanuit de ‘coulissen’ zachtjes toegesist: wilt u gaan afronden. Maar zo praatte je natuurlijk niet tegen de eerste nachtburgemeester. Vijf minuten nadat de onzichtbare stem de wind van voren had gekregen, vond de aangesprokene het uiteindelijk zelf ook  welletjes. Maar niet voordat hij had geproclameerd dat het motto ‘doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’, dat eeuwenlang van kracht was in Rotjeknor, met directe ingang was vervangen door ‘Je ken niet gek genoeg doen’. Heel lang was destijds in Roosendaal niet bekend hoe de toen nog officieuze nacchtburgemeester tegen het hele idee aankeek om ruim zestig kilometer verderop een verenigingsgebouw naar zich vernoemd te krijgen. De filmploeg van een Tullepetaonse carnavalsclub trok de stoute schoenen aan en toog op een avond naar diens zuipstulpje cafe Ari (waar later een standbeeld naast is neer geplant van Deelder) om hem deze kardinale vraag voor te leggen. Het duurde even voor de boodschap landde in het chaotische brein, maar toen gaf Jules te kennen dit toch wel een heel uitstekend idee te vinden. En natuurlijk moest daar even op gedronken worden. Wat drankverbruik betreft doen Rotterdammers en Tullepetaonen nauwelijks onder voor elkaar, zo bleek heel laat in de late uurtjes.
Het is natuurlijk ondenkbaar om de reeds vergeven naam Cultuurhuis Bovendonk in dit stadium nog te veranderen in ‘Den Deelder’ , maar een klein ondertiteltje zou toch wel een mooi en passend eerbetoontje zijn voor de nachtburgemeester. Het nieuwe motto dat hij voor de havenstad heeft verordonneerd ‘Je ken niet gek genoeg doen’  zou daar op een tegeltje heel goed naast passen. Wie zich actief met cultuur met bezighoudt zal toch steeds nieuwe wegen moeten vinden om zijn publiek te verrassen. En dan ken het inderdaad wel eens niet gek genoeg zijn. Burgemeester Han van Midden, die tot recentelijk in het gemeentehuis van Rotterdam heeft gewerkt, zal zo’n besluit zeker ook op waarde weten te schatten. Als griffier van Aboutaleb heeft hij die inauguratiespeech van Deelder ongetwijfeld live mogen beleven. Ik zal het Han zeker vragen bij onze eerste officiële afspraak half januari.                


Maandag 23 december 2019

VOX JUBILANS KIEST VOOR KORT EN KRACHTIG KERSTCONCERT

Het publiek stond zondagmiddag te dringen bij de entree voor het Kerstconcert van Vox Jubilans in samenwerking met het Kamerorkest Roosendaal. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de haast om binnen te komen via de zij-ingang ook voor een belangrijk deel was ingegeven door de gestadige regenval die Roosendaal de gehele dag teisterde. Voor mij was dit de eerste kennismaking met de combinatie koor-orkest-OLV-kerk, dus ik was vooral benieuwd naar de akoestiek in het karakteristieke kerkgebouw. Al bij de opening, Stil in die Nacht, van G. Strootman bleek dat dik in orde te zijn. Een maximaal gevulde kerk genoot na een kort welkomstwoord van het ‘Weihnachts Wiegenlied’ van J. Rutter. Koor, orkest en organist Imelda Hack waren mooi in balans met elkaar. Dat kwam vooral tot uiting in ‘Wiegenlied der Hirten’  van M. Bruch. Het werk ‘God rest ye merry, gentlemen’ kenmerkte zich door enkele mooie uithalen. Krachtig en eendrachtig, dat kan gezegd worden van de uitvoering ‘Hark! The Herald Angels Sing’ van F. Mendelssohn-Bartholdy.
De drie werken die het Kamerorkest Roosendaal onder leiding van Willem Damsteeg voor zijn rekening nam – Sinfonia in sol, 3 delen van Vivaldi, Symfonie 4, adagio van A. Mahaut, en het Concerto Grosso 5, allegro van A.Corelli vormden een passend rustpunt. Het concert werd direct aansluitend voortgezet door Vox Jubilans met ‘For unto us a child is born’ van G.F. Händel. Gelukkig was de organisatie zo verstandig geweest geen pauze in te lassen, want daar is de OLV-kerk in facilitaire zin niet op berekend. Via composities van j. Gallus (Resonet in laudibus), M. Praetorius (In dulci jubilo), F. Mendelssohn-Bartholdy (Von Himmel hoch) werd het publiek naar de slotsamenzang ‘Stille Nacht’ gevoerd. Na een kort dankwoord –de organisatie liet de muziek geheel spreken deze middag- waren de bezoekers nog even in de gelegenheid om samen met de uitvoerenden van een hapje en een drankje te genieten.  Het concert stond onder leiding van Gunita Grunberga.  Het applaus na afloop hield terecht langdurig aan. Al met al een kort en krachtig concert, mooi op maat gesneden.


Kerstconcert – Vox Jubilans, Het Kamerorkest Roosendaal, Imelda Hack en Gunita Grunberga. Gezien door Jaap Pleij op zondag 22 december in de OLV-kerk.


Maandag 23 december 2019

HOE KUN JE NU FAN ZIJN VAN DIT KONINGSHUIS?

Het is de taak van een columnist om het nieuws te becommentariëren en niet om het te brengen. Toch ben ik blij met de column ‘Oranjes’ van Angela de Jong. Net als zij vind ik het zeer opmerkelijk dat de Zembla-uitzending over de erfenis van oud-koningin Juliana nauwelijks aandacht heeft gekregen in de geschreven pers, waaronder haar ‘eigen’ AD. Dat verwijt mag hoofdredacteur Hans Nijenhuis zeer terdege aantrekken. De deal die de Oranjes met de Belastingdienst hebben gemaakt over de afhandeling van het testament van de Oranjevorstin is in moreel opzicht volkomen verwerpelijk. Maar daar kijk ik in het geheel niet van op. Ik ben het met Angela eens dat rijk zijn geen misdaad is, maar wel als die rijkdom tot stand gekomen is dankzij onwettige- en dubieuze praktijken.  In de twee eeuwen dat deze Oranjefamilie aan de Nederlandse troon is vastgebakken, heeft ze een onvoorstelbaar fortuin vergaard.
Olie, speculatie, onroerend goed, kunsthandel en zelfs de verkoop van drugs zorgden ervoor dat Willem-Alexander en zijn voorvaderen altijd tot de rijkste één procent van de bevolking hebben behoord. Dat begon al met ‘stamvader’ Koning Willem 1 die –ondanks dat hij al zijn rechten in Nederland al lang aan Napoleon had verkwanseld-  zichzelf op ‘uitnodiging’ van enkele Haagse notabelen tot soeverein uitriep. Kijk die boeiende aflevering van ‘Zondag met Lubach’ over dit onderwerp nog maar eens terug. Het staat mij bij dat Angela de Jong al vanaf het begin een fans is van Lubach, ik vraag me af hoe ze na het zien van die aflevering nog steeds fan kan zijn van dit Oranjekoningshuis, dat in die 206 jaar van hun bestaan alleen maar heeft genomen en nooit gegeven.  Eenmaal uitgeroepen tot koning van Nederland heerste Willem 1 25 jaar over dit land onder het motto ‘één florijn voor de schatkist en één florijn voor de konings bankrekening bij de Nederlandsche Bank’ die hij in het begin van zijn heerschappij zelf heeft opgericht. De schatkist beschouwde hij overigens ook als zijn persoonlijk kapitaal.
Angela moet daarbij ook nog maar eens bedenken dat nooit bewezen is dat Willem-Alexander een bloedverwant is van Willem 1. Net als zijn oma en moeder voor hem, weigert hij hardnekkig om DNA af te staan voor een onderzoek dat hier zekerheid over kan geven.  ‘Tweehonderd jaar koningshuis’ dat tussen 2013 en 2015 met verschillende activiteiten is herdacht,  is dus synoniem voor ‘tweehonderd jaar Firma List en Bedrog’. Wie precies wil weten hoe het (gestolen) Oranjekapitaal tot stand is gekomen, raad ik aan het boek ‘Het Oranjekapitaal’ geschreven door Philip Droge eens goed te lezen. Voeg daar de recente onthullingen over Wilhelmina aan toe en geen weldenkend mens zal nog van zichzelf durven te beweren dat hij een fan van dit koningshuis is. Het is dat ik haar adres niet heb, anders had ik Angela dit boek graag cadeau gedaan.


Vrijdag 20 december

NOG EEN PAAR GEDACHTEN OVER HENK POORT

Hoe meer filmjes ik van Henk Poort uit de Beste Zangers’ terug kijk, des te stelliger raak ik ervan overtuigd dat zijn huidige theaterprogramma ‘’Helden’ zo snel mogelijk een vervolg moet krijgen. Ik heb in mijn verslag van ‘Helden’ al een aantal liedjes van de albums ‘Voice of Hope – deel 1 en 2’ van de Ierse zanger Tommy Fleming aangegeven die ik ook graag eens uit de ‘strot’  van ‘Amsterdamse Henkie’  zou horen komen. Maar al de nummers die hij in ‘Beste Zangers’ heeft vertolkt, dienen eveneens een vertaling naar het theater te krijgen. Ik dacht Henk toch redelijk goed te kennen –hij is immers meerdere keren te gast geweest in mijn radioprogramma ‘Spotlight’ op Radio Stad FM (helaas ter ziele) - maar dat hij zo gemakkelijk van het ene genre naar het andere springt, heeft mij wel zeer aangenaam verrast.
‘Dochters’  van Marco Borsato is bij hem  gezien zijn huidige status van gezinsman, absoluut in goede handen, en dat geldt zeker ook voor de onvervalste Hazes-ballad ‘Wees zuinig op m’n meissie’. Geen schoonzoon die niet doordrongen raakt van Henks goedmoedige maar dwingende blik, en de niet uitgesproken boodschap ‘Anders zwaait er wat’. Zijn blik naar de hemel spreekt boekdelen. Met zijn versie van het Spaanse ‘Noelia’ wist hij een collega-zanger spontaan in tranen te laten uitbarsten. Meezingen doen ze automatisch bij het luchtige countrylied ‘Your Man’ en even gemakkelijk laat Henk ze meeklappen bij de liefdesmagneet ‘Despacito’  van Luis Fonti.   En dan te bedenken dat ik het destijds waagde om Henk de vraag voor te leggen ‘of het waar is dat geschoolde operastemmen die voor lange tijd overschakelen op bij voorbeeld musicalrepertoire geneigd zijn om lui te worden?’ Nadat Henk van de eerste schrik bekomen was, begon hij me uitvoerig uit te leggen dat doit in het algemeen en zeker bij hem absoluut het geval niet is.  Om zijn betoog resoluut af te ronden met:  laat niemand beweren dat mijn stem lui is, want dan heb ik echt een appeltje met hem te schillen.  Daarom met terugwerkende kracht: alsnog een nederig MEA CULP, beste Henk.   
Zoals mijn volgers inmiddels wel weten is ZORGENTERTAINMENT uitgegroeid tot mijn absolute stokpaardje sinds mijn moeder in Huize St. Elisabeth verblijft. Wat zou het mooi zijn – om met Huub van der Lubbe van De Dijk te spreken- om bewoners van zorginstellingen ook eens op een optreden van het unieke talent van Henk Poort te kunnen trakteren. Niet zo lang geleden organiseerde De Zonnebloem jaarlijks een voorstelling waamee ze kris-kras het gehele land doortrok. Die concerten waren weliswaar gesitueerd in de lokale schouwburgen, het publiek werd echter steevast uit de eveneens lokale zorginstellingen gehaald, met dank aan de belangeloze inzet van de vele vrijwilligers. Die modus zal nu financieel wel geen haalbare kaart meer zijn, maar voor de zekerheid heb ik maar even een balletje opgeworpen bij Alexander van Zijp, de persmedewerker van de Landelijke Zonnebloem. Je weet maar nooit!  Als dat tot ‘Omarm me’ leidt, kan Henk ook dit nummer van Blof aan de show toevoegen. De titel van dat tweede programma: ‘Open de poorten…voor Henk Poort’ lijkt me aardig in de goede richting.      


Donderdag 19 december 2019

HENK POORT LIET 'SOUND OF SILENCE' ACHTERWEGE

Naar het schijnt is zijn duet uit The Phantom of the Opera met Floor Jansen ruim twee miljoen keer bekeken op Youtube , zijn versie van Simon and Garfunkels Sound of Silence doet daar met 1.7 miljoen relatief gezien niet veel voor onder. Het televisieprogramma ‘Beste Zangers’ heeft Henk Poort dus bepaald geen windeieren gelegd. Als doorgewinterde artiest weet hij heel goed dat je het ijzer moet smeden wanneer het heet is, dus al snel kwam er een theatervervolg onder de noemer ‘Henk Poort en de Helden’. De stormloop op de kassa’s was zo groot dat al snel tot een verlenging kon worden besloten, waardoor het programma doorloopt tot 22 februari 2020. ‘Helden’ is na ‘Ik ben mijn lied’ in 2016 de tweede soloshow van de klassieke bariton die ook naam en faam heeft gemaakt met musicals als ‘Les Miserables, Anatevka, De Drie Musketiers en Rembrandt’.

‘Toen ik werd gevraagd voor Beste Zangers kreeg ik huiswerk mee: wie zijn je helden? Wie hebben je geïnspireerd? Nou, ik heb er wel een paar. Johnny Jordaan, John Kraaijkamp, Anton Geesink, Johan Cruijff, maar ook de grote Italiaanse bariton Tito Gobbi die zeer vaak met Maria Callas het podium heeft gedeeld. Rembrandt die ik in de gelijknamige musical heb gespeeld en Vincent van Gogh, van wie ik echt alles weet, reken ik daar ook toe. Jaren geleden heb ik zelfs geprobeerd een musical over Van Gogh te schrijven. Maar tot op heden heb ik geen goed begin weten te bedenken’, aldus Poort woensdagavond in De Kring.

In Helden, geregisseerd door Bart Oomen en geschreven door Koen van Dijk, laat Poort zijn favorieten op verschillende manieren de revue passeren. Van Rembrandt zingt hij een nummer uit de musical, Johan Cruyff wordt geëerd in een ode op de muziek van ‘Er is een Amsterdammer dood gegaan’ en de grote Van Gogh,belicht hij met ‘Vincent’, een vertaling van Don McLean’s gelijknamige ‘Vincent (Starry Starry Night)’, dat hij in de ‘Beste Zangers’ ten gehore bracht. Wie verwacht had dat hij ook met zijn twee grootste successen uit dat programma ‘Sound of Silence’ en ‘Phantom of the Opera’ zou uitpakken, kwam bedrogen uit. En dat was echt een gemis, want deze door Henk met orkaankracht gezongen ballads was precies wat deze show nodig heeft. Nu draait de orkaan slechts op halve kracht en dat is een wel erg gemiste kans. De verwachtingen zijn hoog gespannen als hij het optreden begint met Heroes van David Bowie. Maar meteen daarna schakelt Poort over op zijn Jordaan-repertoire, zoals Pikketanussie van Johnny Jordaan, Come Prima van Willy Alberti, De Afgekeurde Woning  en de meezinger O sapperdiosia.  ‘Ach, ik heb zoveel dingen gedaan. Dat palet wil ik vanavond laten horen’, aldus Poort.
Prima nummers, en geweldig gezongen, daar niet van, maar die kant van de ras-Amsterdammer kennen we nu wel. Het zou een veel boeiender show hebben opgeleverd indien hij de met ‘Sound of Silence’ ingeslagen weg verder had gevolgd. Ik ben heel benieuwd hoe songs als ‘Isle of Hope’, Green Fields of France, Danny Boy, The Sound of Silence The Garden Valley en ‘Town I loved so well’ uit zijn ‘strot’ komen. Misschien een idee voor Helden, deel 2, want Poort liet al doorschemeren dat er een vervolg aan zit te komen. Wat volkomen logisch is, deze kip is nog lang niet klaar met het leggen van gouden eieren. Met het duet uit de ‘Parelvissers’ van Bizet kwam de opera ook nog even aan bod. Hij zong de baritonpartij samen met een van tevoren door hem ingezongen tenorpartij, al deed hij het voorkomen dat dit ei ter plaatse was uitgebroed. ‘Die is een terts lager opgenomen, maar wordt een terts hoger afgespeeld. Dan heb je een duet in je eentje’, lichtte hij voor de zekerheid nog even toe. Naast zingen praatte Poort het programma ook gemakkelijk vol, al moet daar wel bij worden aangetekend dat de een-tweetjes met zijn twee muzikanten te ingestudeerd overkwamen.
Zingen werd Poort met de paplepel ingegoten, en dan vooral het Amsterdamse levenslied. ‘Als mijn oma verjaarde was het feest. Er was altijd een accordeonist, op tafel pelpinda’s , een stukkie leverworst, een borreltje. Een plank over twee stoelen zodat er nog meer mensen bij konden. En dan zingen’. Dat zingen bleef niet bepaald onopgemerkt bij de groten van Amsterdam. ‘Johnny Jordaan zag en sprak ik regelmatig. Zoals u waarschijnlijk wel weet waren Willy Alberti en Johnny Jordaan volle neven van elkaar. De tragiek van Johnny was echter dat hij niet alleen een neef was. Ach got, wat heeft Johnny het altijd moeilijk gehad met zijn gezondheid en vooral zijn geaardheid. Homoseksualiteit werd absoluut niet geaccepteerd in die goeie en die fijne Jordaan uit die tijd (zie ook het duet van Robert Long en Leen Jongewaard op youtube, JP), want dit was expliciet de buurt waar de jongens met de meiden dansen gaan. Maar het belette Johnny niet om muzikaal zijn eigen gang te gaan. Zo zitten eigenlijk al mijn helden in elkaar. Eigenzinnige mensen die zich niets lieten influisteren door hun omgeving en zeer bewust hun eigen weg bewandelden. Neem Rembrandt. In zijn tijd was het normaal om notabelen geschilderd in opdracht volledig te bewieroken, keurig naast elkaar geportretteerd. Rembrandt had daar maling aan. Hij liet ze zien zoals ze werkelijk waren. Als het voor de actieve compositie vereist was, beeldde hij ze zonder schroom in het half duister af. Zo’n artiest heb ik ook altijd willen zijn. Het is aan mijn omgeving en het publiek om te oordelen of ik daar wel of niet in geslaagd ben’.


Henk Poort en de Helden – Gezien door Jaap Pleij op woensdag 18 december in de grote zaal van De Kring. De voorstelling stond oorspronkelijk gepland in de kleine zaal, maar werd vanwege de overweldigende belangstelling verplaatst naar de grote zaal. Wat Poort deed opmerken: Fantastische kleine zaal hebben jullie. Ik ben nu wel heel benieuwd naar de grote zaal’.  


Woensdag 18 december 2019

JAN SNEL IS DE SUPERICOON VAN ROOSENDAAL

‘Jan Snel staat toch zeker al lang op de officiële lijst van de Roosendaalse Iconen?’, vraagt mijn facebookvriend Cor van Nispen zich publiekelijk af in een reactie op mijn artikel over Jan Snel. ‘Lang’ is in deze een relatief begrip, maar het is inderdaad zo dat de vroegere ijzerhandelaar tot dit selecte groepje behoort. Wat heet! In aanloop naar het herdenkingsjaar 2018 (Roosendaal 750 Jaar) startte het erfgoedcentrum Tongerlohuys een zoektocht naar de ware Iconen van Roosendaal. De inwoners van de gemeente kregen de vraag voorgelegd wie ze direct met hun woonplaats associëren. Ze hoefden er niet per se geboren te zijn, ‘wegens grote verdiensten’ was eveneens een criterium. 
Dat leverde een lijst met ruim tweehonderd personen op. Aanvankelijk was het de bedoeling dat tekstschrijver Frank van Pamelen en regisseur Peter Jonckheer een aantal van deze iconen zouden opvoeren in de spectaculaire voorstelling ‘Het Verhaal van Roosendaal’ dat op 21 september 2016 tot leven gebracht zou worden op het Tongerlopleindoor tientallen acteurs, zangers en figuranten onder de supervisie van stichting ROOS. Twee keer ‘zou’. De voorstelling is echter wegens nooit opgehelderde redenen afgelast en de genoemde iconen moesten genoegen nemen met een expositie in het vernieuwde Tongerlohuys dat in september van dat jaar feestelijk werd heropend als erfgoedcentrum.  Tot veler verrassing was de naam van Jan Snel het vaakst genoemd bij de zoektocht en daardoor verkreeg hij de eretitel van Supericoon van Roosendaal. De enig juiste wijze om Jan Snel te eren is met de Jan Snel Straat, een eerbetoon op maat dus.
Maar de expositie in het Tongerlohuys was van korte duur, dus daar bleef vrijwel niets van hangen in het collectieve geheugen. Ik prefereer tastbare eerbewijzen, een passende wijze bovendien om de (binnen)stad te markeren. Rond de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 kregen alle lijsttrekkers het verzoek van de organisatoren van het slotdebat in De Kring om hun droom voor Roosendaal te ontvouwen. Helaas veroordeelde het lot mij tot de zeepkist en dat betekende helaas dat ik een verhaal moest ophangen dat bol stond van de actualiteit. Bij de extra raadsvergadering van 23 maart 2018 koesterde ik even de hoop dat ik mijn droom alsnog mocht uitspreken. Helaas weigerde de toenmalige burgemeester Jacques Niederer mij in verband met een afspraak elders eerder dan gepland aan bod te laten komen, en daardoor is er nog steeds slechts sprake van een droom op papier gezet. 
Deze droom begint in de Molenstraat, een geheel autovrije Molenstraat wel te verstaan. Een Molenstraat die is omgetoverd in een wandelparadijs en uitnodigt om ontspannen te flaneren. Een Molenstraat omgeven door hoge bomen, in de sfeer van het Lange Voorhout in Den Haag, verreweg het meest sfeervolle plekje van Nederland. Een Molenstraat waar cultuur en historie in elkaar overvloeien en versterken, zodat ook de bezoeker van buitenaf zich constant realiseert waar hij zich bevindt. De auto is toch gedoemd om op korte termijn uit het centrum te verdwijnen, waarom zou Roosendaal daar geen voortrekkersrol in spelen?
Roosendaal is groot geworden door de turfvaart. Bij de kruising Molenstraat/Brugstraat moet een klein monument komen te staan, waarmee de relatie Roosendaal – Turf wordt geaccentueerd en gevisualiseerd. Iedereen kent ongetwijfeld de montagefoto van Ben Steffen, waarop de Turfvaart dwars door de Brugstraat loopt. Die foto moet daar natuurlijk een ereplekje krijgen.
Pal daarachter een praalbeeld van de eerste bekende Roosendaler uit onze geschiedenis: admiraal Hendrick Lonck, geboren in 1568 in Roosendaal dat op dat moment een van de belangrijkste zeehavensteden van Brabant was, stond bekend als een zeer capabel admiraal, maar tevens als een van de weinige Brabantse zeehelden in de geschiedenis die zowel als echte kaper en als admiraal de wereldzeeën onveilig maakte. Bij de verovering van de ‘zilvervloot’ was hij de rechterhand van Piet Hein uit Delfshaven. Het ligt in de bedoeling dat Lonck straks vanaf de havenmond in Stadsoevers ‘oogcontact’ maakt met Piet Hein, wiens blik in Delfshaven nu nog gericht staat op Den Haag, de stad waar –althans volgens zanger Peter Blanker-  zijn zilvervloot bij thuiskomst direct werd ingepikt. Het is triest dat het gemeentebestuur in 2018 op geen enkele manier heeft stilgestaan bij het admiraal Hendrik Corneliuszoon Lonck-jaar (1568-2018, dus 450 jaar Lonck). Als Stadsoevers ver genoegd gevorderd is, verkast Lonck uiteraard van de Molenstraat naar de nieuwe havenmond.
Verderop ter hoogte van restaurant Oost, het vroeger hervormde kerkje aan de Bloemenmarkt, later bekend als Anno 1810, komt koning Lodewijk te staan. De jongere broer van de grote Napoleon die Roosendaal in 1809 niet alleen stadsrechten verleende, maar ook grif duizenden florijnen doneerde om de bouw van dit kerkje mogelijk te maken. Hij voelde zich verplicht om een gebaar richting de protestantse gemeenschap te maken toen de katholieken ‘hun’ St. Jan weer in bezit namen. In tegenstelling tot alle Oranjes na hem  was Lodewijk dan ook een koning van het geven en minder van het nemen. Verspreid in de Molenstraat zullen beelden verrijzen van latere grootheden die Roosendaal allemaal op hun eigen manier op de kaart hebben gezet, zoals in willekeurige volgorde Jac, Jan en Toon Mol, Frans van der Groen, Fons Rademakers, Jack van Poll, Mere Joseph, Hein van de Geyn, Joost Prinsen, George Knobel, Gerard Arninkhof, Jan Cartens, Harry Lockefeer, Piet Thielen, Jef Rademakers, Jack de Nijs/Jack Jersey, Carl Ridders, Joost Lagendijk, Cisce Dekkers, Wim Laros, Bertus-de hondenman- Stokker, Theo -de tank-  Laseroms, Harmen Fraanje, Mien Oostvogels, en Wim Schutz. Om al deze grootheden met een beeld te vereren, is waarschijnlijk te hoog gegrepen, het geeft wel aan dat er aan keuze geen gebrek hoeft te zijn bij het karakteriseren van Roosendaal. .
Wethouder Toine Theunis maakte bij de opening van .Open Monumentendag dit jaar bekend dat het braak liggende gebied tussen het oude Koetshuys (waar momenteel een fietsenzaak in gevestigd is), het vervallen theekoepeltje en de achterzijde van De Kring grondig gerenoveerd gaat worden tot een wandelgebied, waardoor het mooi aansluit op de hernieuwde Molenstraat. Het is dat je het de mensen die daar wonen niet kunt aandoen om van adres te veranderen met alle rompslomp van dien, maar eigenlijk zou de Molenstraat dan omgedoopt moeten worden in ‘Laan van Flaneren’ of ‘Het Lange Flaneren’. Die molen is immers toch al lang geschiedenis, net als de wielerbaan die er eens heeft gelegen. Natuurlijk gaat mijn droom veel verder dan de Molenstraat, maar dat komt een andere keer wel.               
Een volledige lijst Roosendaalse iconen van na 1950 is te vinden op www.facebook.com/iconenvanroosendaal.


Dinsdag 17 december 2019

ANDRÉ EN ALEX VOOR AL UW ZORGENTERTAINMENT

Televisierecensent Angela de Jong van het AD hikt tegen het komende afscheid van Hendrik Groen aan.  Ik kan daar goed inkomen. Hoe triest de omstandigheden in de zorginstelling soms ook waren, Andre van Duin (Evert) en Kees Hulst (Hendrik Groen) waren de ware smaakmakers op de doorgaans armoedige maandag-televisie-avond.  Max-omroepbaas Jan Slagter zou wel gek zijn indien hij deze toppers zo maar zou laten gaan. Dat is ook niet nodig, want er is heus wel een format te bedenken om voort te borduren op ‘Het geheime dagboek van Hendrik Groen’.
Als ‘lieve brompot’ zoals Angela hem omschrijft, heeft Andre van Duin heel wat trekjes van de oude Stiefbeen uit de legendarische tv-serie ‘Stiefbeen & Zoon’.  Die serie, met voor die tijd opvallend harde humor en omgangsvormen tussen vader (Rien van Nunen) en zoon (Piet Rômer),  zo maar naar 2020 verplaatsen kan niet. De oude Stiefbeen was een voddenman, een handelaar in lompen en oude metalen, en daar is nu geen vraag meer naar. Ik denk dat Andre van Duin goed tot zijn recht komt als een tegen zijn pensioen aan hikkende directeur van de firma ‘Andre en Alex (voor al uw zorgentertainment)’  Alex staat uiteraard voor zijn loyale (enige) zoon, een rol die geknipt is voor Alex Klaasen.  Ik zie ook niemand anders in die rol. Alex wil als junior-partner, die hoopt binnenkort de stoel van zijn vader in te nemen,  voortdurend vernieuwingen doorvoeren in het artiestenbestand. Andre wil daar echter niet aan en houdt krampachtig vast aan zijn huidige ‘stal’, bestaande uit Gerard Cox, Imca Marina, Bonnie St. Clair, Ria Valk, Jacques Herb, Jan Boezeroen, Ronnie Tober, Corry Konings en Frits Lambrechts. Met name de laatste is geliefd bij de bewoners van de zorginstellingen waar Andre en Alex opereren vanwege zijn prachtige ‘Ballade van de twee oudjes’. Het lied dat handelt over twee oudjes die in de zorginstelling waar zij verblijven hartstochtelijk verliefd worden op elkaar. De strofe ‘ze hebben het die nacht gedaan als was het de allereerste keer’ riep aanvankelijk nog wat weerzin op bij de strenge directrice, een volle nicht van mevrouw Stelwagen uit Hendrik Groen, maar dankzij de bewonerscommissie haalde zij al snel bakzeil. Bewoners van zorginstellingen laten zich immers niet meer als onmondige kinderen behandelen, die tijd is nu echt wel voorbij. Voor Frits Lambrechts is deze ballade uitgegroeid tot zijn persoonlijke ‘My Way’. Zijn publiek laat hem niet vertrekken zonder deze toegift. Vreemd eigenlijk dat Martin van Waardenberg, de scenarioschrijver van Hendrik Groen,  Frits uitvoering van dit lied geen plek heeft gegund in deze reeks. Hij is daar een van de bewoners, dat lag dus nogal voor de hand. 
‘Andre en Alex’ maakt het mogelijk om bovengenoemde artiesten, die wat op het derde plan zijn geraakt, een nieuw artiestenleven te bieden. Hier en daar kunnen de belevenissen zelfs even refereren aan die al even legendarische serie ‘Sjef van Oekels Discohoek (reeds)’ . Zoon Alex, die niet direct appelleert aan de eerste fans van The Rolling Stones die de zorginstellingen de komende jaren gaan bemensen,  blijft Pa bestoken met aankomende talenten die de oude stal van nieuw bloed kunnen voorzien. Gedurende de reeks boekt hij af en toe succesjes en zo wordt naast de oudere generaties ook het jeugdige publiek bediend. Hoewel het amusement centraal staat, raakt ‘Andre en Alex’ toch ook aan een hedendaags probleem.
Via de website ZORGENTERTAINMENT kunnen zorginstellingen rechtstreeks artiesten boeken die hun voorstellingen geheel richten op deze doelgroep, tegen een all-in-prijs van gemiddeld 300 euro. Op zich een uitstekende uitbieding, maar voor veel zorgcentra is dat financieel toch nog te hoog gegrepen.  Toch zal er iets in die richting moeten gebeuren.  De huidige generatie bewoners is nog wel te entertainen met seniorkoren en dito dansgezelschappen, maar dat duurt niet lang meer. Zoon Alex ziet de bui al lang hangen en doet er in de serie alles aan om het ZORGENTERTAINMENT naar een hoger plan te tillen en betaalbaar te houden. Een mooie gelegenheid dus om André van Duin en Alex Klaassen, de twee meest veelzijdige artiesten die Nederland ooit gekend heeft en die gelukkig beiden nog hyperactief zijn, eens samen aan het werk te zien. Scenarioschrijver Martin van Waardenberg kan met dit gegeven ongetwijfeld voortreffelijk uit de voeten. Door de reeks gedeeltelijk in zorginstellingen te situeren, komen de bewoners van ‘Hendrik Groen’ wellicht ook in aanmerking voor een nieuw contract. Angela de Jong kan bovendien weer rustig gaan slapen in de wetenschap dat haar op termijn een herboren Evert te wachten staat.
Angela de Jong haalt in haar column nog even Rob van Hulst aan, de acteur  die in ‘Medisch Centrum West’ bepaald geen sympathiek karakter speelde. ‘Hij werd in die tijd regelmatig door boze dames met boodschappenwagentjes tegen de schenen gereden, omdat hij ‘die klootzak’ was van de tv’, aldus Angela. Piet Rômer kon daar destijds als zoon Stiefbeen over mee praten. Als hij het waagde zijn toch al overbekende gezicht in een winkel te laten zien (boodschappenwagentjes waren er nog niet), kreeg hij regelmatig opmerkingen naar het hoofd geslingerd als: ‘Vuile rotvent, hoe durf je zo tegen je arme vader te keer te gaan?’ Je moest je schamen, lelijke vlegel dat je er bent’. Aanvankelijk probeerde Piet nog uit te leggen dat hij slechts een rol speelt, maar van lieverlee liet hij het maar zo. Tegen een volksgericht valt toch niet te vechten!     


Maandag 16 december 2019

ZELFBESCHIKKINGSRECHT IS ONBEKEND FENOMEEN IN CHINA

Haar ouders hebben liever niet dat ze mee gaat. ‘Jij kunt je emoties toch niet verbergen. Het lijkt ons beter dat je hier blijft’. Nou, daar denkt de dertigjarige Billie zelf heel anders over. Wanneer deze met haar ouders naar New York geëmigreerde Chinese vrouw er achter komt dat haar in Beijing achtergebleven oma ernstig ziek is en nog maar enkele maanden te leven heeft, peinst ze er niet over om moederziel alleen achter te blijven.  Als haar ouders op het vliegtuig zijn gestapt, scharrelt ze snel wat geld voor een vliegticket bij elkaar  en zo bezorgt ze oma de verrassing van haar leven. Haar ouders ook, maar die zijn duidelijk ‘not amused’.   
Voor Billie is deze hernieuwde kennismaking met haar geboorteland, dat ze als vijfjarig meisje verliet, een ware cultuurshock. De dood is in China een dermate groot taboe dat de familie heeft besloten oma niet in te lichten over haar naderend einde. Natuurlijk worden er regelmatig scans gemaakt waarop duidelijk is te zien hoe de longkanker die haar lichaam teistert snelle vorderingen maakt.  Met medeweten van het ziekenhuispersoneel worden die scans door de familie steeds in positieve zin bijgekleurd. Billie raakt daardoor in gewetensnood. Argumenten als ‘misschien wil ze in die laatste levensfase nog iets ondernemen waar ze nooit aan toekomen is’  worden met een oud Chinees gezegde weggewuifd. ‘Als je longkanker krijgt en je ben daarvan op de hoogte, dan ga je dood. Alleen niet aan de longkanker, maar aan de angst voor de dood’. Zwijgen is dus het devies dat Billie steeds zwaarder valt. Haar vader wil wel overstag gaan, maar hij heeft zijn familie zijn erewoord gegeven dat hij zijn moeder niets zal vertellen. En dat telt in China nog veel zwaarder dan gewetensbezwaren.
Om oma niet achterdochtig maken over deze massale familiereünie wordt er een bruiloft geënsceneerd tussen Billie’s laatste huwbare neef en een Japanse schone. Dat laatste ligt eveneens gevoelig in China. Haar nieuwe aangetrouwde kleindochter is in de ogen van Oma maar ‘een domme gans die de Chinese taal niet machtig is en verder ook maar over weinig denkvermogen beschikt’.  In de dagen naar aanloop van het huwelijk ontdekt Billie steeds meer cultuurverschillen tussen New York en Bejing. Zo vertelt haar naar Japan geëmigreerde oom, tevens de oudste zoon van oma, dat jouw leven in China een onderdeel is van een groter geheel, waarover ook ouders, tantes, ooms, oma’s en zelfs de communistische partij heel wat over te zeggen hebben. Nou snapt de vrijgevochten, ongehuwde Billie dat ze in de ogen van haar familie al lang geen echte Chinese meer is. Zo maar zonder je ouders daarin te kennen op het vliegtuig stappen zou in traditioneel Bejiing ondenkbaar zijn. Door op goed geluk bij oma aan te kloppen, plaatste ze zich direct buiten de familietradities. Oma mag dan zeer traditioneel ingesteld zijn, dat ze haar favoriete kleindochter eindelijk weer eens zonder gene op haar ronde kont kan slaan, vindt ze toch ook wel plezierig. Het huwelijksfeest verloopt voorspoedig, tot Billie’s naar Japan geëmigreerde oom tijdens zijn toespraakje in huilen uitbarst en bekent zich al jaren diep te schamen dat hij zijn moeder destijds zo onbarmhartig in de steek heeft gelaten. Toespraakjes zijn bij huwelijksfeesten net als het zingen van een of meerdere liedjes min of meer verplichte kost in China. Billie ontkomt er dus ook niet aan. Na het feest komt de domper. Het is dan echt tijd om (definitief?) afscheid te nemen van Oma. Zij heeft al die fijne dagen dat de familie sinds lange tijd weer eens helemaal compleet was als in een roes beleefd. Ontgaan zijn alle melancholische blikken die haar voortdurend buiten haar gezichtsveld omringden. Zodoende kon ze nog een één keer ouderwets stralen. Ze mag dan de vriendelijkheid zelve zijn, ze voelt zich als matriarch der familie (haar echtgenoot is al lang geleden gestorven) geheel verantwoordelijk voor de gang van zaken en laat dan ook niets aan het toeval over. Wanneer ze in het ziekenhuis moet zijn voor een akkefietje probeert ze nog even snel Billie aan de knappe, dienstdoende, jonge dokter te koppelen. Want een vrouw van dertig die nog niet onder de pannen is, loopt in oma’s ogen een levensgroot risico op een ongelukkig leven. ‘Zo’n knappe man die bovendien in het buitenland Engels heeft gestudeerd, dat is in China een ongekende buitenkans’, warmt ze de voorgehouden worst nog verder op.  Billie ziet dat de dokter over oma’s volledige zorgdossier beschikt en probeert de arts in het Engels over te halen oma ook over de rest in te lichten. Die houdt wijselijk de boot af. Dat dit Engelse gesprekje in het bijzijn van andere familieleden, waaronder oma,  wordt gevoerd, maakt de scene wat ongeloofwaardig. Wie zegt dat oma toch niet stiekem een woordje Engels spreekt? Ook in China heeft de wereld immers niet stilgestaan. Integendeel zelfs, oma zit voor Chinese begrippen aardig in de slappe was en menig familietwistje handelt over de vraag waar het leven momenteel beter is: in Bejing of in New York? Billie krijgt steeds meer de neiging om met Bejing te antwoorden, want ondanks de enorme gedaanteverwisseling die het land in de kwart eeuw van haar afwezigheid heeft ondergaan, treft ze daar meer menselijke warmte aan dan in het kille, onpersoonlijke New York. Nu haar aanvraag voor een studiebeurs door de Amerikaanse overheid is afgewezen, is er maar weinig wat Billie aan haar tweede moederland bindt. Regisseur Lulu Wang heeft gelukkig voor alle betrokkenen een redelijk bevredigend einde voor ‘The Farewell’ bedacht.  


The Farewell – Gezien door Jaap Pleij op zondag 15 december in het Roosendaalse City Theater. Dit was tevens de laatste film die dit jaar in de serie Cinema Paradiso werd vertoond (wel komt ‘The Farewell’ nog een keer voorbij op woensdag 18 december, 20.30 uur). De filmclub is terug op 8 januari met ‘The Irish Man’. Volgens de inleider is dit misschien wel de laatste keer dat deze mega movie (lengte ruim drie uur, vanwege de lengte aanvang 19.30 uur) op het grote filmdoek wordt vertoond.     


Zondag 15 december

HARTSTOCHTELIJK PLEIDOOI VOOR OFFICIËLE JAN SNELSTRAAT

Er werd in Roosendaal al zo lang gesproken van het ‘Jan Snel-straatje’ dat niemand er van opkeek toen er op een goede dag eind negentiger jaren een officieel bordje aan de gevel prijkte met dat bewuste opschrift. Voor mij was deze uiting van ‘bordjes verhangen’ aanleiding om contact op te nemen met de toenmalige gemeentewoordvoerder Frank van Pamelen (als cabaretier op zaterdag 28 maart 2020 te zien in De Kring, waar hij samen met Jan J. Pieterse en John Sleipen het programma ‘Talk’ presenteert) met de vraag of dit stukje Nieuwe-Markt nu ook officieel was omgedoopt in ‘Jan Snel Straat’. Zoals ik al vermoedde kon daar destijds geen sprake van zijn en al snel verhuisde het bordje van de gevel naar de etalage van de ijzerhandelaar.
Zijn dochter Marie-José deed zaterdagochtend in de OLV-kerk bij de uitvaartdienst voor de op 9 december overleden Jan Snel een beroep op de gemeente om deze laatste grote wens van de karakteristieke Roosendaler alsnog in vervulling te doen gaan. Een vraag die ik inmiddels aan wethouder Toine Theunis en burgemeester Han van Midden heb voorgelegd. Terecht merkte Marie-José op dat de Nieuwe Markt in zijn huidige rechthoekige vorm al groot genoeg is. Bovendien is dat aanloopstukje voor vrijwel iedere Roosendaler gevoelsmatig al de Jan Snel Straat. Ook wanneer de winkel straks wellicht verdwenen zal zijn. Het bekende lied ‘Niemand heeft je ooit gezien’ gaat voor Snel niet op. Hoog op zijn fiets gezeten was hij een wezenlijk deel van de binnenstad. Maar hoeveel mensen buiten zijn directe familieleden hebben Jan echt gekend? Ooit heb ik een poging ondernomen om daar achter te komen.  Hoewel hij me immer vriendelijk toezwaaide vanaf zijn fiets en hij mij zowaar ook bij de voornaam kende, was Jan voor een interview niet te paaien. Met zijn reactie ‘O nee, dat doe ik niet en daarmee basta’ ontnam hij me direct de moed om verder aan te dringen. Net als bij de al even legendarische Jef Boonen was Jans ‘nee’ ook werkelijk ‘nee’. Van een goede kennis vernam ik dat ongevraagd foto’s maken van zijn ijzerinterieur er helemaal niet bij was . Indien iemand toch zo brutaal was om dat te proberen, kreeg deze persoon niet zelden de wind keihard van voren.
Via de uitgebreide schets die Marie-José van het leven van haar vader had gemaakt, kwamen de aanwezigen toch iets meer van hem te weet. Zo scheen Snel een hekel te hebben aan after-shave, was hij speciaal om zijn dochter te behagen gestopt met roken en moest hij van ‘moderne flauwekul’ helemaal niets hebben. ‘Wanneer klanten hem vroegen of ze konden pinnen, luidde zijn met bolle ogen van verontwaardiging gegeven antwoord steevast: pinnen kunde morgen. Daarmee ontpopte hij zich als een waarlijk voorvechter voor het behoud van het contante betalingsverkeer. Het moge duidelijk zijn: dat pinapparaat is er nooit gekomen.
Snel was echter wel verknocht aan het faxapparaat. Indien een bestelling zijn inziens te lang op zich wachten, kon de zakenrelatie een ‘aanmaning’ via de fax verwachten met korte maar krachtige teksten, zoals ‘Waor blijfde gij nou met oewe spullen?’, zonder enige verdere aanduiding of context. Er brak een milde glimlach door Marie-José’s tranen toen ze daar ondersteund door echtgenoot Jimmy teder over sprak. Ze verhulde ook niet dat Snel bij haar geboorte in 1979 de nodige twijfels had. ‘Is een meisje wel in staat om later de winkel over te nemen?’, aldus de vraag waarmee de gedreven ondernemer aanvankelijk worstelde. Toen Marie-José besloot voor een geheel andere richting te kiezen en Duits ging studeren, hoefde Snel zich daar in ieder geval het hoofd niet meer over te breken. Niet onvermeld kon natuurlijk blijven dat de ijzerhandelaar in tegenstelling tot de media zijn klanten niet snel ‘nee’ verkocht. In zijn ruim bemeten winkel lag van alles wat elders niet meer of slechts sporadisch te verkrijgen was. Indien niet direct voorradig probeerde hij altijd een klantgerichte oplossing te vinden, mits de geachte clientele uiteraard bereid was contant af te rekenen.
Snel mocht dan niets van publiciteit hebben, andersom was dat wel heel sterk het geval. Zonder zijn medeweten en geheel tegen zijn zin is er ooit een carnavalsgezelschap naar hem vernoemd: De Jan Snel Band. Bij de carnavalsrevue Priense Swaree was hij een dankbare inspiratiebron voor de tekstschrijvers. Zelf heeft hij daar waarschijnlijk niets van meegekregen. De pastoor van dienst omschreef Johannes Andries Theodorus als markant, sociaal bewogen, behulpzaam, hardwerkend en een zakenman in hart en nieren, ook al had hij dan zo zijn eigen manier van doen. ‘Een eigen zaak was altijd Jans grote droom. Hij was maar wat trots toen dit realiteit werd. Gesteund door zijn vrouw Dinie, die hij in 1972 leerde kennen en met wie hij in 1974 in het huwelijk trad, groeide hij uit tot de ronduit bekendste ondernemer in de Roosendaalse binnenstad. Tot 2012 lukte het hem om zelfstandig te functioneren. Gesteund door Dini en en Marie-José wist Jan daar nog een aantal jaren aan vast te plakken, maar in februari van dit jaar moest hij toch echt tot de conclusie komen dat zijn fysieke- en mentale krachten dermate waren afgenomen dat aan opname in zorginstelling Heerma-State niet langer te ontkomen viel. Daar is hij op 9 december in aanwezigheid van zijn naaste familieleden rustig en vredig ingeslapen’, aldus de pastoor. 
Aan het slot van de dienst galmde het lied ‘Rode Rozen’ van Jantje Koopmans door de OLV-kerk. Heel lang had ‘onze’ Jan ook nog rode rozen willen uitkiezen voor ‘de schat waar ik zoveel van hou’, maar de naam Jan Snel zal in zijn geboortestad altijd een milde glimlach oproepen bij degenen hem aan den lijve hebben mogen ervaren. Het zou inderdaad een mooi gebaar zijn indien het gemeentebestuur die naam ook nog blijvend tastbaar maakt door het alleszins legitieme verzoek van dochter Marie-José in te willigen.  Op het bidprentje dat de bezoekers bij de collecte overhandigd kregen, staat een nog jonge Jan afgebeeld die trots het lint doorknoopt waarmee zijn ijzerhandel een feit werd en de legendevorming  een aanvang nam. Die foto zou onder Jans officiële straatnaam niet misstaan!              


Zaterdag 14 december 2019

'EEN STAD IS MEER DAN STEEN' ZET FRANS DE CLERCQ WEER IN HET LICHT

O stad die de naam draagt van rozen
Mijn prilste licht kreeg ik van u
Als kind heb ik u niet gekozen
Na jaren vol licht doe ik het nu

Deze tekst treffen de bezoekers voortaan aan wanneer ze de hoge trap in Parrotia bestijgen. Het is wellicht niet iedereen opgevallen, maar bij de laatste grote renovatie van het complex is het korte gedicht van Frans de Clercq dat op het raam ter hoogte van de onderdoorgang prijkte met stille trom afgevoerd. Directeur Frederique Assink van bibliotheek VANnU greep de presentatie van het boek ‘Een stad is meer dan steen’ vrijdagavond aan om een Mea Culpaatje te betuigen en de onthulling van een gedicht van de hand van Frans de Clercq (1920-2012) aan te kondigen.  ‘Ik kan u beloven dat dit gedicht nooit meer uit de bibliotheek VANnU zal verdwijnen’, beloofde ze plechtig.
De oud-kabinetschef van de gemeente Roosendaal  zou dit gebaar absoluut op prijs hebben gesteld. Voor het initiatief van de derde Stadsdichter Leo Lotterman om een groot aantal van diens gedichten te bundelen en uit te geven, zou hij zelfs superlatieven tekort gekomen zijn. Want Frans de Clercq schreef niet alleen graag, hij publiceerde zijn werk zo mogelijk met nog veel meer enthousiasme. Aan podia geen gebrek. Hij maakte zijn limericks wereldkundig in het Brabants Nieuwsblad, BN/DeStem, de Roosendaler (voorloper van De Bode), de West-Brabant Koerier en De Gazet. Toen die levensbronnen begonnen op te drogen, heeft hij de gemeente zelfs gesuggereerd om zijn gedichten in het eigen orgaan Stadserf te plaatsen. Naast kabinetschef presenteerde hij zich dan ook graag als publicist. In de ogen van Leo Lotterman was hij feitelijk de eerste stadsdichter van Roosendaal lang voordat deze term was ingevoerd. ‘Toen ik zijn archief ter beschikking kreeg voelde ik me dermate schatplichtig aan Frans dat ik er toch ook iets mee wilde gaan doen’.  Het resultaat is er nu’, aldus Lotterman die ook nog een anekdote paraat had. ‘Na het vertrek van Claudius Prinsen als burgemeester van Roosendaal ontving Frans twee jaar later (1948) tot zijn verrassing een brief van zijn oude baas. Prinsen adviseerde zijn vroegere kabinetschef  om zich geheel onder te dompelen in de letteren. Daar lagen volgens de gewezen burgervader zijn ware talenten. Frans de Clerq was in de ogen van Prinsen een schrijver die ‘van niets iets wist te maken’.  Dat specifieke talent vierde hij met name bot in de raadsverslagen. Veel  raadsleden stonden te kijken van zichzelf, geheel onbewust dat ze zich zo treffend hadden uitgelaten in de debatten. ‘Wat heb ik dat toch mooi gezegd’, pochte menig volksvertegenwoordiger bij het teruglezen van de verslagen.  In poëzie was De Clerq volgens Lotterman echter wars van experimenteel taalgebruik, ook al was hij een enorm liefhebber van kwinkslagen en subtiele humor. ‘Dichten is impulsieve eenzaamheid’, liet de oud-kabinetschef zich regelmatig ontvallen. Maar eenzaam in de resultaten van die creatieve inspanningen wilde hij absoluut niet zijn. Die deelde hij het liefst met zoveel mogelijk zielen. De Clerq schroomde dan ook niet om onmiddellijk bij de gemeente  aan de bel te trekken als een van zijn publieke uitingen letterlijk onder het stadsvuil dreigde te verdwijnen. Als het op het uitspreken van een dankwoord aan kwam, had hij immer twee versies paraat: de korte (dank u) en de lange (dank u zeer). Indien hij in een goede bui verkeerde, was hij ook wel bereid om beide versies uit te spreken, maar liever liet hij zijn limericks het woord doen.
Wethouder Toine Theunis, die een aantal exemplaren  aan zijn nazaten mocht overhandigen en er één zelf mocht houden, omschreef  hem als ‘een kunstenaar die te onbekend is gebleven in Roosendaal’, wat volgens de wethouder tevens voor veel meer kunstbroeders- en zusters geldt. Toen Theunis ter ore kwam dat een gedicht van De Clercq op de torenklok van de St. Jan is aangebracht, getroostte hij zich de moeite om dat ‘wereldwonder’ in de nok van de toren met eigen ogen te aanschouwen. Al die smalle trappetjes in de richting van beiaardier Toni Raats nam hij daarbij voor lief. Loes van Walraven-Van Langerak herinnert zich nog goed dat De Clerq zeer bedreven was in de Italiaanse taal. Met Jan Walraven kon hij uren over de Italiaanse opera’s bomen. Ze schepten er echter nog meer plezier in om een aantal van die libretto’s van een vertaling te voorzien. ‘Toen hij met zijn vrouw Greet eens op bezoek was in ons huistheatertje In Den Wouwdfluit viel zijn oog in de tuin op het beeld van De Drie Zwanen. Een dankbare inspiratiebron, zo zou later keer op keer blijken’. Samen met de kleinkinderen Anouk, Bas en Yves declameerde Loes ook nog een kort gedicht uit het rijke oeuvre van de stadsdichter avant la lettre. Aansluitend was er gelegenheid om het boek ad 15 euro aan te schaffen.


Donderdag 12 december 2019

'LIGHT OF MY LIFE' TOONT DE WERELD VAN DOEM

De titel verwijst naar zijn dochtertje Rag (Anna Pniowsky), het enige lichtpuntje in het leven van Casey Affleck. Tien jaar terug werd de wereld plotseling geteisterd door de pandemie die de wereldbevolking in afzienbare tijd halveerde. Omdat vooral vrouwen daar het slachtoffer van werden, implodeerde ook de samenleving als geheel. Een wereld zonder vrouwen, daar moet je sowieso niet aan denken en op den duur betekent dat ook het einde van de mensheid. Het lot is Casey toch enigszins gunstig gezind, van zijn vrouw moest hij afscheid nemen, maar als een van de weinige moeders liet ze wel een dochter achter die de elementen wist te trotseren. Een dochter is nu een wel heel kwetsbaar ‘bezit’, daarom laat hij haar als een jongen door het nieuwe leven gaan. 
Met vader Casey trekt Rag nu door de bossen, constant op hun hoede voor dreigend gevaar, waaronder alle andere eenzame, mannelijke  zielen worden gerekend. Wat moeten vader en dochter nog in deze desastreuze post-apocalyptische samenleving? Voorlopig komt het op overleven aan. Casey moet zijn positie in relatie tot zijn dochter steeds opnieuw bevestigen en soms ook bevechten. Het ene moment is hij een beschermende vader die lieve verhaaltjes vertelt en voorleest. Op intieme wijze confronteert hij de vrouw in wording met de geschiedenis van twee vossen die zich een plekje hebben verworven op de ark van Noach. Rag beseft meteen dat  ze het nog slechter heeft getroffen. ‘Ben ik wel de enige van mijn soort’, informeert ze zacht. Hoewel de pandemie over zijn hoogtepunt is, neemt het aantal vrouwen nog nauwelijks toe. ‘Maar dat is een kwestie van tijd’, maakt vader zijn dochter wijs.  De vraag waar de bezoeker na circa drie kwartier mee worstelt, is of deze vader is veranderd  is in een mensenschuwe ziel die zijn dochter van de wereld afschermt of ziet hij deze ‘levenswijze’ als de enige mogelijkheid om zich staande te houden in deze post-apocalyptische survivaltocht of the fittest? 
In de naburige stad lijkt het normale leven weer enigszins op gang te zijn gekomen, maar voortdurend over je schouder kijken, blijft het devies. Zelfs in een ogenschijnlijk verlaten huis voelen ze zich terecht niet veilig. Bij de afwezigheid van politie is een huis niets meer dan een veste die voortdurend beschermd moet worden tegen indringers. Geborgenheid is een utopie. Dat Casey Affleck zijn rol zo natuurlijk naturel speelt, is niet verwonderlijk. Dit is zijn persoonlijke passieproject , naast acteur en regisseur schreef hij ook het script voor de film. De enige vrouw in het geheel is Elisabeth Moss, zijn echtgenote die Casey slechts in flash-backs tot leven ziet komen. Dochter Rag, overtuigend vertolkt door Pniowsky, heeft geen tastbare herinneringen aan haar moeder. In deze wereld van duisternis en doem is ze toch nieuwsgierig naar wat het leven haar te bieden heeft. Maar als vader Casey ernstig, wellicht dodelijk gewond raakt, bij een vechtpartij ziet haar ‘toekomst’ er wel heel somber uit. Deze wereld kun je maar beter ook niet te lang overleven! 


Light of My Life – gezien door Jaap Pleij op woensdag 11 december in het Roosendaalse City Theater.


Donderdag 12 december 2019

'WAAGSTUKKEN' IS NERGENS ECHT GEWAAGD

Alsof ze direct door hadden dat een staande ovatie er deze middag in De Kring niet in zat, begonnen Mylou Frencken en Dorine Wiersma na het eerste aarzelende (beleefdheids)applaus maar direct aan de toegift. Het publiek had dat goed aangevoeld. ‘Waagstukken’ is een redelijk onderhoudende voorstelling, maar echt gewaagd wordt het nergens. Het uitgangspunt, ‘wanneer gaat durf over in moed?’, en ‘wanneer is er sprake van moedig gedrag?’ biedt heel wat handvaten voor een boeiende- en uitdagende voorstelling. In de matige conferences, duidelijk gecreëerd op de tekentafel, komt dat niet tot uiting, in de kleding zeker niet, en in de liedjes slechts af en toe.
Ik vraag me af wat de dames heeft bezield om een liedje te wijden aan de tijd, uiteraard heel lang geleden, dat ze maar op de centrifuge hoefden te gaan zitten, een rol biscuit te zien of naar het wielercommentaar van Mart Smeets te luisteren, ten einde klaar te komen. Gewaagd? Misschien een beetje, maar vooral misplaatst en smakeloos. Naar het schijnt zijn Mylou en Dorine al heel lang vriendinnen en hebben ze ten langen leste gezocht naar een manier om hun krachten te bundelen in een gezamenlijke productie. Die voorgeschiedenis doet wat vreemd aan, want op het podium is er nauwelijks sprake van chemie tussen de twee vrouwen. Met name Dorine Wiersma lijkt zich regelmatig af te vragen wat ze hier precies doet. Het spel van Mylou is vrijwel overal beheerst. Te beheerst, ik verlang nog wel eens terug naar dat onbevangen meisje uit ‘Varkens Wassen’, de eerste theaterproductie waarin ze samen met haar overleden echtgenoot Bert Klunder was te zien, en waarin ze ongeremd te keer ging.
Achter de piano verkeert Mylou in veilig vaarwater en daar voelt ze zich ook het meest op haar gemak.  Op deze plek overtuigde ze wel met een mooi liedje over aanbellen bij het verkeerde adres dat verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen blijkt te hebben.  Dorine komt sterk voor de dag met een ballade over de moeizame verhouding tussen een meisje en haar stiefmoeder. Ze gooit ook nog even alle remmen los in een klaagzang over de artistieke tegenslag die zij keer op keer ontmoet. Ze voert het lied naar een hoogtepunt door al die missers op een rijtje te zetten en dan meent de oplossing gevonden te hebben door zich in het vervolg met veel misbaar kwetsbaar op te stellen. Mylou oogstte veel kritiek met de sketch waarin ze als barvrouw in de quiz ‘Met het mes op tafel’ luidruchtig om loonsverhoging gaat vragen bij Omroepbaas Jan Slagter van Max, de man met het hoogste ‘ik’ gehalte in Hilversum. Het was haar niet ontgaan dat iedereen om haar heen de laatste tijd veel meer was gaan verdienen, inclusief quizmaster Herman van der Zandt, terwijl zij al jaren op de nullijn is blijven staan. Mylou begrijpt ook niet waarom baas Jan een pianist heeft aangetrokken voor dit programma, want –laten we eerlijk zijn-  Mylou kan toch zelf ook een aardig riedeltje spelen. Wanneer deze zich niet erg toeschietelijk toont, slaan bij Mylou de stoppen door en informeert ze luidkeels wat de omroepbaas zelf verdient bij Max en wie al zijn dure reisjes naar die arme Moldavische oude vrouwtjes die in het barre Oost-Europese klimaat liggen te verrekken van de kou betaalt. ‘Zo overdreven schreeuwerig gespeeld’, oordeelde de Volkskrant. Dat klopt wel, toch is de achterliggende gedachte intrigerend. Kondigde Mylou met deze ontboezeming haar afscheid aan van dit ongetwijfeld lucratieve tv-programma, ooit bedacht door Jan Kok en Joost Prinsen? Jan Slagter staat immers niet bekend als een persoonlijkheid die ruimhartig open staat voor kritiek. In de aflevering van die avond, 10 december, stond Mylou net als altijd minzaam achter de bar, zonder iemand te bedienen overigens. Toevallig of niet, maar in MaxMagazine van de komende week is een bedelbrief van Jan gevoegd met het dringende verzoek om een gift over te maken naar stichting Max Maakt Mogelijk om ..inderdaad…de eenzame ouderen in Oost-Europa de wintermaanden door te helpen. ‘Met hout, kolen, voedselpakketten en het tochtdicht maken van de huisjes. Samen kunnen we voor deze mensen het verschil maken tussen leven en dood’, aldus Slagter.  Over gewaagd gesproken: Herman van der Zandt deed wederom een oproep speciaal gericht aan dames om het vrouwenquotum van de quiz te verhogen. ‘Hij meent het hoor’, voegde de quizredactie er fijntjes aan toe om misverstanden te voorkomen.   
      
Waagstukken – Mylou Frencken en Dorine Wiersma. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 10 december als onderdeel van de dinsdagmiddagserie in de kleine zaal van De Kring.


Dinsdag 10 december 2019

BEWONERS HEBBEN GEEN STEM IN HET KAPITTEL

De toekomst ziet er triest uit voor Hendrik Groen en zijn medebewoners. De zorginstelling waar zij zoveel lief en leed hebben gedeeld, verandert  onder hun voeten beetje voor beetje in een asielzoekerscentrum. De vorige directrice, mevrouw Stelwagen, bleek al maanden van die plannen op de hoogte te zijn, maar ‘vergat’ de bewoners en de recentelijk ingestelde Bewonerscommissie daarover in te lichten. Haar opvolger is niet veel beter. Achteloos vertelt hij Hendrik Groen, die veel te laat verhaal is komen halen, tussen neus en lippen door dat het huis inderdaad binnen enkele maanden voor hen gesloten wordt. Een voor een krijgen de bewoners te horen dat er een nieuw woonadres voor hen is gevonden, waarbij ze de keus hebben uit slechts twee mogelijkheden. Of ze maar zo vriendelijk willen zijn om gewillig mee te werken aan hun aangekondigde vertrek. Hendrik Groen en zijn Omanidoclub rest nog slechts de mogelijkheid om een achterhoedegevecht te voeren. Maar de strijd lijkt bij voorbaat al beslist.    
De vraag is natuurlijk of dat in het echt ook zo kan gaan. Ik vrees eerlijk gezegd van wel. De medezeggenschap vanuit de zorg wordt via de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) ingevuld. Het doel van de wet is “het bevorderen van de medezeggenschap van cliënten van de uit collectieve middelen gefinancierde instellingen van de maatschappelijke zorg en de gezondheidszorg”. De wet beoogt democratische zorg die kwalitatief beter is, doordat het  zorgaanbod beter aansluit op de vraag van de cliënten.
De minimale bevoegdheden van de Wmcz zijn het recht op informatie, het recht op overleg en het recht op advies. Tevens geldt er een verzwaard adviesrecht. Een verzwaard adviesrecht houdt in dat een zorgaanbieder moet overleggen met de cliëntenraad als zij wil afwijken van een advies van de cliëntenraad. Indien een zorgaanbieder toch van het advies wenst af te wijken, dient hij daarvoor toestemming te vragen aan de commissie van vertrouwenslieden. Die commissie beoordeelt vervolgens of de zorgaanbieder een redelijk besluit heeft genomen.
Een besluit dat zonder instemming van de cliëntenraad of vervangende toestemming van de commissie van vertrouwenslieden is genomen, kan door de cliëntenraad worden vernietigd. Dit betekent concreet dat het besluit niet mag worden uitgevoerd. Het verzwaard adviesrecht geldt bijvoorbeeld indien het gaat over een handeling van de zorgaanbieder die toeziet op de kwaliteit van de zorg.
Zoals ik de wet inschat is er niets geregeld met betrekking tot het recht van bewoners/contactpersonen om zich via een bewonerscommissie vertegenwoordigd te zien binnen de organisatie. De wet laat zich immers niet expliciet uit over de vorm van inspraak. Met de instelling van een benoemde cliëntenraad kan doorgaans worden volstaan. Oftewel, de bewoners en/of hun contactpersonen hebben geen enkele wettelijke mogelijkheid om op democratische wijze hun stem te laten horen. Ik heb dat machtsvacuum in Huize St. Elisabeth recentelijk aangekaart bij de directie, maar kreeg zoals te verwachten viel nul op het rekest. De bewoners/contactpersonen hebben zelfs geen toegang tot de wekelijkse nieuwsbrief en zijn dus letterlijk monddood. Dat de directie en de Raad van Bestuur binnen deze zorginstelling in één persoon zijn verenigd stemt evenmin vrolijk.
Om situaties zoals bij Hendrik Groen voor te zijn, dient de structuur van St. Elisabeth mijn inziens op korte termijn te veranderen in het voordeel van de bewoners. De huidige activiteitencommisie, die nu een gesloten bastion is,  zou allereerst plaats moeten maken voor een democratisch gekozen Bewonerscommissie die bij alle beleidsbeslissingen betrokken dient te worden. Zoals bekend wordt de stichting St. Elisabeth volgens planning in 2020 eigenaar van het gehele complex. Met de zusters van Mariadal is daar onlangs overeenstemming over bereikt. De bewoners mochten slechts het resultaat vernemen. Hun oordeel werd niet gevraagd. Tussentijds zijn er ook geen rapportages over geweest.
De planning en het vastleggen van gezamenlijke activiteiten in restaurant ’t Trefpunt is in de nieuwe situatie slechts een van de terreinen waarover deze commissie zich geregeld dient te buigen.  Daar vloeit uit voort dat de Bewonerscommissie een stevige stem in het kapittel moet hebben bij de vaststelling van het bedrag dat jaarlijks voor ZORGENTERTAINMENT wordt uitgetrokken binnen de welzijnsbegroting, en natuurlijk ook bij de invulling daarvan (zie mijn eerdere notities over dit onderwerp). Het spreekt in mijn visie vanzelf dat de Bewonerscommissie HET EIGEN GELUID ook kan laten klinken via de wekelijkse nieuwsbrief. Nu is dat puur eenrichtingsverkeer, en dat is geen goede zaak. ‘HET EIGEN GELUID’ lijkt mij ook wel een toepasselijk opschrift voor het bewonersaandeel.  Bewoners worden immers ook geïnterviewd voor de nieuwsbrief. Dan moeten ze ook op eigen initiatief toegang hebben tot dit orgaan. Er zijn immers geen alternatieven.  Omdat de directie zich niet ontvankelijk heeft getoond voor deze alleszins legitieme koerswijziging heb ik mijn visie inmiddels voorgelegd aan de voorzitter van de cliëntenraad met het verzoek hier binnenkort een gesprek over te hebben. Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid zal ik verzoeken om de inspraak via een Bewonerscommissie wettelijk te regelen binnen de Wmcz.  


Zondag 8 december 2019

LEVEN SCHIJNZELFSTANDIGE KENT GEEN ZONNIGE KANTEN

‘Waarom ga je niet voor jezelf werken? Een eigen zaak. Zelfstandig ondernemer’. Het was destijds een van de spotjes waarmee de rijksoverheid werklozen uit hun uitzichtloze uitkeringspositie probeerde te halen. De uitverkorenen kregen eerst een korte cursus aangeboden waarin alle voors en tegens van het zogeheten vrije bestaan op een rijtje werden gezet. Omdat al snel duidelijk werd dat de tegens ver in de meerderheid waren, zagen de meeste cursisten bij nader inzien toch maar af van dat zelfstandig ondernemerschap. In de huidige flexmaatschappij is dat vrije bestaan, waar je baas bent over je eigen agenda,  dikwijls synoniem voor schijnzelfstandigheid. 
De Britse regisseur Ken Loach is er precies de vakman naar om de dramatische levensomstandigheden die daarmee gepaard kunnen gaan in een aangrijpende film vast te leggen.  ‘Sorry we missed you’  schetst het doodlopende verhaal van voormalig bouwvakker Ricky (geweldige rol van Kris Hitchen). Zijn laatste vaste baas heeft hem zonder pardon de straat opgeschopt toen de orderportefeuille leeg was. ‘On the dole’ is in Engeland zo mogelijk nog deprimerender dan bij ons de bijstand en daarom kiest Ricky voor een baan als pakketbezorger. Zijn zetbaas, oftewel supervisor, stelt het werk niet mooier voor dan het is. ‘Je bent geen werknemer, maar een zelfstandig ondernemer die diensten voor ons bedrijf verricht. Je krijgt geen salaris, maar een honorarium. Je draait zelf op voor alle kosten, en als je een dag verhinderd bent, moet je zelf een vervanger regelen. Op verzuim zonder vervanger staat een boete van honderd pond en een gele kaart. Na twee gele kaarten krijg je een rode kaart en ontvang je geen opdrachten meer van ons. Het bedrijfsvervoer  regel je zelf. Je kunt een bus bij ons huren, maar dat kost je 65 pond per dag’. Wie even twee keer nadenkt, realiseert zich dat het hier om een onvervalst wurgcontract gaat. Toch laat Ricky zich niet ontmoedigen. Met de opbrengst van de auto van zijn vrouw Abbie, die met een nulcontract in de thuiszorg werkt, schaft hij zich voor duizend pond een tweedehands bedrijfswagen aan. Dat zijn dierbare echtgenote haar cliënten voortaan met de bus (buskaartjes voor eigen rekening) moet bezoeken, is een offer dat dan maar gebracht moet worden.
Dat een bevriende collega hem bij zijn eerste rit een pisfles in de handen drukt’- ‘daar zal je onderweg vaak geen tijd voor hebben’-  is al een teken aan de wand.  De risico’s – ziekte, schadeclaims vanwege te late bezorging, diefstal en verkeersongelukken– zijn ook voor eigen rekening. Ricky is met open ogen getuind in een slavenbestaan ten dienste  van het neoliberalisme, twaalf uur per dag voortjakkerend zonder pauze, opgejaagd door een trackingsysteem dat bijhoudt welk pakketje zich waar bevindt. Het lijkt een verpakte waarschuwing om niet op Boris Johnson en zijn Conservatives te stemmen bij de eerste volgende verkiezingen. En denk maar niet dat je door de klanten met open armen wordt ontvangen. Vaak is de geachte clientèle te beroerd om een handtekening te plaatsen en het dragen van het shirt van zijn favoriete club Manchester United uit zijn geboortestad is in de volksbuurten van New Castle een levensgroot risico. Bijna raakt hij in de deuropening slaags met een fan van de gelijknamige voetbalclub en als Ricky op een minder mistige dag zijn elfjarige dochter een dagje mee ‘naar kantoor neemt’, komt hem dat vanwege een daarover klagende klant op een stevige reprimande te staan. Die vrijheid heeft Ricky als ‘zelfstandig ondernemer’ dus ook al niet.  Nu beide echtelieden zo worden opgeslokt door het werk, verliezen ze de grip op hun twee opgroeiende kinderen.  De 11-jarige Liza Jane redt zich wel, maar haar 16-jarige broer Seb dreigt te ontsporen. De etterbak laat zich aanvankelijk niets gelegen liggen aan de sores van zijn hardwerkende ouders. Als zoonlief na een ‘diefstalletje’ van drie spuitbussen, ter ontplooiing van zijn artistieke gaven, op het politiebureau belandt, besluit Ricky hem te straffen door zijn mobieltje voor onbepaalde tijd in bewaring te nemen. Seb neemt de eerstvolgende nacht meteen wraak door een zwart kruis over alle foto’s en schilderijen in het huis te spijten, om er daarna spoorslags vandoor te gaan. Seb bindt pas in en toont enige compassie wanneer zijn vader onderweg door drie scumbags van zijn lading en apparatuur wordt beroofd. Wanneer Ricky bij de eerste hulppost van het ziekenhuis enigszins aan het bijkomen is, krijgt hij een telefoontje van zijn zetbaas die hem ‘liefdevol’ mededeelt dat hij zelf opdraait voor de schade ter waarde van duizend pond aan de apparatuur, ‘maar maak je geen zorgen, je mag het bedrag in termijnen betalen’. Voor de bezoeker is het dan al lang duidelijk: dit komt niet meer goed en dat doet het dan ook niet. Het is te hopen voor de acteurs dat er tijdens de opnamen iets te lachen viel, het filmscript voorziet daar in het geheel niet in. Slechts het nachtelijke uitstapje om een van zijn vrouws  thuiszorg cliënten te bezoeken na een alarmerend telefoontje is goed voor een wrange grimlach.        
Ken Loach neemt het al meer dan vijftig jaar onvoorwaardelijk op voor de zwakkeren in de samenleving. In Sorry We Missed You keert hij zich tegen de flexibilisering van de arbeidsmarkt, die voor de laagstbetaalden neerkomt op een mooi verpakt flutcadeau: hier, zelfstandigheid, stik er maar in. Een wezenlijk onderdeel van het ondernemerschap is dat je als zelfstandige –althans in Nederland-  minstens vier los van elkaar opererende opdrachtgevers moet hebben. Ricky wordt echter geheel ondergesneeuwd door de pakjes van de ene hand die hem voedt. Na een werkdag van minimaal veertien uur blijft er niet veel tijd meer over voor andere zaken en al helemaal niet voor leuke uitjes. Zelfs wanneer Ricky en Abbie weer eens tastbare herinneringen willen ophalen aan de seksuele kant van hun huwelijk moeten ze dat heel nauwkeurig plannen.   Loach en zijn vaste scenarist Paul Laverty gaan in hun scripts altijd uit van het persoonlijke verhaal van de ‘miserables’ die vastlopen in het systeem, zoals de arbeidsongeschikte timmerman in I, Daniel Blake (bekroond met de Gouden Palm in Cannes in 2016), de schoonmakers zonder vakbond in Bread and Roses (2000) of de werkloze alcoholist in My Name Is Joe (1998).
Getailleerd legt Loach vast hoe en waar het misgaat in dit arbeidersbestaan pur sang.  De scheidslijn tussen het hoofd koel en boven water houden en verzuipen in schulden is flinterdun. In het geval van Ricky en Abbie zelfs één gemiste afspraak. Zonder ook maar één spoortje te zwaar aangezet drama heeft Ken Loach met deze film een ontroerend- en woede opwekkend sociaal manifest afgeleverd. Het is niet verwonderlijk dat het City Theater dit meesterwerk vertoonde in het kader van de internationale dag van de mensenrechten. De filmvoorstelling had voor mij persoonlijk los van het gebodene een wat wonderlijk tintje. Bij het verlaten van Zaal 4 viel mijn oog op een jonge medewerker die zo voor de tweelingbroer van de zestienjarige Seb kan doorgaan. Op het muurtje tegenover de bioscoop ontwaarde ik een jong meisje dat het evenbeeld was van de elfjarige Liza Jane. Net als Liza Jane was dit meisje geheel gefocust op haar mobieltje. Bij het passeren lachte ze me even vriendelijk toe met dezelfde mysterieuze glimlach die in de film zo karakteristiek was voor Liza Jane. Alsof het script zich voor mijn ogen opnieuw ontrolde. Het leven herbergt soms opmerkzame verrassingen.   


Sorry We Missed You
Regie Ken Loach.
Met Kris Hitchen, Debbie Honeywood, Katie Proctor, Rhys Stone.


Gezien door Jaap Pleij op zondag 8 december in Zaal 4 van het City Theater als onderdeel van het Cinema Paradiso-programma dat dit jaar in Roosendaal nog slechts twee verschillende filmvoorstellingen kent: Light of my Life (woensdag 11 december), The Farewell (donderdag 12, zondag 15 en woensdag 18 december).


Zaterdag 7 december 2019

EENZAAMHEID KORT EN KRACHTIG BELICHT IN "INDIGO"

‘Indigo’ van Vuur en Vlam Producties is echt zo’n voorstelling waarvan je je afvraagt waarom de makers de personages niet wat verder hebben uitgediept. Na veertig minuten spel was de koek al op. Heel jammer, na afloop snakte ik ondanks het heerlijke bokbiertje dat in restaurant Over de Tong wordt geschonken naar het denkbeeldige gedeelte na de pauze, dat dus nooit zal komen. Allereerst het woord ‘Indigo’. Dat staat voor een bepaalde kleur blauw, maar in deze productie gaat het vooral om het psychologische effect. Als Indigo een persoon was, zou het gaan om iemand met een ruim denkend vermogen dat goed benut wordt. Door zich emotioneel op de vlakte te houden, maakt hij een oppervlakkige indruk. Niets is echter minder waar. Velen doen juist hun voordeel met Indigo.  Hij is scherpzinnig, eerlijk en ‘to the point’.    

Toegeven dat je eenzaam bent is echter een kunst die –althans op het podium- door Rob de Nijs (met dank aan Belinda Meuldijk) als een van de weinigen wordt beheerst.  Deze geestesgesteldheid verborgen houden voor je omgeving valt echter ook niet mee. Het lichaam liegt volgens de deskundigen namelijk nooit en vroeg of laat barst die schreeuw om contact uit alle poriën. Dat gegeven wordt in meerdere facetten uitgelicht –zij het dus te kort- in de dansvoorstelling Indigo.
Indigo werd vooraf gegaan door een productie over Alzheimer die veel bezoekers diep in hun hart wist te raken, getuige de vele reacties naar afloop. ‘Indigo’ is eveneens bedoeld om zoveel mogelijk mensen te raken, legde zakelijk leider Emma Quilligan van Vuur & Vlam recentelijk uit in een interview.
Bij het onderwerp eenzaamheid zijn we snel geneigd om te denken aan ouderen. Uit onderzoeken blijkt inderdaad dat zij de meest kwetsbare groep is. Een andere mensdeel met relatief veel eenzame mensen zijn echter juist de jongeren. Op Instagram en andere sociale media moeten ze vaak uitstralen dat hun leven super is. De werkelijkheid kan heel anders zijn en is dat meestal ook zo. 
Ook de veertiger die vast zit in een jarenlange relatie kan zich door de aanhoudende sleur en het doodbloeden van gevoelens en hartstocht vervreemd of geïsoleerd voelen. Die heeft ook zijn eigen Indigo. De voorstelling gaat niet specifiek over  jongeren, middelbaren of ouderen, maar over alle generaties. Eenzaamheid is echter niet synoniem voor ‘alleen zijn’. De een voelt zich kiplekker in die situatie en moet niet denken aan een huis vol kwekkende kinderen, terwijl de ander misschien slechts af en toe gevoelens van  eenzaamheid ervaart.
Het is hoe dan ook een thema waarin je veel kunt uitbeelden. Dat iemand zich in een ïsolement bevindt en voor de andere dansers niet lijkt te bestaan bij voorbeeld.  Een van de dansers van Vuur en Vlam komt uit Cuba. Hij vond zijn liefde in Nederland, trouwde en was op het moment van opvoering In Roosendaal nog intens gelukkig. Tegelijkertijd mist hij Cuba dat zo anders is dan Nederland.  Daar kan ik uit eigen ervaring van getuigen. Het is wel onmiskenbaar zo dat welvaart sneller wendt dan armoede.  Je op twee plekken thuis voelen, maar op beide ook weer niet helemaal, is een bekend gegeven in de psychologie. Om dat gevoel geloofwaardig over te brengen op het publiek moeten de dansers zich met vuur en vlam kunnen inleven in hun personages, en zo toonde Indigo haarfijn aan – dat is bij dit gezelschap duidelijk het geval’.  ‘Over elk onderwerp is wel een choreografie te maken’, is een van de grondbeginselen van Vuur en Vlam Producties. Met louter abstracte dansen wordt de plank richting het hart meestal misgeslagen.
De choreografie die mij binnen Indigo het meest aanspreekt is die van de dolende massa waarin ieder individu machteloos rond doolt met zijn I-Pad, I-Pod of tablet, zeg maar de moderne debieltjes. Voor mijn persbezoek aan het Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen nam ik woensdag de Intercity naar stadion HS en het viel me op dat in vrijwel alle coupes de reizigers stilletjes en vaak verveeld met hun debieltje in de weer waren. Gesproken werd er nauwelijks en dat kan letterlijk en figuurlijk tot blikvernauwing leiden in de maatschappij. In deel 2, dat er dus niet is, had Vuur en Vlam ieder Indigo-personage apart de ruimte kunnen geven om  zijn of haar gevoelens te etaleren. Telkens wanneer één personage in de spotlights staat, kunnen de andere dansers als klankbord (of juist niet) fungeren, de muur van de machteloosheid waar deze vastgelopenen der Aarde constant tegenaan lopen.  Welke vreugde of frustratie beleeft het baasje aan zijn onafscheidelijke metgezel, zou daarbij een passende rode draad hebben gevormd.
Vuur en Vlam kan voor productie nummer 3 kiezen voor een vervolg op deel 1 dat handelde over Alzheimer. Nu gebleken is dat het middel aducanumab de achteruitgang van patienten vertraagt en amyloid-eiwit-ophopingen in de hersenen vermindert, is er bij de doelgroep en hun achterban weer sprake van hoop en nieuwe verwachtingen. Zou er aan het eind van die donkere tunnel dan toch nog een lichtje schijnen?, aldus de centrale vraag hier. De behandeling is echter duur en intensief, dus de kardinale vraag die wetenschappers en medici dienen te beantwoorden,  luidt nu nog: kunnen we patiënten dit wel aandoen als het resultaat te gering is? Deskundigen houden er terdege rekening mee dat de resultaten beter worden naarmate patienten het langer gebruiken. De bijbehorende choreografie van wisselende hoop overgaand in wanhoop en onzekerheid lijkt geen al te grote opgave. Indigo klinkt bijna net zo mooi als Alegria (Spaans voor blijdschap) uit de gelijknamige show van Cirque de Soleil, dus qua bijpassende muziek is het helemaal appeltje-eitje.        


Indigo – Vuur en Vlam Producties. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 6 december in de kleine zaal van De Kring.    


Zaterdag 7 december 2019

OV-CHIPKAART IS HELEMAAL GEEN BROK ERGERNIS

In Max-Magazine 49 wil Elles de Bruin, presentator van Meldpunt, zo nodig een ergernis met de lezers delen. Welk drama is haar de afgelopen week overkomen? Welnu, mevrouw reisde met de trein naar Amsterdam, waar ze een OV-fiets wilde huren om naar haar afspraak te fietsen. Gewoon je eigen fiets meenemen in de trein lijkt me een stuk handiger.
Slechts in de spits, tussen 6.30 - 9.00 uur en 16.00 - 18.30 uur, mogen de reizigers hun eigen fiets niet meenemen in de trein in verband met de beperkte ruimte. In het weekend, op feestdagen en in juli en augustus mag de fiets de gehele dag mee in de trein, ook tijdens spitsuren, zo leert de informatie van de NS. Maar goed, Elles is zich er kennelijk van bewust dat de NS-servicemedewerkers ook moeten eten, wat op zich natuurlijk een mooie karaktertrek is. Nog voor vertrek ontdekte Elles dat ze haar OV-chipkaart in een andere jaszak (van een andere jas neem ik aan?) had laten zitten. Daar begint haar ergerniswekkende verhaal.   
Ze moest een eenmalige chipkaart kopen, wat extra tijd kostte waardoor ze bijna haar trein miste. Ach, guttegut toch, wat een leed! In Amsterdam kreeg ze geen OV-fiets mee van de allerliefste verhuurder, want uiteraard moest hij toch echt Ellis persoonlijke OV-kaart kunnen scannen om haar een fietsplezier te doen.  ‘Een foto van mijn OV-chipkaart die ze mij vanuit huis hadden gestuurd, was niet voldoende’, blaast Elles nog wat stoom af. De frustratie won het kennelijk even van de ratio, want Elles had natuurlijk zelf ook wel kunnen bedenken dat de verhuurder met deze fraudegevoelige vorm van informatie geen genoegen zou nemen. ‘Dan maar een taxi, want de bus zou te lang duren’, besloot Elles. ‘Met het stoom nog uit mijn oren’ vroeg ze zich af waarom de NS de OV-chipkaart niet digitaal in een app aanbiedt. Even verderop in haar column blijkt dat bij nader inzien nu al mogelijk te zijn. Tot zover het Malle Appy-verhaal. Maar in plaats van zich af te reageren op de klantendienst van de OV-chipkaart had Elles bij het verlaten van haar woning beter even kunnen checken of ze alles wat nodig is voor een probleemloos trein-fiets-uitstapje bij zich had. Nog verstandiger is het om alle benodigde bescheiden tijdig klaar te leggen. Zo zit deze wereldburger kennelijk niet in elkaar. Ze maakt een stomme fout en de klantendienst mag het vervolgens oplossen. De hand in eigen boezem steken is een mooie maar kennelijk uit zwang geraakte deugd. Op dat verschijnsel is ook de Rijdende Rechter gebaseerd. Het is altijd de andere die fout zit. Het komt bij de eisers nooit op dat de tegenpartij ook wel een beetje gelijk zou kunnen hebben. Tot slot roept Elles lezers op die ‘ook problemen hebben met de OV-chipkaart haar dat te laten weten via meldpunt@omroepmax.nl. Gaat ze ongetwijfeld een leuk itempje van maken met een hoog foei-gehalte richting verhuurder. Vreemd dat ze bij het tikken van deze column nog steeds niet besefte dat de OV-chipkaart het probleem niet is, maar haar te haastige voorbereiding op een uitstapje met het openbaar vervoer.  Max beweert altijd zo nadrukkelijk er voor de ouderen in de samenleving te zijn, maar ik denk dat menig abonnee bij het lezen van deze column heeft gedacht: Waar heeft ze het in het hemelsnaam allemaal over?


Vrijdag 6 december 2019

JE WORDT WEL EVEN STIL IN HET ORANJE HOTEL

Begin september opende koning Willem-Alexander het Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen. Kort daarna kon het publiek voor het eerst een kijkje nemen in het herinneringscentrum, waar de verhalen van ruim 25.000 gevangenen zijn opgeslagen. Ik dacht dat ik zo ongeveer alles wat de moeite waard was in Den Haag om gezien te worden ook wel gezien had. Maar uiteraard deed dit monument mij opnieuw koers zetten naar Den Haag, de stad waar het overgrote deel van onze nationale historie zich heeft afgespeeld. 

Het Oranjehotel was de bijnaam voor de Scheveningse gevangenis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tussen 1940 en 1945 hielden de Duitsers hier ruim 25.000  mensen gevangen voor verhoor en berechting. Een diverse groep uit alle hoeken van Nederland die de Duitse wetten had overtreden: Veelal verzetsstrijders, maar ook Joden, Jehova's getuigen, communisten en mensen die vanwege een economisch delict werden vastgezet,  zoals zwarthandelaren. Al in de oorlog werd het complex ‘Oranjehotel’ genoemd. Een ode aan de verzetsstrijders die er waren opgesloten.
Onder de gevangenen in het Oranjehotel zaten bekende personen, zoals de 'Soldaat van Oranje' Erik Hazelhoff Roelfzema, Rudolph Cleveringa, Titus Brandsma, George Maduro, Pim Boellaard, Henri Pieck, Simon Vestdijk, Heinz Polzer (Drs. P.) en Corrie ten Boom. Sommigen werden vrijgelaten, anderen gedeporteerd naar andere gevangenissen en kampen of ter dood gebracht op de nabijgelegen Waalsdorpervlakte. Na de oorlog was dit het tijdelijk onderkomen van NSB-kopstukken als Anton Mussert en Rost-Van Tonningen. Mussert is vanuit zijn cel na het uitspreken van zijn doodvonnis rechtstreeks overgebracht naar de Waalsdorpervlakte om geëxecuteerd te worden. 
Indrukwekkend zijn de verhalen over angst, hoop, geloof,  vaderlandsliefde en de keuzes die mensen gedwongen waren te maken toen rechteloosheid, onderdrukking en vervolging de samenleving in hun greep kregen en hielden. Het bezoek begint in een tot bioscoopje verbouwde cel, waar vijf overlevenden van het verblijf in het cellencomplex onder de noemer  ‘Stories from the Oranje Hotel’ vaak nog zeer geëmotioneerd hun persoonlijke ervaringen delen met de bezoekers. Hun namen: Jos Hartman (1925), Gerrit Koele (1923-2019), Jopie van Dorsten (1921-2019), Marijke Roes (1920-2019) en Helen Cohen (1936). Heel triest om te moeten constateren dat voor drie van hen de opening van het Nationaal Monument net te laat kwam. Het AD tekende in een voorbeschouwing op het bezoek van de koning het verhaal  op van Helen Cohen die op achtjarige leeftijd met haar Joodse moeder in januari 1945 arriveerde.  ‘De bewaker schoof het eten door het luikje. Je moest er snel bij zijn, want het luik ging direct weer dicht en dan lag alles op de grond’. Bij de rondgang in het complex dringt al snel de vraag zich op waarom en waardoor het zo lang heeft geduurd voordat deze belangrijke periode in de oorlogshistorie zijn monumentale status kreeg.
Bij de receptie krijgen de bezoekers een apparaatje mee voor de audiotour  waarmee je onder meer oog in oog te staan met advocaat Gerard Spong die vertelt over het ‘rechtssysteem’ tijdens de oorlogsjaren. Dat deze plek nog bestaat is te danken aan het Comité Oranjehotel, dat direct na de oorlog is opgericht.  Het comité heeft ervoor gezorgd dat één van de dodencellen, Cel 601, als monument kon worden behouden. Net als het poortje waaruit de gevangenen destijds werden gedeporteerd.  Doordat de barakken ook na de oorlog nog deel uitmaakten van de Scheveningse strafgevangenis, konden ze niet eerder worden opengesteld voor het publiek. De plek was alleen toegankelijk tijdens de jaarlijkse herdenkingsbijeenkomsten op de laatste zaterdag van september of de eerste zaterdag van oktober. In 2009 werd besloten de cellen in de gevangenis te sluiten wegens overcapaciteit.  Voor behoud en renovatie was veel overleg nodig met partijen als het ministerie van Justitie, de Rijksgebouwendienst, fondsen, de provincie en de gemeente. Uiteindelijk kwam er in 2016 een bouwbesluit en in 2018 kon de aannemer aan de slag.
Vanuit dit cellencomplex zijn 250 gevangenen naar de fusilladeplaats afgevoerd.  Het was een bonte mengeling van opgepakte Nederlanders die onder het regime van de Polizeigefängnis werd geplaatst. Politici, communisten, studenten, arbeiders, ondernemers en intellectuelen zaten door elkaar heen opgesloten in nauwe ruimten. De een omdat hij verzet had gepleegd of de term ‘rotmoffen’ had gebruikt, de ander omdat die Joods, zigeuner of Jehova’s getuige was.
Door de introductiefilm in de cellengang te vertonen, waar zich ook de beroemde Doodencel 601 bevindt, krijgt de bezoeker een indruk van hoe het voelde om in een kale ruimte van 1,9 bij 3,7 meter met alleen een hoog raam te moeten verblijven. Vier gevangenen op één cel was beslist geen uitzondering, eerder de norm. Na de cellenbarakken opent de tentoonstelling zich in de ruimten die destijds functioneerden als dienstvertrekken. In het kort wordt de tijdlijn getoond die begint bij de Eerste Wereldoorlog en al snel overgaat naar het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940.  Het Scheveningse complex verandert na de capitulatie van Nederland in een Duitse politiegevangenis. Op 3 maart 1941 wordt Ernst Cahn als eerste verzetsstrijder op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd.
Een animatiefilm geeft een indruk van het alledaagse leven in de gevangenis. Een leven dat, zoals de introductiefilm ook al laat zien, bestond uit kou, honger, eenzaamheid, verveling en uitzichtloosheid. Soms waren er 1500 gevangenen tegelijk in de barakken ondergebracht. Er waren aparte afdelingen voor vrouwen en mannen. Ondanks de overbezetting was er maar één bed. Overdag gold een verbod om daar op te zitten. Het Oranjehotel was gebaseerd op een gevangenismodel dat in 1933 in Nazi-Duitsland tot stand kwam. Het regime was ruw en onaangenaam, intimidaties en vernederingen waren aan de orde van de dag. Onderling contact, behalve uiteraard tussen celgenoten, was verboden. Voor de poort van het museum is een amfitheater gecreëerd, bedoeld voor herdenkingen. In de binnenruimte treft de bezoeker tastbare herinneringen uit deze duistere periode aan, zoals een Jodenster, een publicatie over een straatverbod, een bevel tot inlevering van radio-ontvangsttoestellen, een bon die recht geeft ‘op den aankoop van een paar schoenen’, diverse Haagsche Couranten uit 1942  en enkele rantsoenen vleeschwaren. Een originele opname uit die tijd laat ‘Piet Hein, zijn naam is klein’ door de ruimte schallen. De verhoorkamers die zo gehorig waren dat het gekerm en geschreeuw heel duidelijk tot de buitenwereld door drong, zijn in de jaren tachtig gesloopt. Sjaak Boezeman (26) en Herman Holstege (37) waren slechts twee van de velen die dat niet hebben overleefd.
Een bijzondere foto is die van het huwelijk dat op 26 oktober 1941 werd gesloten tussen Noto Soeroto (1918-1945) en Thea Eland (1919-2011) Noto was gearresteerd op beschuldiging van spionage. Thea was op de dag van het huwelijk al zwanger. Om een schandaal te voorkomen, besloten ze tot een echtverbintenis.  Ondanks alle ellende liet men zich nog steeds leiden door de moraal en de gebruiken van die tijd. Heel berucht waren de celspionnen. Infiltranten die in korte tijd zoveel mogelijk informatie uit hun ‘medegevangenen’ moesten zien te persen. Maar naast een diep geworteld wantrouwen getuigden diverse overlevenden ook van vriendschappen voor het leven en een enorme saamhorigheid.  
Er is slechts een foto bewaard gebleven van gevangenen in hun cel. Op een groepsportret uit september 1941 wordt de bezoeker sceptisch aangekeken door: Carol Nout (1910-1942), Jan Hulleman (1900-1944), Herman Wiegman (1908-1942), Marinus van Meel (1915-1942), Henri Pieck (1895-1972) en Adelborgt Tapper (gegevens onbekend).   
Aan de overkant van het complex nodigt de Waalsdorpervlakte uit tot een duinwandeling. Wie links afslaat loopt door het natuurpark Meijendal in korte tijd naar de Boulevard van Scheveningen, waar momenteel een grote renovatie en aanbouw plaats vindt. In het Kurhaus werden op dat moment al voorbereidingen getroffen voor het concert dat zanger George Baker (Hans Bouwens) daar eind december geeft.   
Nationaal Monument Oranjehotel is sinds  7 september van dinsdag tot en met zondag geopend van 11.00-17.00 uur.


Donderdag 5 december 2019

VALINCIDENTEN VIJFDE DOODSOORZAAK BIJ 55-PLUSSERS

Meer dan drieduizend mensen zijn vorig jaar in Nederland overleden aan de gevolgen van een val, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Iedere vijf minuten valt er een 55-plusser in Nederland. Bijna honderdduizend senioren belanden op de Spoedeisende Hulp na een val.

Volgens het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen is een ‘onvrijwillig letsel’ de 5de doodsoorzaak bij 75-plussers waarbij valincidenten de belangrijkste oorzaak zijn van dit onvrijwillig letsel. Globaal genomen zijn 40 procent van de overlijdens door letsels/verwondingen bij ouderen toe te schrijven aan valincidenten. Eind september schreef ik een column over dit onderwerp, waarin ik zorginstellingen (dus ook Huize St. Elisabeth in Roosendaal waar mijn 91-jarige moeder al anderhalf jaar naar tevreden verblijft)  wees op de voordelen en preventieve waarde van zogeheten heupairbags onder de kop ‘Heupairbag voorkomt zorguren, leed, schade en zorgkosten’. Dit mede naar aanleiding van de positieve ervaringen die zorginstelling Tante Louise in Steenbergen met de heupairbag heeft opgedaan. Het zorgmanagement van St. Elisabeth beloofde daar serieus naar te kijken, maar sindsdien heb ik er niets meer van vernomen. Nu zo zonneklaar is aangetoond dat vallen de 5de doodsoorzaak is bij 75-plussers is er alle reden om hier de vizier op te richten en met name bij zorginstellingen, dus ook bij St. Elisabeth, aan te dringen op snelle maatregelen. Onderstaand mijn artikel van eind september. 

Bewoners van Tante Louise voelen zich nu veel veiliger 
Heupairbag voorkomt zorguren, leed, schade- en zorgkosten
‘Ma, zorg dat je deze altijd omdoet. Wanneer je dan valt, pak je het slangetje en blaas je de airbag op waardoor je heup niet breekt’. Dat schreef Hans Schroder, bedenker van de heupairbag, in 2012 in een Sinterklaasgedicht voor zijn negentigjarige moeder. De surprise kreeg echter een mooi plekje aan de muur van haar kamer in het Johannahuis in Wassenaar. Het ging immers nog maar om een grapje. Niet veel later kreeg Hans een telefoontje van het Johannahuis met de dringende oproep om snel langs te komen. Zijn moeder was gevallen en de dienstdoende zorgmedewerkster vreesde dat ze bij de val haar heup had gebroken. Onderweg naar het Johannahuis besloot Hans een echte airbag te gaan maken. 
Hans nam contact op met een kennis die lucht- en ruimtevaarttechniek aan de TU in Delft had gestudeerd en wellicht iets met het idee kon aanvangen. Na een week kwam het verlossende telefoontje. ‘Ik denk dat het kan’, aldus deze Filippo. Samen besloten ze een prototype te ontwikkelen, een klus die letterlijk met veel vallen en opstaan werd geklaard. Jaren hebben ze met blauwe heupen rondgelopen. Honderden keren maakten ze een val in het diepe om de ‘Wolk’ – vallende ouderen moeten het gevoel krijgen op een wolk te zijn geland- te testen en om het algoritme van de airbag te verbeteren.  Na een ontwikkelingsproces van ruim drie jaar werden er honderd heupairbags gefabriceerd die op voorhand werden verkocht aan een vijftal zorginstellingen. De aanvankelijke euforie was echter snel voorbij. De airbag werkte naar behoren,  maar na een eerste kennismaking wilden veel ouderen deze 1.0 versie niet meer dragen.  Dit experimenteel model werd boven de kleding gedragen en woog slechts één kilo,  Waar de Willy Wortels geen rekening mee hadden gehouden was dat de dragers deze versie als stigmatiserend ervaarden.

Een enorme mentale klap voor met name Filippo. Hij trok een Wolk uit elkaar, vroeg zich af wat er bij het dragen nu echt nodig is en bedacht een platte versie waarbij de airbags al op de heup zitten. Hij leende de naaimachine van zijn moeder en na een paar dagen belde hij Hans met het verzoek langs te komen. Filippo toonde het prototype van de Wolk 2.0: een heupairbag van 450 gram die onzichtbaar onder de kleding en zelfs onder een strakke spijkerbroek kan worden gedragen. Deze constructie sloeg wel aan bij de doelgroep. De ouderen bleven de airbag dragen en vergaten zelfs dat ze de Wolk om hadden. Wolk was de eerste airbag ter wereld, maar inmiddels zijn er drie concurrenten, in Amerika, Frankrijk en China, bijgekomen. Zij leveren echter alle drie een heupairbag van meer dan een kilo die uitsluitend boven de kleding kan worden gedragen. Eigenlijk de Wolk 1.0. in een ander jasje. De laatste versie, Wolk 3.0, ontwikkeld in Nederland, heeft een automatische alarmeringsfunctie en gps. Een sms-bericht geeft een val en de locatie automatisch door aan een contactpersoon. Met deze vinding gaat Nederland dus fier aan kop ter voorkoming van valschade. 

Willy, de moeder van Hans, bleek haar heup toch niet gebroken te hebben. Een jaar later is ze op 91-jarige leeftijd na een mooi leven rustig ingeslapen. Ondanks dat ze de Wolk niet meer zelf heeft meegemaakt, heeft ze onbewust een grote rol gespeeld bij het ontwikkelproces als model, luisteraar en bewonderaar. ‘Ik wil hem wel omhouden’,  zei ze elke keer nadat ze weer een versie had gepast. Dat deze dummy’s nog helemaal niet werkten, maakte de trotse moeder niets uit.

In Hof van Nassau in Steenbergen, een van de zestien locaties van zorgorganisatie Tante Louise, maakten enkele bewoners het afgelopen jaar kennis met deze uiterst actuele heupairbag. De resultaten liegen er niet om. Met een relatief klein aantal airbags daalde het aantal heupfracturen aanzienlijk. Jaarlijks breken ruim 24000 ouderen in Nederland een heup, Na zo’n val kan de helft niet meer zelfstandig wonen, een kwart overlijdt binnen een jaar. Het prijskaartje is ook niet misselijk. De medische- en revalidatiekosten per heupfractuur komen samen uit op zo’n 35000 euro. De Wolk, die verder is ontwikkeld door Mendes Hogestyn, activeert bij een val de sensoren die de airbag vervolgens aan beide zijden via een luchtpatroon opblazen rond de heup, waardoor een zachte landing vrijwel verzekerd is.  Jan-Kees van Wijnen, directeur Zorg bij TanteLouise, had niet verwacht dat een inzet van 35 airbags op een populatie van 1150 bewoners het aantal heupfracturen met bijna de helft kon reduceren. ‘Jarenlang waren er rond de 2600 valincidenten en 55 heupfracturen. Niemand die een wolk droeg en viel, heeft een heup gebroken. Dat zijn heel bemoedigende resultaten’.

Naast vermindering van het leed en van de hoge medische kosten, heeft de vinding ook een sterke vermindering van het aantal zorguren opgeleverd. ‘Per heupfractuur zijn er tussen de 132 en 284 extra zorguren nodig. We hebben 30000 euro in de Wolk geïnvesteerd, maar de baten zijn een veelvoud daarvan. Op een krappe arbeidsmarkt, waar de zorgsector veel van te lijden heeft, is dat heel interessant’, aldus Van Wijnen. Tante Louise testte de airbag, onder de kleding gedragen, bij haar kwetsbaarste bewoners. Degenen die zich daar bewust van zijn, voelen zich nu veel veiliger. ‘Een meneer met Parkinson zette heel kleine stapjes en viel snel. Dat overkwam hem ook toen hij de wolk om had, gelukkig zonder letsel. Daarna wilde hij nooit meer zonder airbag op pad gaan’, aldus een zorgmedewerkster. Voor familie en naasten is het bovendien een geruststellende gedachte dat hun in zorginstellingen verblijvende dierbaren zich extra beschermd weten. De wolk kan tevens de goedkeuring wegdragen van hoogleraar ouderengeneeskunde bij het Amsterdamse UMC, Nathalie van der Velde. ‘Al blijft naast letselpreventie ook valpreventie belangrijk, zoals het minderen van medicatie waar zorgbehoevenden eerder door vallen’.

De heupairbag is uiteraard ook thuis te gebruiken. Het prijskaartje ziet er dan wel heel anders uit: 649 voor de airbag, 15 euro per maand voor de gps, en voor 25 tot 75 euro aan luchtpatronen die na het opblazen van de airbag vervangen moeten worden. Vijf jaar ontwikkeling en geavanceerde elektronica maken de productiekosten hoog, Het valdetectie-algoritme moeten bij alle dragers, of ze nu lang, klein, dik of dun zijn, een valbeweging direct herkennen. Tevens moet het product lekker zitten’, aldus ontwikkelaar Hogestyn.    


Dinsdag 3 december 2019

MICHAEL VAREKAMP IN HET NAUW GEBRACHT DOOR OG3NE

Na het spelen van de toegift, ‘What a wonderful World’ van Louis Armstrong was het voor Michael Varekamp tijd om te oogsten. Natuurlijk bevatte zijn winkeltje alle mogelijke geluidsopnamen die hij in zijn arbeidzame leven bij elkaar heeft gesprokkeld. Alle CD’s mochten weg voor een tientje en als ik het goed begreep, waren er ook nog wat combinatiemogelijkheden. ‘We staan zo meteen met een stand in de hal en uiteraard zijn we bereid om alle verkochte exemplaren te signeren, samen op de foto gaan doen we ook graag’, sprak Varekamp wervende woorden.

Maar dan had de veelzijdige muzikant toch buiten de waard, in dit geval de aantrekkelijke meisjes van OG3NE, gerekend. Die hadden hun concert in de grote zaal net iets eerder beëindigd en hadden die voorsprong benut om de meest strategische positie in de hal in te nemen. Hoe Varekamp en zijn legends daar mee om zijn gegaan, is mij onbekend. Ik heb ze na afloop in ieder geval niet meer terug gezien. Varekamp mag dan –althans volgens het NRC- net zo grenzeloos spelen als Louis Armstong, hij is natuurlijk lang niet zo fotogeniek als de in Fijnaart opgegroeide zusjes Lisa, Amy en Shelly. Het zaalpubliek dacht daar kennelijk net zo over, want voor de OG3NE-stand had zich een lange rij gevormd met fans die erop gebrand waren de aankoop van één of meerdere CD’s te combineren met zoveel mogelijk selfies met de zingende zusjes. Ik was wat verbaasd door de gedisciplineerde opstelling van de rij. Het leek wel een Vlaamse schoolklas op excursie. De wereld was voor Varekamp in De Kring dus net even wat minder ‘wonderful’ dan hij zich iets eerder had voorgesteld. Volgens de flyer is zijn huidige theatertournee een dag later (1 december) geëindigd in het Fulcotheater Ijsselstein. Voor zijn volgende show kan hij het concurrentieprobleem van de vrouwelijke, fysieke aantrekkelijkheid wellicht tackelen door een moderne, oogverblindende coverversie van ‘The Vegetable Sisters’ aan zich te binden.  In de strijd om de portemonnee van de theaterbezoeker is immers alles geoorloofd.

En het zou ook handig zijn indien De Kring voortaan zo verstandig is om geen twee publiekstrekkers op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip tegenover elkaar te programmeren. Een middagje jazz uit New Orleans had op de zaterdag- of zondagmiddag ook best gezellig kunnen zijn. Op die tijdstippen liep heel jazz-minnend Roosendaal nu met de ziel onder de arm. Het publiek verkeerde zaterdagavond dus afhankelijk van de keuze die gemaakt was in twee totaal verschillende werelden, met opgedane ervaringen die ze na afloop nauwelijks onderling konden uitwisselen. Doordat de voorstellingen zo geprogrammeerd waren dat ook de pauzes samenvielen stond de meute in de pauze zo ongeveer elkanders hielen eraf te trappen.   

Wie benieuwd was hoe de jazz rond 1900 in het Amerikaanse New Orleans klonk, bevond zich in de kleine zaal voor het gevoel op historische grond. Zijn begeleidende legends musiceerden er met de kornet (een trompet met mildere klank), contrabas, toetsen en slagwerk lustig op los. Varekamp, die naast de trompettist en zanger ook als docent geschiedenis zijn mannetje stond, begon zijn verhaal bij Buddy Bolden, de allereerste trompetspeler ooit.    

Bolden formeerde tevens de eerste jazzband die geschiedenis schreef en aan de hand van die swingende voorvader namen de ‘nazaten’ het verfijnde gehoor mee naar de Mississippi-delta met zijn slavernij-geschiedenis, moerassen, enge, geniepige slangen, en zijn genadeloze alligators. Toetsenist Wiboud Burkens, die samen met Varekamp dit geschiedenislesje heeft geschreven, schroomde niet eenmaal aangekomen in de Preservation Hall in de French Quarter zijn baas te gemakkelijk incasseergedrag voor de voeten te werpen. In de heilige plek aan St. Peter waar nog steeds jazz van toen klinkt, is/was het de gewoonte dat het publiek  de muzikanten enkele dollars betaalde voor verzoeknummers als ‘Jambalaya (On the Bayou)’, ‘When The Saints Go Marching In’ of welke klassieker dan ook van Bolden, Sidney Bechet of Jelly Roll Morton. Bedragen die soms wel opliepen tot vijf en tien dollar. Nadat Varekamp een eerste riedeltje ten beste had gegeven en aanstalten maakte om met de pet rond te gaan, riep Burkens hem meteen tot de orde. ‘DIT IS GEEN TIEN DOLLAR WAARD, LIJKT ME. WAT HEET! NOG GEEN VIJF DOLLAR. De bandleider klaagde eventjes dat hij al drie maanden kritiek te verduren krijgt van zijn verder uiterst loyale bandleden, maar dat hij hier nog steeds geen punt van wil maken. ‘Ik incasseer straks wel’, lachte hij waarschijnlijk in zijn vuistje, zich nog niet bewust van de sta-in-de-weg die de zusjes OG3NE later die avond zouden vormen. 

Net zo bijzonder als de muziek waren de filmbeelden uit 1947 van Billie Holiday met een geladen-intiem ‘Do You Know What It Means To Miss New Orleans’. De vertoonde straatbeelden van het New Orleans in 1927 waren niet minder indrukwekkend. Leuk om te zien hoe prachtig geklede dames hun lange jurk een stukje optrokken bij het instappen van de bus. Los van het geheel kregen alle muzikanten de gelegenheid om even solo te excelleren. Blazer Yoran Aarssen kreeg het publiek doodstil met een breekbare solo die in New Orleans veelal bij begrafenissen werd gespeeld. Drummer Erik Kooger was niet minder indrukwekkend met een kwartier durend samenspel van ruisende bekkens, roffelende trommels en een exploderende grote trom. Bassist Harry Emmery slaagde er tegen alle logica in om deze hoogstandjes met zijn aanhoudende bombardement op de contrabas nog te overtreffen. Dit was de Preservation Hall van toen in Optima Forma. Ik heb mijn grote vriend Hein van de Geyn vaak onnavolgbaar horen spelen op de contrabas, maar zo explosief heb ik hem nooit aan het werk gezien.

Swingin in New Orleans – The Legends, ft. Michael Varekamp. Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 30 november in de kleine zaal van De Kring. 


Maandag 2 december 2019

RUUD VAN DEN BERG GAAT HET THEATER IN

Al een kwart eeuw (gedeeltelijk) als een ander door het leven gaan. Bij Ruud van den Berg heeft dat in het geheel niet geleid tot Dr. Jekyll en Mr. Hyde-achtige toestanden. “Integendeel, als Huub Hangop durf ik op het podium dingen te doen en te zeggen die ik als Ruud nooit in mijn hoofd zou halen. Het begon bij mij als dertienjarig mannetje al te kriebelen in de schoolbanken. Op de lagere school was ik haantje-de-voorste bij het verdelen van de rollen voor het jaarlijkse toneelstukje. Ik was een verlegen manneke, toneelspelen was voor mij een middel om daar mee om te leren gaan. Eigenlijk ben ik nog steeds verlegen, maar nu heb ik het een plaats weten te geven”. 
Dat was de kop van het portret dat ik in 2008 maakte van Ruud van den Berg voor mijn boek ‘Portretten van Kopstukken’. Enigszins verrast las ik dat de vrolijke entertainer samen met de muzikanten Jan Rooymans, Martijn Klaver en Carlos Lake dat plaatsje nu ook ik het theater gaat zoeken, en wel met een programma dat  bestaat uit ‘een bizarre mix van mooie verhalen, prachtige liedjes, chaotische zaalinteractie en vrolijke quizrondes’. In het theaterboekje staat Ruud vermeld als gastheer Huub. Ik neem dus aan dat hij zijn alter-ego nog steeds niet los kan laten en dat de kop boven het portret ‘Ruud van den Berg is helemaal vergroeid met Huub Hangop’ nog volop van kracht is. Wat bezielt hem om in de herfst van zijn theaterleven nog die grote sprong te maken naar het pluche en die fel oplichtende spotlights? 

Het heeft weinig gescheeld of Ruud had die stap vier jaren geleden al gemaakt. ‘Ik had te veel kritiek op mezelf. een onemanshow was te moeilijk’, ontvouwt hij de krochten van zijn toenmalige gemoedstoestand. Het verschil met toen en nu heet Jan Rooymans. Met Carlos Lake en Martijn Klaver timmert de componist van ‘Altijd lente in de ogen van de tandartsassistente’ leuk aan de weg in het popcircuit, maar een plotselinge drang om de horizon te verbreden, dreef het drietal in de richting van het theater.  Toen hij iemand zocht die al die liedjes uit het brede repertoire, veelal verzoekjes, in een show leuk aan elkaar kan praten kwam Rooymans al snel bij Ruud van den Berg uit, Dat deze ook al jaren rondliep met theaterplannen kwam helemaal goed uit.    


Ruud kan zich helemaal vinden in het concept . Dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid heeft bij voorbaat heel wat druk van zijn schouders gehaald. Hij is blij dat het geen onemanshow wordt.
Hoe het er aan toegaat tijdens de voorstelling, staat volgens hem slechts voor dertig procent vast.  De inbreng van het publiek en de bijbehorende improvisaties vormen de leidraad.  Het thema ‘Roept u maar speelt met uw leven' is echter niet bepaald geruststellend voor de bezoekers.  Wat hebben ze te vrezen van Ruud van den Berg en zijn muzikale companen? “Zoals gezegd, we spelen met uw leven, met ons leven. Het doorspitten van het leven als inspiratie voor de muziek”. Iedereen die in het bezit is van een kaartje voor de try-out-voorstelling van ‘Roept u maar!’ in de kleine zaal van De Kring doet er dus verstandig aan om ter voorbereiding op wat allemaal komen gaat zijn levensloop in muzikale voorkeuren te vertalen. Ruud benadrukt veel interactie met het publiek na te streven. De messen kunnen dus vast geslepen worden. De voorstelling op dinsdag 3 december (aanvang 20.15 uur)  in De Kring is de laatste van drie try-outs.  Naar het schijnt zitten er ook impresario's in de zaal. Ruud hoopt dat een van hen de show ook aan theaters in den lande weet te slijten, want die al zo lang nagestreefde landelijke doorbraak moet er nu maar eens komen.