Dinsdag 31 juli 2018

NORM 2.0 ZAT VASTGEPLAKT AAN DE FRUITAUTOMAAT

Nu ik vrijwel dagelijks zo met Ma herinneringen aan vroeger zit op te halen, voel ik een toenemende drang om weer eens door mijn oude buurtje te struinen. Paul van Vliet verlangde zo terug naar zijn ‘Haagje’ dat hij er uiteindelijk ook maar weer is gaan wonen. Zo ver gaat dat bij mij niet. Gerard Cox heeft wel eens met die gedachte gespeeld, zo bekende ‘Ome Gerard’  in zijn vaste column in De Oud Rotterdammer, maar toen hij zich realiseerde dat er tegenwoordig wel erg veel tuig van de richel in de Rotterdamse binnenstad rond loopt, besloot hij toch maar veilig in de Hoekse Waard te blijven. Voor hondlief was dat ook prettiger. Ik heb me slechts voorgenomen om gewoon ergens in oktober, mijn favoriete maand voor dagjes uit, weer eens in de trein stappen naar Rotterdam om via eerst De Nieuwe- en dan de Oude Binnenweg naar de Schiedamseweg af te zakken, wat vroeger mijn favoriete winkelstraat was. Even stoppen in een cafeetje dat nog aan vroeger herinnert en dan –zwelgend van nostalgische gevoelens- mijn wandeling voort zetten richting Spangen.
Gewoon even kijken hoe de Potgieterstraat er momenteel bij ‘staat’, al verwacht ik dat er ten opzichte van mijn laatste bezoek niet veel veranderd zal zijn. Naast de St. Nicolaasschool, waar ik de eerste drie jaren van mijn schoolse leven sleet –wat overwegend niet bepaald een groot genoegen was- , trof ik toen zowaar nog een knijpje aan waar de tijd stil gestaan leek te hebben. Die dikke man, die zoveel weg had van Norm uit ‘Cheers’ , zat die er vroeger ook al niet en exact op die plek, zoals ook Norm zijn vaste plekkie had in zijn vaste stekkie. Historisch gezien kan dat natuurlijk niet, maar wellicht heeft ‘Norm’ zijn eigenste kruk doorgegeven aan een van zijn nakomelingen. De appel is in dat geval niet ver van de boom gevallen. Ik herinner me nog goed dat de Norm van toen zo ongeveer vastgeplakt zat aan de fruitautomaat die ook niet van zijn plek geweken was.  Die ‘liefde’ voor het onaantastbare voedsel is –als mijn veronderstelling tenminste juist is- van vader op zoon overgegaan. Net als ‘papa Norm’ ging deze dikke man gekleed in onsmakelijke kleren. Afgezakte ribbroek die alle ruimte bood aan de van bouwvakkers zo bekende bilspleet, een overhemd met een palet vol vlekken, afgetrapte sportschoentjes van het soort waarmee de tot armoede vervallen Boris Becker ook regelmatig wordt gesignaleerd en haar dat in vette sliertjes over het bordje van zijn overhemd dwarrelde. In alles straalde het van hem af. Hier doodde een sneue man zijn overschot aan vrije tijd met een al even sneue bezigheid. Zijn handen waren wel uiterst goed op elkaar ingespeeld. Zijn linkerhand omvatte een grote bundel één euro munten. De rechterhand leek een eigen leven te leiden. Met een onderbreking van steeds vijf seconden gaf deze een zwaai aan de hendel. Zo oud was het apparaat dus al. Modernere exemplaren zijn van een drukknop voorzien. Hoewel hij nu wel beter zou moeten weten, wekte Norm 2.0 de indruk dat hij enige invloed had op de score die deze eenarmige bandiet aan gaf. Ik had amper drie slokken van mijn pilsje achter de kiezen of het bundeltje was al vrijwel geheel geslonken. Geen van de in de machine gestopte munten was er in geslaagd om drie aardbeien of banaantjes op een rij te krijgen. De sneue man zag tijdig in dat hij droog dreigde te vallen. Om dat onheil voor te zijn, snauwde hij richting bar: ‘Doe me er nog eens gauw dertig’. Zonder het stuk meubilair aan te kijken, deed het meisje achter de bar stilzwijgend wat er van haar verlangd werd. Dat ritueel herhaalde zich een paar keer, en terwijl ik maar amper aan mijn tweede pilsje was begonnen, kreeg het barmeisje de bodem van het geldkistje met munten in zicht.  Ter voorkoming van een 112-telefoontje met het dringende verzoek om een ambulance te sturen, adviseerde ze de fruitige loverboy zijn tempo danig te temperen. ‘He, even kappen nou’, klonk het hard door de zaak.
Waarschijnlijk kende ze Norm 2.0 niet eens bij naam. Haar goed bedoelde advies sloeg de sneue man in de wind, wel begon hij zichtbaarder en ruikbaarder te zweten. Door de indringende geur van angst smaakte mijn nog steeds tweede pilsje lang zo lekker niet meer. Hop, daar verdween de laatste munt in de onverzadigbare mond van de fruitautomaat. ‘Waar je ze vandaan haalt, kan me niet schelen. Maar ik wil er nog minstens twintig hebben. Schiet op een beetje!’ Het meisje deed het meest logische wat ze in deze situatie kon doen. Ze pakte een sleutel van de wand, waarmee ze de zijkant van de gokkast opende. Een tel later kletterden honderden euro’s in het lege geldkistje dat in record tempo weer verzadigd was. Voor de fruitman het teken om weer driftig met twintig eurobiljetten te wapperen in de richting van het meisje. Zijn opluchting was zo groot dat hij zijn herwonnen geluk even op mij af reageerde. ‘Dat bier is hier veel te duur, meneer. Als u hier komt om te drinken zou ik naar de overkant gaan. Daar is het veel goedkoper  en het bier smaakt nog beter ook’, wees hij tot ongenoegen van zijn weldoenster op een knijpje met een nog mistroostiger uitstraling. ‘Hé. Bemoei je met je eige’, werd zijn eveneens welgemeende advies gesmoord. Zijn stellige bewering kwam me wat onwaarschijnlijk voor. Het zou me niets verbazen als beide drank- en gokholen door dezelfde brouwer van gerstenat worden voorzien. Het was tijd om eens op Spangen aan te gaan, daarom hield ik het maar bij twee pilsjes. ‘Dat is dan vijf euro’, meneer’, verkondigde het meisje met een stralende glimlach. Had Norm 2.0 het toch bij het rechte eind!  


HISTORIE FRUITAUTOMAAT
De ontwikkeling van online fruitautomaten is gebonden aan een rijke historie. Eigenlijk begint de geschiedenis van de fruitautomaat bij de Liberty Bell gokkast. Deze werd ontwikkeld door Charles Fey die als eerste een gokkast wist te maken met een automatisch uitbetalingssysteem. Een fruitautomaat waar op gewonnen kon worden. Bijzonder is dat op deze automaat lang niet alle fruitautomaat symbolen te vinden zijn zoals we die nu kennen. Daar werd immers alleen gespeeld met harten, ruiten, schoppen, hoefijzers en bellen. Pas na 1898 begon alles te rollen en werden de echte fruitmachines ontwikkeld. In 1912 kwamen dan ook de eerste fruitautomaten op de markt. Hier begint de echte geschiedenis van de fruitautomaat, want vanaf dat moment waren de vele fruitsymbolen beschikbaar om prijzen mee op winlijnen te behalen. Dit alles op een gokkast met één hendel eraan, die nog steeds in sommige casino’s en op kermissen dienst doen, en in dat ene knijpje op de hoek van de Schiedamseweg in Rotterdam. Toen de fruitautomaten van Charles Fey in populariteit bleven toenemen, bleef de verspreiding over het gehele continent niet lang uit. Vanaf 1919 werd het aanbod zelfs zo groot dat de Amerikaanse wetdienders probeerden om het aanbieden van gokkasten te verbieden. Ondanks de vele pogingen lukte dit niet en hield de gokkast stand. Gelukkig maar voor Norm 2.0


Maandag 30 juli 2018

KLIMAATBEHEERSING MOET PRIORITEIT KRIJGEN IN ZORGSECTOR

Op de weg terug na een bezoek aan Ma in Huize St. Elisabeth liep ik maandagochtend (30 juli) zowaar Hugo Polderman tegen het lijf, woonachtig op Wouwseweg 15, en dus bijna een directe buur van het van oorsprong katholieke woon/zorgcomplex. Bij de eerste- en wellicht laatste SP-wethouder in de Roosendaalse geschiedenis toch maar eens geïnformeerd of hij misschien weet hoe het derde kabinet Rutte de 2,1 miljard euro die het kabinet Rutte 2 extra voor de zorg heeft uitgetrokken gaat besteden. ‘Volgens mij zit het hele bedrag nog opgeborgen in forse potten’, reageerde hij laconiek. Het duurde niet lang of de ex-wethouder zei zonder enige aanmoediging opgelucht te zijn niet meer dagelijks de gang naar de bestuursvleugel in het Stadskantoor te hoeven maken. ‘

‘Met dit soort zomers is het eigenlijk veel te warm om te besturen. Kwam bij dat het klimaat in het Stadskantoor in deze periode niet bepaald ideaal te noemen is. Ik neem aan dat ze dit probleem bij de komende renovatie nu eindelijk eens gaan oplossen’. Dankzij deze ontboezeming was het niet moeilijk om het bruggetje naar Huize Elisabeth te maken, waar het momenteel ook peentjes zweten geblazen is. In een mailwisseling met de directie en het zorgmanagement heb ik het probleem van de klimaatbeheersing reeds aangekaart en deze als onvoldoende gekwalificeerd. Huize Elisabeth is daar uiteraard niet uniek in. Een kleine rondgang door de Roosendaalse binnenstad na Polderman indien van toepassing nog een prettige vakantie te hebben gewenst leerde al snel dat menig winkel de hitteplaag ook nog niet heeft weten te attaqueren. De enige positieve uitzondering op deze wederom hete ochtend  binnen mijn persoonlijke waarneming was het filiaal van AH in de Roselaar. De Zaanse grutter was er klimatologisch uitstekend in geslaagd om zowel het personeel als de klant het hoofd koel te laten houden. Ook hier is regeren vooruit zien. Hoewel er sprake is geweest van absolute Brabantse warmterecords op donderdag 26 en vooral vrijdag 27 juli (37,2) kon iedereen die beroepshalve met temperaturen te maken heeft deze ontwikkeling op zijn klomp aanvoelen. De aarde warmt in record tempo op en het wordt er daardoor niet bepaald gezelliger op, getuige de vele verhitte koppen en smakeloze (veelal mannelijke) kledingcombinaties die in het straatbeeld eerder regel dan uitzondering zijn geworden.

Maar hoe zit het nu precies met die extra 2,1 miljard euro voor de zorg die zorgbehoevend Nederland aan een slinkse politieke truc van de vorige PvdA-staatssecretaris Martin van Rijn te danken heeft. Onder Rutte 3 heeft de zorgsector een politieke opwaardering gekregen. Het is nu een heuse minister in de persoon van Hugo de Jonge die zich met dit onderdeel van de Volksgezondheid bezig houdt. In de recent uitgezonden serie ‘In de Leeuwenhoek’, waarin volgens de informatie Adelheid Roosen en Hugo Borst de handen ineen slaan en hun ogen uitkijken in het bijzondere Rotterdamse verpleeghuis De Leeuwenhoek, was de Jonge in de laatste aflevering te gast. De makers van de serie, met als overeenkomst een demente moeder, toonden zich vaak ontroerd, soms verbaasd, dikwijls vervuld van compassie en ook schoten ze wel eens in de lach. Maar ze waren vooral heel vaak boos. Om de kijkers een eerlijk beeld voor te schotelen, mochten Borst en Roosen overal filmen, ook als er overduidelijk te weinig personeel op de werkvloer te bekennen was, waardoor de bewoners de zo nodige zorg en aandacht (even) te kort kwamen. Natuurlijk wilde het gelegenheidsduo van minister Hugo de Jonge weten hoe hij denkt de (personeels)problemen te lijf te gaan. 


De minister vertelde onomwonden dat de verpleeghuizen er de komende jaren alleen extra geld bij krijgen als ze dat goed besteden. Onder ‘goed’ verstaat de minister vooral ‘zorgpersoneel’. ‘Een verpleeghuis dat relatief weinig van dat geld besteedt aan zorgpersoneel, riskeert minder geld te krijgen’, zo belichtte hij ook de keerzijde van de medaille. Verpleeghuizen die weinig geld steken in managers en administratie en veel in hun zorgpersoneel, worden in het vervolg de norm voor de tarieven, wil de minister. Nu is het gemiddelde verpleeghuis nog de maatstaf. Dit jaar nog (2018 dus) moeten verpleeghuisbewoners de beleidsverbetering terug zien op de werkvloer. De Jonge wil zo meer waarborgen inbouwen om te zorgen dat de verpleeghuizen de 2,1 miljard euro die ze de komende jaren extra krijgen niet aan bij voorbeeld nieuwe gebouwen of overhead besteden. 85 procent van het geld moet besteed worden aan de medewerkers. Dit beleid vormt de basis voor de zorginkoop in 2019, zo maakte De Jonge bekend op een bijeenkomst van brancheorganisatie ActiZ op 23 april. Verpleeghuizen krijgen daardoor elk jaar extra geld boven op het bestaande budget. In 2017 kregen ze al 200 miljoen euro extra. De extra middelen lopen op van 435 miljoen euro in 2018, 600 miljoen euro in 2019 tot 2,1 miljard euro in 2021. De 435 miljoen voor 2018 krijgen de verpleeghuizen via een verhoging van de tarieven. Zo zien zorgbestuurders het graag, want dat geeft hun maximale beleidsvrijheid voor de besteding. De politiek wil echter ook de zekerheid dat het geld ten goede komt aan extra personeel en meer aandacht voor bewoners. De 600 miljoen euro extra voor 2019 zal daarom via de zorgkantoren worden verdeeld. Deze zorgkantoren zullen de verdeling baseren op de kwaliteitsplannen die zorgorganisaties al hebben gemaakt. Het kwaliteitskader ‘Verpleeghuizen’ verplicht zorgorganisaties tot het maken van een verbeteragenda per locatie. In zo’n kwaliteitsplan staat wat er nodig is om de kwaliteit van zorg op een bepaalde locatie op orde te krijgen. De meeste verpleeghuizen kiezen voor een mix van extra personeel, extra scholing en inzet van arbeidsbesparende ict. Dat blijkt uit de ActiZ-publicatie ‘Resultaten uit het verpleeghuis’ waarin 45 zorgbestuurders vertellen hoe hun zorgorganisatie het extra geld besteedt. De Jonge zei na het officiële gedeelte ook nog dat de zorginkoop vanaf 2019 op een geheel nieuwe manier gaat geschieden. ‘Zorgkantoren zullen de kwaliteitsplannen beoordelen. Ze gaan per locatie bekijken in welke mate en in welk tempo er extra personeel bij moet. Ze zullen met zorgorganisaties meerjarige contracten afsluiten over het extra geld.’ Zorgkantoren krijgen daarmee een dubbelrol. Zij zullen niet alleen het extra geld verdelen. Ze gaan ook achteraf controleren of het extra geld wel is besteed aan extra personeel, scholing of ict. ‘Als het verpleeghuizen niet lukt om het extra geld uit te geven waarvoor het volgens het kwaliteitsplan was bedoeld, dan zullen zorgkantoren het terugvorderen. Aan de ene kant geven we op deze manier zorgorganisaties de financiële zekerheid die ze nodig hebben om extra personeel aan te nemen. Aan de andere kant weten we als samenleving zo dat het geld naar de juiste zaken gaat. We komen zo tegemoet aan de wens van verpleeghuizen voor financiële voorspelbaarheid en het besef dat het extra geld niet vrijblijvend is’, aldus De Jonge. 

In dit degelijke beleidsplan van het Ministerie van Volksgezondheid mis ik echter twee zaken. Het is mij als partijleider van de lokale eenmanspartij Pleijdooi Voor Cultuur (PVC) niet duidelijk hoe de zorgorganisaties hier zelf tegen aan kijken. Is het beschikbaar gestelde geld voldoende om merkbare verbeteringen te realiseren en kunnen ze zich vinden in de wijze waarop Hugo de Jonge het extraatje wil besteden? In april was de huidige hittegolf nog ver weg en waarschijnlijk kwam het woord ‘klimaatbeheersing’ mede daardoor  nog niet in het woordenboek van de minister voor, al geldt hier natuurlijk helemaal dat regeren vooruitzien is. Het lijkt de PVC logisch dat de regering structureel geld gaat uittrekken om nu al voorbereid te zijn op dit nijpende probleem van de toekomst. Met lapmiddelen als een ijsje na het eten, veel drinken, de bejaarde voetjes in een teiltje water, gordijnen dicht red je het als zorgbestuurder niet meer in het zorgland van de toekomst.  Dit bedrag moet dan ook duidelijk geoormerkt zijn, zodat daar bij zorgorganisaties geen misverstand over kan bestaan. Geld voor klimaatbeheersing mag nooit en te nimmer vrij besteedbaar zijn door directies van zorginstellingen. Klimaatbeheersing dient minstens dezelfde status te krijgen als extra zorgpersoneel. Sterker nog, klimaatbeheersing dient absoluut prioriteit te krijgen, omdat hier letterlijk levens mee gemoeid (kunnen) zijn. Temperaturen van ver boven de dertig graden kunnen met name funest zijn voor ouderen met hartklachten. 

De PVC gaat dit stuk rondsturen naar zorgorganisaties met de nadrukkelijke uitnodiging om hier op te reageren. Dat geldt uiteraard ook voor minister De Jonge van Volksgezondheid en onder anderen de tv-makers Hugo Borst (mijn voorloper in de serie ‘Ma’)  en Adelheid Roosen. Om misverstanden te voorkomen, mijn stelling is dus dat er structureel geoormerkt geld moet worden vrijgemaakt op de (zorg)begroting voor klimaatbeheersing in zorginstellingen. Bij voorkeur dient dit boven op de extra besteding van 2,1 miljard te komen, en ook dient dit beleidsvoornemen absolute prioriteit te krijgen.    

Jaap Pleij – partijleider PVC – Marktstede 80, 4701 PZ Roosendaal


Maandag 30 juli 2018

VERDWENEN ROTTERDAMSE NOODDORPEN

Ruim tien jaar na Henk Knijpinga publiceerde ook de in Rotterdam en omstreken zeer bekende journalist Rein Wolters een uitgebreide verhandeling over ‘De Verdwenen Rotterdamse Nooddorpen’. Vanwege de wel zeer grote aan dacht voor een van die woongemeenschappen had Wolters voor zijn boek beter ‘Het verdwenen Gelderse- en andere nooddorpen’  als titel kunnen kiezen. Het Brabantse Dorp komt er bekaaid af, maar bevat niettemin zeer aardige wetenswaardigheden. Wolters blikt nog even terug op het werk van zijn voorganger Knijpinga, en met name op diens ergernis over de vooroordelen en het negatieve stempel waar de nooddorpen mee te kampen hadden. Het boek van Knijpinga was een uitgave van de buurt- en speeltuinvereniging Het Brabantse Dorp.

Deze vereniging is in 1981 opgericht in het clubhuis van buurt- en speeltuinvereniging De Klimroos aan de Putsebocht in Bloemhof. Massaal bezochte reünies op 28 februari 1981 in Verzamelgebouw-Zuid (2100 bezoekers) en 28 maart 1981 in jeugdgebouw ’t Slag (700 bezoekers) gingen vooraf aan het uitbrengen van een klinkende toost op 11 mei 1981 bij de oprichting van een vereniging zonder dak boven het hoofd en met meer dan duizend leden door heel Nederland. Het mag geen verbazing wekken dat Knijpinga werd verkozen tot de eerste voorzitter van Het Brabants Dorp. Wolters vergat daarbij uiteraard niet te vermelden dat hij zelf in die oprichtingsvergadering unaniem werd benoemd tot erevoorzitter voor het leven. De 67 jaar geworden Knijpinga is tot zijn overlijden op vrijdag 19 oktober 2001 bij de vereniging in verschillende functies actief geweest. ‘Het Brabants Dorp is een vereniging met een verleden als toekomst. En ook een buurtvereniging zonder buurt’, was een gevleugelde uitdrukking die Knijpinga graag hanteerde.  Maar mede dankzij de inzet van de preses wel een vereniging die na een poosje inwonen bij De Klimroos en bewonersorganisatie Vreewijk in het gebouw aan de Valkeniersweg al na twee jaar beschikte over een eigen clubhuis. Dit werd mogelijk door een fusie tussen Het Brabants Dorp en speeltuin De Vrijheid aan de Mare in Vreewijk. ‘Ons verdwenen dorp heeft weer een thuis’, riep Knijpinga vergenoegd. Het was burgemeester Bram Peper die op 19 februari 1988 de eerste paal voor het clubhuis sloeg en Jos Brink die het officieel openstelde op 12 november van dat jaar. ‘De Knijp’ zoals hij in de wandeling werd genoemd, schreef nadien nog heel wat artikelen voor het verenigingsblad ‘De Dorpsecho’. In tal van interviews die hij nadien heeft gegeven, vertelde hij vol vuur dat er een volstrekt verkeerd en negatief beeld was ontstaan van ‘zijn’ dorp, waarbij Knijpinga nooit vergat met het beschuldigende vingertje naar de woningstichting te wijzen. Mijn ome Bertus is later als voorzitter nog een tijdje in zijn voetsporen getreden. 


Maandag 30 juli 2018

BRABANTS DORP WAS OOK LETTERLIJK GEKLEURD

Uit het boek van Rein Wolters over de verdwenen nooddorpen van Rotterdam blijkt dat ik een overeenkomst heb met Franklin Kroonenberg die later gedurende enige tijd bekendheid genoot als de zanger Franklin Brown. Als derde kind van de Surinaamse vader, eveneens Franklin geheten, en Cobie Wareman kwam hij in 1961 ter wereld met vakkundige steun van vroedvrouw H. Stokkeman-de Waal, wonende op het adres Dordtsestraatweg 357. Zelf smaakte ik dat genoegen vier jaar eerder. Al was het voor Ma vooral vanwege de enorme hitte een zware beproeving. 
De Kroonenbergjes behoorden met de families Van Gogh, Levering en Hirschfeld tot de vier gemengde gezinnen in het Brabantse Dorp, maar volgens Wolters waren ze allerminst buitenbeentjes. Wel vond de buurt het vreemd dat de in Suriname geboren vader de Nederlandse taal nauwelijks machtig was, en zich daarom van een vreemdsoortig Engels bediende. Gedeeltelijk was dat toe te schrijven aan Trinidad, het land waar hij het grootste deel van zijn jeugd had doorgebracht.  De nieuwe Franklin brak als artiest in 1996 door via zijn deelname aan het Eurovisie Songfestival, samen met de zangeres Maxine.  Hun lied ‘De eerste keer’ was goed voor een zevende plaats en scoorde ook goed op alle hitlijsten. In het Rotterdams Dagblad van 10 februari 2004 keek Franklin Brown uitgebreid terug op zijn jeugdjaren in het Brabantse Dorp.  ‘Na onze tweede interne verhuizing stond vader na een lange zeereis voor een verkeerde huisdeur.  De verhuizing was hem kennelijk ontgaan of hij was het al weer vergeten. Omstreeks 1966 moesten we weg vanwege de afbraak van het dorp. Ons gezin was een van de laatste der Mohikanen. Eerst woonden we in de Carnisselaan en kort daarna in de Moerkerksestraat, waar we na de echtscheiding van mijn ouders een poosje bij mijn grootouders hebben ingewoond. Later kregen we van Woonruimtezaken een huis toegewezen in de Rijsoordstraat in de Millinxbuurt, waar ik met goed gevolg de Ds. Van Haeringenschool heb doorlopen’. Na zijn schooltijd ging Franklin aan de slag als leerlingautomonteur bij Willemse Autoservice in Kralingen. Zijn eerste en enige grote liefde Astrid zette hem aan tot het volgen van een politie-opleiding. Ze zag gelukkig tijdig in dat manlief het elke werkdag rondlopen in een garage met smeerhanden snel beu zou zijn. Monter ging hij aan de slag als straatagent. Daar kwam in 1997 abrupt een einde aan toen de reeds lang gesettelde zanger door korpschef J.W. Brinkman werd ontslagen na een geruchtmakend conflict met een vrouwelijke collega-agent.  Wolters gaat niet inhoudelijk in op het dispuut, maar stelt dat het ‘achteraf weinig meer was dan een storm in een glas water’. Maar tegelijkertijd wel een storm die Franklin een behoorlijke knauw gaf.
Wikipedia meldt er dit over: Nadat diverse vrouwelijke collega's hem hadden beschuldigd van ongewenste seksuele intimiteiten op het werk, werd hij ontslagen. In hoger beroep werd hij in 1998 veroordeeld tot 2 maanden voorwaardelijk. Volgens Brown waren de intimiteiten overigens onderdeel van de werkcultuur. Een vrouwelijke collega die hem seksueel getinte e-mails had gestuurd, werd later ook ontslagen, mede omdat zij een valse verklaring zou hebben afgelegd

Toch lukte het hem na verloop van tijd weer om zijn zangcarrière nieuw leven in te blazen. ‘Ik werk nu nauw samen met mannen als Frank Wentink en Xander de Buisonjè en daarnaast heb ik het druk met FB Eye Productions, mijn eigen organisatie- en artiestenadviesbureau. Verder ben ik gevraagd voor een hoofdrol in de musical ‘Notre Dame de Paris’die in Nederland tournee gaat’, tekende Wolters toen uit zijn mond op, waarna hij nog melding maakt van een belangeloos optreden van de zanger samen met Maxine tijdens een grote reunie van het Gelderse Dorp in de kantine van de voetbalvereniging Blijdorp. ‘Als dank voor hun inzet kreeg het duo een officieel en door de auteur (Wolters dus) en reunieorganisator Henk den Boer gesigneerd exemplaar van dit boek uitgereikt’. Knap hoor hoe Wolters dit nog voor dit boek wist op te tekenen.  Hoe is het Franklin Brown verder vergaan?  

Wederom maar even Wikipedia geraadpleegd:

Nog steeds treedt hij regelmatig met Maxine op en noemt hij haar in interviews één van zijn beste vrienden. Samen met Maxine is hij ook nog lid van het songfestivalgroepje  The EuroStars.
In 2007 namen Franklin Brown en Maxine voor het eerst in elf jaar weer een nieuwe single en cd op. De single werd gecomponeerd door John Ewbank en de tekst is van Franklin Brown. De cd is getiteld Steeds Weer. In 2011 schreef Franklin Brown samen met pianist Fred van Straten het liedje Me Again voor de speelfilm De Heineken Ontvoering. Franklin zong in deze film dit lied en verscheen op het podium als 'De Jazzzanger' samen met Rutger Hauer, die de rol van Freddy Heineken vertolkte. Op 30 april 2012 verschijnt de nieuwste single van het duo Franklin & Maxine getiteld Balsem voor het hart, geproduceerd door Piet Souer, die eerder de hitsingle De Eerste Keer voor het duo schreef. 2016 was het jubileum jaar voor het songfestival duo. 20 jaar na het songfestival nog steeds goed bevriend en nog steeds samen optreden. Ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum werd de hit 'De Eerste Keer" opnieuw opgenomen met als extra de samenwerking met 538 DJ Edwin Evers die onder de naam BICKEL een rap voor deze uitvoering van De Eerste Keer schreef en inzong. In 2014 werd Brown zanger van de jazzband Tiny Little Bigband.


Zondag 29 juli 2018

TE GRUWELIJK HEET VOOR EEN GEBOORTE

Het leven in Huize St. Elisabeth mag dan doorgaans zo zijn eigen gangetje gaan. Er zijn dagen bij dat de harde buitenwereld  genadeloos doordringt tot het eens zo gesloten kloosterhuis. Op de nu al historische horrordagen 26 en 27 juli, waarop de warmste temperaturen ooit werden gemeten in Brabant, ging Ma in gedachten nog eens terug naar 15 juni 1957, de dag dat ik me als nieuwe wereldburger meldde in het Brabants Dorp. ‘Het was zo verschrikkelijk heet die dag’, puft ze alleen bij de herinnering al. Of de temperaturen van toen tot dezelfde hoogten reikten als op deze afschuwelijke donderdag, durfde ze niet met zekerheid te stellen. 
‘Ik weet alleen nog dat het verschrikkelijk heet was’, bevestigt ze nog eens ten overvloede. En dat in een benauwd kamertje waar de hygiënische omstandigheden niet te vergelijken waren met hedentendage. ‘Gaan we nog naar de muziek?, doelde ze vragend op het optreden van pianist Jack Buijs dat oorspronkelijk voor deze middag gepland stond in het interne restaurant ’t Trefpunt.  De dag ervoor had ik tot mijn verrassing te horen gekregen dat het meezingconcert was geschrapt vanwege de (te verwachten) hitte. Zelf kon ik daar niet zo mee zitten, ik was daardoor in de gelegenheid de zware Touretappe deze dag van begin tot eind te volgen. Voor Ma vond ik het uiteraard wel lullig, vooral omdat ze een week eerder zo genoten had van het optreden van Jan Koevoet en Petra van Zundert. De logica van de beslissing ontging me geheel. Juist op zo’n futloze dag zou een gezellige muziekmiddag – en uit eigen ervaring weet ik hoe gezellig Jack kan zijn- de bewoners een oppepper van jewelste kunnen geven. ‘Zoveel mensen bij elkaar die zich gaan inspannen, is geen goed idee’, luidde het bepaald niet steekhoudende argument waarmee ik het moest stellen. Zo druk was het nou ook weer niet geweest bij Jan Koevoet en klimatologisch is er ook niets mis met ’t Trefpunt. Sterker nog, het is er ’s middags juist heerlijk koel. ‘Show must go on’, is nu eenmaal mijn credo. En natuurlijk was de bewoners weer eens helemaal niets gevraagd. Dit soort beslissingen worden zonder enige toelichting van hogerhand genomen. Ik moest Ma dus helaas teleur stellen. De boodschap ‘we gaan niet naar de muziek’ stuitte op een teleurstellend ‘Oh, wat jammer’.  Niet onbegrijpelijk, want even daarvoor had ze het optreden van Jan Koevoet en Petra van Zundert weer eens bewierookt. Bij gebrek aan alternatief bleven de bewoners dus gevangen in de beslotenheid van de huiskamer, waar de temperatuur juist wel heel wat te wensen overliet. Een uitgebalanceerd klimaatbeheersingssysteem moet gezien de snel veranderende weersomstandigheden absolute prioriteit krijgen. De landelijke overheid zou daar strenge regels voor moeten gaan hanteren, want de tijd van pappen en nat houden (extra drinken, een ijsje, gordijnen goed gesloten houden, voetjes in een teiltje water) is nu wel voorbij. Ik heb de zorgmanager direct voorgesteld haar licht op te steken bij Albert Heijn, want in de winkels van de Zaanse grootgrutter is de temperatuur in deze hete tijden perfect geregeld. Helaas leverde dat een nogal teleurstellende reactie op die duidelijk maakte dat de ernst van de situatie bij het management nog niet goed is doorgedrongen. Dit wordt dus een nieuw actiepunt, want klimaatbeheersing is letterlijk van levensbelang voor de doelgroepen van de zorginstellingen, zeker als zij ook nog eens met hartproblemen kampen. Ik probeerde Ma intussen op te beuren met een grapje. ‘Heb je het al gehoord, Ma, Maxima is niet tevreden over haar seksleven’. Ze keek me met grote ogen aan. ‘Niet zo vreemd’, lachte ik droogjes, ‘altijd maar dat Oranje Boven gaat op den duur wel vervelen’. Het kwartje viel. Haar spontane lach bewees dat er met de bovenkamer van Ma nog helemaal niets mis is, ook al laat het korte termijn geheugen haar regelmatig in de steek.        


Woensdag 25 juli 2018

ROOSENDAAL IS MOTORGERONK SPUUGZAT

Het is naast de hitte en de vele tekenbeten ronduit een van de grootste zomerplagen waar Roosendaal momenteel mee te kampen heeft. Het overal opduikende motorgeronk zorgt her en der voor heel wat irritatie. De gemeente heeft ten langen leste bepaald dat motoren na de zomerperiode (waarom dan pas?) van de Markt worden geweerd. De ondernemers van De Stok klagen steen en been over rondscheurende auto’s. De rotonde daar is een van de meest geliefde racecircuits van West-Brabant. Deze gevallen lijken niet op zichzelf te staan.  Ook in het centrum wordt het normale zomergeruis regelmatig verstoord dor het geluid van optrekkende- en racende motoren. Afgelopen zaterdag zette de politie met drie auto’s met loeiende sirene de achtervolging in op een snelheidsduivel in een witte sportauto die levensgevaarlijke capriolen uithaalde op de Van Beethovenlaan.  Dat heb ik met eigen ogen gezien.
Ik heb helaas nergens kunnen lezen of de politie deze idioot in de kraag heeft gegrepen. Voor het rechts- en veiligheidsgevoel is het te hopen van wel. Het eerste parkeerterrein van de Diamantdijk, gezien vanaf De Dijkrand, doet al weken dienst als verzamelplaats van opgeschoten jongeren met auto’s en motoren die constant staan te ronken. Daarbij worden vaak rondjes rond het blok gereden. Wat uiteraard een enorme overlast oplevert voor de omgeving. Het vermoeden bestaat dat deze jongeren dit parkeerterrein misbruiken als een verzamelplek voor soortgelijk racegedrag als op De Stok wordt getoond. Vaak rijden ze met gierende banden weg, wat tot gevaarlijke verkeerssituaties leidt bij met name de kruising Diamantdijk/Dijkrand.
Omdat niet uit te sluiten valt dat er structureel verband bestaat tussen al deze overlastgevers, verzoekt de PVC het gemeentebestuur met klem via het Team Handhaving deze overlast met adequate middelen tegen te gaan. Gevaarlijk en overlast gevend verkeersgedrag leidt vaak tot verdergaande criminele activiteiten, en daarom in het in ieders belang dit snel de kop in te drukken. Politie en gemeente zouden bij voorbeeld veel sneller kunnen overgaan tot het instellen van een samenscholingsverbod (dan heb je iets om op te handhaven), vast te leggen in de A.P.V. Flitspalen op bij voorbeeld de Van Beethovenlaan, Dijkrand, De Stok kunnen ook heel doeltreffend zijn.  


Dinsdag 24 juli 2018

MA HAD HET NIET ZO OP DE COMMUNISTISCHE PARTIJ

Zondagochtend, de maand juli liep op zijn warme eind. Ik voelde op mijn denkbeeldige klompen aan dat Ma ook nu weer er niets voor zou voelen om de kerkdienst in Huize Elisabeth bij te wonen. Maar omdat we dat in beginsel wel hadden afgesproken, meldde ik me reeds om half tien in de huiskamer, waar Ma volop de strijd aangebonden bleek te hebben met een eierkoek en een half broodje. Bij binnenkomst wist ik meteen: ook vandaag zijn al die stichtelijke woorden van de voorganger niet aan Ma besteed. Het alternatief dat ik had meegenomen, was voor ons beiden ook veel aantrekkelijker. Wanneer ik vrees te weinig actuele zaken met Ma te bespreken te hebben, neem ik steevast het door Henk Knijpenga geschreven en samengestelde boek ‘Het Brabants Dorp – Opkomst en Ondergang van een Rotterdamse Volksbuurt (1941-1965)’ mee. Ma hoeft maar een paar foto’s van het ‘nooddorp’, waar ze het grootste deel van haar jeugd gedurende de Tweede Wereldoorlog doorbracht, te zien of ze ratelt er lustig op los.

Mijn Brabants Dorp

Toen men jou bouwde met het puin
Van ’t smeulend Rotterdam
Stond mijn hart voor jou
Nog niet meteen in vuur en vlam
De wond was nog te rauw
’t verdriet nog veels te groot
Onderdak was alles wat jij bood

Maar in de loop der jaren
Raakte ik aan jou verknocht
Het Brabants Dorp dat was
Waar ik voor leefde en voor vocht
Want jij leerde me knokken
Het leven was soms rauw
Mijn Brabants Dorp
Dan heerste enkele honger en kou

Al je straatjes en poortjes
Heb ik van jou verkend
Ik voelde me schatrijk
Al had ik geen rooie cent
Ik had er al mijn vrienden
En vond er ook m’n vrouw
Mijn Brabants Dorp
Ik voelde me geborgen bij jou

Het dorp moest verdwijnen
Aan alles komt een eind
Metro en ’t Winkelcentrum
Waren op jouw grond gepland
Nu dendert er een Metro
Langs een flatgebouw
Mijn Brabants Dorp
Nu heb ik heimwee naar jou    

Deze Knijpinga, in wie ook best een aardige dichter schuil ging, was voor Ma bepaald geen onbekende. ‘Henkie was onze buurjongen, ik schat ongeveer even oud als ik. Erg veel herinner ik me niet van hem. Ik weet nog wel dat hij altijd vrolijk liep te zingen. Als ik aan zijn favoriete lied ‘Trees heeft een Canadees’ denk, zie ik hem in gedachten zo weer door die straten lopen. Nadat je vader en ik eenmaal getrouwd en we naar de Potgieterstraat waren verhuisd, heb ik hem nooit meer gezien’, pijnigt Ma het enigszins vermoeide hoofd. Anders lag dat voor haar oudste zus Lenie en haar wederhelft Bertus. ‘Toen Bertus voorzitter werd van vereniging Het Brabants Dorp hebben Henk en hij lang gewerkt aan de samenstelling van dit boek. (lacht) Daar was Lenie zo kwaad over, want Bertus was bijna nooit meer thuis. Maar als ik dat boek zo doorblader, dan ben ik toch blij dat ze er zoveel moeite voor hebben gedaan. Henkie is overigens niet erg oud geworden. Ik meen dat hij kort na de uitgave van dit boek is overleden’, sipt Ma wat na.
Het is niet zo verwonderlijk dat met name deze periode Ma nog zo helder voor de geest staat. De geschiedenis van het Brabants Dorp begint op die rampzalige 14e mei 1940. De hemel boven Rotterdams oude binnenstad werd verduisterd door 54 Henkel bommenwerpers, geladen met honderd ton brand- en brisantbommen. De eerste verwoestende projectielen werden om 13.20 uur boven de argeloze Rotterdamse bevolking gedropt. Twintig minuten later waren er negenhonderd doden te betreuren. Duizenden (het juiste aantal is nooit bekend geworden) raakten (zwaar) gewond bij deze terreuraanval. Naast winkels, kerken en openbare gebouwen werden 25000 woningen geheel of gedeeltelijk vernietigd. Het aantal daklozen liep al snel op tot 78.000. Terwijl hun bezittingen in vlammen opging, vluchtten de nog zelf redzame bewoners door de brandende straten van de oude binnenstad. Een deel van hen verzamelde zich op het land van Hoboken waar al spoedig de hulpverlening op gang kwam. Om de zwaar getroffenen die niet elders onderdak konden vinden, te huisvesten, werden in allerijl schoollokalen ingericht. Een paar maanden later verrezen de eerste noodwinkels in de stad, naar het schijnt zo smaakvol gebouwd dat het volgens een plaatselijke krant ‘een lust voor het oog’ was. Opvallend genoeg werden de noodwoningen vooral in de periferie van Rotterdam gebouwd, zoals in Vlaardingen en Overschie. Het centrum van Rotterdam was verworden tot een kale, open vlakte, waar plaats genoeg was voor woning bouw. De beleidsmakers stond echter een geheel andere binnenstadsinrichting voor ogen. Nu al die ‘ouwe zooi’ eindelijk was opgeruimd, kregen deze heren visioenen van een Metropool met brede verkeerswegen zonder obstakels. Van bewoners wilde men daarbij geen last hebben. De beoogde verkeerswegen waren vooral bedoeld om grote bankgebouwen en holle kantoorruimtes aan elkaar te koppelen. In de Charloise polder was een stuk grond al gedeeltelijk in handen van de gemeente, omdat daar het plan Zuid gestalte moest krijgen. Het plan Zuid bestond uit een groot plein waar de Dortsestraatweg, Lange Hilleweg, Strevelsweg en Mijnsherenlaan op uit moesten komen. Midden tussen de korenvelden verrees in 1941 het Brabants Dorp, waarin de straatnamen werden vernoemd naar Noordbrabantse gemeenten. Het ‘nooddorp’ zoals de nieuwe wijk snel bestempeld werd, bestond uit 520 huisjes van een eenvoudige constructie, met betonnen vloeren en daken afgedekt met asfalt. Het bouwmateriaal was grotendeels afkomstig van het puin van de gebombardeerde stad. Ondanks een deportatie-achtig gevoel waren de eerste bewoners zeer tevreden over hun huisje in het Brabants Dorp. Weer de beschikking hebben over een eigen huis, met als grote luxe een tuintje, gaf deze oude, nieuwe Rotterdammers hun gevoel voor eigenwaarde terug. Het dorp werd verder verrijkt met een kantoortje van de Gemeentelijke Woningstichting en twee waterstokerijen. Jongeren hebben die beginjaren beleefd als een heerlijke tijd. Ze waren ingesloten tussen een kale binnenstad en polders die helemaal doorliepen tot Dordrecht. Van stadsjongens- en meisjes transformeerden ze in recordtijd in polderjeugd. Uren konden ze rondstruinen over de velden en de weiden in de omgeving.
En dan raak ik een nog immer gevoelige snaar bij Ma. Kinderen in de schoolgaande leeftijd werden niet overal zonder slag of stoot geaccepteerd om onderwijs te volgen, want al spoedig gingen de meest vreemde geruchten over het dorp in de rondte. Geruchten die in de hand werden gewerkt door de geïsoleerde ligging en domme vooroordelen. Hoewel je juist van deze beroepsgroep anders zou verwachten, lieten verschillende leerkrachten hun oren naar deze verhalen hangen, met als gevolg dat de leerlingen uit het dorp als een soort tweede garnituur werden behandeld in de klas. Deze ongefundamenteerde vooroordelen leidde wel tot een ongekende saamhorigheid en lotsverbondenheid onder de bewoners van het Brabants Dorp. ‘Een voor allen, en allen voor een’ werd een geliefkoosde leus. Ma kan zich nog steeds opwinden als ze daar aan terug kent. ‘Het was de schuld van die Communistische rotkrant ….ach kom, hoe heet die ook al weer … (De Waarheid, help ik Ma). Die schreef al die leugens over het dorp. Eenmaal thuisgekomen probeerde ik dit helder te krijgen.

‘De Waarheid’, begonnen in 1940 tijdens de Duitse bezetting als verzetskrant, manifesteerde zich al snel als de opvolger van communistische dagbladen als ‘De Tribune’ (1909-1937) en ‘Het Volksdagblad’ (1937-1940).  Het eerste nummer verscheen in november 1940 en later groeide het blad uit tot een van de belangrijkste illegale bladen in de bezettingstijd. Na de Bevrijding ging de krant verder als dagblad. Hoewel het ook algemeen nieuws bracht, was het tevens het partijblad van de Communistische Partij van Nederland (CPN), waardoor het te vergelijken was met de ‘Pravda’, de spreekbuis van de communistische partij in de Sovjet-Unie (waarvan de naam eveneens waarheid betekent).

Hoe je verder over deze krant denken mag, het lijkt me sterk dat uitgerekend ‘De Waarheid’ het boosaardige fabeltje van het ‘Asocialen Dorp’ in omloop heeft gebracht. Ma is daar altijd stellig in gebleven. Toen ik begin jaren zeventig het onzalige plan had opgevat om lid te worden van de CPN kregen we kort na mijn wat stuntelend uitgevallen aanmelding – ik wilde strijden tegen de verdere verrechtsing van Nederland-  onverwacht bezoek van twee lokale partijleden. Gezien mijn prille leeftijd, ik meen dat ik amper vijftien lentes telde, was toestemming van de ouders vereist. Huisbezoeken waren, zeker wanneer ze niet aangekondigd waren, een goed middel om eens te zien wat voor (communistisch) vlees men in de kuip had. Het tweetal trof het niet. Ze hadden amper plaats genomen in de bank of Ma trakteerde hen op een vurige tirade over de ‘schanddaden’ van die rotkrant van de CPN die haar geliefde dorp in zo’n kwaad daglicht had gesteld.  Ze anders zo goedgebekte communisten zaten met hun mond vol tanden, prevelden slechts iets over een ‘onfortuinlijk misverstand’  en maakten zich na het eerste kopje koffie snel uit de voeten. ‘U en uw zoon moeten er nog maar eens goed over nadenken’,  adviseerden ze bij het afscheid.  Het moge duidelijk zijn, ik ben nooit lid geworden van de CPN. Uit cultuur-historisch oogpunt bezien achteraf wel jammer, want dan had ik nu uit eigen ervaring kunnen putten over het klasseloze rijk dat kopstukken als Paul Groot en Marcus Bakker voor ogen stond.  Ik weet nu helaas nog steeds niet of de beschuldigingen van Ma aan het adres van ‘De Waarheid’ terecht zijn of dat de oorzaak elders moet worden gezocht. Het boek van Knijpinga geeft daar helaas geen uitsluitsel over.  Uit latere publicaties is wel gebleken dat met name de minst bedeelden het zwaarst werden getroffen door het bombardement. Omdat deze als groep geherhuisvest moesten worden, kregen deze slachtoffers al snel het stigma van ‘sociaal zwakkeren’ opgeplakt. Het roddelcircuit deed de rest.

BEZETTINGSJAREN

Van de oorlogshandelingen hadden de bewoners in die eerste bezettingsjaren niet zoveel last. Het Brabants Dorp was tot verboden gebied verklaard voor Duitse militairen. Maar toen de oorlog harder en grimmiger werd en het voedsel en brandstof op raakten, keerde het tij. Nadat de levering van gas en licht was gestaakt zorgden kou en honger in die betonnen huisjes voor een onhoudbare toestand. In november 1944 kregen alle mannen tussen de zeventien en veertig jaar het bevel van de Duitsche Weermacht om zich aan te melden voor ‘den arbeidsinzet’.  

BEVEL

Alle mannen van deze leeftijd moeten onmiddellijk na ontvangst van dit bevel met de voorgeschreven uitrusting op straat gaan staan. Alle andere bewoners, ook vrouwen en kinderen, moeten in de huizen blijven totdat de actie ten einde is. De mannen van de genoemde jaargangen, die bij een huiszoeking nog in huis worden aangetroffen, worden gestraft, waarbij hun particuliere eigendom zal worden aangesproken. BEWIJZEN VAN VRIJSTELLING van burgerlijke of militaire instanties moeten ter controle worden meegebracht. Ook zij, die in het bezit zijn van zulke bewijzen, zijn verplicht zich op straat te begeven.

OP HEN DIE POGEN TE ONTVLUCHTEN OF WEERSTAND TE BIEDEN, ZAL WORDEN GESCHOTEN.

Kinderen vanaf twaalf jaar waren in een klap hun onbezorgde jeugd kwijt en namen de taak van vader over om wat eten en brandstof bijeen te scharrelen. Op houten slippers of kapotte touwschoenen maakten ze in een van de koudste winters sinds mensenheugnis  urenlange hongertochten tot diep in de Hoekse Waard. Veel gezinnen kropen bij elkaar om het beetje voedsel en brandstof wat er nog voor handen was met elkaar te delen. De huisjes die daardoor leeg kwamen, werden gelijk van alles wat brandbaar was ontdaan. Ook in de bewoonde huizen was op het laatst geen splinter hout meer te bekennen. Toen de lang verwachte bevrijding eindelijk een feit was, sloeg Nederland de hand aan de ploeg. Van even bijkomen van de uitputtingen was geen sprake. Mannen die voor de oorlog door de crisis werkloos waren geworden konden direct aan de slag als classificeerder, bouwvakker en bootwerker (de term bouwvakker is van latere datum), niet bepaald de meest aantrekkelijke baantjes. Jongeren grepen wat wellicht hun enige kans was om iets van de wereld te zien door een baan te zoeken in de zeevaart. Het mooiste van het varen was het afmonsteren. Trots als een pauw en gekleed in een echte Lee spijkerbroek en T-shirt paradeerden die jonge branies met hun borst vooruit door het dorp. Met het monsterboekje meestal goed zichtbaar in de achterzak marcheerden ze door richting Katendrecht. Niet alleen voor van dattum, al laten ze het in die kamers van vertier ook breed hangen.  Voor twee knaken lieten ze dan een tatoe op de arm zetten, als een blijvende herinnering aan deze avontuurlijke periode in hun zo ongelukkig begonnen leven. Meestal eindigde de zeemansloopbaan abrupt als Amor om de hoek kwam kijken. Een baan aan de wal was doorgaans snel gevonden. Doordat veel jongeren de huwbare leeftijd hadden bereikt en het tijd vonden worden om een eigen gezin te stichten, ontstond al snel een groot gebrek aan woningen in het dorp. Inwonen was lange tijd de enige remedie. Een woning buiten de het dorp huren was vrijwel onmogelijk. De duurste huurwoning kostte hier 3,75 gulden per week. Elders, in de Wielewaal bij voorbeeld, betaalden jong gehuwden 7,30 gulden voor een driekamerwoning, en daar kwam de kosten (voor eigen rekening) voor verhuizing en inrichting ook nog eens bij.  De heren opvoedkundigen hadden intussen een nieuw ontmoedigingsbeleid uitgedacht. Die jonge woningzoekenden moesten eerst maar eens laten zien dat ze wel in staat waren om een succesvol gezin te stichten. In een daarvoor aangewezen pand aan de Overschiese Dorpsstraat kreeg ieder aspirant-gezinnetje de beschikking over een kamertje. De staf bestond uit een beheerder die zijn opleiding had genoten als hopman van een padvinderij. Als externe deskundige was een psychologe aangetroffen. Op de overloop was een gasstel geplaatst voor het zetten van een bakje koffie of het warmen van een babyfles. Wie deze mensonterende behandeling weigerde te ondergaan, kon het toekomstige huisje wel op zijn buik schrijven.

Na de oorlog werd duidelijk wie de werkelijke Asocialen waren in het drama over Het Brabantse Dorp. Dat waren de beleidsmakers bij de Gemeentelijke Woningstichting. De deuren, houten kribben en deurposten die door de bewoners  waren verstookt in de noodkacheltjes werden vervangen. Maar wel op rekening van de bewoners, zodat veel gezinnen met een gigantische huurschuld zaten opgezadeld. De bewoners pikten dit terecht niet en bij een uit de hand gelopen protestactie koelde de boze menigte de uitzinnige woede op het kantoortje van de G.W.S. in de Sprundelstraat. De administratie ging in vlammen op. Bewoners die wel in staat waren elders een hogere huur te betalen, trokken mede vanwege de stinkende schillenstortplaats weg en bij wijze van wraakneming werden die leeggekomen woningen onmiddellijk verhuurd aan de bewoners van de opgeheven heropvoedingskampen in Oosthesselen en Hoogeveen. Onder hen waren nogal wat handelaren die wel een woning, maar geen bedrijfsruimten kregen aangeboden. Omdat ze toch de kost moesten verdienen, verrezen er her en der autosloperijen in het dorp. Toen die ontwikkeling in de publiciteit kwam, werden de geruchten steeds sterker dat hier allemaal Asocialen woonden, terwijl voornamelijk de beleidsmakers van het G.W.S. voor die kwalificatie in aanmerking kwamen.  Officiële instanties, met als kwade genius de G.W.S, hebben het Brabants Dorp bewust tot een probleemwijk gebombardeerd. Genoegdoening laat staan excuses hebben de bewoners nooit gekregen. Het is mij niet bekend op welke wijze De Waarheid hier verslag van gedaan heeft. Het dorp naderde zijn einde toen er in 1961 negentig huisjes werden gesloopt om ruimte make te maken voor de bouw van het Ikazia-ziekenhuis. Aan de andere kant van het dorp begon de bouw van de Metro. Eind 1965 kon de laatste bewoner met een zucht van verlichting de deur achter zich dichtslaan. Ma is dat laatste hoofdstuk bespaard gebleven. In 1960 kreeg het jonge gezin Pleij-Proost, inmiddels uitgebreid met twee zonen, het groene licht om naar de Potgieterstraat in de (Sparta)wijk Spangen te verhuizen. Mijn komst op Moeder Aarde heb ik te danken aan verloskundige mevrouw Stokman-de Waal , die vrijwel alle Brabantse dorpskinderen heeft gehaald. Aan die periode in het dorp bewaar ik zelf geen enkele herinnering. Wel staat me nog scherp voor de geest dat ik bij aankomst in de Potgieterstraat na even rondgesnuffeld te hebben luidkeels en huilend riep dat ik naar huis wilde. ‘Dit is vanaf nu je huis’, drukte Ma mij direct met de neus keihard op de nieuwe feiten.

STERKER DOOR STRIJD

De ondergang van het dorp betekende ook het einde van de vele bloeiende verenigingen die deze gemeenschap telde. Deze mini-samenleving telde een relatief groot  aantal muzikale inwoners. Onder hen de heren Mekes senior en junior, respectievelijk de grootvader en vader van mijn ome Bertus, echtgenoot van Ma’s zus Lenie. Zij hadden al naam gemaakt binnen de Harmonie van de Holland Amerika Lijn. Wijkagent Kerpel benaderde Mekes senior en zijn muzikale compaan Willemse met het voorstel om een drumband op te richten voor de jeugd van het Brabants Dorp. Trommels waren vooralsnog een onhaalbare luxe. De jeugd leefde zich uit op alles wat maar een beetje hol klonk. Dit tot groeiende wanhoop van de moeders die steeds meer deuken en butsen in de huisraad zagen opdoemen. Met een door garage Hoogeboom geschonken trommel en steun van het Lammersfonds konden de ontketende jongeren spoedig door het dorp marcheren, nagestaard door trotse ouders met tranen in de ogen. Het duurde niet lang eer ‘Sterker Door Strijd’ (SDS) werd uitgenodigd voor een optreden in het Spartakasteel. Tournees door Frankrijk en België volgden snel. Van zeer kleurrijke invloed op de verenigingsperikelen was de wijze waarop penningsmeester Arie Brohm de kas beheerde. Deze typische ruwe bolster, blanke pit kerel vloekte iedereen binnen gehoorsafstand stijf als hem iets niet beviel, wat niet zelden werd bekrachtigd door zijn los zittende vuistjes. Daar tegenover stond dat hij de reputatie had nog eerlijker dan goud te zijn. Mevrouw Brohm was daarnaast zo goed om de uniformen regelmatig een wasbeurt te laten ondergaan. 


Vrijdag 20 juli 2018

JAN KOEVOET VOELT GEHOOR IN HUIZE ELISABETH PERFECT AAN

Onder toeziend oog van de Goedheiligman stonden Jan Koevoet en zijn zangpartner Petra van Zundert in december 2016 voor het laatst in Huize Elisabeth. Op deze hete donderdagmiddag in juli zal Ma voor de eerste keer getuige zijn van een optreden van dit sympathieke duo. Even na de klok van twee uur was er wat ongewoon menselijk verkeer in de hal naast Laantjes 1. Petra was druk met de geluidsboxen in de weer die ze heel behendig op een karretje wist te laden, Met gezwinde spoed werd het geheel op transport gezet naar zaal ’t Trefpunt waar de eerste belangstellenden zich reeds hadden gemeld. Zeer relaxed begon Jan na aankomst het zaakje in elkaar te zetten. Tussen de voorbereidingsbedrijven door nam hij alle tijd voor een babbeltje.
Al gauw ging het gesprek over de show die Jan nu al weer ruim tien jaar geleden op eigen kosten en voor eigen risico had georganiseerd in de grote zaal van De Kring. Wat mij van dat concert met name is bijgebleven, is de geweldige accordeonsolo die Manfred Jongenelis tegen het eind tot groot enthousiasme van het publiek de zaal in slingerde. ‘Ik heb die hele avond in een roes beleefd. Zo’n grote, gevulde zaal vol mensen die speciaal voor jou zijn gekomen, geeft een enorme kick’. Een herhaling zit er op korte termijn niet in, maar sponsors die Jan een aha-erlebnis willen laten ondergaan, mogen zich uiteraard melden via jankoevoet@kpnmail.nl
Wel zijn Jan en Petra daar op zondag 23 december vanaf 14.30 uur te zien (en vooral te horen) met een show die vanwege de datum gedeeltelijk in teken zal staan van het kerstfeest. ‘Daar ontkom je uiteraard niet aan, maar het wordt geen echte kerstshow. Wel hebben we ons aangepast aan de omstandigheden en het publiek dat we daar verwachten te mogen begroeten. Als gasten ontvangen we in ieder geval enkele, jonge getalenteerde muzikanten met wie we mogelijk een aantal nummers samen zullen doen. We moeten het nog precies gaan invullen, maar het wordt ongetwijfeld heel erg leuk’, verzekerde Jan. Of Manfred Jongenelis daar ook bij zal zijn?, probeerde ik nog even. Het gezicht van Jan maakte een wikkend en wegende indruk.  ‘Aanpassen’ is zo ongeveer het centrale woord in de theaterfilosofie van het duo. ‘Vorige week traden we nog op tijdens de Nationale Jeugdronde in Roosendaal en gisteren probeerden we de deelnemers aan de Wandelvierdaagse in Nijmegen op te monteren. Bij elk evenement hoort een ander repertoire. We beschouwen het telkens als een uitdaging om zoveel mogelijk maatwerk te bieden. Deze middag brengen we voornamelijk oude liedjes ten gehore die deze bewoners ongetwijfeld nog kennen uit hun jeugd. Het is wat overdreven om te stellen dat het een therapeutische werking heeft, maar voor veel mensen is dit een nuttige geheugentraining. Het is opvallend om te zien hoeveel mensen die moeite hebben met het korte termijngeheugen zich nog heel veel herinneren van vroeger. Bij vrijwel elk liedje zien we een blik van herkenning op de gezichten’, doceerde de onderwijzer in Jan. 
Bijna half drie. Optredens in Huize St. Elisabeth beginnen stipt op tijd. Ik moet dus voortmaken om Ma op te halen. Tot mijn grote verbazing loopt ze steunend op haar rollator de zaal al in. ‘Ja, ze kwamen ons ophalen’, wijst ze verontschuldigend op enkele huisgenoten en de bijbehorende begeleidster. Alsof ze daar een speciaal instinct voor heeft ontwikkeld, loopt Ma, gekleed in de kleurige blouse die ik voor haar uit Rusland heb meegebracht,  direct door naar het tafeltje waar ze letterlijk eerste rij zit voor dit ongetwijfeld sprankelende optreden. Vrijwel onmiddellijk schenkt een ijverige vrijwilliger de koffiekopjes vol en dan mag ze zich ook nog eens verheugen in de volle aandacht van Jan die zich welwillend naast haar neer vlijdt.
Bied Ma een luisterend oor en onmiddellijk vertelt ze je haar halve levensgeschiedenis. Jan hoort het allemaal belangstellend aan, en belooft in de pauze nog even terug te komen voor het vervolg. Na een korte introductie gooit het duo alle remmen los met hun laatste single-cd ‘Jij bent zo mooi om van te houden’. Al snel gaan de eerste handjes de lucht in en het doet me deugd dat ook Ma zich niet onbetuigd laat. In haar enthousiasme lanceert ze ook de hand van de buurvrouw het luchtruim in. Het is een hele, hele lange tijd geleden dat ik haar zo zichtbaar heb zien genieten. Ik krijg er zowaar een brok van in de keel.
Jan vertelt zijn welwillende gehoor dat hij al 19 jaar als zanger actief is en in die tijd een enorm repertoire heeft opgebouwd. Verzoekjes worden met alle plezier ingewilligd. Maar eerst even een up-temp nummer. ‘De hele wereld mag het weten. Ik ben totaal van je bezeten’, klinkt het enthousiast door de luidsprekers. Om zo toe gezongen te worden door een mooie vrouw als Petra moet voor een zanger van mannelijke kunne al voldoende beloning zijn. Naast de waardering van het publiek is dit toch waar je het allemaal voor doet… Lijkt mij althans. Jan houdt van uitersten. Als de up-tempo klanken zijn verstomd, krijgt hij de mensen direct stil met een acapella uitvoering van ‘De glimlach van een kind’, eens het lijflied van Willy Alberti. Net als Benny Neyman lang geleden vraagt Jan zich af: ‘Waarom fluister ik je naam nog?’. Eveneens gezongen met begeleiding van de ‘heer Acapella’. ‘De Clown’ van Ben Cramer krijgt wel muzikale ondersteuning van de geluidsband. Leeftijd speelt geen enkele rol bij de liefde. Om die stelling aan de praktijk te toetsen, informeert Petra wie van de aanwezigen nog verliefd zijn. Enigszins schoorvoetend komen er wat positieve reacties los uit de zaal. Jan en Petra hebben aan een half liefdeswoord genoeg en haken lustig op dit niet mis te verstane signaal in.
‘Liefde hoeft niet altijd iets tussen mensen te zijn. Zo was ik zelf hoteldebotel van mijn eerste autootje, een authentiek Volkswagentje. Het is met auto’s echter net als met huisdieren. Je hebt ze niet voor het leven. Toen dat Volkswagentje noodgedwongen de deur uitging, heb ik toch wel de nodige traantjes moeten laten. Dat was wat je noemt mijn eerste grote liefde’, onthult Jan. De zanger troost zich bij deze nagedachtenis met het vooruitzicht dat ‘jij mij de laatste dans nog moet schenken’. Aan Jans dwingende blik te zien, is deze wens exclusief voor Ma bestemd. In haar meisjesjaren was dansen haar lust en leven, maar Jan ziet nu wel in dat dit nu iets te hoog voor haar gegrepen is. Jan maakt daar geen punt van. Petra is immers binnen handbereik. In de korte pauze die daarop volgt, moet Ma alle zeilen bijzetten om het vanille-aardbei-ijsje dat door diezelfde noestere vrijwilliger voor haar neus is gezet, te verschalken voordat het toetje is omgezet in een melkproduct. Ma staat of liever gezegd zit deze middag met een lach in het leven, een wijze raad die ze feilloos heeft opgepikt van het denkbeeldige podium. In het tweede gedeelte krijgt Huize Elisabeth zowaar een heuse primeur voorgeschoteld. Wat heet, twee zelfs. Petra brengt eerst haar solosingle ‘Ik wil jou’ ten gehore, waarbij haar blik is gericht op een uiterst charmante heer in de zaal. Ik vermoed dat Jan zich ook wel geraakt voelt door Petra’s bekentenis, want aansluitend laat hij ‘Als ik jou zie’ door de microfoon galmen.

Na het ijsje wacht de aanwezigen een muzikale uitsmijter van allure. Met een leuke medley, bestaande uit onder meer ‘Daar bij die Molen’ (niet duidelijk is of hier gedoeld werd op molen De Twee Gebroeders, iets verderop), ‘Ach vaderlief’, ‘Kleine Greetje uit de polder’ en ‘Heb je even voor mij?’, nemen Jan en Petra afscheid van het dankbare publiek. ‘Dank je wel dat jullie hier waren’, retourneert Jan deze publiekswaardering. Ma positioneert zich na het optreden zo dat ze vrijwel automatisch nog even na kan praten met het duo. ‘Heerlijk genoten’, meldt ze met een opgeruimd gezicht. Terug met de rolstoel, zoals vooraf gepland? Geen sprake van, stelt Ma. ‘Dat stukje terug loop ik wel met de rollator’. De rest van de middag en de dag daarna is ze nog helemaal vol van deze gezellige middag. Voor de eerste keer sinds haar komst in Huize Elisabeth wil ze weten of er voor volgende week donderdag weer zo’n leuk optreden staat gepland. Ik beloof het uit te zoeken. ‘Ik ga voor geen goud meer terug naar huis’, zegt ze onverwacht bij het afscheid. Over therapeutisch gesproken!


Donderdag 19 juli 2016

MARIAHOUT BRENGT SPROOKJE MET EEN BOODSCHAP

Kort na de première in het eigen openluchttheater stond Toneelvereniging Mariahout woensdagmiddag met het bekende sprookje ‘De Kleine Zeemeermin’ in het Openluchttheater Vrouwenhof.  Bekend is binnen deze constellatie eigenlijk niet de juiste aanduiding. Dit sprookje van Hans Christian Andersen is speciaal voor de jonge spelersgroep bewerkt en bevat nu ook een zeer actuele boodschap. De zogeheten ‘plastic soep’, die het leven in onze oceanen bedreigt, staat in deze productie centraal. De bewerkers draaien daarbij niet bepaald om de hete brij heen. Voorafgaande aan het repetitieproces was het een hele klus om voldoende afval in te zamelen. De afgelopen weken zijn er heel wat doppen van flessen en schillen van sinaasappels en citroenen bij de toneelvereniging ingeleverd. De kleermakers binnen de groep zaten ook niet bepaald stil. Materiaal dat doorgaans als waardeloos wordt ervaren, is door deze creatieve geesten in kleurrijke kostuums omgetoverd. ‘Recyclen’ was dus zowel achter de schermen als in het eindresultaat het toverwoord. Die boodschap werd door het veertienkoppig gezelschap met verve, en met dans en zang, voor het voetlicht gebracht.
De Koningin van de Zee had het aanvankelijk niet gemakkelijk. Stel, je hebt maar drie huwbare meerminnen voortgebracht en dan raakt de eerste meermin die voor de huwelijkse staat in aanmerking komt hotel-de-botel van zo’n vieze, vervuilende mensenman. Die wilde ze natuurlijk koste wat kost niet als schoonzoon hebben, maar ook bij deze moderne Romeo en Julia was de liefde sterker dan de afkomst. Aan het eind van het stuk kon ze dochterlief slechts een wijze raad meegeven: red de zee vanuit het land. Het bestuur van het Openluchttheater Vrouwenhof constateerde na afloop dat de voorstelling circa 220 belangstellenden had getrokken. Een aantal dat tevreden stemt zo kort na de start van deze nieuwe reeks woensdagmiddagvoorstellingen. Een ander natuurverschijnsel baarde deze middag echter wel de nodige zorgen. Bij aanvang waaide gedurende korte tijd een verfrissende wind door het theater, maar al snel kreeg de koperen ploert de overhand. Slechts de overkapping van de afdeling techniek bood enige bescherming tegen de genadeloze zonnestralen. Dat lijkt in de nabije toekomst het grootste probleem te worden waar het openluchttheater mee te kampen krijgt. Er zijn te weinig (natuurlijke) schaduwplekken. Een gedeeltelijke overkapping boven de achterste rijen is de beste oplossing, maar om meerdere reden kan het bestuur nog niet verder investeren in de infrastructuur.
‘Het is in deze fase niet zeker of we op deze plek blijven zitten, of dat er elders in het Vrouwenhofpark een nieuwe theatervoorziening wordt gerealiseerd. Dit theatertje heeft exact de juiste sfeer voor de voorstellingen die wij willen gaan programmeren, maar het moge duidelijk zijn dat de voorzieningen zo snel mogelijk geoptimaliseerd dienen te worden. We denken daarbij aan een vaste toiletgroep, echte kleedkamers en een bescheiden kantoorruimte voor het bestuur is ook geen overbodige luxe. Binnenkort gaan we met wethouder Toine Theunis van cultuur en financiën rond de tafel zitten om de mogelijkheden te bespreken. We hebben nu een grote gouden vrijwilligersgroep en dat willen we uiteraard zo houden. Plezier en voldoening zijn daarbij onontbeerlijk’, aldus bestuurslid Cees van de Ven. 


Woensdag 18 juli 2018

OME GERARD PAKT NOG STEEDS GRAAG DE POEN

Er heeft een maandje tussen gezeten. Deze middag lagen ze gelukkig weer op me te wachten. Bij het openen van het postluikje lachte de groen-zwarte lay-out van De Oud-Rotterdammer me al toe. Het cadeautje, afkomstig van mijn persoonlijke postbode in deze die ik gemakshalve ook maar De Oud-Rotterdammer noem, bleek bij nadere inspectie zelfs twee exemplaren te bevatten. Het laatste nummer van juni en de uitgave van 10 juli. Lekker actueel dus. Zelfs sommige agendaberichten hadden de houdbaarheidsdatum nog niet overschreden.  Helemaal onverwacht kwam deze gulle gift niet. Twee dagen terug had ik het verzamelde werk van Jan Wolkers in de brievenbus van De Oud Rotterdammer gestopt en doorgaans volgt er dan meestal vrij snel  een tegengebaar.  Actie is dus ook in de particuliere bezorgafdeling van de krantenwereld nog steeds reactie.  Op mijn beurt verblijdde –althans, dat ligt in de lijn der verwachtingen-  ik hem direct met Wolkers populairste werk,  Turks  Fruit.
De verfilming van dit meesterwerk met in de hoofdrollen Rutger Hauer en Monique van de Ven heeft me nooit kunnen bekoren, sterker nog,  het is een draak van een film, maar het boek leest lekker weg. Vijfenveertig jaar na dato begrijp ik nog steeds niet hoe regisseur Paul Verhoeven de auteur zoveel onrecht aan heeft kunnen doen. En wat hem bezield heeft om de toen nog zeer prille Monique van de Ven voor het personage Olga te vragen, is me zo mogelijk een nog veel groter raadsel. Renée Soutendijk was zoveel geschikter en vooral veel geloofwaardiger geweest in deze rol, bovendien had ze Hauer, die als een ongeleid projectiel te keer mocht gaan van Verhoeven, veel beter tegenspel geboden, zoals ze zeven jaar later in ‘Spetters’,  ook van Verhoeven, overtuigend bewees. Maar dankzij het veel betere boek ben ik over enkele weken weer verzekerd van enkele Oud-Rotterdammers. Nou ja, daar ga ik dan maar van uit.
Het artikel dat ik steevast als eerste tot me neem is de rubriek Cox Column, oftewel CCtje, van Gerard Cox, een vreemde titel overigens voor iemand die nagenoeg digibeet is. Gelukkig heeft Cox mijn goede raad opgevolgd om deze rubriek vooral te benutten om theaterherinneringen op te halen. Die standaardopinies van hem zijn nagenoeg wel bekend. Zonder enige directe aanleiding laat hij in het laatste juninummer zijn licht schijnen over Guus Oster. Diens dochter Annemarie auditeerde met succes bij Cox gezelschap Lurelei. Er gaapte toen nog een enorme kloof tussen het ‘Grote Toneel’ waar Guus Oster duidelijk toe behoorde, en zoals Cox het uitdrukt ‘de eenvoudige grappenmakers’. Cox herinnert zich Oster als een echte heer die zich zelfs verwaardigde zijn hoed af te nemen voor Jasperina de Jong. De prominentste inwoner van Hoekse Waard betreurt het achteraf dat hij niet beter naar deze toneelheer heeft geluisterd. Maar ja, daar was ome Gerard naar eigen zeggen nog te ‘jong en te stom voor’.  Een mooi verbindingslijntje naar een van zijn bekende ergernissen.  ‘Ik verbaas me dikwijls over de tegenwoordige aanbidding van ‘jong’ en de ‘jeugd’. Dat is geen kinnesinne, maar de jeugd weet nog niks en moet nog veel leren’, gooit hij even de remmen los. Het is ontegenzeggelijk waar dat ook de huidige jeugd nog veel moet leren (dat moeten we allemaal overigens gedurende ons hele leven blijven doen), maar op het gebied van ICT en computers kan Cox nog veel leren van de (piep)jonge generatie waar hij zo graag op afgeeft. Co is echter weer op bekend terrein beland en gaat daarom nog maar even door.  Iets wat hem ook mateloos ergert en waarvan hij dus kond doet is ‘het probleem dat er van gemaakt wordt of er genoeg vrouwen zitten in het kabinet, of de gemeenteraad of de top van het bedrijfsleven. Je moet gewoon de beste nemen en man of vrouw maakt niet uit’.  In soortgelijke bewoordingen heb ik dat ooit eens tegen wethouder Kees Jongmans gezegd toen de gemeente het onzalige voornemen had opgevat om de gemeentelijke organisatie een betere afspiegeling te laten zijn van de samenstelling van de bevolking.  Met andere woorden, vrouwen en allochtonen zouden bij gelijke geschiktheid de voorkeur krijgen wanneer ze bij de gemeente solliciteerden. Ik heb Jongmans toen fijntjes gewezen op de Grondwet die iedere vorm van discriminatie verbiedt en dat dit geheel los staat van de samenstelling van de bevolking. Zelden heb ik me zo opgewonden tijdens een gemeentelijke persconferentie. Dat ‘gevaar’ is inmiddels bezworen. Zoals menigeen inmiddels weet ben ik door de burgemeester zonder enige toelichting afgesneden van de gemeentelijke persinformatie en ontvang sindsdien ook geen uitnodigingen meer voor persconferenties in het Stadskantoor.  Via een WOB-verzoek (Wet Openbaar Bestuur) probeer ik daar nu alsnog duidelijkheid over te krijgen.
Na deze klaagzang constateerde Cox het gelukkig zelf. ‘Maar daar hadden we het niet over’. Hoezo ‘we’, volgens mij was tot dan toe uitsluitend de auteur aan het woord. Hij keerde weer terug naar het oorspronkelijke onderwerp en vertelde nog wat wetenswaardigheidjes over zijn ervaringen met Guus Oster.  Met de belofte om een boekje open te doen over ‘de tomatengooiers’, waarmee hij niet doelt op de achterban van de SP,  nam Cox tijdelijk afscheid van zijn lezers. ‘Ik moet voor de televisie even naar Japan en Vietnam en zo. Ik leg het nog wel uit’. Merkwaardig, afstand hoeft in deze digitale wereld geen reden te zijn om een rubriek stil te leggen. Ik vrees echter dat het niemand binnen de redactie van De Oud-Rotterdammer gelukt is om Cox aan het verstand te peuteren hoe een laptop of tablet op afstand werkt.  
Zolang hoeven de lezers niet te wachten op uitleg. Ik neem die honneurs graag waar. Als slot van ‘Kunstmin Live’ op 12 april in Dordrecht legde Cox precies uit waarom hij in deze hete zomerperiode een aantal weken uit beeld zou zijn.  Ik citeer uit mijn verslag van die avond: 
‘Een van de tv-zenders is geneigd om enkele oude knarren als Peter Faber, Willebrord Frequin, Barry Stevens en ondergetekende in staat te stellen om een tijdje over de aardbol te trekken. De bedoeling is dat ieder van ons een plekje bezoekt waar hij altijd graag naar toe heeft gewild zonder dat het er ooit van gekomen is. Het lijkt mij fantastisch om bij de demarcatielijn tussen Noord- en Zuid-Korea te staan.
Een van de grote ergernissen bij het televisiekijkend publiek is dat de omroepen, commercieel en publiek, al jaren fungeren als gratis reisbureau voor BN-ers die alles aangrijpen om hun egootje te strelen. De rekening van die reislust wordt uiteindelijk betaald door de belastingbetaler. Een rekening die niet alleen bestaat uit de reiskosten van artiesten en filmcrew. De uitverkorenen laten zich ongetwijfeld ook nog eens dik betalen voor dit snoepreisje. Deze ergernis zal ongetwijfeld niet tot het repertoire van Cox behoren. Over repertoire gesproken, misschien kan Cox bij terugkomst eens uitleggen waarom hij voor drie kwartiertjes optreden (voor de oudere medemens) een gage vraagt van drieduizend euro. Zoals een Roosendaalse collega van hem het uitdrukte: Als je op die leeftijd als artiest nog goed en gezond bent, zou je dankbaar moeten zijn dat je nog steeds dikwijls wordt uitgenodigd voor optredens. Geld is dan bijzaak. Ik neem tenminste aan dat Gerard Cox zijn pensioen goed heeft geregeld’, aldus de collega die slechts een onkostenvergoeding van honderd euro in rekening brengt.  Sommige zaken veranderen nooit. Ome Gerard pakt kennelijk nog steeds graag de poen, zoals cabaret Ivo de Wijs begin jaren zeventig al constateerde.


Dinsdag 17 juli 2018

ONVERMOGEN TOT COMMUNICEREN VAN GEMEENTE GÊNANT

Wederom heeft het College  van B&W een brevet van onvermogen gekregen op het uiterst gevoelige- en cruciale dossier ‘Communicatie (met de burgers)’. Na alle blunders van met name wethouder Cees Lok op dit terrein was het deze keer de bezwarencommissie die forse kritiek uitte op hoe de gemeente alle veranderingen in de huishoudelijke hulp heeft ingevoerd. Ze nam daarbij woorden in de mond als ‘onzorgvuldige voorbereiding, te snel en een onhandig moment van invoeren en ondermaatse communicatie’. Vooral dat laatste zal menigeen die (regelmatig) correspondeert met het Stadskantoor bekend in de oren klinken.

BN/DeStem berichtte hier als volgt over: Roosendaal stapte vorig jaar af van het systeem waarbij mensen een vast aantal uren hulp kregen. In plaats daarvan wordt hulp nu toegekend op basis van wat er nodig is voor een 'schoon en leefbaar huis'. De invoering verliep moeizaam. Cliënten klaagden dat ze hun vertrouwde hulp kwijtraakten en dat er minder hulp werd geleverd. Daarnaast bleven in de eerste week met de nieuwe werkwijze mensen verstoken van hulp. Uiteindelijk tekenden 154 mensen bezwaar aan tegen alle veranderingen. Een van de grootste pijnpunten is volgens de commissie dat het onduidelijk is wat er nou precies bedoeld wordt met een schoon en leefbaar huis. ‘Er is geen sprake van een objectief te meten resultaat. Bij voorbeeld bij het schoonmaken van de keuken is niet duidelijk of dit alleen het aanrechtblad betreft of ook de koelkast, alle kastjes of verschillende onderdelen’. De commissie stelt voor daar meer duidelijkheid in te scheppen. Daarnaast is de commissie van mening dat de gemeente Roosendaal bijna alle bezwaarmakers financieel tegemoet moet komen met een proceskostenvergoeding van iets meer dan 1.000 euro per persoon.
In plaats van dat de gemeente deze oorwassing aangreep voor een Mea Culpa richting benadeelden luidde de reactie dat nog niet besloten is of en welke adviezen opgevolgd zullen worden. ‘Dit is een algemeen advies over de hele verandering, maar die 154 individuele bezwaarschriften lopen ook nog. We willen eerst afwachten wat daar uit komt, dat levert ook weer inzichten op’, kroop B&W in zijn schulp.  De gemeente zegde voorts toe half september met een reactie op dit rapport te komen. ‘Zorgvuldigheid staat voorop. Maar als duidelijk is dat enkele zaken aanscherping verdienen, moeten we daar zeer serieus naar kijken', werd er nog aan toe gevoegd. Heel jammer dat de gemeente zelf die zorgvuldigheid niet betrachtte toen besloten werd het systeem overhoop te gooien.  Logisch denken is aan het College ook niet besteed. ‘Een schoon en leefbaar huis’ is een subjectief begrip. Dat valt nooit exact in een gemeentelijke regeling vast te leggen. Wie beoordeelt bij voorbeeld of de kastjes na gedane arbeid de kwalificatie ‘schoon’ wel verdienen? Dat is constant voer voor discussie. Als het College eerst goed had nagedacht (maar daar zit exact het probleem), dan was ze hier natuurlijk nooit aan begonnen. Terug draaien die boel en wel onmiddellijk en de zaak niet onnodig traineren. Dat is het enige logische besluit dat B&W kan nemen. De verantwoordelijk wethouder had bovendien het ‘lef’ om die 154 gevallen op in totaal ongeveer 1.800 indicaties te bagatelliseren. ,Die 154 bezwaren zijn veel, maar er zijn gelukkig ook 1.650 mensen bij wie het wél goed gaat’. Nee mevrouw de wethouder, deze cijfers tonen slechts aan dat 1646 betrokkenen geen bezwaar hebben aangetekend. Dat wil uiteraard niet zeggen dat zij zich wel kunnen vinden in deze nieuwe regeling. Wellicht speelt onbekendheid op dit terrein ook een grote rol. Ongeveer tegelijkertijd lanceerde burgemeester Niederer een nieuwe gemeentelijke onderscheiding: de Roosenspeld voor Jongeren, uitsluitend toe te kennen door….Jacques Niederer, net als bij de grote broer van deze onderscheiding het geval is. Het moge duidelijk zijn dat criticasters van het gemeentelijk beleid daarvoor nooit in aanmerking zullen komen. Het lijkt ook niet aannemelijk dat ze dat heel erg betreuren. Vanuit de bevolking zou eigenlijk een tegenreactie moeten komen in de vorm van de instelling van ‘De Roosend(w)aler’, een ‘award’ vergelijkbaar met De Loden Loekie voor falend gemeentebeleid. Drie keer raden wie daar wat mij betreft als eerste voor in aanmerking komt. 


Maandag 16 juli 2018

JAN KOEVOET DOET HET VOOR VEEL MINDER DAN GERARD COX

Nu Gerard Cox financieel onhaalbaar gebleken is en zijn Rotterdamse collega Hans Somers te ver uit beeld is geraakt, zocht ik in gedachten naar nieuwe wegen om Ma op een middagje met herkenbare muziek te trakteren in Huize Elisabeth. Waarom zou je van zo ver halen wat binnen handbereik is?, realiseerde ik me in een helder moment. Ramses Shaffy en Liesbeth List mochten dan in een ver verleden verkondigd hebben dat ‘het gras altijd groener zal zijn aan de andere kant van de heuvels’ , voor het alternatief dat ik in gedachten had, ging dat niet op. ‘Jan Koevoet’, beleefde ik zondagochtend mijn Eurekamoment.

Jan ken ik al heel lang en menig keer heb ik uitvoerige redactionele aandacht geschonken aan zijn optredens en concerten en daardoor weet ik uit ervaring dat Jan indien het binnen zijn mogelijkheden ligt en in zijn  agenda past nooit nee zegt. Bovendien leek het me heel sterk indien Jan geen echt Rotterdamse liedjes in zijn repertoire zou hebben. Een plan-de-campagne, was snel uitgewerkt. Tijdens mijn dagelijkse koffievisite aan Ma zou ik het letterlijk in de huiskamergroep gooien. Als het een beetje meezit, tref ik de juiste contactpersoon aan van het entertainmentgedeelte en heb ik het groene licht voor ik samen met Ma voor de eerste keer naar de interne kerkdienst ga, klonk het wikkend en wegend in mijn bovenkamer. Thuisgekomen zou ik via de computer dan direct contact met Jan zoeken, zo had ik het vervolgplan ook al gereed. Monter begaf ik me op weg. Alsof de duvel er mee speelt, klinkt een beetje oneerbiedig in de schaduw van de O.LV. kerk schuin tegenover het Kadeplein, maar op die plek zag ik wel hoe Jan Koevoet op het punt stond in zijn auto te stappen na wat verse broodjes te hebben ingeslagen in de befaamde bakkerszaak van De Kaai, die elke zondagochtend geopend is tot twaalf uur. Korte lijnen werken altijd het best, en na wat beleefheden te hebben uitgewisseld Jan direct maar de hamvraag gesteld. Ik vertelde dat Ma nu bijna zes weken dagelijks omringd is door de goede zorgen die Huize Elisabeth biedt, en dat ze daar graag eens een gezellige muzikale middag wil beleven. Met als het effe kan wat Rotterdamse muziek. Het praatje werd uiteraard afgesloten met de vraag of Jan daar ooit wel eens heeft opgetreden en daar eventueel weer of voor de eerste keer voor voelt. Jans immer vriendelijke gezicht klaarde direct op. ‘Ik zal het je sterker vertellen. A.s donderdag ben ik daar weer te gast. Tenminste, ik geloof dat het deze donderdag is. (keek even in zijn agenda). Klopt, donderdag 19 juli. Samen met Petra’. Even doorvragen leerde dat Petra een voormalige leerling is van Jan die enkele jaren terug uitermate positief reageerde op diens voorstel om als zangduo verder te gaan in het muzikale leven.  Die samenwerking resulteerde al snel in de single-cd ‘Jij bent zo mooi om van te houden’, waarbij Jan zelf voor de tekst en muziek tekende.          


Op een nieuwssite wordt dit lied beschreven als ‘zomer zoete ballade, die prima in het straatje van Jan past, maar nog beter tot zijn recht komt met het zuivere warme stemgeluid van Petra, de tweede track op de single.  ‘Jij bent zo mooi om van te houden’ is een heerlijke meezinger geworden in de vorm van ‘Ik pluk voor jou de sterren van de hemel’, jubelt de nieuwssite.

Ik vergat het te vragen, maar ik neem aan dat het duo best bereid is om op speciaal verzoek wat sterretjes van Rotterdamse snit even op het podium van restaurant ’t Trefpunt in Huize Elisabeth te laten neerdalen als ze donderdag rond half drie aan hun optreden beginnen. Omdat Jan niet de indruk wekte erg veel haast te hebben, confronteerde ik hem met de gage die Gerard Cox bedingt voor een soortgelijke middag. ‘Zo, dat is niet mis’, betrok onmiddellijk zijn gezicht. ‘Drieduizend euro voor een optreden van net drie kwartier. Ik begrijp het ook niet. Die man zal financieel toch al lang binnen zijn. Op zijn leeftijd (Gerard Cox is 78 jaar) moet het juist een eer zijn om nog steeds gevraagd te worden. Eigenlijk zou hij blij moeten zijn dat dit nog voor zijn doelgroep kan en mag doen’. Jan zette uitsluitend uiteen dat Petra en hij niet meer dan een onkostenvergoeding vragen. ‘Mijn beroep is docent. Zingen is mijn hobby. Daar hoef ik dus echt niet rijk van te worden. Dat geldt voor Petra uiteraard ook’. Toen ik circa tien minuten later de huiskamer op Laantjes 1 binnen liep, zag ik dat het optreden van Jan en Petra reeds met een bescheiden affiche was aangekondigd. Ma had daar op dat moment nog geen weet van. Ofschoon ik door het onverwachte ‘oponthoud’ wat later was dan gebruikelijk, trof ik Ma nog op haar kamer aan, waar ze op het punt stond een degelijke wasbeurt te ondergaan. ‘Maar we zouden toch naar de kerkdienst gaan’, probeerde ik nog. ‘O nee, daar heb ik nu helemaal geen zin in. Dat is me echt te vroeg. Bovendien moet ik nog ontbijten. Die kerkdienst komt een ander keertje wel’. Een blik op de klok leerde dat het qua tijd toch al geen haalbare kaart meer was, en daarom troostte ik me maar met de gedachte dat wat ze nu aan godsdienstig voedsel ging missen, donderdag ruimschoots zou worden gecompenseerd door een aantal gezellige meezingers. Er gaat toch niets boven waar volksvoedsel. En wie weet, zit er hier en daar een Rotterdams smaakje aan!           


Donderdag 12 juli 2018

ZIJN ER NOG TOPVOETBALLERS MET PRINCIPES?

Voorafgaande aan de WK-finale Frankrijk – Kroatië zendt NPO2 het programma ‘Brainwash Talks’ uit. Daarin staat Oeki Hoekema centraal, in MaxMagazine omschreven als ‘de laatste profvoetballer met principes’. Hoekema weigerde deel te nemen aan het WK Voetbal 1978 in het Argentinië van dictator Jorge Videla. Zijn originele naam en voor die tijd opvallende politieke stellingname hebben hem gered van de vergetelheid. Ik moest wel even fronsen toen ik dit bericht las. Was hij door bondscoach Ernst Happel dan geselecteerd voor dit meest duistere WK uit de geschiedenis?  De Friese aanvaller kwam uit voor Sc Cambuur, Go Ahead Eagles, PSV, De Graafschap, Lierse SK, FC Den Haag en FC Wageningen (reeds lang ter ziele). PSV uitgezonderd zijn en waren dat geen clubs van waaruit je logischerwijs hengelde naar een plek in de Oranjemangelederen. Bovendien had hij zijn eerste en uiteindelijk enige interland reeds in 1971 gespeeld, Luxemburg – Neder;land (0-8), waarin Hoekema een keer scoorde.
Freek de Jonge en Bram Vermeulen startten kort voor het WK 1978  een handtekeningenactie, die slechts één handtekening van een profvoetballer opleverde, genoemde Oeki Hoekema dus. In een interview gaf hij op oudere leeftijd aan nooit spijt te hebben gehad van zijn actie.  ‘Ik zou nu exact hetzelfde gedaan hebben. Er was in Argentinië sprake van een totalitair regime, dat vergelijkbaar was met nazi-Duitsland. En weet je, het gekke was dat veel spelers het met me eens waren. Maar ze tekenden niet, omdat ze bang waren voor de consequenties. Of het mijn carrière heeft geschaad? Geloof ik niet in, clubs kijken vooral naar je voetbalkwaliteiten. Voor mijn gevoel heb ik er alles uitgehaald wat er in zat. Ik heb een wedstrijd voor Oranje gespeeld en gescoord, in de nationale jeugdelftallen en bij prachtige voetbalclubs gespeeld. Ik heb gevoetbald met geweldige spelers als Gerrit Niehaus, Koos Knoef, Nico Reinders, Dick Schneider,  Gerard Somer en Dimitri Davidovic’, leunde hij tevreden achterover.
De vraagt rijst dus of er momenteel topvoetballers zijn met principes. Indien Oranje zich had geplaatst voor dit WK acht ik het hoogst onwaarschijnlijk dat Ronald Koeman afmeldingen zou hebben ontvangen van spelers die uit principe niet in het Rusland van Poetin willen spelen. De eerste Nederlandse voetbaltopper die uit principe weigert het Oranjeshirt aan te trekken uit afkeer van de monarchie moet waarschijnlijk nog geboren worden. De ‘Marokkaanse Jongens’ uit Nederland hadden er totaal geen moeite mee om te strijden voor de eer van ‘Koning en Vaderland’, al is het in de praktijk nooit hun vaderland geweest. De veel geroemde Alizera Jahanbakhsh, pas vertrokken bij AZ, had er geen enkel probleem mee om uit te komen voor Iran, ook niet bepaald een modeldemocratie. Bij voetbaltrainers komt het P-woord doorgaans in het woordenboek niet voor. Of Bert van Marwijk nu de belangen van Saoedi-Arabië of de modeldemocratie Australië dient, is hem om het even. Te vrezen valt dat Oeki Hoekema bij de voetbalprofs inderdaad de laatste der Mohicanen van de principes was. ‘Brainwash Talks’ vertelt zijn verhaal in amper vijftien minuten (zondag 15 juli, NPO2, 13.35 uur).  


Maandag 9 juli 2018

'MA UITLATEN' IS GOED VOOR DE SOCIALE CONTACTEN

Het geringe gewicht dat Ma op de weegschaal brengt, blijft een punt van aandacht. Daarom toch maar dat oude ding uit de mottenballen gehaald dat mijn vader in een ver verleden eens bij het Rotterdamse warenhuis Ter Meulen heeft gekocht, zodat ik de schommelingen zelf dagelijks kan bijhouden. In het Bravis Ziekenhuis bereikte haar gewicht met amper 44 kg een triest dieptepunt. In Huize St. Elisabeth duurde het ook even voor ze begon aan te sterken, maar nu gaat het dan echt de goede kant op. ‘Ik heb haar vanmorgen gewogen en ze zit nu ruim boven de 47 kg’, zei leidster Debbie met gepaste trots. Ik keek goedkeurend naar Ma en zag zowaar dat haar buikje weer een beetje begint op te bollen. ‘Zo, nu eerst de 51 zien te halen, wat lange tijd je laatste vaste gewicht was, en dan op naar het streefgewicht van 55’, stelde ik haar direct nieuwe doelen.

Ma zuchtte even diep. ‘Ik doe er toch niets voor’, zei ze na verloop van tijd verontschuldigend. ‘Als je nou maar lekker door blijft eten, alles naar binnen blijft werken wat je voorgeschoteld krijgt, en vooral trouw blijft aan je Bouwsteentjes gebakjes, dan komt het allemaal best goed’, pepte ik haar een beetje op. Bij dat laatste trok Ma een bedenkelijk gezicht. ‘Ik hoef die dingen echt niet meer hoor. Denk je nou echt dat ze zo gezond zijn. Het draait allemaal om de poen’, maakte ze met haar vingers het bekende geldgebaar. Ik moet het toegeven, toen de diëtiste enkele weken terug met het dringende advies kwam om toch elke dag minstens een zo’n gebakje te eten, reageerde ik ook wat sceptisch. Maar misschien draagt dit calorierijke genotsmiddel toch wel letterlijk een steentje bij aan Ma’s gewicht. Ze straalt de laatste tijd ook wat meer levenslust uit. Nog maar pas geleden kostte het aardig wat overredingskracht om haar in de rolstoel te krijgen voor een ommetje in de tuin. Nu is dit min of meer al een vast agendapunt tijdens mijn ochtendlijke bezoekjes. ‘Lekker om er eens even uit te zijn geweest’, kirde ze maandag na de ‘excursie’ richting molen De Twee Gebroeders. Dat sterkte mij in het voornemen om haar ook eens mee te nemen naar koopjesparadijs Rosada. Minstens twee keer zo ver verwijderd van Huize St. Elisabeth dan de molen, maar gezeten als een vorstin in het zwarte karretje zal dat in fysiek opzicht geen belemmering zijn. Aanvankelijk was ik bang dat ze te veel indrukken achter elkaar zou moeten verwerken, maar in de huidige situatie durf ik het wel aan. Maar gelijk de knoop doorgehakt. ‘Ma, morgen gaan we naar Rosada’, beloofde ik bij het afscheid. Haar gezicht klaarde meteen op. ‘Echt waar. Maar is dat voor jou niet te ver lopen en heb je daar wel tijd voor?’, protesteerde ze nog een beetje voor de vorm. ‘Vooruit dan maar’, verzuchtte ze toen ik haar verzekerd had dat dit geen enkele probleem vormt.  ‘De Wouwseweg mag dan vanwege de onlogische afsluiting een rustige straat zijn. Er wonen wel drie min of meer bekende Roosendalers. Dat zijn onze oud-wethouder namens de SP, tevens de eerste van deze partij in Roosendaal, Hugo Polderman, de lieftallige directeur van het VVV, Inge van Aalst en Frank Jansen, de bandleider en manager van Rob de Nijs’, stelde ik haar vast wat toeristische attracties op deze route in het vooruitzicht. Een prettige straat ook om te wonen, lijkt mij. Al een paar keer is Ma in haar rolstoel door passanten vriendelijk aangesproken. Een vrouw van middelbare leeftijd die haar oude hondje aan het uitlaten was, vertelde in kort bestek de hele levensgeschiedenis van het veertien jaar oude viervoetertje, waarbij ze telkens benadrukte het naderend afscheid niet te kunnen bevatten. ‘Hij is mijn allessie’, sprak ze liefdevol.  Vanaf dat moment weet ik: ‘Moeder uitlaten’ is goed voor de sociale contacten.     

Moe was Ma bij terugkomst in het geheel niet en dus toch maar even het grote aantekenboek opengeslagen om nog wat jeugdherinneringen op te tekenen. ‘Eten en Drinken’ bleek al snel een dankbare inspiratiebron. Stamppotjes, zuurkool, vermicellisoep en rode kool was het voedsel waarmee Ma de eerste twaalf jaar van haar leven werd groot gebracht. ‘Tot verdriet van Moeder lustten wij geen van allen aardappelen. Die hebben we eigenlijk pas in de oorlog leren eten. Niet zo verwonderlijk, toen het voedsel steeds schaarser werd en op de bon ging, was er geen ruimte meer voor kieskeurigheid. Toch ben ik nooit zo’n grote aardappeleter geweest. Je vader wel. Die kon nog geen dag zonder zijn prakkie. Ik had doordeweeks echt niet met Chinees of andere alternatieven aan hoeven te komen.  Dat we zaterdags brood aten, meestal met een worstje van de Hema, was voor hem echt een wekelijks terugkerende opoffering’.  In 1943 moest oma Leentje langdurig in het ziekenhuis worden opgenomen en vanaf dat moment stond Ma ook nog eens voor de zware taak om te koken voor het hele gezin. ‘Het huishouden deed ik al. Dat kon moeder al lang niet meer aan’. In 1944 kondigde zich een nieuwe ramp aan. Vanwege de gedwongen te werk stelling werd opa Jaap Proost in 1944 bij een razzia thuis opgehaald. Dat beeld is Ma altijd bijgebleven.  ‘Ik weet nog goed dat al die vrouwen in de Van Mekerenstraat hun mannen stonden uit te zwaaien. Ze hadden ook werkelijk geen idee of en wanneer ze zouden terug keren naar huis’.  Een nog onzekerder periode brak aan. Het gezin Proost, bestaande uit moeder en vijf kinderen, moest zich in leven zien te houden van het beetje steungeld dat Ma wekelijks zelf ging ophalen. In november 1944 brak de hongerwinter uit, een periode van langzame uithongering die voortduurde tot de dag van de bevrijding, 5 mei 1945. ‘Ik heb werkelijk geen idee hoe we die maanden zijn doorgekomen. We lagen met zijn allen hele dagen in bed. We dronken veel water en ook waren er broodbonnetjes in omloop waar je slechts droog brood voor kon krijgen. Bloembollen hebben we ook nog gegeten’.  Sinds het bombardement vier jaar eerder had Rotterdam niet zo’n trieste aanblik geboden. Mensen die krampachtig vuilnisbakken stonden uit te likken, behoorden tot het vaste straatbeeld. Honden en katten zag je niet meer op straat. Voorheen liep alles los. In razend tempo was alle beschikbare fauna geconsumeerd. Het verhaal gaat dat een loslopend paard in de binnenstad van alle kanten werd besprongen door een uitgehongerde meute die repen vlees uit het levende lichaam van het arme dier sneed. Toen de aanvallers waren uitgeraasd, was er van het paard slechts een gedeelte van het hoofd over, badend in het bloed. ‘Snap je nou waarom ik ze nog steeds niet mot. Die rotmoffen. Wat zeg je, zijn ze uitgeschakeld op het WK Voetbal? Ha, fijn!’In zo.n bui lijkt Ma een oudere versie van voetbalanalist Jan Boskamp die zijn afkeer van onze oosterburen ook nog steeds niet obnder stoelen of banken steekt. ‘Bij ons thuis hadden we het nooit over Duitsers. Het was die altijd die rotmoffen voor en die rotmoffen na’, bulderde hij eens tot ongenoegen van presentator Wilfred Genee.

Ma beschouwt het nog immer als een klein wondertje dat het hele gezin die laatste moeilijke oorlogsjaren zonder kleerscheuren is doorgekomen.  Dankzij het Zweedse Rode Kruis was er snel weer volop te eten. Na ongeveer een week dook opa Proost weer op in Rotterdam. Gedurende de hele tocht vanuit Duitsland, die hij tot Deventer te voet had afgelegd, verkeerde hij in onzekerheid over wat hij thuis zou aantreffen.  ‘Tegen het eind van de oorlog bombardeerden Engelse vliegtuigen de binnenstad voortdurend. Dat had mijn vader onderweg te horen gekregen. Hij hield er serieus rekening mee dat hij geen van ons nog levend zou aantreffen.  Voor de zekerheid had hij wel een groot aantal broden meegenomen naar de Van Mekerenstraat die wonderwel niet was getroffen door de bommenregen. Na de eerste uitzinnige begroeting riep hij ‘ik zal zo alles vertellen, maar pak eerst allemaal een brood en eet er lekker van’. ‘Maar, pa’, wierp ik tegen, ‘we hebben helemaal geen honger’. Nooit eerder en ook daarna nooit meer heb ik mijn vader zo vreemd zien kijken’. Ma heeft over opa Proost altijd gesproken als ‘mijn vader’ , terwijl het in de familie een publiek geheim was dat haar biologische vader luisterde naar de naam Chris Versteeg. ‘Dat was een beetje een flierefluiter. Toen mijn moeder in verwachting van mij was, rommelde hij ook met andere vrouwen. Een van hen was als ik me goed herinner ook van die Versteeg in verwachting. Hij heeft mijn moeder nog wel ten huwelijk gevraagd. Die wilde nadat zijn ontrouw was uitgelekt uiteraard niets meer weten van Versteeg. ‘Dat kind komt heus wel groot. Ik heb jou niet nodig’, schijnt ze in zijn gezicht te hebben geblaft. Moeder heeft daarna een tijdje samengewoond met twee zussen en een broer. Opa Jaap woonde in datzelfde huizenblok. Zodoende kregen ze al snel kennis aan elkaar. In september 1932 zijn ze met elkaar getrouwd. ‘Mijn oudste broer, ook Jaap geheten, was in maart van dat jaar geboren. Op de kwartierstaat stond achter de namen van Jaap en mij aangetekend  ‘erkend door Jacob Proost’. Hij heeft in de opvoeding nooit verschil gemaakt tussen mij en mijn broers en zussen. Daarom heb ik Jaap Proost altijd als mijn ware vader beschouwd. Binnen het gezin was dat nooit een punt. Die Chris Versteeg heb ik zelfs nooit gezien. Interesseerde me ook in het geheel niet. Later heeft mijn zus Lenie wel eens gevraagd of ik nooit de behoefte had gevoeld om mijn echte vader te leren kennen.  Daar reageerde ik een beetje pissig op. Hoezo echte vader? Jouw vader is ook mijn vader. Wat heb ik met die vent te maken..? Ma schudde het hoofd en stelde nogmaals al die emo-programma’s waarin geadopteerde kinderen op zoek gaan naar hun roots op televisie grote onzin te vinden. ‘Dan vallen ze elkaar ineens in de armen, terwijl ze mekaar nog nooit gezien hebben. Nee, dat gaat er bij mij niet in’. 


Zondag 8 juli 2018

GEMEENTE MOET VERWARDE MAN DIRECT HELPEN, VINDT PVC

Bloemen in de straten
Banken in het gras
Nergens meer soldaten
O, als dat eens mogelijk was

Doodgewoon wat leven
In de zonneschijn
Mekaar wat kussies geven
Wat zou dat zalig zijn

Aan deze songtekst van Toon Hermans moest ik even denken toen ik vrijdag in de lift werd aangesproken door een van de medebewoonsters van Marktstede. ‘Ik ben hem maar even wat water gaan brengen. Die arme man. Hij zit daar al enkele dagen roerloos op dat bankje’. Aan mijn frons zag buurvrouw dat ik nog niet bekend was met de situatie. ‘U bedoelt toch niet de man met de bos wilde grijs/zwarte haren met die grote bobbel op zijn achterhoofd’, probeerde ik haar ter wille te zijn. Ze schudde direct van nee, ten teken van herkenning. ‘Die is het niet. Die man heb ik overigens ook al een tijd niet meer gezien. Deze meneer heb ik echter nooit eerder gezien. Het lijkt me geen typische zwerver’.  Dat moest ik beamen toen ik niet veel later even poolshoogte ging nemen. Het lijdend voorwerp waar mijn buurvrouw op doelde, zat onderuitgezakt ogenschijnlijk vredig te wachten op de dingen die komen gingen. Of liever gezegd op de dingen waarop het in zijn situatie waarschijnlijk tevergeefs wachten was’. Hij maakte de indruk zo uit zijn woning weggelopen te zijn en nu de weg naar huis niet meer weet te vinden. Ik zag dat nog meer passanten zich zijn lot aantrokken en de man wat voedsel verstrekten.  Gelukkig bestaat er onder burgers nog wel zoiets als empathie, terwijl de politiek het op dit punt steeds vaker en structureler laat afweten. De misplaatste bezuinigingspolitiek van het vorige kabinet, waarin de PvdA prominent was vertegenwoordigd, begint steeds nadrukkelijker zijn tol te eisen.

‘Verwarde man besmeurt Limburgse straat met bloed.’ ‘Verwarde vrouw sticht brand in eigen woning in Breda.’ ‘Verwarde man loopt met pistool door Loon op Zand.’ Je hoort het steeds vaker: een verwarde man of verwarde vrouw is gesignaleerd. Maar: wie zijn deze verwarde mensen en hoe is de hulpverlening rondom deze groep georganiseerd?
Sinds de bezuinigen in de geestelijke gezondheidszorg neemt het aantal incidenten met verwarde mensen toe. En niet zo’n klein beetje ook. Ruim 75000 meldingen kwamen er in 2016 bij de politie binnen, zo'n 14 procent meer dan het jaar ervoor, en dat aantal stijgt jaarlijks met een stevig percentage.  De politie mag de eerste klappen opvangen van deze kortzichtige politiek en dat zijn alle korpsen meer dan zat. ‘De politie is er om boeven te vangen, niet om patiënten met handboeien in een auto mee te nemen. Dat is niet humaan en bovendien hebben wij ook niet de juridische basis om deze mensen op te pakken als ze geen strafrechtelijk feit hebben gepleegd,’ aldus de Amsterdamse korpschef Aalbersberg in een televisie-uitzending over verwarde mensen. Hij verwijt GGZ-instellingen hun werk niet goed uit te voeren waardoor deze mensen uiteindelijk op het bordje van de politie komen te liggen.
 
Probleem is dat de GGZ door de jaren heen op een te grote afstand van de burgers is komen te staan. In rap temp wordt in GGZ-instellingen en gemeentelijke voorzieningen het aantal bedden verminderd. De politieke boodschap luidde immers dat iedereen zoveel mogelijk thuis geholpen moet worden.  Op zich een loffelijk streven, maar tegelijk komen er nauwelijks meer mogelijkheden om mensen thuis daadwerkelijk goed te kunnen opvangen en behandelen. Er is dus een enorme  scheefgroei ontstaan met als gevolg dat hulpverleners van de ene- naar de andere crisis rennen en niet in staat zijn preventief werk te doen.
Daarbij is niet alleen de geestelijke gezondheid van de betrokkene in het geding is, maar ook de veiligheid van met name mensen in de directe omgeving.  Regelmatig berichten de media over personen die hun huis opblazen of daarmee dreigen, op straat mensen verwonden of zelfs doden. Zie het trieste geval van de metromoord in Amsterdam.  Uit recente cijfers blijkt dat Nederland minstens vijfduizend personen telt die als gevolg van een psychische aandoening gevaarlijk gedrag vertonen, aldus een rapport uit 2016. Wat te doen om deze ontwikkeling te keren? Regering, parlement, Colleges van B&W, gemeenteraden en woningbedrijven hebben nog geen begin van een antwoord weten te formuleren op deze prangende vraag.
Toch moet die zwervende man op de Markt in Roosendaal, voor wie de zon lang niet zo vreugdevol schijnt als in de tekst van Toon Hermans, van overheidswege onmiddellijk hulp worden geboden. De PVC heeft het College en de gemeenteraad inmiddels op de hoogte gesteld van de situatie, met het dringende verzoek om onmiddellijk actie te ondernemen.  


Zaterdag 7 juli 2018

EEN MIDDAGJE GERARD COX ZIT ER NIET IN VOOR ST.ELISABETH

Het begint er naar uit te zien dat die periode van 41 jaar nog lang niet aan zijn laatste episode toe is. Ma komt mede dankzij de goede zorgen van de leidsters in Laantjes 1 en de gemoedelijke sfeer in Huize st. Elisabeth steeds lekkerder in haar vel te zitten. In haar vocabulaire klinkt  steeds vaker ‘mijn huissie’ door. Debbie, Anita, Agnes, Maria en Bianca worden ’s ochtends al steevast begroet met ‘Goeiemorgen, meissie’, en dat klinkt hen telkens weer als muziek in de oren. Wanneer een geboren Rotterdammer woorden gaat gebruiken die op ‘ie’ eindigen, is dat meestal een teken dat het met de gemoedstoestand wel goed zit. Lekker kort en krachtig, ook daar houden ze in Rotjeknor wel van.
Dat is volgens Richard Groenendijk de reden dat opvallend veel dierenliefhebbers hun hond ‘Tebbie’ hebben genoemd. Dat verkort de conversatie tussen de Rotterdammer en zijn beste vriend aanzienlijk, zeker wanneer het arme dier eventjes in de fout is gegaan.  ‘Tebbie nou gedaan? Tebbie weer op het tapijt zitten schijten?’, zo klinkt het dan verwijtend in menige woning. Waarom zou je je hond dan nog een andere naam geven? Dat houdt de boel maar op. Niet alleen het voorgeschotelde eten smaakt Ma steeds beter, ze begint ook oog te krijgen voor wat zich buiten haar directe gezichtsveld afspeelt.  ‘Vertel je zoon maar eens wat je gisterenmiddag hebt gedaan’, zegt een van de vrijwilligers uitnodigend in Ma’s richting als ik vrijdagochtend aanschuif. Ma kijkt even bevreemd om zich heen. De vrijwilliger geeft daarom maar een aanzetje. ‘Je hebt in het grote restaurant aan de overkant een ijsje gegeten en je hebt genoten van de gezellige middag. Sterker nog, je hebt zelfs enthousiast uit volle borst meegezongen’. Niet alleen bij Ma gaat er een belletje rinkelen. ‘Ach natuurlijk, jullie zijn naar het optreden van MarieChristien geweest’, riep ik Ik wist dat mijn goede vriendin uit Oost-Brabant die middag zou optreden, ik heb Ma er vooraf een paar keer op gewezen, maar op de dag suprême was ik helemaal vergeten haar nog even op dit concert te attenderen.  Maar goed dat er wakkere- en attente vrijwilligers zijn. MarieChristien ken ik al sinds 2004 toen ze een hele ochtend mijn studiogast was in het radioprogramma Spotlight. Daarna kruisten onze paden elkaar regelmatig. Zo heb ik haar in Roosendaal ook nog eens gekoppeld aan het IQ Aarmoeinieke, en dat leverde een onvergetelijk duo-optreden op in de achterzaal van De Veestallen. Hoe deze zangeres te omschrijven? Toni Alberti van Alberti Entertainment, tevens de enige broer van Willeke, deed dat alsvolgt:

‘MarieChristien maakt een lieve, krachtige indruk en al snel blijkt dat MarieChristien enorm veel ervaring heeft. Eerste indruk: Bijzondere vrouw met een apart stemgeluid. Een rustige en hartelijke uitstraling. Mooie, aparte ogen. Indruk optreden: Goed optreden. Prachtige teksten en bijzonder stemgeluid. Ze zingt met emotie en spelen met publiek doet ze goed. Advies: MarieChristien kan haar olievlek uitbreiden. Doorzetten is haar credo. Totaalplaatje: Leuke verschijning, prachtige nummers en talentvolle vrouw. Erg geliefd in het zuiden en ze zal harten veroveren ook buiten Brabant. Volop gedrevenheid en volop enthousiasme, dat kenmerkt MarieChristien! Wij hebben een krachtige engel ontdekt, nu de rest van Nederland nog’!  

Dat laatste is nog steeds niet erg gelukt. Maar gezien haar volle agenda redt ze het zonder die landelijke aandacht ook wel. Het Rotterdamse hart van Ma heeft ze in ieder geval wel veroverd. Zo bij het ontbijt smaakte dit kennelijk naar meer, want nadat ze zich alles van die voorgaande dag weer kon herinneren, ontboezemde Ma spontaan: ‘Ik zou het zo leuk vinden om Gerard Cox nog eens te zien optreden met al die oude liedjes over Rotterdam’. Graag had ik met een gul Wildersgebaar gezegd: Goed Ma, dan gaan we dat regelen, maar zo eenvoudig ligt dat niet met landelijk bekende artiesten. Rond hun nek hangt meestal een duur prijskaartje. Ome Gerard mag zich in deze levensfase dan graag etaleren als een mopperkont die vurig afgeeft op Wim Kok vanwege diens vermeende graaigedrag als Commissaris bij een grote, internationale onderneming, maar dat betekent natuurlijk niet dat hij zelf nu vies is van het slijk der Aarde. ‘Ik zal het eens navragen, Ma, maar reken er maar niet op dat hij bereid is om voor pakweg driehonderd euro naar Roosendaal af te reizen met zijn pianist’.  Uit pure nieuwsgierigheid besloot ik er een vriendelijk mailtje richting boekingskantoor, ‘bemensd’ door Marcelle de Koninck,  aan te wagen. Mijn geduld werd niet lang op de proef gesteld. Binnen het uur was er al een reactie, maar niet die waarop ik had gehoopt.  Lees met mij mee, en huiver.


Hallo meneer Pleij, 

Gerard is momenteel in Azië voor RTL 4 voor het nieuwe programma Beter Laat Dan Nooit. Ik moet het met hem overleggen . Maar om u een indicatie te geven. Een optreden met pianist komt voor 45 minuten op € 3000,00. Dat betekent incl pianist excl licht en geluid. Gerard doet dan Nederlands repertoire . Hij gaat dan terug in de tijd. Het fijnste zou zijn als er een gestemde piano zou zijn. Is die niet aanwezig brengen wij een keyboard mee. U dient wel voor goed geluid te zorgen. Hopelijk heb ik U een beetje geïnformeerd . U kunt een datum kiezen. Wij kijken dan of die in onze agenda past . Met vriendelijke groet, Marcelle De Koninck.

‘Pak de poen, Ome Gerard’, al lezend schoot mij deze bekende strofe uit een liedje van cabaret Ivo de Wijs te binnen. Drieduizend euro voor een optreden van nog geen uur. Ik vraag me af of de door Cox zo verguisde Wim Kok destijds als Commissaris een hoger uurloon declareerde. Buitensporig is het hoe dan ook. Toch maar even een berichtje retour gestuurd aan Marcelle dat dit bedrag bepaald niet binnen het budget van Huize St. Elisabeth past. Wellicht stemt dat tot nadenken in Huize Cox in de Hoekse Waard.  Tot op heden dacht ik dat hij die leuke, pittige stukjes voor het huis-aan-huisblad De Oud Rotterdammer voor een appel en een ei schreef. Dat zal dus ook wel een stuk commerciëler liggen. Henk van der Horst schreef onlangs een leuk rubriekje in MaxMagazine over Bekende Nederlanders. Ze bedingen zoveel geld omdat ze zich zelf zo ontzettend goed vinden, constateerde Henk meewarig.  Wat de kijker daarvan denkt, doet er niet toe. Die mag via de belastingen opdraaien voor al die absurd hoge salarissen. Meneer Matthijs van Nieuwkerk heeft in zijn eentje besloten dat hij het komend seizoen maar liefst drie programma’s gaat produceren en presenteren voor BNN/VARA. Een wat doorzuchtige truc om de Balkenendenorm te omzeilen. De kijker is niet gevraagd of hij dat wel zo’n goed idee vindt. Andre van Duin heeft het altijd doen voorkomen dat hij de presentatie van ‘Holland Bakt’ van Martine Bijl heeft overgenomen louter om omroepbaas Jan Slagter een plezier te doen. Gemakshalve werd ‘vergeten’ daarbij te vermelden  dat hij met dit zomerkarweitje 220.000 euro per seizoen opstrijkt. Zo moeilijk kan het dus niet zijn om de door de minister terecht opgelegde bezuiniging op het publieke bestel op te vangen. Ontdoe u van alle zakkenvullers, zelfbenoemde voetbalanalytici, oersaaie voetbalcommentatoren, stupide spelletjes, en investeer het vrijgekomen geld vervolgens in informatieve programma’s, het doel waarvoor de publieke omroep destijds is opgericht. Ma vond het overigens helemaal niet erg dat de komst van Ome Gerard naar Roosendaal niet doorgaat.  ‘Zo bijzonder is die vent nou ook weer niet’, reageerde ze nuchter. Gelukkig heb ik nog een Rotterdams alternatief achter de hand. Hans Somers, tot een jaar geleden de vaste duopartner van ‘onze’ Mien Oostvogels, presenteert al jaren naar volle tevredenheid van de organisatie het evenement ‘De Rotterdammer van het Jaar’ in de Laurenskerk, een spektakel gelardeerd met Rotterdamse liedjes. Eens kijken wat hij vraagt voor een gezellig middagje in Huize St. Elisabeth. Wie weet, zit zelfs een eenmalige hereniging met onze Mien er wel in!


Donderdag 5 juli 2018

JURASSIC-FILMS BLIJVEN BOEIEN

Het WK Voetbal 2018. Ik wil er mede gezien de vele verrassingen zo weinig mogelijk van missen. Of zeg maar liever helemaal niets. Afgelopen woensdag was het dan eindelijk even rust, en het was prettig om weer eens voor een alternatieve invulling van de dag te kunnen kiezen. Ik had mijn bestemming al lang van te voren bepaald. De film ‘Jurassic World: Fallen Kingdom’ stond dan eindelijk op de nominatie om van het lijstje ‘Must Do’s’ te worden verwijderd. Het is al weer de vijfde deel in de Dino-filmreeks die begin jaren negentig begon met de inmiddels klassieker ‘Jurassic Park’.  De late matineevoorstelling in het Roosendaalse City Theater is dikwijls synoniem voor in stilte genieten, maar helaas maakte een Vlaams gezin korte metten met de Hollandse opvatting dat de Belgen hun kinderen zo braaf weten op te voeden. Volgevreten etterballetjes waren het die onder de hoede van moeder vanuit het grensgebied uitgerekend deze middag naar Roosendaal waren afgezakt. Gelukkig werd al snel na de klok van 16.00 uur het sein gegeven dat de 3D-brilletjes (een garantie voor een filmervaring met dimensie) moesten worden opgezet. Daarna kon het verstand op nul om achterover geleund te gaan genieten van een ongetwijfeld nieuwe denderende ervaring met deze bijtgrage dieren uit een ver verleden.   
In het vorige deel uit 2015, Jurassic World’ , werden de dinosauriërs schaamteloos commercieel geëxploiteerd op dat toeristeneiland nabij de kust bij Costa Rica, waar massa’s toeristen zich vermaakten in de dinoversie van een Amerikaans pretpark. Dat pakte nogal verwoestend uit, net als alle andere, voorgaande  megalomane plannen in Jurassic Park. Schrijver Michael Crichton waarschuwde in die eerste Jurassic-film al voor de paleontologische dna-experimenteerdrift van de mens die voor God wenst te spelen. Het pretpark uit 2015 was na de vele rampzalige gebeurtenissen een gesloten boek. De toeristen vertrokken, maar de dieren bleven. Drie jaar later barst de op het eiland gesitueerde vulkaan uit al zijn voegen en komt de mens voor een lastige keuze te staan. Moet de overheid deze dieren redden of moeten ze indachtig de bijbel maar aan hun lot worden overgelaten? Als deskundige met de nodige Jurassicervaring pleit de afvallige Jef Goldblum deze keer voor het credo ‘laat de natuur zijn beloop hebben’, een advies dat de Amerikaanse regering opvolgt. Zoals bekend heeft Costa Rica helemaal niets te vertellen over zijn natuurlijke omgeving. Dat maakt de grote broer en beschermheer wel uit. Op uitnodiging en dringend verzoek van een oude multimiljardair, eens de partner van de bedenker van het fenomeen Jurassic Park, doet een groep activisten op het laatste moment toch nog verwoede pogingen om de dieren te redden. Zij krijgen echter te maken met verraad van de tweede garnituur, ongure types die het bedreigde dino-restant inschepen voor een onderhandse verkoop aan een Russische oligarch, die de dieren wil inzetten voor militaire doeleinden.  De hoofdpersonages zijn dezelfde als uit de vorige film: de vrijpostige dierentrainer en raptor-fluisteraar Owen (Chris Pratt) en zijn dominante ex-vriendin, oud-Jurassic Park-manager Claire (Bryce Dallas Howard).  Hun personages komen deze keer niet goed uit de verf en doen wat plichtmatig aan, wat wordt toegeschreven aan het ontbreken van Steven Spielberg op de filmset. Naar verluidt bemoeide hij zich in de vorige episode intens met de karaktervorming van beide hoofdrolspelers.  Zijn opvolger, de Spaanse regisseur J.A. Bayona , heeft daar beduidend minder werk van gemaakt.  Maar gelukkig maken de intens acterende dino’s dat verzuim meer dan goed. Het blijft een sensationele ervaring om de T-Rex en zijn kleinere broertje dankzij de 3D-bril in volle vaart op je af te zien stormen. In het slot van de film zit het vervolg al besloten. De boodschap is duidelijk. De wereld is nog lang niet van de dino’s af. Ze staan zelfs op het punt om een glorieuze comeback te maken. Van  ‘Fallen Kingdom’  naar ‘Rising Kingdom’.  Een mannetjesleeuw die oog in oog komt te staan met de grote mensenvriend T-Rex, is derhalve een perfect slotbeeld, maar ook een veelbelovend begin van de zesde Jurassic Park die er ongetwijfeld zal komen.


Jurassic World: Fallen Kingdom – Gezien door Jaap Pleij op woensdag 4 juli (late matinee) in het Roosendaalse City Theater.  


Donderdag 5 juli 2018

LAAT TOPVOETBALLERS UITKOMEN VOOR HET LAND WAAR ZE HUN GELD VERDIENEN

Dat de bijna gewezen Ajax-speler Hakim Ziyech zijn vaardigheden onlangs op het WK 2018 (tevergeefs) demonstreerde in het nationale elftal van Marokko en niet in Oranje schrijft Johan Derksen geheel op het conto van de vroegere bondscoach Danny Blind. ‘Blind moet toch weten dat Marokkaanse jongens een hoge eigendunk hebben en daarom had hij nooit mogen volstaan met een telefonische uitnodiging aan zijn adres om voor Oranje te kiezen’. ‘Nee’, beweerde Derksen stellig, ‘Blind had in zijn auto moeten stappen om hem die vraag persoonlijk voor te leggen. Als hij dat met de nodige tact had gedaan, dan was Ziyech heus wel overstag gegaan’.
Een opvallend mild en soft standpunt van de oude voetbalijzervreter, waar hij later dan ook in niet te verstane bewoordingen op teruggekomen is. Misschien heb ik het gemist, maar volgens mij heeft nog geen der kritische sportverslaggevers Ziyech de juiste vragen gesteld. Wat heeft Marokko ooit voor jou gedaan? Wat heeft de Marokkaanse voetbalbond ooit voor jou gedaan? Wat heeft de Marokkaanse koning ooit voor jou gedaan? Je hebt tot op heden je gehele carriere bij Nederlandse clubs gespeeld –Reaal Dronten, Heerenveen, FC Twente en Ajax. Je hebt hier je (voetbal)opleiding genoten, zou je dan niet minstens eens wat dankbaarheid aan Nederland tonen voor alle kansen die je hier hebt gekregen? Dat uit je niet bepaald door voor Marokko te kiezen, het land waarvan je waarschijnlijk niet eens de taal goed spreekt. Toch? Waarschijnlijk zou Ziyech al lang weggelopen zijn indien een dergelijk interview werkelijk had plaatsgevonden. Maar het is natuurlijk van de zotte dat het stervoetballertje met het immense ego uberhaupt iets te kiezen heeft. Terecht hekelde Gerard Cox in een heerlijk en eerlijk interview in de Volkskrant de mogelijkheid om in Nederland over twee paspoorten te kunnen beschikken. Je hoort als burger bij het ene of het andere land. Van twee walletjes eten zou er niet bij mogen zijn. Had Rutte maar iets van de durf van Trump, dan was er al lang een eind gekomen aan deze idiote wantoestand. Ziyech in een shirt van het Marokkaanse elftal was de hypocrisie ten top. Een van de weinige Marokkaanse voetballers die wel voor een carriere in het eigen land had gekozen, voelde zich in de kleedkamer volstrekt geisoleerd, vanwege het vele Duits en Nederlands dat daar gesproken werd. Tijdens dit WK spelen zich wel meer taferelen af die strijdig zijn met de wetten der logica en het rechtvaardigheidsgevoel. Het was de tragiek van George Best dat zijn voetbalwieg in Wales stond en niet in het wat meer rechts gelegen Engeland. Derksen heeft dat terecht weer eens aangestipt. Wales is op voetbalgebied altijd een dwerg geweest, en daardoor heeft Best nooit op een EK of WK kunnen schitteren. Het deed recentelijk pijn aan de ogen om Robert Lewandowski te zien ploeteren in het Poolse elftal. Deze stervoetballer heeft furore gemaakt bij eerst Borussia Dortmund en tot op heden bij Bayern Munchen.  Het was toch veel logischer geweest om hem in het Duitse elftal aan het werk te zien. Net als ‘onze’ Arjen Robben overigens. De Groninger is toch altijd meer een voetbalduitser dan een voetbalnederlander geweest. Met deze twee spelers in de gelederen was Duitsland waarschijnlijk nog in de race geweest voor prolongatie van de wereldtitel. Lionel Messi, volgens Guus Hiddink de beste speler aller tijden, bewees weer eens ten overvloede dat hij helemaal niets heeft met het (povere) Argentijnse nationale elftal. In het shirt van Spanje, waar hij zich omringd had geweten door zijn ouwe getrouwen, had hij ongetwijfeld wel geschitterd. Topvoetballers zouden dus per definitie moeten uitkomen voor het land waar zij hun leven hebben opgebouwd en hun geld verdienen. Dat geboortecertificaat legt nauwelijks gewicht in de schaal.


Maandag 2 juli 2018

MA VERHUISDE WAT AF VOOR DE OORLOG

Ze heeft er ruim drie weken de tijd voor genomen, maar nu is eindelijk het moment daar dat Ma zich wat op haar gemak en zelfs een beetje thuis begint te voelen in Huize St. Elisabeth. Trof ik haar tot voor kort meestal in bed aan, nu begroet ze me doorgaans vanaf de ontbijttafel in de huiskamer. Haar verzet om het gehele complex en de aanpalende tuin en begraafplaats te verkennen, was al eerder gebroken. Ze genoot zowaar van de ritjes in de rolstoel. Afgelopen maandag leek me het juiste moment aangebroken om met de invulling van het levensboek te beginnen. Dat was zo afgesproken tijdens het officiële welkomstgesprek dat ik ruim een week eerder met EVV-er Debbie Mannie, zorgmanager Angelie Wondergem en psycholoog Claudia van Oorschot-Kuijstermans mocht hebben. Ze wilden graag wat meer achtergronden over Ma’s leven hebben en die heb ik uiteraard naar beste weten gegeven. Dat resulteerde in onderstaand verslag: 
Welkomstgesprek mw Pleij-Proost, geboortedatum: 8-6-1928
Aanwezig:
Dhr J. Pleij (zoon), Debbie Mannie (EVV’-er), Angelie Wondergem (zorgmanager), Claudia van Oorschot-Kuijstermans (psycholoog)
Na een voorstelrondje en uitleg over doel van het gesprek gaan we samen in op mw Pleij: hoe zag haar leven eruit, wat voor iemand is zij en wat vindt mw fijn?
Mw is behulpzaam, in haar revalidatie op Wiekendael (moet zijn Weihoek, JP), werd mw als het ware een “vrijwilliger” voor de andere revalidanten. Zij is nuchter, niet snel uit het veld geslagen, analyseert graag mensen en houdt van dieren.
Mw komt uit Rotterdam (Spangen), heeft daar tot 40 jaar geleden gewoond. Toen is het gezin naar Roosendaal verhuisd voor het werk van haar echtgenoot. In de oorlog heeft mw het bombardement meegemaakt, het huis is daarbij verwoest. Het lijkt erop dat mw dit niet als traumatisch heeft ervaren, heeft ook goede herinneringen aan deze tijd. Dit past bij het nuchtere karakter van mw: zij neemt het leven zoals het komt.
In Rotterdam kende zij veel mensen uit de buurt en maakte daar een praatje mee als zij bijvoorbeeld boodschappen ging doen. Het huishouden was een dag vullend programma voor mw (met de hand wassen, boodschappen doen bij verschillende winkels). Er was een traditionele taakverdeling, mw was niet geëmancipeerd. Als ontspanning breide zij.  Na de verhuizing naar Roosendaal moest mw wennen. Zij pakte de draad van haar leven snel op. Mw ging regelmatig op  bezoek bij haar familie in Rotterdam, leerde mensen kennen via het werk van haar echtgenoot en ging lopen met de (inmiddels nieuwe) hond.
Mw heeft zich lang bezig gehouden met het huishouden, ging tot haar 80e zelf nog poetsen bij haar zoon, mw vond dit leuk om te doen. Mw las graag, maar pakt dat nu niet op (mogelijk cognitie: achteruitgang geheugen?). Mw hield van films met Doris Day en muziek van Bill Hailey (Rock ’n Roll).
Broers en zussen van mw zijn overleden. Met een zus had mw een hechte band, toen zij overleed had mw het hier moeilijk mee. Mw heeft 2 zonen, verder zijn er niet  veel mensen over in haar netwerk. Zij heeft goed contact met haar pedicure die ook regelmatig langs kwam bij mw.
Mw raakt steeds meer gewend op het Laantje, ze sluit vaker aan bij de andere bewoners en maakt ook een praatje met hen. Het is de bedoeling om de komende weken uit te zoeken welke activiteiten mw leuk vindt, denk aan handwerken. Het gaat dan niet alleen om de activiteit zelf maar het kan ook een manier zijn om een praatje te maken met anderen en andere bewoners van St Elisabeth te leren kennen.
Het valt de verzorgenden op dat het korte termijn geheugen van mw achteruit gaat, ook is oriëntatie in tijd minder. Dit kan een verklaring zijn waarom mw nu niet leest. Afgesproken is dat de psycholoog een gesprek met mw inplant en een aantal tests afneemt om in beeld te brengen wat er aan de hand is. Aan de hand daarvan kunnen adviezen worden opgesteld voor mw.
Opvallend is dat Ma zelf realiseert dat haar korte termijngeheugen aan het afnemen is. Wanneer ik haar vraag of ze nog weet wat ze gisterenavond heeft gegeten, blijft ze het antwoord vrijwel altijd schuldig. Het woord ‘soep’ is meestal wel een klein wegwijzertje in de goede richting. ‘O ja, eerder aten we kippensoep en gisteren een soort groentensoep’. ‘Dat was aspergesoep’, vult EVV-er Anita Lambregts lachend aan. Ma lacht terug. ‘Maar lekker dat het was. Ik maakte vroeger ook zo graag zelf soep, weet je dat nog. Heerlijk om al die ingrediënten los te kopen en daar een heerlijk brouwsel van te maken’. Het welkomstgesprek wees tevens uit dat er nog wat hiaten in Ma’s leven zijn die ik niet op eigen kracht weet te achterhalen. Het zogeheten levensboek kan daar ook een doeltreffend middel toe zijn. Ze weet nog hoe ze op 8 juni 1928 ter wereld kwam en de doopnamen Barbara-Theresia mee kreeg van de katholieke kerk. ‘Maar mijn roepnaam is altijd gewoon Annie geweest. Ik ben vernoemd naar mijn oma van moeders kant. De oudste werd meestal vernoemd naar een van de grootouders van vaders kant, en als er een tweede kwam, wat meestal wel het geval was, was de opa of oma van moeders kant aan de beurt. Waarom er daar in mijn geval van afgeweken werd, had met de gezinssituatie te maken’.  Als kind had Ma slechts één echt vriendinnetje, maar dat was dan ook een echte hartsvriendin. Sientje van der Stoep was zowel haar buurmeisje als klasgenootje. ‘Ons favoriete spelletje was hinkeperken. Daarbij moest je zo snel mogelijk van het ene- in het andere vakje springen. Ik was daar volgens mij best goed in. Touwtje springen en haasje-over waren twee andere geliefde bezigheden, maar het liefst zwierven we door de stad om naambordjes te lezen’.  Ma werd  twaalf jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren. In haar prille jeugd is ze heel wat keertjes verhuisd. Helemaal in de juiste volgorde kan ze het rijtje niet plaatsen, maar ze lepelt met tussenpozen heel wat straatnamen op die ik herken uit eerdere gesprekken. Voor mijn broer Gerard is het een koud kunstje om dat met hulp van de computer en oude documenten in kaart te brengen.
Ma is geboren op het adres Bredestraat (in de volksmond Breestraat) Voor de liefhebbers van jeugdliteratuur: Het ouderlijk huis van het bekende volksjongetje Pietje Bell was ook in die straat gesitueerd. Vrij snel na Ma’s geboorte verhuisde het gezin naar de Lombardstraat 46B. Kennelijk was dat het ook niet helemaal, want reeds op 5 december 1929 streek het gezin Proost neer in de Langebaanstraat 23B. Na een korte overstap naar de Hovenierstraat keerde Ma op 17 mei 1932 terug in de Langebaanstraat, maar nu een paar deurtjes verder, op het adres 26. Haar verhuisgeschiedenis vermeldt verder respectievelijk de Banketstraat en de Warmoezierstraat, een zijstraat van de Goudseweg/Jonker Fransstraat. Op dat adres was de familie op 13 maart 1940 komen wonen, en daar hebben ze op 10 mei ook het verwoestende bombardement op de Rotterdamse binnenstad aan den lijve ondervonden. Ook dit ouderlijk huis viel ten prooi aan de vlammen, met als gevolg dat opa en oma Proost met vier jonge kinderen tijdelijk een zwervend bestaan leidde.  Aanbeland in de Van Mekerenstraat liepen ze daar de barmhartige samaritaan tegen het lijf in de gedaante van een ouder echtpaar. Die man en vrouw stonden op het punt hun nieuwe woning te betrekken, maar de aanblik van die zwervende moeder met die dakloze kindertjes aan de hand deed hen spontaan besluiten om de sleutel van de woning aan mijn oma te overhandigen. De overlevering wil dat ze daarbij iets gemompeld hebben. ‘Neemt u deze woning maar, mevrouw. U hebt hem harder nodig dan wij’. Niet bekend is waar dat ouder echtpaar toen naar toe is gegaan. Zeker is wel dat ze deze gulle gevers nooit hebben terug gezien en dus ook nooit hebben kunnen bedanken. Vanaf dat punt is de situatie vrij helder. Op de plek waar nu evenementencentrum Ahoy en winkelcentrum Zuidplein staan, werd in 1941 een aantal noodwoningen gebouwd.  De straten in dit nooddorp waren vernoemd naar steden en dorpen in de provincie Noord-Brabant, zoals onder meer Achtmaal, Boxmeer, Breugel, Deurne, Enschot en Geldrop. Vandaar de naam Brabantse Dorp. In de jaren 1965/1966 is dit complex geheel afgebroken en kon de bouw van Ahoy beginnen.  Als slachtoffers van het bombardement kreeg het gezin Proost als een der eersten hier een woning toegewezen. Ma heeft daar tot haar trouwen in 1954 gewoond. Op zoek naar een eigen woning hebben ze tot 1956 de zolderkamer van haar tante Gien bewoond, waar in 1955 mijn broer Gerard zich als eerste voor de gezinsuitbreiding meldde. In 1956 konden ze dan eindelijk de zo fel begeerde eigen woning in het Brabants Dorp betrekken, waar ik op 15 juni 1957 ter wereld kwam. In 1960 volgde de overstap naar de Potgieterstraat in de wijk Spangen (nabij het Sparta Stadion, beter bekend als Het Kasteel). Tot de laatste verhuizing in 1977 naar de Diamantdijk in Roosendaal heeft het gezin Pleij-Proost daar naar volle tevredenheid gewoond. Ma heeft dus 49 van haar levensjaren in Rotterdam gewoond, de Roosendaalse periode telt inmiddels 41 jaar.


Zondag 1 juli 2018

"REIS DOOR ROOSENDAAL IN 750 DINGEN" HEET VAN START

Het dikke boek over de historie van Roosendaal dat dit jaar op alle mogelijke manieren zijn 750e verjaardag viert, verschijnt op korte termijn. Om niet het risico te lopen in het vaarwater van deze auteurs te belanden, kozen de organisatoren van de overzichtsexpositie ‘Reis door Roosendaal in 750 dingen’ in het Tongerlohuys voor een andere invalshoek.
‘Het leek ons een leuk alternatief om op reis door de historie te gaan’, zei Janine Verster zaterdagmiddag namens het organiserend comite bij de officiële opening. Ze kondigde aan dat er zes verschillende reizen te maken zijn langs objecten,foto’s, officiële documenten en kostuums die een goede dwarsdoorsnede vormen van 750 jaar Roosendaal. Al deze ‘reizen’ zijn verwerkt in slechts één overzichtelijke reisgids die bezoekers van de tentoonstelling bij de ingang overhandigd krijgen (en bij terugkomst dienen in te leveren). Zo is het mogelijk om een schoolreis, zorgreis en zakenreis  te maken. Voor de jonge bezoekers is een speciale reis door de geschiedenis van hun (geboorte)stad samengesteld, zodat ze weten wat zich hier allemaal afspeelde terwijl zij in de klei op hun beurt lagen te wachten. De tuin van het Tongerlohuys was zaterdag het decor voor de buitenexpositie ‘SchoolSchatjes’. Platvorm R en het Tongerlohuys hebben alle geboren Roosendalers opgeroepen oude schoolfoto’s in te sturen. Het aantal inzendingen is tot nu toe aan de bescheiden kant, maar de verwachting is dat 750 verschillende schoolfoto’s toch wel haalbaar moet zijn.

Het is de organisatie in ieder geval wel gelukt om 750 te exposeren stukken bijeen te brengen. Voorzitter Cor Verbogt van het comité Roosendaal 750 Jaar was hoogstpersoonlijk naar het Tongerlohuys afgereisd om daar nog een 751e exemplaar aan toe te voegen. Dat betrof het schilderij van Benjamin Scheltema dat hij ter gelegenheid van de jaarlijkse vrijwilligersdag (op 22 april) had vervaardigd. Verbogt kreeg van de kunstenaar bij die gelegenheid de opdracht om daar een geschikte plek voor te vinden. Ook zag Verbogt zich voor de taak gesteld om een instelling te vinden die bereid is het jaar daarop als gastheer voor het kunstwerk te fungeren. ‘In die tweede opdracht zijn we nog niet geslaagd’, erkende Verbogt ruiterlijk. ‘Maar we blijven zoeken!’.  Scheltema gaf nog even een korte toelichting op de afbeelding. ‘Het werk is geïnspireerd op mijn vriendin die toen ernstig ziek was, maar daar gelukkig geheel van is hersteld. We hebben daarbij zoveel steun van onze vrienden ondervonden dat ik voor een schilderij heb gekozen met lotsverbondenheid en grenzeloze betrokkenheid als centraal thema. Dat is toch ook waar vrijwilligerswerk om draait’. Aan wethouder Toine Theunis de eer om het officiële gedeelte af te sluiten met een openingshandeling. Hij maakte daarbij een dermate ongepaste opmerking die het noodzakelijk maakt dat we onze eerstvolgende ‘bijpraatsessie’ drastisch dienen te vervroegen. Theunis stond vooral stil bij de grote betekenis van de turfvaart voor de ontwikkeling van Roosendaal. ‘Ik moet ruiterlijk bekennen dat ik daar vrij weinig van af wist tot ik in gesprek raakte met Cor Rops van de heemkundekring. Ik vrees dat ik die voormalige onwetendheid deel met heel veel stadgenoten. Het is in ieder geval goed om te weten dat heel wat grote, rijke Brabantse steden hun welvaart voor een belangrijk deel danken aan ‘onze’ turfvaart. Ik heb geprobeerd om hen financieel te laten delen in de kosten van deze viering, maar daar zijn al die colleges tot nu toe ongevoelig voor gebleken. Maar wij zijn nu eenmaal een volkske van harde werkers dat niet zo nodig hard op de trom wil slaan om gehoord te worden. Om de importantie van de turfvaart voor ons erfgoed blijvend te benadrukken, gaan we dit brandbare goedje thematisch verwerken in de komende stadsinrichting, Daarnaast ben ik er een voorstander van dat de gemeente  het budget dat nu voor Roosendaal 750 Jaar is uitgetrokken een structureel karakter gaat geven, zodat we jaarlijks blijvend kunnen investeren in onze historie en cultureel, industrieel en maatschappelijk erfgoed. Als de raadsleden –ik zie er gelukkig al een paar rondlopen- mij daar in steunen, zal dat best lukken’, kreeg de wethouder de handen gemakkelijk op elkaar. 

Aansluitend mocht Theunis het eerste reisboekje in ontvangst nemen, waarna alle aanwezigen werden uitgenodigd om de expositie te bezichtigen.  De tweede aflevering van Jazz 750 die zondag eveneens in de tuin van het Tongerlohuys stond gepland, werd vanwege de hitte verplaatst naar de foyer van De Kring. ‘Er zijn geen schaduwplekken in de tuin. Dat willen we het publiek en onszelf niet aandoen’, constateerde mede-initiatiefnemer Ton van de Geijn nuchter.     .