Maandag 30 april 2018

IS HET ZIEKENHUISVOEDSEL WERKELIJK ZO ONDERMAATS?

In zijn vaste Volkskrantcolumn raakt Peter Middendorp een gevoelige snaar. Enkele weken geleden zakte zijn vader in elkaar –een geluk bij een ongeluk-  op de vloer van de Eerste Hulp in het Emmense Scheperziekenhuis.  De eerste hulp die hem werd verleend, ging over in een opname, waarbij een substantiële afname  van enkele organen werd geconstateerd. Als wakker journalist constateerde Middendorp al snel een groot dilemma waar veel patiënten na een ziekenhuisopname mee geconfronteerd worden. Het eten bestaat zijn inziens veelal uit ‘een bord vreugdeloze fabrieksprut, waaruit speciaal voor mensen die geen zout en suiker tot zich mogen nemen, het zout en de suiker zijn weggelaten’.  De welgemeende wens ‘Smakelijk Eten’ gaat hier dus niet op. De vader van Middendorp zou juist veel moeten eten om aan te sterken,  maar alleen de aanblik van het ziekenhuisvoedsel ontneemt hem alle lust. Middendorp trekt vervolgens de conclusie dat het ziekenhuis een ongezonde plek is voor zieken, waarbij de helft van de patiënten ondervoed raken. Zijn kardinale vraag luidt: waarom krijgen onze zieken eigenlijk zo slecht te eten?
Middendorp ziet daarbij helaas over het hoofd dat daar in vrijwel alle gevallen een medische reden voor kan zijn. Of liever gezegd moet zijn, anders waren al die ziekenhuisdirecties al lang aangeklaagd bij het Europese Hof van Justitie wegens opzettelijke verwaarlozing. Omdat ik momenteel in een vergelijkbare situatie verkeer heb ik van nabij gezien dat er juist heel consequent met voedsel wordt omgegaan.  De aan het ziekenhuis verbonden diëtiste stelt in overleg met het personeel dat met de dagelijkse verzorging is belast heel nauwkeurig vast wat de patiënt wel en niet mag hebben.  Zelfs de hoeveelheid vocht wordt tot op het glas afgemeten.  Alleen in ernstige gevallen wordt Sondevoeding overwogen. Maar omdat dit nogal wat fysieke consequenties heeft voor de patiënt – wie  al benauwd is, zit niet op een slangetje te wachten dat via de mond naar de maag loopt- zijn ziekenhuizen daar uiterst terughoudend in. Middendorp geeft aan dat enkele organen van zijn vader op halve kracht werken, grote hoeveelheden voedsel zouden ze dus waarschijnlijk niet kunnen verwerken. Sterker nog, dat zal ongetwijfeld een averechts effect hebben. Het antwoord op de vraag waarom ‘onze zieken eigenlijk zo slecht te eten krijgen?’ luidt dus:  Voor iedere zieke moet een puur op het individu gericht traject worden samengesteld, waarbij het dus mogelijk is dat voedsel niet in onbeperkte mate kan worden toegediend.  Het risico bestaat dat dit het herstel alleen maar zal belemmeren.  Het lijkt me overigens niet dat Hugo Borst deze vraag daadwerkelijk heeft gesteld en dus ook niet aan zijn borst is ontrukt, zoals Middendorp stelt. Hugo Borst denkt doorgaans goed na voordat hij iets beweert!  Overigens wil ik geenszins beweren dat alles halleluja is in het ziekenhuis.  Integendeel zelfs. Op onder meer  logistiek terrein (waarom zijn deze instellingen zo afstotend saai en sober ingericht?)  is nog een wereld te winnen.


Zondag 29 april 2018

"STILL COLLINS" BOEIT VOORAL DOOR SOLO-HITS PHIL COLLINS

Het doet wat vreemd aan als zanger Sven Komp na de eerste twee nummers bij het publiek informeert of ze het liefst in het Duits of Engels willen worden toegesproken. Toch is dat niet zo merkwaardig als de argeloze Collins-fan in eerste instantie vermoedt. De zevenkoppige band achter het programma ‘Still Collins’  bestaat geheel uit rasechte ‘Bonner Musiker’. Naast Komp zijn achtergrondzangeres Katja Symannek en gitarist Uli Opfergelrt de voornaamste blikvangers, krachtig ondersteund door Wolfgang Braun, Christoph Wullner, Markus Hartmann en Marin Littfinski. Bij het openingsnummer ‘In the air tonight’ is het even de vraag in hoeverre het stemgeluid van Komp overeenkomt met dat van het ‘origineel’, Phil Collins. Zijn zangprestaties kunnen het best omschreven worden als een ‘light version’ van Collins. Het origineel haalt die hoge tonen, zo kenmerkend voor het werk van Phil Collins, waarschijnlijk niet meer.

Het is niet verwonderlijk dat het publiek om zoveel mogelijk in de sfeer te blijven, massaal koos voor de conversatie in het Engels. Geen probleem, oordeelde Komp, die er aan toevoegde het bijzonder leuk te vinden nu eens de kans te krijgen in een theater in West-Brabant te staan. ‘Normaliter brengen we in deze regio onze vakanties door’. In het eerste gedeelte kwamen de mooie ballads van Collins voorbij, wat als nadeel had dat het absolute hoogtepunt uit diens repertoire, ‘Against all Odds’ (met een waarlijk schitterende ondersteuning van Katja Symannek, ‘mit ihrem kraftvollen und leidenschaftlichen Gesang erste große Ausrufezeichen setzte’, aldus een Duitse recensie). al na een kwartier voorbij kwam. In het gedeelte na de pauze was het voornamelijk Genesis wat de klok sloeg. Ook werden er enkele stukken uit de solocarrière van Peter Gabriel, de eerste frontman van Genesis, vertolkt. Heel merkwaardig was dat Komp en Symannek niet de kans benutten om in duet te gaan in ‘Don’t give Up’, waarmee Gabriel samen met Kate Bush een grote hit scoorde. De bijbehorende videoclip is van een ongekende schoonheid. Uli Opfergelt had naast zijn fabuleuze gitaarspel in dit gedeelte ook een belangrijk aandeel in het showelement. Het is maar net waar je de voorkeur aan geeft. De ballads van Collins spreken mij meer aan dan het veel snellere werk van Genesis. Beduidend veel andere bezoekers, voornamelijk vijftigers,  dachten daar anders over en gingen tegen het einde helemaal los op de opzwepende muziek. Phil Collins startte zijn rijke carriere met een bluesrockduo dat hij vormde samen met zijn beste vriend. Beiden deden auditie voor Genesis, maar alleen drummer Phil werd goed genoeg bevonden. Wat was hij trots: de jongen van eenvoudige komaf die de maat slaat tussen de kunstzinnige jongens uit de betere standen. Tot zanger Peter Gabriel solo ging en het succesvolle Genesis opeens een probleem had. Na vele audities bleek de beste zanger Phil Collins te zijn, en eenmaal weggeplukt achter het drumstel groeide hij al snel uit tot het gezicht van de groep die hij tot kort daarvoor slechts als fan uitermate bewonderde.  Toch besluit Phil na verloop van tijd solo te gaan. Hoewel hij als solist meer succes oogst dan zijn voormalige band laat hij Genesis niet geheel in de steek, ook niet als hij steeds vaker wordt gevraagd om mee te spelen op platen van andere artiesten.  Ook treedt hij steeds vaker als producer op. Daarmee zijn Phils creatieve driften nog niet volledig bevredigd. Hij slaat zijn vleugels verder uit , nu in de richting van de filmwereld via ‘Buster’ , en ook verricht hij liefdadigheidswerk voor The Prince’s Trust. Daarnaast weet deze duizendpoot ook nog eens tijd te vinden voor een onstuimig liefdesleven.

Ondanks deze successenreeks heeft hij voor zijn gevoel nooit de kritische waardering gekregen die Peter Gabriel wel ten deel viel. Veel critici bleven Gabriels Genesis-periode als interessanter zien, ondanks dat het commerciële succes pas kwam met Collins als frontman. Wanneer Gabriel ook als solo-artiest doorbreekt, is Collins naar het schijnt  jaloers op het niveau van diens repertoire. In zijn hart is Collins altijd die bescheiden jongen achter het drumstel gebleven. Drummen is in zijn ogen ‘communiceren door op dingen te slaan’. In ‘Still Collins’ worden de beste gedeelten uit het muzikale bestaan van de rasartiest met elkaar verbonden. Dat doet de band met een ongekende passie die terecht veel losmaakte bij het immer zo kritische publiek in Bergen op Zoom. Terecht omschreven als een ‘Band of Confusion’.

The very best of Phil Collins & Genesis Live!  Still Collins – Gezien door Jaap Pleij voor www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com op zaterdag 28 april in De Maagd in Bergen op Zoom.  Zie ook Jaap Pleij/Facebook


Vrijdag 27 april 2018

SECOND LIFE STORE TIJDELIJK IN VOORMALIGE KOOPJESHAL

De Koopjeshal aan de Westelijke Havendijk was op de slotdag, donderdag 26 april, ook nog even een waar koopjesparadijs. Aanvankelijk was aangekondigd dat tegen het sluitingsuur de laatste klanten de dan nog aanwezige goederen gratis mee mochten nemen.  De praktijk bleek minder weerbarstig . De kassa was bij het ochtendkrieken reeds verdwenen en dat betekende dat het de gehele ochtend gratis winkelen was. ‘Je mag best nog even teruggaan om wat meerdere spullen uit te zoeken’, zei een van de medewerkers met een geringschattende blik op mijn bescheiden opbrengst van deze laatste dag. Maar och, thuis heb ik troep genoeg. Ik liet het daarom maar bij een ietwat verfomfaaide Suske en Wiske, een boek over het Nederlandse vorstenhuis in de negentiende eeuw, en twee videobanden met Arnold Schwarzenegger in de hoofdrol.
Buitengekomen kreeg ik een foldertje in de hand gedrukt van de nu voormalige ‘buurman’, Second Life Store op het adres Westelijke Havendijk. Deze privé-onderneming blijkt per 1 juni zijn intrek te nemen in de voormalige Koopjeshal die de komende dagen wordt opgeruimd en schoongemaakt. ‘De vaste klanten hoeven hun favoriete winkel dus niet lang te missen. Wij gaan zo ongeveer op dezelfde voet verder’, dus met de meest uiteenlopende koopjes, variërend van huisraad tot boeken en platen’, meldt de joviale folderaar. ‘Wij moeten ons pand per 1 juni verlaten, omdat naar het schijnt de gemeente de grond voor iets anders nodig heeft. In De Koopjeshal mogen we zeker een half jaar blijven zitten’. Hij kon niet vertellen of de Second Life Store veel aan het bouwvallige pand gaat versleutelen.  Het lijkt mij dat toch in ieder geval het dak een (nood)reparatie moet ondergaan. Voor meer informatie over de toekomstige Koopjeshal kunnen belangstellenden terecht bij Silvia Mathijssen, tel. 06-50508286.   


Maandag 23 april 2018

WAT IS EEN PASSENDE NAAM VOOR ROOSENDAALS EILANDJE?

Dagblad Trouw heeft onlangs een discussie aangezwengeld om het naamloze eilandje middenin de hoekige Hofvijver grenzend aan het Haagse Binnenhof van een passende naam te voorzien. Volgens Trouw is het eiland sowieso omgeven met raadsels. Eigenlijk is het een opgedirkt duinmeer dat nog altijd vanuit Kijkduin wordt gevoed door de Haagse Beek.  Vast staat ook dat het eiland pas later is ontstaan. Op vroege tekeningen en schilderingen ontbreekt het lapje grond.
In 'Duizend jaren Hofvijver' tekende wijlen stadskenner en advocaat Leo van Heijningen op dat het eilandje in 1633 is aangelegd, om een nogal curieuze reden. 'Vanuit het Stadhouderlijk Kwartier had men over de Hofvijver direct uitzicht op het hooggelegen Groene Zootje, het nationale schavot. Weinig verheffend. De beplanting onttrok het enigszins aan het gezicht.' Bloederige taferelen werden de stadhouder door het 'bergje' overigens niet bespaard; de naar het eiland overgebrachte ooievaars kregen het ernstig aan de stok met de broedende zwanen’.
In het verleden hebben slechts demonstranten en vogels gewaagd het eilandje te betreden en wellicht legde dat te weinig gewicht in de schaal om het duinmeertje echt op de stadskaart van Den-Haag te zetten. Daar is door Trouw nu dus verandering in gekomen. Een aantal betrokken Hagenaren probeert al enige tijd het eiland vernoemd te krijgen naar Hermance Schaepman (1919-2007), oprichtster van de Vrienden van Den Haag. Naast een succesvolle actie tegen de dreigende sloop van het Kurhaus bekommerden deze vrienden zich ook om het aanzicht van de Hofvijver. Schaepman, in het dagelijks leven galeriehoudster, betitelde deze  plek als 'een van de prachtigste stadsgezichten van de wereld'.  Om er verrukt aan toe te voegen: ‘De Hofvijver is kunst’. De vrienden die haar overleefden menen nog steeds  dat het eilandje 'de plek bij uitstek is om haar naam te laten voortleven'. Tot hun grote teleurstelling dacht de gemeente daar in 2011 heel anders over. In de afwijzingsbrief beargumenteerde het dagelijks bestuur dit besluit met ‘de vindbaarheid van het eilandje en de veiligheid rond de Hofvijver'. De vrienden trokken zich daar weinig van aan en lieten een blauw Schaepman-naambordje fabriceren dat naar verluidt deel uitmaakt van de collectie van het Haags Historisch Museum.
Toch blijft het –althans in de visie van Trouw-  ronduit bijzonder dat uitgerekend een eiland in Den Haag geen officiële naam heeft. Zelfs niet een met een knipoog. Net als Rotterdammers mogen Hagenaren graag een eigenzinnige bijnaam verzinnen voor beeldbepalende gebouwen en plekken in hun stad. Zo bestaat de Haagse skyline onder meer uit de Vulpen, de Citruspers, het Strijkijzer, de Keukenrol, de Afstandsbediening, de Tieten van Den Haag en het IJspaleis ('Èspalès' in het Hagenees). Verder zijn in de stad te vinden de Koektrommel, de Rode Olifant en de Apenrots. Dan moet er voor dit stukje duinmeer toch ook wel iets origineels te bedenken zijn? Toch, lezers van Trouw? De krant deed vervolgens een oproep namens de redactie: Wat zou volgens u een geschikte (bij)naam zijn voor het eilandje in de Hofvijver? Suggesties: parlement@trouw.nl.  Het aantal reacties viel de redactie niet tegen. Vele inzendingen waren ludiek van aard. Na lang wikken en wegen werd besloten de naam ‘Klein Mauritius’ voor te dragen aan het gemeentebestuur.  Een naam die vooral is ingegeven door de nabijheid van museum Het Mauritshuis. Mauritius bestaat al en dus besloot de redactie in al zijn wijsheid om er ‘Klein’ voor te zetten. Het zal nog moeten blijken of het Haagse gemeentebestuur hier wel gevoelig voor is.

Wie zich regelmatig over het fietspad naast de Roosendaalse Van Beethovenlaan beweegt, is het ongetwijfeld opgevallen dat in de vijver ter hoogte van de Oostpoort, daar waar Beethoven zijn naam overdraagt aan de ‘Dijkrand’, eveneens een eilandje is gesitueerd dat zo ongeveer dezelfde omvang (nou ja, met een beetje fantasie) heeft als het veel bekendere exemplaar in de Hofvijver. Dit eilandje is echter nooit ontheiligd door demonstranten. Het enige menselijke verkeer dat hier heeft plaats gevonden,  is waarschijnlijk een kortstondige aanmonstering van de bemanning van de baggerboot. Niettemin, het is een eiland dat net als de soortgenoot in de Hofvijver naamloos een stille getuige is van het voorbij razende verkeer. Er is echter geen Schaepman die zich ooit voor de belangen van dit bijzondere stukje Roosendaal heeft ingezet. En daarom doet de redactie van www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com nu op haar beurt een oproep aan het lezersbestand om met een toepasselijke naam op de proppen te komen. De reacties worden met belangstelling ingewacht op Jaap Pleij/ Facebook. Een paar redactionele suggesties wil ik u vast niet onthouden, zoals ‘Het LOKkertje’, De 750 grassprietjes, De Middenmoot, De Onaantastbare. Het moet toch niet zo moeilijk zijn om deze voorbeelden qua originaliteit te overtreffen.  Ter ontmoediging van de hebberds onder ons: er is geen prijs aan verbonden.   


Zondag 22 april 2018

SCHILDERIJ SCHELTEMA TALISMAN VOOR VRIJWILLIGERS

Wederom mocht Cor Verbogt in zijn hoedanigheid als voorzitter van het comité ‘Roosendaal 750 Jaar’  zondag een cadeau in ontvangst nemen. Als onderdeel van het jaarlijkse Feest voor de Vrijwilligers, dat deze keer in De Kring werd gehouden, werd een talisman in het leven geroepen, bestaande uit een schilderij van galeriehouder en cultuurprijswinnaar 2016, Benjamin Scheltema. Het betreft hier een zogeheten ‘doorgeefschilderij’, dat elk jaar aan een wisselende vereniging of instelling in beheer wordt gegeven. ‘Roosendaal 750 Jaar’ mag als eerste als zodanig optreden.
Een logische keuze, in de ogen van de organisatie. ‘Er zijn hier circa 750 vrijwilligers aanwezig, bovendien vieren we naar een keer het 750-jarig bestaan, we hoefden hier dus niet lang over na te denken’. Verbogt toonde zich zeer verguld met dit eerbetoon.  ‘Het is eigenlijk een soort Louis Davids Ring, met dien verstande dat daar geen limiet op staat.  Als stichting hebben we al veel geluk op ons pad getroffen. Dat gunnen we anderen straks graag ook’, aldus Verbogt, die nog geen idee heeft waar het schilderij komt te hangen. ‘In ieder geval op een goed zichtbare plek waar veel mensen samen komen. Dan denk ik dus in de richting van de schouwburg of het Stadskantoor. Maar daar komen we heus wel uit”. Hoewel er al enkele festiviteiten in het kader van dit jubileum de revue zijn gepasseerd, zoals diverse erfgoedlezingen en de historische kermis op de Markt/Tongerloplein, kijkt Verbogt vooral uit naar de feestweek met veel optredens van Roosendaalse artiesten die van 21 t/m 30 september gepland staat.
Niet veel later konden alle 750 vrijwilligers zich in de foyer aan het kunstwerk van Scheltema vergapen. De vrijwilligers werden na  binnenkomst in de grote zaal van De Kring muzikaal onthaald door het deftige zwarte bolhoedengezelschap IQ Aarmoeinieke, waarvan de vroegere legendarische voorman Frans van der Groen nog steeds moederziel alleen aan het plafond van restaurant Over De Tong hangt. Het was een verademing om weer eens het zogeheten ‘vrij zitten’ (geen besproken plaatsen) te mogen ervaren in De Kring. Ondanks dat er geen steekhoudende argumenten zijn te bedenken voor het betuttelende besproken plaatsen-systeem en het ‘vrij zitten’ alleen maar voordelen biedt, wordt er ook het komende seizoen niet aan het bestaande systeem getornd. En dat is niets minder dan een gemiste kans om het publiek eindelijk het gevoel van theatrale vrijheid te geven dat het al zo lang moet ontberen.  Het podiumprogramma bestond slechts uit een aantal gesprekjes met vertegenwoordigers van diverse instellingen en een aantal vrijwilligers.  De gemeente Roosendaal was vertegenwoordigd door de wethouders Corné van Poppel (SP) en Saskia Schenk (Roosendaalse Lijst). Beiden nemen op 17 mei afscheid van het pluche, om plaats te maken voor de nieuwe coalitie van RL, CDA, VVD en GroenLinks. De SP is zonder enige reden voor GroenLinks ingeruild, ondanks dat beide partijen met drie zetels zijn vertegenwoordigd in de gemeenteraad. Jammer dat de presentator (Kristel de Laat) niet bekend is met de lokale situatie, anders zou dit ongetwijfeld aanleiding zijn geweest voor een aantal pittige vragen aan mevrouw Schenk. Wel maakte De Laat een eind aan het vooroordeel dat vrijwilligers grotendeels uit vijftigers en zestigers bestaat. De 83-jarige mevrouw De Klerk vormde deze middag de bovengrens, de pas zestienjarige Linda (of Lisa) demonstreerde dat de jeugd echt niet alleen voor zichzelf leeft. Maar in alle eerlijkheid moest wel vastgesteld worden dat Linda tot een kleine minderheid behoort. Saskia Schenk vond dat niet zo onlogisch. ‘Er komt heel wat af op de jeugd tegenwoordig. Ik kan me best voorstellen dat je als zestienjarige nog niet zo met vrijwilligerswerk bezig bent, al ben ik natuurlijk zeer blij met jongeren als Linda. Maar je ziet over het algemeen dat wanneer ze eenmaal een beetje gesetteld zijn bij de vereniging van hun keuze jongeren al gauw bereid zijn om klusjes te verrichten, zoals bardiensten draaien’. Uiteraard werden de wethouders ook naar hun eigen vrijwilligersactiviteiten gevraagd. Van Poppel was voor zijn lidmaatschap van het College van B&W actief binnen de buurtpreventie, en bij zijn werkgever, Ziekenhuis (toen nog) Franciscus, was hij een zeer enthousiast medewerker van de ziekenomroep Oei Oei. Schenk bleek zich nuttig te hebben gemaakt binnen de medezeggenschapsraad van school en sinds haar wethouderschap houdt ze zich bezig met knottenwilgen. Directeur Jan-Hein Sloesen van De Kring, werd gevraagd naar zijn ervaring met de vrijwilligers van De Kring. ‘Zonder vrijwilligers zou het Cultuurcluster in deze vorm niet kunnen bestaan. Reken maar uit, we hebben circa vijftig vrijwilligers in alle geldingen van de organisatie, waar slechts 28 betaalde medewerkers tegenover staan. Zonder deze vrijwillige inbreng zou museum Tongerlohuys niet meer open kunnen gaan voor het publiek en de schouwburgkaartjes zouden gemiddeld 7,50 euro duurder uitvallen. Ik kan rustig stellen dat de vrijwilligers het gezicht zijn van de organisatie in de richting van het publiek. Uiteraard brengen we onze waardering voor deze onbaatzuchtige inzet tot uitdrukking in natura. Zo kunnen ze desgewenst diverse cursussen volgen en met partner mogen ze ook geregeld een voorstelling gratis bezoeken’. Na dit ruim een uur durende podiumprogramma werden de bezoekers ‘losgelaten’. In de kleine zaal waren diverse ondernemers uit de verwenindustrie actief die belangstellenden een gratis behandeling aanboden. In de foyer vermaakten de bezoekers zich met levende muziek, en ook konden ze met Jan-Hein Sloesen mee op excursie door de ‘krogten’ van De Kring. Met veel trots lichtte de directeur een klein tipje van de sluier van het programma voor het nieuwe seizoen op. De theaterbrochure wordt begin mei uitgebracht. 


Zaterdag 21 april 2018

ULRIKE QUADE COMPANY DOET COCO CHANEL GEEN RECHT

De korte duur van de voorstelling (amper een uur) ‘Coco Chanel’  door Ulrike Quade Company (UQC) stemde me bij voorbaat al somber. Hoe kun je iemand met zo’n rijk verleden en een leven dat bol stond van mysteries nu binnen zestig minuten op een volwaardige manier belichten. Dat lukte UQC dus niet. Sterker nog, na afloop van de voorstelling in De Kring dreef de vraag boven die De Volkskrant ook al publiekelijk stelde: Wat wil UQC met deze productie nu precies duidelijk maken over de Franse modeontwerper? De ten tonele gevoerde poppencreaties oogden fascinerend en stijlvol, maar de boodschap – voor zover aanwezig-  wisten ze niet over te brengen. De vormgeving en met name het tot in detail natuurgetrouwe decor maakten echter veel zo niet alles goed.
Maar om Coco Chanel (1883-1971), de vrouw die haar arme jeugd ontsteeg door een mode-imperium op te bouwen en die wanhopig bleef verlangen naar liefde, recht te doen, had UQC toch beter voor een ander soort productie kunnen kiezen. Qua verhaal oogde dit als een weinig geïnspireerd raamwerk van Fred Delfgaauw, die deze vertelkunst zoveel beter beheerst. De poppenspelers Ester Natzijl, Ilija Surla en Indra Cauwels rennen zich uit de naad om de verschillende levensfasen van Coco Chanel zo goed mogelijk uit te beelden.  Als weeskind is ze een peuter van louter doeken, als jonge vrouw draagt ze een hoedje en heeft ze blosjes  op haar wangen. Als gevierd ontwerper flaneert ze met  haar Chaneltas op twee paspoparmen. Als weduwe draagt ze slechts witte hemdsmouwen waaruit continu sigaretten branden. Soberheid is steeds troef, maar nergens overstijgt de te korte voorstelling het illustratieniveau. Bij voorstellingen van deze ‘lengte’ vraag ik me altijd af waarom het gezelschap voor het gedeelte na de pauze niets heeft ingestudeerd. Bij voorbeeld door personen aanhet woord te laten die Chanel van nabij hebben meegemaakt en een ander licht op haar kunnen werpen. Op deze manier was het in twee opzichten een halve vertoning.


Coco Chanel – Ulrike Quade Company. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 20 april in de kleine zaal van De Kring.


Vrijdag 20 april 2018

PUBLIEK WAS NIET "LUCKY" BIJ JEROEN VAN MERWIJK

Beste meneer Van Merwijk, een dergelijke prachtverzameling liedteksten met uw arrogante  zelfverheerlijkende verhaaltjes is te goed voor een afscheid. Dat maakt de fantoompijn te groot. U zou eigenlijk een programma vol bagger moeten maken. Zodat we kunnen verzuchten: ‘Goddank, die stopt’. Met die woorden nam Ruud Buurman, de grote man achter de Theaterkrant op Internet, vijf jaar geleden afscheid van Jeroen van Merwijk als podiumartiest. Van ‘volle zalen’ heeft Van Merwijk nooit ‘last’ gehad, maar als het publiek helemaal niet meer komt, dan heb je als artiest een groot probleem, want volle zalen is nu net het ultieme doel van iedere schouwburgdirecteur. 
In zijn ‘In Memoriam’ tekende Buurman ook nog het volgende aan: ‘U hebt ons vanaf 1988 dertien keer anderhalf uur aan het denken gezet. Natuurlijk hebt u zo uw vaste stokpaardjes en misschien bent u daar ook wel een beetje klaar mee. U maakte ons ook aan het lachen, als boeren met kiespijn soms. En u haalde en haalt met sarcastisch genoegen het bloed onder onze nagels vandaan met uw elitaire gedrag en superieure houding.  U bent niet zo’n publiekspleasertje. En dan bereik je de grote zalen en het grote publiek niet. Als ook de kleinere zalen voor een van de beste tekstschrijvers van dit land niet vol lopen, krijgt u in dit Lawaaitijdperk te maken met dingen als ‘marktwerking’. Daar kan geen elitair elan tegenop’.
Marktwerking. Dat woord zette Van Merwijk ongetwijfeld aan het denken.  Plots herinnerde hij zich dat zijn ouwe Haagse maatje Harrie Jekkers destijds wel heel plots uit de schijnwerpers was verdwenen, terwijl zijn populariteit allesbehalve tanende was.  ‘Zou Harrie het willen wagen met mij?’, was een gedachte die hem niet meer los liet. Dat schilderen, de tweede poot van zijn bestaan,  was ook niet bepaald een succes, dus waarom de stoute schoenen niet aangetrokken en Jekkers een niet te versmaden aanzoek doen? Harrie zei ja tegen een eenmalig duobestaan, en zie, Jeroen van Merwijk stond zowaar voor de eerste keer in zijn carrière in het grote zalencircuit.  De recensies waren overwegend positief en gesterkt door dat succes besloot Harrie Jekkers zijn oude stiel weer volledig op te pakken. Maar dan wel met ‘zijn’ Klein Orkest.  Het publiek kwam massaal af op ‘Later is allang begonnen en vroeger komt nog 1 keer terug’. Het uitverkochte huis op zaterdag 10 maart in De Kring was bepaald geen uitzondering.   Jeroen van Merwijk keerde weer terug naar zijn atelier en richtte zijn creatieve pijlen op zijn solo-expositie ‘In Mijn Atelier’, wat hij heel letterlijk nam.
‘Ik had veel contact met het publiek. Als buiten mensen voorbij liepen die naar me keken, wenkte ik ze naar binnen als een hoer. Ik heb veel leuke mensen ontmoet, echte Utrechters maar ook toeristen’, blikte hij geamuseerd terug in een recent interview. Maar Van Merwijk had ook een nieuwtje in petto voor zijn gesprekspartner. Waarom zou je anders een interview geven?  ‘Ik schrijf aan een nieuw programma. Ik heb de kans gekregen mijn zieltogende carrière nieuw leven in te blazen. De show heet Lucky en gaat over het tien weken oude katje dat ik gevonden heb. Het is jong, maar heeft veel meegemaakt; het is een reïncarnatie van onder anderen Socrates en Michelangelo. Hij kan praten en heeft duidelijke meningen. Zo vindt hij mij een slappe zak en dat mijn cabaret is afgegleden’. Als try-out-voorstelling was die comebackshow donderdag te zien in De Kring. Kennelijk was de nieuwsgierigheid van het theaterpubliek voldoende gewekt, want de opkomst was best redelijk. De toelichting die hij zelf gaf, stemde niet bepaald vrolijk en hij bezorgde mij bij zijn rentree niet bepaald een Lucky-feeling. Voor de pauze kabbelt het gesproken gedeelte rustig voort, af en toe afgewisseld met aardige maar niet echt hoogstaande liedjes. In het tweede gedeelte verschijnt hij als een of andere alter-ego op het podium en met dat gedeelte mag hij wat mij betreft in zijn geheel terugkeren naar de tekentafel. Een hoop gebral en kwetsende songteksten. Meer is het niet. De fijnzinnigheid waar Buurman aan refereerde was hier volledig afwezig. Het grootste probleem is echter dat Van Merwijk eigenlijk niets meer te melden heeft dat al niet eerder en veel beter is gedaan. Dat verhaal over dat zwerfkatje spreekt ook niet bepaald tot de verbeelding. Misschien kan hij Harrie Jekkers toch beter nog eens een keer verleidelijk aankijken. Wellicht beleeft hij dan wederom een ‘Lucky-day’. Met dit programma zit dat er niet in, vrees ik.  


Jeroen van Merwijk – Lucky (try-out)  - Gezien door Jaap Pleij op donderdag 19 april in de kleine zaal van De Kring.


Donderdag 19 april 2018

AMUSANTE WANDELING DOOR ROERIG MUZIKANTENBESTAAN

De seks en drugs liet hij maar achterwege, anders had de voorstelling ‘Seks & Drugs & Rot & Roll’ ongetwijfeld tot na middernacht geduurd. Maar met bijna drie uur zuivere speeltijd scoorde Jan Rot ook in kwantitatief opzicht een ruime voldoende in De Kring. In zijn meest openhartige programma tot nu toe gunde de hertaler pur sang zijn publiek een ruime inkijk in zijn persoonlijke historie als muzikant, toegespitst op de jaren tachtig. ‘Rot en Roll’ bood voldoende wetenswaardigheden en succesnummers om de bezoekers constant bij de les te houden.  Zelfs als zijn stemgeluid wat hees klinkt, zijn al zijn ludieke uitvoeringen van bekende popnummers van weleer het beluisteren meer dan waard. 

Reeds op zijn zevende wist Rot dat hij muzikant wilde worden en niets anders. Bij gebrek aan een plan B slaagde hij er steeds weer in om alle tegenslagen te overwinnen en zichzelf uiteindelijk opnieuw uit te vinden. De platenmaatschappijen  lieten het regelmatig afweten. Een goed bedoelde raad om maar ‘een andere hobby te zoeken’ versterkte slechts zijn vastberadenheid om het te gaan maken in de muziekwereld. Rot is niet alleen een uitstekend hertaler en enthousiaste muzikant, zijn redenaarstalent mag er ook zijn. Veelal gunt hij zich nauwelijks tijd om de vele nummers die hij ten gehore brengt geheel af te maken. Schuldbewust verontschuldigt hij zich een enkele keer voor deze ‘De wereld Draait Door’- aanpak, maar juist door die vele ‘afkortingen’ houdt hij flink de vaart in het programma.  Tegen het eind van de avond treedt pas de Jan Rot naar buiten zoals we hem nu kennen.  Een ZZP-er in hart en nieren die van kindsafaan gewend is om zijn eigen boontjes te doppen. Alle zakelijke beslissingen neemt hij zelf, Rot draait zijn hand er niet voor om tijdens het hertalen van liedjes een voorstelling te verkopen indien de telefoon rinkelt. Na zijn vertrek uit Amsterdam woonde hij geruime tijd in Ossendrecht, waar zijn belangstelling werd gewekt voor de lokale beroemdheid Prinses Paulientje. Wat hij weer moeiteloos omzette in een muzikaal project. Daarna streek hij neer in Antwerpen, maar momenteel schijnt Rot woonachtig te zijn in Rotterdam, om die reden ergert hij zich ook minder aan al die berichten over Feijenoord. Een vervolg op de jaren tachtig jaren, ‘Jan Rot anno Nu’, zit er voorlopig niet in. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag (geboren december 1957) introduceerde hij in Carre de nieuwe Jan Rotband, waarmee hij van september 2018 tot en met mei 2019 uitgebreid gaat touren door het land. Deze Jan Rotband combineert ‘Het beste van de laatste tijd’ met ‘Het beste uit Jans rijke verleden’. Op het programma staan onder meer ‘Hard zingend in het donker, Lia, Mijn naam is Mien (A Boy named Sue), Naast Jou, Ankie (persiflage) en het lied over zijn moeder waarmee hij de Annie M.G. Schmidt-prijs won. ‘Het beste moet nog komen’ is reeds gerealiseerd en is terug te vinden op het album ‘Magistraal’. De Jan Rotband met ‘Het Beste’ staat op 18 mei 2019 in De Kring. Voor wie zolang niet kan wachten is er een goed alternatief. Het gezelschap komt ruim daarvoor op 16 november naar De Kunstmin in Dordrecht.  

Seks & Drugs & Rot & Roll  - Jan Rot. Gezien door Jaap Pleij op woensdag 18 april in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 18 april 2018

ERNST DANIEL SMID STAAT OOK ALS ACTEUR ZIJN MANNETJE

De directie van De Kring en met name de programmeurs van de dinsdagmiddagreeks werden onlangs onaangenaam verrast door het bericht dat de voor dinsdag 17 april geprogrammeerde voorstelling ‘What Lovers Do’ wegens ziekte van Peter Faber niet door kon gaan. Niet bekend is hoe ernstig het met Faber is gesteld. In de zomermaanden zou hij voor een commerciële televisiezender samen met Willebrord Frequin, Barry Stevens en Gerard Cox op reis gaan om diverse plekjes op de aardbol te bezoeken waar het viertal tot op heden niet aan toegekomen is. Tijdens ‘Kunstmin Live’ in Dordrecht met Gerard Cox als hoofdgast  zei de oer-Rotterdammer reikhalzend naar dit bijzondere uitstapje uit te zien. De vraag is of de reis inmiddels gecanceld is of dat er een vervanger voor Faber wordt gezocht.
De Kring stond door dit onheilsbericht voor de keuze om de middag te annuleren of op zoek te gaan naar een alternatief. Algemeen besloten werd tot het laatste. Het toeval wil dat I&L Entertainment  eind maart de laatste voorstelling had gepland van de tragikomedie ’n Zomer Zonder Vrouw…in Grou’ met Bartho Braat en Ernst Daniel Smid. De heren waren best bereid om de organisatie uit de brand te helpen en nog een extra voorstelling te spelen. Sinds de periode Leo Kievit onderhoudt Ernst Daniel Smid een speciale relatie met De Kring. Bovendien heeft het duo zoveel voldoening beleefd aan deze productie die ontwikkeld is met een team onder leiding van regisseur Rowdy Pelgrim en met een script van auteur Roel Meijvis dat nee-zeggen absoluut geen optie was.
De titel had eigenlijk ‘n Zomer Zonder Vrouwen’  moeten zijn, want het stuk vertelt het verhaal van twee echtparen die elk jaar samen op vakantie naar het genoemde plaatsje in Friesland gaan. Wanneer beide echtgenotes komen te overlijden, een door kanker (Braat) en de ander wegens een dodelijk ongeval (Smid), besluiten de mannen de traditie minstens nog een keer voort te zetten. Voor Ernst Daniel Smid moet iedere opvoering weer een aparte beleving zijn geweest. Enkele jaren geleden verloor hij zijn vrouw op een soortgelijke manier als Braat in dit stuk is overkomen. I&L Entertainment vermeldt in de flyer dat de heren een bijzondere chemie met elkaar hebben, wat al gebleken zou zijn gedurende hun samenwerking voor de film ‘De Volgende Morgen’ over hetzelfde onderwerp. Terwijl de camera’s nog draaiden werd het idee geboren om dit gegeven verder uit te werken in een theaterproductie. Acteren is door de vele musicals waarin hij heeft gestaan geen onbekend terrein voor Smid, maar een karakter vertolken in een productie die geheel om het gesproken woord draait, was zelfs voor deze veteraan toch een nieuwe ervaring. En het moet gezegd, ‘serieus acteren’ gaat hem heel goed af. Hij is degene die ondanks het zware verlies wil vasthouden aan deze jarenlange traditie. Goedgemutst stapt hij met boodschappen beladen het vakantiehuisje binnen, vastbesloten om er het beste van te maken. Hij is zelfs bereid zijn kookkunsten in de strijd te gooien om zijn makker voor zijn standpunt te winnen. Bartho Braat lijkt daar aanvankelijk helemaal niet toe bereid. Hij is slechts naar Grou afgereisd om zijn voormalige vakantiegenoot er van te overtuigen dat verkoop van het huisje het meest logische besluit is. Daarna kunnen beide mannen verder gaan met hun leven, voor zover ze dat tenminste nog als zinvol ervaren. Beiden staan voor de zware taak om de dood van hun geliefden zo goed en zo kwaad als het kan te verwerken en dat leidt nogal eens tot botsende meningen. Hoewel de productie na deze speciale voorstelling definitief is opgeborgen, verklap ik slechts dat ze uiteindelijk voor een ‘DAN-LIEVER-DE-LUCHT-IN-achtige oplossing kiezen. Het script van Roel Meijvis is zeker niet slecht, maar een stuk met slechts mannelijke acteurs ervaar ik toch steeds weer als ‘te beperkt’. Indien slechts een van de twee zijn echtgenote was verloren, wat automatisch impliceert dat de echtgenote van de ander was meegekomen, krijgt het verhaal ineens een heel andere dimensie. Een vrouw binnen een man-man-relatie verschaft veel meer invalshoeken, wat het in verhalende zin ook interessanter maakt. Een andere mogelijkheid was geweest om een single buurvrouw ten tonele te voeren. Een buurvrouw die bij leven nogal jaloers was op een of beide echtgenotes en nu haar kans schoon ziet. Tussen de heren ontstaat dan automatisch wat rivaliteit, waardoor het verhaal ook aan kracht wint. Binnen het gegeven hebben Braat en Smid echter hun mogelijkheden optimaal benut. Het ligt dan ook in de verwachting dat ze wel vaker gezamenlijk zullen optrekken. Ik hoop dat ze Andre van Duin daar dan ook bij betrekken, want in de meest populaire volkskomiek die Nederland ooit gekend heeft, schuilt toch ook een zeer warmbloedig toneelhart, zoals hij al enkele keren te sporadisch bewezen heeft. Voorwaarde is wel dat er een regisseur wordt opgezet die Van Duin heel kort houdt, want hij gaf zelf grif toe dat hij zijn rol in ‘Hendrik Groen’ als het aan hem had gelegen veel uitbundiger had ingevuld. Deze laatste ‘Zomer Zonder Vrouw’ was niet uitverkocht. Mede-organisator Henk Raats schrijft dit toe aan de relatief korte voorbereidingstijd, waardoor hij geen kans zag de doelgroep nog eens extra warm te maken voor deze laatste dinsdagmiddagproductie van het seizoen. Het programma voor het seizoen 2018-2019 is inmiddels bekend en dat wordt op dinsdag 22 mei (aanvang 14.00 uur) feestelijk gepresenteerd in De Kring.


‘n Zomer Zonder Vrouw – met Bartho Braat en Ernst Daniel Smid. Laatste- en tevens ingelaste voorstelling in de dinsdagmiddagserie van dit seizoen. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 17 april in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 18 april 2018

GEEN LEUKERE SPORT DAN ZOLDERS OPRUIMEN

‘Filosofie van de duurloop’. In dit boek beschrijft Mark Rowland hoe hij op zijn 48e zonder speciale voorbereidingen aan zijn eerste marathon begon. Niet iedereen is daarvoor in de wieg gelegd. Maar je hoeft slechts tegen het naderen van de avond om je heen te kijken en je ziet opvallend veel mensen die net voor of net na het avondmaal de loopsport beoefenen. Gezeten op de fiets moet je letterlijk aan deze hollende landgenoten voorbij gaan, want het voetpad is kennelijk als ondergrond niet geschikt om de meest effectieve meters te maken.
Ongegeneerd maakt de hollende medemens gebruik van het fietspad. Even oogcontact maken tijdens het passeren is er niet bij, de blik van de hollende medemens staat doorgaans op oneindig. Gekleed in een reflecterend hesje waant hij zich onkwetsbaar. Knalt er toch een tweewieler tegen de edele rugspieren, dan staat in zijn ogen de schuldige reeds bij voorbaat vast. In de ogen van bioloog Midas Dekkers maakt de hollende medemens zich ‘onsterfelijk’ belachelijk. Met satanisch genoegen grijnst hij in ‘Het Ei van Midas’ ‘om de bonte parade die door de bossen en over de paden draaft met fluorescerende haarband en hartslagmeter’. ‘Dieren doen niet aan sport. Die gebruiken hun energie verstandig’, stelt hij bij herhaling genoeglijk vast. Daar is wel iets voor te zeggen. De hollende medemens loopt de energie letterlijk uit zijn lijf, maar bij terugkomst is er niets veranderd. Er is niets verzet, er is niets in werking gezet. Verspilde moeite dus!    Ik heb een advies voor mensen die zich en willen inspannen en tegelijkertijd nuttig werk willen verrichten. Ga de zolder van een bejaarde stadgenoot opruimen en vervoer de overtollige spullen naar de milieustraat in je gemeente! Nu de overheid van de burgers verlangt dat ze langer ‘zelfstandig’ thuis blijven wonen, wordt ook het moment steeds verder uitgesteld om de zolder of de schuur uit te ruimen. Wie de schone taak op zich neemt om schoon schip te maken en orde te scheppen in de chaos die berghok heet, maakt een actieve reis naar het verleden, waarbij voortdurend alle spieren in werking worden gezet. Het opruimwerk vereist inzicht en een goed samenspel tussen been- armspieren, terwijl ook ruimtelijk inzicht een belangrijke voorwaarde is om te slagen in deze missie. Uit eigen ervaring weet ik bovendien dat het enorm veel voldoening geeft als de klus eenmaal geklaard is. In zijn eentje heeft de toegewijde, klussende vrijwilliger het verschil gemaakt  tussen overzicht en wanorde, waarvan het eindresultaat nog lang zichtbaar is. De dank en wellicht ook drank en spijzen die de vrijwilliger bij de uitoefening van zijn taak ten deel vallen, zijn bovendien van zoveel meer waarde dan een wijzertje op een minuscule hartslagmeter.  Voor de dertiende keer al weer wordt op 6 en 7 juni het jaarlijkse fiets- en loopevenement voor KWF-kankerbestrijding, Alphe d’Huzes gehouden. De deelnemers bedoelen het ongetwijfeld heel goed allemaal, maar om tot zes keer aan toe de Alple d’Huez te veroveren, is natuurlijk een vrij zinloze exercitie, en een enorme verspilling van menselijke energie bovendien. Is het dan niet veel nuttiger om het motto ‘Opgeven is geen optie’ te vervangen door ‘Een helpende hand voor een ander’.  Op deze manier help je naast KWF Kankerbestrijding ook nog eens de hulpbehoevende (oudere) medemens.  Dat geeft zoveel meer voldoening dan een bergje beklimmen!  Wellicht kan MaxMaaktMogelijk hier een speciaal project aan verbinden.


Zondag 15 april 2018

GEDACHTENWERELD PIETER JOUKE IS EEN GROTE MARTELGANG

‘Spijt hebben van’ is een emotie waar ik zelden last van heb. Niet dat ik nooit ergens spijt van heb, maar omdat je wat eenmaal geschied is toch niet meer kunt terugdraaien, ervaar ik  ‘spijt hebben’ doorgaans als een zinloze tijdverspilling.  Zaterdagavond echter betreurde ik het al snel dat ik in de kleine- in plaats van de grote zaal van De Kring had plaats genomen. ‘Ik zou nu lekker bij Herman van Veen kunnen zitten’, dacht ik al na slechts vijf minuten Pieter Jouke aan het ‘werk’ te hebben gezien. Als ik toen had geweten dat hij ons bijna twee uur in gijzeling zou houden, was ik waarschijnlijk gillend van ellende weggelopen. Want je hebt slechte cabaretiers, en je hebt slechte en stomvervelende cabaretiers. Jouke valt wat mij betreft in deze buitencategorie.

Aanvankelijk zag het er zelfs naar uit dat de voorstelling vrij snel zou stranden. De cabaretier van dienst kon maar niet op een uitspraak van zijn vader komen die naar eigen zeggen nogal cruciaal was voor de rest van de voorstelling. Het was moeilijk in te schatten of dat dit er bij hoorde of dat Jouke echt tekstueel was vastgelopen. Hij ging er in ieder geval nogal vrij klunzig mee om. Het werd zelfs genant toen hij het publiek wel heel hulpeloos begon aan te staren. Naar het zich liet aanzien wierp zijn persoonlijke geluidsman achterin de zaal uiteindelijk een reddingsboei uit. Joukes programma handelt over de dingen die hij eens heeft gedacht. Helaas zat daar weinig verheven materiaal bij. Waarschijnlijk heeft Jouke zelf veel plezier beleefd aan zijn fantasiewereld, maar waarom hij gemeend heeft dit ‘gedachtengoed’ met het publiek te moeten delen, werd tijdens die twee uur durende exercitie geen moment duidelijk. Hij bedient zich daarbij van woordgrappen die wel heel oudbakken en oubollig zijn.  In een interview liet hij weten het gevoel te hebben een zeer gelaagde voorstelling te hebben geproduceerd, maar kennelijk is dat ook een onderdeel van zijn fantasiewereld. Hij vertelt verhalen waar vrijwel niemand in mee kan gaan vanwege de veelal onlogische wendingen, die duidelijk op de tekentafel bedacht zijn. Ik weet niet of Jouke zich voor dit programma heeft laten regisseren, maar ik kan me niet voorstellen dat een professional zoveel ondeugdelijk materiaal zou tolereren. Kennelijk is hij nogal onder de indruk van zangeres Alanis Morisette die ooit in het voorprogramma stond van een zekere rappende Vanilla Ice. Inmiddels is deze Ice al lang voorgoed in de coulissen verdwenen, terwijl mevrouw Morissette gestadig aan de weg blijft timmeren. De zoveelste variant dus op het bekende ‘A Star is Born’- verhaal waarin Barbra Streisand in artistieke zin al snel boven haar idool Kris Kristofferson uitsteeg. Wat Jouke hiermee wilde zeggen, bleef mistig. Als hij de te gemakkelijke weg naar succes aan de orde had willen stellen, had hij zijn verhaaltje beter kunnen ophangen aan al die zoutloze talentenjachtprogramma’s die de treurbuis momenteel tiranniseren. Een groot dichter is ook  al niet aan Jouke verloren gegaan. Wat eigenlijk nog het meest irriteert is dat er zelfs na zo’n slechte voorstelling nog mensen in het publiek zijn die menen het vertoonde te moeten belonen met een staande ovatie. Wel heel bescheiden deze keer, dat dan weer wel. Eigenlijk zou Herman van Veen nog een keer terug moeten komen naar De Kring om een troostconcert te geven aan de bezoekers die deze avond de verkeerde keuze maakten. Mijn uitzonderlijk gevoel van spijt laaide zondag weer op toen ik van Henk Raats (programmeur van de dinsdagmiddagreeks in De Kring) te horen kreeg dat Herman van Veen die avond wel heel fantastisch was en maar toegiften bleef geven om aan het enthousiasme van de bezoekers die wel de juiste keuze hadden gemaakt tegemoet te komen. Deze avond zal nog lang een smet blijven op mijn persoonlijke theaterseizoenbeleving. Jouke schijnt ook mee te schrijven aan ‘Zondag met Lubach’. Het werk achter de schermen ligt hem waarschijnlijk beter. 


Zaterdag 14 april 2018

HEERLIJK WEGDROMEN BIJ "CANTARE TRICOLORE BELLA ITALIA"

De Italianen mogen dan volgens een artikel in dagblad Trouw alles uit de kast halen om hun eigen land financieel kapot te maken, ze hebben de wereld wel een pracht aan ballads geschonken. Die culturele erfenis werd donderdag in De Maagd, gegoten in een prettig en luchtig jasje, nog eens keurig op een rijtje gezet in een programma met de alles omvattende noemer ‘Cantare Tricolore Bella Italia’. Zo ‘bella’ heeft Italië zich nog maar zelden aan de wereld getoond.
De opening was echter niet het sterkste gedeelte van de show, maar dat kwam voornamelijk doordat het geluid in technische zin nog niet goed was afgesteld. Toen dat euvel was verholpen, was het slechts puur genieten geblazen. Op dat soort momenten is de grote zaal van De Maagd een van de heerlijkste plekjes om te vertoeven. De directie gaat bij dit soort thematische voorstellingen vaak voor een volledige beleving. Naast de oren en ogen werd ook de inwendige mens volop verwend. Het Bourgondische karakter van Bergen op Zoom kwam weer eens tot uiting in een in Italiaanse sferen gegoten foyer waar de hapjes en drankjes bij binnenkomst al klaar stonden. Een prettige en letterlijk pittig opwarmertje voor wat er aansluitend op het podium te genieten viel. Het publiek kwam na de aarzelende opening vaak ogen en oren te kort om deze pracht goed te kunnen bevatten.  The Voice finaliste Leonie Meijer en zanger/acteur Marijn Brouwers waren de leading lady en eerste mannelijke solist in deze productie van DommelGraaf & Cornelissen Entertainment. Artistiek producent Hans Cornelissen zei er in een interview het volgende over: ‘De smaken en ingrediënten van het Italiaanse lied zijn net zo rijk als die van de Italiaanse keuken. In navolging van de succesvolle theaterconcerten ‘Vive la France’ is het de hoogste tijd voor een avondvullend concert met de mooiste songs van Italiaanse topartiesten als Eros Ramazotti, Laura Pausini, Paolo Conte, Andrea Bocelli, Raffaella Carrà, Il Divo, Riccardo Cocciante, Milva en Patty Pravo. En natuurlijk komen daarbij ook de grote hits voorbij die het publiek kent van de Nederlandse covers van Marco Borsato, André Hazes en Willy Alberti’. Leonie Meijer, die al in de theaters stond met diverse soloprogramma’s, deed daar nog een schepje bovenop: ‘Ik hou van Italiaanse muziek. Er klinkt zoveel passie en liefde in door. Hoe mooi is het dat we deze schitterende muziek nu zoveel avonden lang mogen laten horen’. Aan het applaus te oordelen dacht het publiek er net zo over. De conclusie moet echter wel zijn dat geen enkele Nederlandse vertaling de vergelijking met de originele Italiaanse versies kan doorstaan. Waarom bezingt Marco Borsato ‘zijn’ Margherita niet in zijn moederstaal? Dat is toch veel mooier dan weer zo’n kromme tekst van Ewbank !
Meijer en Brouwers worden in ‘Bella Italia’ op aanstekelijke wijze ondersteund door debutant Merijn Oerlemans uit Bergen op Zoom die in dit programma zijn professionele theaterdebuut maakt. In 2016 ontving hij van de Stichting Amateur Musical Awards de prijs voor de beste mannelijke hoofdrol in Petticoat. Het was duidelijk dat hij extra genoot van deze thuiswedstrijd. Op sympathieke wijze wisten zijn twee collega’s hem nog eens extra in het zonnetje te zetten. Een collega van de BOV had van Hans Cornelissen persoonlijk toestemming gekregen om foto’s te maken van deze Bergse voorstelling, waarbij het vizier vooral gericht werd op Oerlemans.  Doorgaans is dat zeker bij de grootse producties strikt verboden. Absoluut hoogtepunt van de show is tevens het muzikale slot. Terecht werd gekozen voor de Andrea Bocelli-dubbel ‘Vivre’ en ‘Conte Partiro’. Hoog boven alles uit tornend kregen ze daar terecht diverse open doekjes voor. Een heerlijke show om bij een goed glas Chianti en een stukje Parmazaanse kaas over na te babbelen. Uiteraard bood De Maagd daar alle gelegenheid voor.


Cantare Tricolore Bella Italia – met Leonie Meijer, Marijn Brouwers en Merijn Oerlemans.  Gezien door Jaap Pleij op donderdag 12 april in De Maagd in Bergen op Zoom.  


Vrijdag 13 april 2018

GERARD COX EN JOKE BRUIJS WEER SAMEN IN EEN TV-SERIE?

Net als bij Richard Groenendijk was de belangstelling voor de Kunstmin Live talkshow met Gerard Cox in Dordrecht zo groot dat de organisatie zich woensdag 11 april genoodzaakt zag uit te wijken naar het podium van de grote zaal. ‘Dat gaat niet ten koste van de intimiteit van de theatertalkshow, aangezien het volledige theatercafé, zoals dat elke tweede woensdagavond van de maand in de kleine zaal wordt opgebouwd nu volledig wordt verplaatst naar het podium van de grote zaal. Het publiek zit tijdens de slotaflevering van dit seizoen dus zelf niet in de zaal, maar kijkt vanuit het podium uit op een mooi uitgelichte lege, maar sprookjesachtige zaal achter het grote beeldscherm met daarvoor het podium waar journalist Kees Thies en theatermaakster Marjolein Meijers hun gast Gerard Cox interviewen’, zo werden de bezoekers vooraf gerustgesteld. 

Er ontstond kort voor aanvang mede vanwege de snel oplopende temperaturen in de gang wat irritatie omdat de deur naar het CoxDom maar niet open wilde gaan. Even na de geplande aanvangstijd van acht uur ging de deur van het gangetje naar het podium dan toch van het slot en het podium stroomde binnen enkele seconden helemaal vol. Achter een tafeltje waren Thies en Meijers al geanimeerd in gesprek met de hoofdgast die gezien de hoge opkomst nog steeds onnoemelijk populair is in de regio Rijnmond. ‘Bestel nog maar even een drankje. We beginnen wat later. De band speelt intussen wat bekende evergreens. Cox vertrok geen spier en liet het maar over zich heenkomen. De fotograaf van dienst schoot vast een aantal plaatjes. Aan het voorste tafeltje werden de eerste flessen wijn al ontkurkt. ‘Kunstmin Live, een wat onlogische naam. Alles is toch live in het theater. Bovendien had ik uit de ingewonnen informatie begrepen dat er ook heel wat fragmenten uit films en theatervoorstellingen zouden worden vertoond. Niet meer weg te denken bij dit soort eenmalige talkshows weliswaar , maar ‘Live’ dekt hier dan toch niet de lading. ‘Een Kunstminnende Ontmoeting’ lijkt mij dan ook een passender titel. Pas na wat wij omschrijven als een ‘Roosendaals Kwartiertje’ werd door Thies  het woord tot het publiek gericht. De opening leidde hij in met een gedicht van eigen hand dat in het teken stond van ‘in het openbaar herkend worden’.  Een verschijnsel waar Thies als lokale bekendheid slechts sporadisch in Dordrecht en omstreken mee te maken krijgt, maar wat voor Cox een vast ingrediënt is van zijn bestaan.

Op dat aspect van het artiestenbestaan werd niet nader ingegaan, de presentator schakelde direct over op een uitgebreide biografische beschrijving, gekoppeld aan  een persoonlijke zienswijze, van zijn gast. Hoewel hij zich Rotterdammer in hart en nieren voelt, koos Cox 43 jaar geleden domicilie in de Hoekse Waard, onder de rook van de Maassstad, waar hij zich nog immer de koning te rijk voelt. In zijn vaste column in het tweewekelijkse huis-aan-huis-blad De Oud Rotterdammer heeft hij wel eens gespeculeerd over een ‘oude dag, doorgebracht in het opgebloeide hart, dat er in zijn geboortejaar 1940 zo meedogenloos werd uitgerukt door onze oosterburen, door Cox steevast betiteld als de ‘moffen’. ‘Recht voor zijn raap’, is niet voor niets een van zijn handelsmerken waar hij nooit aan getornd heeft. Even verderop in de show gaf hij te kennen ‘doodziek te worden van dat overgedreven correcte politieke gedoe’ van hedentendage.  ‘Waarom zou je geen neger meer mogen zeggen tegen een neger. Iemand met een negroïde uiterlijk is een neger. Daar is toch niets racistisch aan?’.  Cox had al snel door dat de presentatoren er vooral een gezellige- en onderhoudende avond van wilden maken, en dat hij voor een stevige aanvaring op dit soort gevoelige punten niet hoefde te vrezen. Aangemoedigd door de welwillendheid van zijn gesprekspartners ging Cox nog een stapje verder. ‘Ik zal niet de hele avond zeggen dat vroeger alles beter was, al is dat natuurlijk wel zo. Neem die cabaretiers van tegenwoordig of wat daar voor door moet gaan. Ze zijn alleen maar met zichzelf beter. Wim Kan wordt volgens mij nooit meer overtroffen. Die zei zonder enige schroom: meneer, de regering wil de Papoea’s stemrecht geven. Nou, dan zullen ze die toch eerst moeten vangen. In die tijd kon dat gewoon gezegd worden. Als je dat nu probeert, wordt je gelijk neergesabeld door de linkse media’. 

In het filmpje dat als eerste wordt vertoond, is een stralende Cox te zien die in een van de nieuwe torenflats aan de Maas gelukzalig uitkijkt over zijn ‘stadje’.  Over de vraag wat hem nu beter bevalt, het Rotterdam van vroeger of dat van heden, hoeft hij geen seconde na te denken. ‘Ik ben opgegroeid in een Rotterdam waarin de bakker het brood bij wijze van spreken van puin tot puin bracht. Er was helemaal niks. Alleen leegte. Toen het nog bestond, werd het stadion van voetbalclub Veendam aangeduid als ‘De Lange Leegte’. Nou, die naam was op het Rotterdam van net na de oorlog ook van toepassing. Hoewel, ‘De Grote Leegte’ is misschien een betere omschrijving. Aan de oorlog bewaar ik nog enkele tastbare herinneringen, na 1945 begon de stad pas zo ongeveer ter hoogte van de Kruiskade. Verderop stond het Witte Huis nog fier overeind. De Laurenskerk oogde als een geblakerde getuige van het bombardement. Het binnengedeelte was praktisch geheel uitgebrand. Degene die beslist heeft dat de Laurenskerk weer in volle glorie zou verrijzen, verdient wat mij  betreft een lintje. Hij zal het waarschijnlijk ook wel gekregen hebben. Met het klimmen der jaren werd ik alleen maar trotser op Rotterdam. Ik zag de stad gaandeweg groeien, maar zo mooi als nu is mijn stadje nooit eerder geweest. ‘We’behoren nu tot de tien mooiste steden ter wereld. Ik loop tegenwoordig blakend van trots over de Coolsingel. Vaak word ik dan aangesproken door mensen van mijn generatie met de vraag wanneer ik nu eindelijk mijn belofte gestand doe om nu zoveel jaren Hoekse Waard weer in hartje Rotterdam te gaan wonen. Ik heb inderdaad onder meer in de Oud-Rotterdammer beweerd dat ik op mijn oude dag nog eens zou terug keren. Het probleem is dat ik maar niet oud wil worden’.  Ondanks die letterlijk ‘lege’ jeugd kijkt Cox toch met plezier terug op die periode. ‘Mijn vader was een tevreden hardwerkende havenarbeider. Als ik uit school kwam, zat mijn moeder me op te wachten met een kopje thee. Voor alles wat ik die dag had meegemaakt, en dat was voor mijn gevoel behoorlijk wat, vond ik direct een luisterend oor. Ik heb echt medelijden met de kinderen van tegenwoordig die na school thuis komen in een leeg huis en zich dan maar moeten zien te redden. En waarom? Omdat pa en ma zo nodig carrière moeten maken. Als je geen tijd hebt of wil inruimen om je kinderen zelf op te voeden, begin er dan ook niet aan!’ Een gedeelte van zijn jeugd bracht Cox door in de kostschool van de broeders in Oudenbosch.  ‘Nooit betast daar door een geestelijke’, ging Thies er direct met gestrekt been in. Zijn gast lachte schamper. ‘Absoluut niet. Die broeders waren allemaal even aardig in positieve zin. Ik snap dan ook niet waar al die verhalen over misbruik vandaan komen. Ik heb daar gewoon een heel fijne tijd gehad. Bij gelegenheid ga ik nog wel eens kijken in Oudenbosch. Zo vind ik het heerlijk om daar over die oude begraafplaats te lopen’.  Eenmaal terug in Rotjeknor ging Cox via de Mulo naar de kweekschool, zoals de pedagogische academie toen werd aangeduid. Op de toneelschool werd hij afgewezen wegens…gebrek aan talent!

‘Misschien is dat wel mijn redding geweest. In café De Fles, een roemrucht ontmoetingspunt voor artiesten destijds, raakte ik in gesprek met Peter Blanker, landelijk bekend van ‘Laat mijn zonnebril zitten’ en natuurlijk ‘Het is moeilijk bescheiden te blijven’, maar dat kwam pas veel later. Samen met hem ben ik naar de druivenpluk in Frankrijk geweest om de zomer een beetje leuk door te komen. In de champagnestreek verdienden we tien franc per dag. Toen we eventjes als muzikaal duo door het leven gingen, werden we tot onze verrassing benaderd door platenmaatschappij Bovema. De directeur had pas een plaatje gemaakt met Jaap Fischer, de artiestennaam van Joop Visser. Die was toen al zo gek als een deur en is dat gelukkig nog steeds. Die directeur wilde zijn artiestenstal graag uitbreiden en hij zag wel iets in ons. Let wel, dat was nog voor de grote doorbraak van Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy, om maar eens een paar toppers te noemen. Ik had een liedje, getiteld ‘Jacqueline’ op het repertoire, en dat sloeg vooral in Vlaanderen goed aan. Volgens mij had dat iets te maken met de taalstrijd die daar toen volop woedde.  Het regende uitnodigingen van muziekshows bij onze zuiderburen om dat eerste singletje te komen promoten. Ik speelde geloof ik zeven akkoorden op de gitaar, maar gelukkig stelden de andere artiesten ook niet zoveel voor. Ik ontdekte in die ambiance wel de charme van het chanson, en in een van die shows zag ik een heel prille Jacques Brel aan het werk. Ik kreeg kippevel van zijn stem en voorkomen en wist meteen: dat wil ik ook. Op dat moment koos ik definitief voor het artiestenvak. Kennelijk ben ik een zondagskind, want al vrij snel kon ik van de optredens leven. De rest is geschiedenis. Ik voelde me zo ontzettend bevoorrecht in die tijd. Ik heb Edith Piaf nog gezien met groot orkest in de Olympia in Parijs. Groot orkest, geweldig toch. Tegenwoordig is het overal armoe troef. Artiesten die met een bandapparaat  waar de muziek op staat op pad gaan. Vreselijk toch. Op dat punt heb ik nooit concessies gedaan aan mijn vak. En dan het publiek. De massa zingt of liever gezegd brult ‘gezellig’ mee met de man of vrouw op het podium. Dat zag je in die goeie, ouwe tijd niet. Dacht je dat ze dat bij Frank Sinatra durfden? Kom nou toch!’ Met de timing van Cox is nog helemaal niets mis. Op dat moment verscheen de 47-jarige Frank van den Brink ten tonele. Bekend geworden via een talentenjacht werd deze Sinatra-adapt en imitator uitgenodigd om te zingen op de bruiloft van Reinout Oerlemans en DJ Armin van Buuren. Zijn Sinatra-verering gaat zo ver dat hij zijn zoontje Frank JR heeft genoemd. En het moet gezegd, in ‘For once in my life’ wist hij geregeld de goede intonatie te vinden’. 

Na al deze schone glamourschijn vond Thies de tijd rijp om eens wat herinneringen op te halen aan de ‘zonden’ van zijn gast. Onder leiding van Eric Herfst vormde Cox samen met Jasperina de Jong en Marjan Berk het Cabaret Lurelei. ‘Het liedje ‘Arme Ouwe’ gericht aan koningin Juliana werd door een deel van de publieke opinie als een ‘belediging van het vorstenhuis’ ervaren. ‘In Tiel liep de zaal ineens half leeg. Later in Den-Haag zaten er twee rechercheurs in de zaal. Na afloop kwamen ze naar achteren en Guus Vleugel als tekstschrijver en ik zei de gek als vertolker van het lied kregen zowaar een proces-verbaal wegens majesteitsschennis. Een van die rechercheurs, die een letterlijk gestuurde indruk maakte, nam het nogal laconiek op en zei ten afscheid: ik zou er maar niet over in zitten, want u zult er nooit meer iets van horen. Inderdaad, de acceptgiro van Vrouwe Justitia bleef uit. Waarschijnlijk ben ik met Domela Nieuwenhuis de enige bekende Nederlander die ooit is geverbaliseerd wegens majesteitsschennis. Dat beschouw ik toch als een hele eer. Met de oren van nu vraag je je af waar ze zich zo druk over maakten, want het is in wezen een heel lief liedje, waarin de vertolker het zelfs opneemt voor die goede, oude koningin’.

Toch zou Cox financieel schade lijden door die ‘koninklijke uitglijer’. ‘Ik was in de markt om in een commercial voor het Zwitser Leven-gevoel dat ultieme pensioengenot uit te beelden. Of was het Zwitsal?, nou ja, wat maakt het uit. Toen degene die het laatste woord had dat ter ore kwam, heeft hij naar verluid gezegd: die Cox nemen we niet. Past niet bij ons imago. Hij is veel te links’.  ‘Arme Ouwe’ heeft me op die manier honderdduizend gulden door de neus geboord’. De onderhoudende Oud-Rotterdammer mocht ook nog even reageren op de namen van een aantal vakgenoten. Wim Sonneveld was in zijn ogen de aardigste van de zogeheten ‘Grote Drie’.  Een uitdrukking waar zowel Sonneveld als Toon Hermans en Wim Kan overigens een bloedhekel aan hadden. ‘Sonneveld was de enige bij wie ik -in Amsterdam in dit geval- op bezoek mocht komen. hij heeft me toen heel wat nuttige tips gegeven, en een boekje opengedaan over de geboden en verboden in dit vak. Toon Hermans was weliswaar mijn grootste voorbeeld, maar die was lang niet zo aardig. Sterker nog, Toon was helemaal geen aardige man. Als hij door onbekenden op straat werd aangesproken, wilde hij nogal eens geïrriteerd reageren. Nou ben ik zelf ook geen aardige man, maar ik weet dat tot nu toe toch aardig te verbloemen, speciaal voor Dordrecht. Vind je niet?’, kreeg Cox gemakkelijk de lachers op zijn hand. Een tel later had hij alle reden om zich van zijn vriendelijkste kant te laten zien, want iemand in het  publiek verraste hem zowaar met het programmaboekje van de show van Wim Sonneveld met Ina van Faassen. Daar schoot de ruwe bolste/blanke pit toch wel even vol van. Frans Halsema dan, met wie hij een aantal programma’s heeft gemaakt. ‘Frans was mijn collega. Zeker geen vriend. We lieten elkaar buiten het werk volledig met rust. Dat werkte prima. Als collega was hij mij dan ook zeer dierbaar’. De vorig jaar overleden Rients Gratama daarentegen, beschouwde Cox juist wel als een uitgelezen vriend. ‘Daardoor werkte die combinatie niet zo goed op toneel. Een duo moet het doorgaans van wat botsende karakters hebben. Dat was bij ons absoluut niet het geval. Een van zijn mooiste uitspraken was: Gerard, wij zijn zo goed omdat we onze oren nooit naar een baas hoefden te laten hangen. Zo voel ik dat ook wel. Als vrije jongen, tegenwoordig zeggen ze ZZP-er,  heb ik me in het artiestenvak altijd als een vis in het water gevoeld’.
Joke Bruijs, deze avond lijfelijk aanwezig, ontkwam uiteraard ook niet aan het oordeel Gods. ‘Na veertien jaar huwelijk was de koek op. Het gekke is dat we elkaar als collega’s veel beter liggen. In ‘Toen was geluk heel gewoon’ speelden we man en vrouw met een typisch kribbig huwelijk, maar buiten het zicht van de camera’s was het doorgaans dikke pret. Als huwelijkpartners hebben we bewust nooit professioneel samen gewerkt. Neem nu Hugo Metsers en Pleuni Touw. Twee schatten van mensen, maar die namen al die toneelellende die ze samen op het podium beleefden ook nog eens mee naar huis. Dat wilden Joke en ik elkaar nooit aandoen. Maar ik denk in het algemeen dat de meeste huwelijken na veertien jaar wel uitgeblust zijn’.

Joke, inmiddels ten tonele verschenen, sprak dat nadrukkelijk tegen. Ze wees op haar huidige partner, de jazzmuzikant Frits Landesbergen, met wie ze ook al weer bijna veertien jaar samen is. ‘Onze relatie bruist nog volop. Maar we naderen nu natuurlijk wel de kritische fase. Dat is waar’. Marjolein Meijers wees op de muzikant die haar net had begeleid bij ‘The Sound of Silence’. ‘Met hem ben ik nog veel langer ziels gelukkig. Het kan dus wel, relaties die lang standhouden’.  Cox reageerde gelaten. ‘Zie je wel, dan ligt het toch aan mij!’ Die berustende reactie schreeuwde om een gebaar van troost, en die kreeg Cox dan ook, van beide vrouwen nog wel. ‘Ik heb overigens nog twee nieuwtjes voor je’, deed een plots mentaal herstelde Cox de journalist in Thies opveren.  ‘De kans is overweldigend groot dat Joke en ik weer samen in een televisieserie, geschreven door Maria Goos, gaan spelen. We zijn door de Voorzienigheid kennelijk tot elkaar veroordeeld’. En het andere grote nieuws?’, spitste Thies de oren. ‘Wel, een van de tv-zenders is geneigd om enkele oude knarren als Peter Faber, Willebrord Frequin, Barry Stevens en ondergetekende in staat te stellen om een tijdje over de aardbol te trekken. De bedoeling is dat ieder van ons een plekje bezoekt waar hij altijd graag naar toe heeft gewild zonder dat het er ooit van gekomen is. Het lijkt mij fantastisch om bij de demarcatielijn tussen Noord- en Zuid-Korea te staan. Toevallig komen we morgen voor het eerst bij elkaar om de boel door te spreken en te bezien of we elkaar wel goed genoeg liggen voor zo’n intensieve samenwerking. Dus…wie weet! Tenslotte werd Cox uitgenodigd om ten afscheid samen met het publiek de evergreen ‘Ketelbinkie’ aan te heffen. Dat klonk zoals te verwachten viel zo hartverscheurend dat geen enkele ware (Oud)Rotterdammer het droog hield.

Deze Kunstmin Live duurde inclusief korte pauze ruim drie uur. Dat was in mijn beleving toch wel iets te veel van het goede. Net als bij het speciale aan hem opgehangen programma ‘De Keuzes van Cox’ een aantal jaren terug in De Doelen pakten lang niet alle onderdelen gelukkig uit. Zo hadden de twee relatief onbekende zangeressen best thuis mogen blijven, en het werd me ook niet duidelijk waarom we het kampioensfeest van Feijenoord vorig jaar in woord en beeld weer zo uitgebreid mochten herbeleven, terwijl hemelsbreed bekend is dat Cox uit onvrede met ‘al die ridicule salarissen’ al jaren geen stadion van de binnenzijde heeft gezien. Wat geheel aan mij voorbij ging, was de logica om Cox zo lang te confronteren met een topstuk uit het museum van Dordrecht. Het was mij veel liever geweest indien Cox en Bruijs een veel langere muzikale uitsmijter was gegund. Jammer was ook dat het publiek niet in de gelegenheid werd gesteld om prangende vragen aan hun idool te stellen en natuurlijk had ik veel meer historische stukjes uit zijn rijk geschakeerde carrière op het doek willen terug zien. Een andere vraag die door mijn hoofd speelde, was of een talkshow in deze opzet zich leent voor een Roosendaalse versie in De Kring. Probleem is natuurlijk dat onze regio West-Brabant lang niet zoveel aansprekende landelijk bekende artiesten heeft voortgebracht als de regio Rijnmond. Zo ontving De Kunstmin eerder dit seizoen Joke Bruijs en Richard Groenendijk. Maar goed, we zouden het eens kunnen proberen met Frans Bauer als hoofdgast. Dat valt heus wel wat van te maken. Zou wellicht tevens een mooie seizoensopening zijn.

Kunstmin Live woensdag 11 april met Gerard Cox – Gezien door Jaap Pleij voor www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com            


Woensdag 11 april 2018

POSTHOORN SCHREEUWT OM HORECAVOORZIENING

Tijdens een van mijn stadsverkenningen belandde ik dinsdagmiddag via de Langendijksestraat bij de Posthoorn, tevens de entrée van de Rucphense bossen. Omdat het nogal wat tijd vergde om dat punt te bereiken, zat een nadere verkenning van het gebied er deze middag niet in. Het probleem is dat je eigenlijk met de fiets moet gaan om bij de Posthoorn te komen. Maar eenmaal gearriveerd kun je vanwege de slechte staat van de landweggetjes die door het bos voeren voor verdere verplaatsing geen gebruik maken van de fiets. Althans, indien je niet het risico op een lekke band wil lopen, wat met een gewone huis-tuin-en-keukenfiets ongetwijfeld het geval zal zijn. Te voet is de beste manier, maar waar laat je dan je fiets. Met fiets aan de hand is ook weer zowat. 
Het lijkt mij dat de gemeenten Roosendaal en Rucphen elkaar wel op een wat gastvrijere- en leukere manier kunnen ontmoeten.  Geen idee hoe het bestemmingsplan voor dit gebied eruit ziet, maar het lijkt mij dat de entree van de Posthoorn om een goede horecavoorziening met speciale attracties schreeuwt. Een voorziening waar de bezoekers terecht kunnen voor een natje en een droogje, waar ze tevens hun fiets veilig stallen, zodat ze nadien met een gerust hart te voet van de Rucphense bossen kunnen genieten. Die horecavoorziening kan uiteraard worden uitgebreid met andere recreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en een trimbosje. Iets verderop ontwaarde ik wel een camping met de naam Postkoets. Aan de bordjes te zien is deze camping vooral gericht op  vakantiegangers met caravans. Dit bijt elkaar dus  niet. Bij de aanpalende bosjes staan bordjes met de tekst ‘Rustgebied voor Dieren’.  Ik vrees dat ze dan wel in zeer diepe rust verkeren, want er was zelfs geen kwetterend vogeltje te beluisteren. Indien wolven vanuit Duitsland in dit gebied verzeild raken, reizen ze ongetwijfeld bij gebrek aan dierlijk leven dat zich leent voor consumptie snel door. Ik denk dat de Posthoorn wat meer mag gaan bruisen, op een vergelijkbare manier als het gebied Visdonk. Wellicht kan er bij dit trefpunt tussen twee gemeenten een beeld worden geplaatst dat de samenkomst symboliseert.  Vormgegeven in een stevige kus, ik noem maar wat. De Posthoorn biedt nog wel meer recreatieve mogelijkheden. Op het grasveld waar nu enkele paarden draven, kan misschien wel een complete manege verrijzen.  Ook een uitstekende manier om de Rucphense bossen te verkennen.
Bij de start van de Collegevorming is dit de natuurvriendeljjke suggestie die de PVC de Colleges en gemeenteraden van beide gemeenten graag wil meegeven.


Zondag 8 april 2018

W-A ONGETWIJFELD BLIJ DAT HIJ HET WEL GEDAAN HEEFT

Kort voor zijn overlijden schreef emeritus hoogleraar Cultuurwetenschappen, toneelcriticus en letterkundige Hans van den Bergh een uiterst onderhoudend boekje met als titel ‘Doe het niet, Alex!’. Een boek dat in zijn optie eigenlijk alleen bestemd was voor Willem-Alexander in hoogsteigen persoon, want Van den Bergh bestempelde zijn geschrift als ‘een ultieme waarschuwing aan zijn adres om zich nog op het nippertje te onttrekken aan zijn noodlot’. Maar omdat de firma Meulenhoff één gedrukt exemplaar niet bepaald winstgevend achtte, is in overleg besloten het boek ook beschikbaar te stellen aan de geïnteresseerde buitenstaander. Niet bekend is of het ultieme doelwit, Willem-Alexander dus, kennis heeft genomen van dit goedbedoelde advies. Hij heeft zich er in ieder geval niets van aangetrokken, want hij heeft het niet alleen wel gedaan, maar beleeft volgens historicus Han van Bree juist uitermate veel genoegen en plezier aan de functie die hem bij geboorte reeds in de schoot werd geworpen. Los van dit alles: Wat had koning middelmaat dan moeten gaan doen? Prins Claus confronteerde zijn oudste zoon ooit met de gedachte dat het best eens  zou kunnen zijn dat de Nederlanders genoeg krijgen van de Oranjes en dat zoonlief dan aangewezen zou zijn op een gewone baan in de burgermaatschappij. Of hij daarom maar eens goed over zijn toekomst wilde nadenken, zodat hij altijd nog iets anders achter de hand had indien het fout mocht aflopen met de Oranjes.  
Onlangs schreef Van Bree zelf een boek over dit onderwerp, met de weinig originele titel ‘Willem-Alexander, vijf jaar koning’.  Deze maand viert WA immers zijn eerste majesteitlustrum en dat is doorgaans wel het goede moment om een eerste balans op te maken. Dagblad Trouw wijdde er in de krant van vrijdag 6 april een uitgebreid artikel aan, waarboven een kop prijkte die een geheel andere waarschuwing bevat dan die van Hans van den Bergh: Koning wees voorzichtig; word niet te gewoon. Van Bree erkent dat het koningspaar aanvankelijk jet-set-achtige allures had, wat vooral tot uiting kwam in dat gestuntel met de omstreden villa in Mozambique, maar dat ze daarvoor tijdig teruggefloten zijn. Nu zit het ‘gevaar’ volgens hem heel ergens anders. ‘Ze worden namelijk juist niet te glamoureus, maar eerder te gewoon’. Het mondje van de dienstdoende verslaggever Harriet Salm viel kennelijk op dat moment open en dat gaf De Bree kans om verder te ratelen. ‘Je moet als koning niet de ‘boy next door’ worden of de uitstraling krijgen van een soort topambtenaar’, want dan kan het volgens De Bree flink misgaan, zeker als ze in de zoektocht tussen het gewone- en ongewone, zeg maar het mystieke, geen balans weten te vinden’. Een beetje verslaggever was er bij het uiten van zoveel onzinnige gebakken lucht met twee benen gestrekt ingegaan. Willem-Alexander in verband brengen met mystiek is ronduit lachwekkend. Hij is nog transparanter dan de spruitjeskoningin uit de roemruchte Barend Servetshow. Trouw liet zich echter weer eens lezen als Trouw (tot in den doet) aan het Koningshuis. Salmpje Sweeg! Gevraagd naar het huidige imago van de koning stelt De Bree dat de ‘twee grote televisie-interviews’ zeer goed uitpakten voor dat imago. Hij doelde daarbij op dat idiote ingestudeerde toneelstukje met Rick Nieman en Marielle Tweebeeke als gewillige figuranten en het gesprek met Wilfried de Jong naar aanleiding van WA’s vijftigste verjaardag. De Jong is van alle kanten lof toegezwaaid voor dat gesprek. Iets wat ik nooit heb begrepen. De meest cruciale vraag ‘Indien u meent rechtens op de troon te zitten, waarom weigert u dan DNA af te staan, waarmee voor eens en voor altijd kan worden aangetoond of u wel of geen bloedverwant bent van Koning Willem I, wat volgens de Grondwet een absolute voorwaarde is om het Nederlandse koningschap te mogen bekleden?  Net als oma en moeder voor hem heeft WA daar nooit medewerking aan willen verlenen. Waarschijnlijk zou De Jong door de RVD onmiddellijk naar de strot zijn gevlogen als hij het gewaagd had dit precaire onderwerp ter sprake te brengen. Maar dan had hij tenminste een daad gesteld, nu is hij niet meer dan de zoveelste gedweeë verslaggever in het bedenkelijk rijtje vorsteninterviewers. Salm signaleert zowaar dat er wel ‘degelijk republikeinen in Nederland zijn die het koningshuis achterhaald vinden’ . ‘Wat weet u van hen?’, luidt vervolgens de belachelijke open vraag. En wat antwoordt Van Bree? ‘Je hoort ze nauwelijks’. Nee dank je, de koekoek. Ze worden niet gehoord. Uit eigen ervaring weet ik hoe moeilijk het is om publiciteit te vergaren wanneer je uitsluitend van doen hebt met een uiterst onwillige pers. Tot vervelens toe heb ik Trouw brieven gestuurd met een uiteenzetting van een glorende toekomst in de hernieuwde Republiek der Nederlanden, wat Hans van den Bergh ook zeer uitvoerig en zorgvuldig heeft gedaan in ‘Doe het niet, Alex’.  Echter, al deze brieven werden door de opinie-redactie onder leiding van mevrouw Monic Slingerland nauwgezet getorpedeerd. Net als De Bree stuurde ik Trouw een exemplaar van mijn boek. De reactie laat zich raden: De Bree wordt wel gehoord en mijn boek, alsmede het gelijknamige toneelstuk ‘Koning Willem III en het verborgen kistje’ kreeg geen letter redactionele aandacht. Je hoort ze nauwelijks?  Nee natuurlijk niet, daar zorgt onder meer Trouw tot in den Doet wel voor. De meest ergerlijke uitspraak van Han van Bree heb ik voor het laatst bewaard. ‘Je kunt natuurlijk ook een president aanstellen, maar daar kleven nadelen aan. Wie moet dat dan worden, en hoeveel kost dat wel niet? De Oranjes hebben wij nu eenmaal. Ik zie vooralsnog geen reden om ze af te zetten’. Een interview met zo’n aantoonbaar ridicule uitspraak afsluiten zonder enig weerwoord te bieden is beneden elk journalistiek peil. Voor een historicus heeft Van Bree opmerkelijk weinig voorwerk gedaan. Waarschijnlijk is het boek ‘Grondwet van de Republiek Nederland’ , samengesteld door Hans Ulrich Jessurun D’Oliveira, Meine Henk Klijnsma, Jan Herman Reestman, Pierre Vinken en Wim Voermans, hem volstrekt onbekend. Daarin worden maar liefst drie modellen beschreven voor een toekomstige Nederlandse republiek. Die voorstellen zijn bovendien gegoten in de vorm van wetsvoorstellen tot wijziging van het hoofdstuk over de regering in de huidige Grondwet, met de gebruikelijke memories van toelichting. Ware hij nog onder ons, Hans van den Bergh zou gehakt hebben gemaakt van Han van Bree’s ultieme uitglijer: De Oranjes hebben wij nu eenmaal, ik zie geen reden om ze af te zetten.
In een persoonlijke boodschap aan WA reageerde de emeritus daar als volgt op: Toen de grote mogendheden na de val van Napoleon besloten overal waar mogelijk het ancien regime weer in te voeren, hebben ze Willem Frederik, de zoon van je verre voorouder Willem V, de opdracht gegeven uit Engeland over te steken naar Scheveningen om zich daar door een paar hielenlikkers te laten inhalen als ‘soeverein vorst’. De term koning werd vooralsnog zorgvuldig vermeden want de laatste (echte) koning Filips II was ons zeer matig bevallen en dus hadden we hem in 1581 al afgezworen. Een vorstenhuis waar je op zo’n verachtelijke manier mee wordt opgescheept, kan toch zonder enige hesitatie ‘ontvorst’ worden. De Oranjes hebben er nooit voor terug gedeinsd om belangrijke opposanten, zoals Johan van Oldenbarnevelt en de gebroeders De Witt,  te laten vermoorden door het grauw of door omgekochte rechters. Zo wreed hoeft het lot van WA en zijn Maxima natuurlijk niet te zijn. Nadat  zorgvuldig met hen financieel is afgerekend wegens schandelijk gegraai in de staatskas door de Oranjes door de eeuwen heen zijn WA en Maxima dan eindelijk van de door hen zo verfoeide publicitaire narigheid af en kunnen ze optimaal van hun herwonnen privacy gaan genieten. ‘Beste Alex, denk toch eens in wat een mooi leven jullie te wachten kan staan. Nooit geen verplichte fotosessies meer, nooit meer dat vermaledijde ritje in de die idiote koets op Prinsjesdag, nooit meer die door Rutte geproduceerde toespraak vol bla, bla te hoeven voor te lezen en wellicht kun je je dan eindelijk eens echt nuttig gaan maken…in het watermanagement bij voorbeeld, indien je hart daar nog steeds ligt. Ook al staat er heel wat minder op vermeld dan je nu gewend ben, een loonstrookje dat je met echt werk heb verdiend, geeft zoveel meer voldoening. Vijftig is bovendien een ideale leeftijd om een nieuwe start te maken. Tevens kunnen die slimme meiden van je zich op een menswaardige manier op de toekomst gaan voorbereiden. Dus wat let je?’. (Overbodig te melden dat u dit artikel nooit zult tegen komen in het opiniekatern van Trouw, al is het daar wel naar toe gestuurd).


Zondag 8 april 2018

MARTIJN KONING ZELFS VOOR Z'N MICROFOON ONNAVOLGBAAR

Aanvankelijk was de grote zaal van De Kring zaterdagavond gereserveerd voor ‘An enchanted evening with Mirusia’. Vorig seizoen kon het publiek in Roosendaal voor het eerst kennismaken met deze Australische zangeres van Nederlandse afkomst, die groot is geworden in het muzikale circus van Andre Rieu. Helaas werd de mogelijkheid om de kennismaking met deze charmante, blonde vrouw verder te verdiepen gedwarsboomd door een zwangerschap. Een onverwachte neem ik aan, want het geldt in de artiestenwereld als zeer onprofessioneel, zeg maar ‘not done’, om een nieuwe wereldburger midden in een lange tournee te plannen. Geen hartverscheurende versie van ‘Feed the Birds’ (uit de musical Mary Poppins) dus deze avond.

Maar niet getreurd, de belangstelling voor het optreden van Martijn Koning in de kleine zaal was zo overweldigend dat de directie van De Kring al in een relatief vroeg stadium kon besluiten ‘Koning te Rijk’ over te hevelen naar het ware walhalla. Voor de abonnementhouders van de kleine zaal waren de eerste acht rijen gereserveerd, waarop dit deel van het hooggeeerde publiek naar eigen inzicht kon plaatsnemen. Gastheer Mon Puttiger -geniet van hem zolang het nog kan, over een kleine twee weken staat hij voor de laatste keer aan de deur-  nam het zekere voor het onzekere en attendeerde iedere bezoeker individueel op de gewijzigde situatie. Daarbij meldde hij consequent dat voor de eerste acht rijen het regime ‘Vrij Zitten’ van kracht was, mits men uiteraard tot het groepje uitverkorenen behoorde. Ik nam daarom bij het verwijderen van die irritante paarse linten (kunnen die niet weg?) direct een sprintje naar het midden van de eerste rij, want ik beschouw het altijd als een pré om de dienstdoende artiest goed in de ogen te kunnen kijken. Mijn buurvrouw van deze avond, eveneens lid van het vaste clubje, mopperde dat De Kring dit –een verhuizing dus-  bij het optreden van Peter Pannekoek op 30 maart ook best had kunnen doen. ‘Die had ik zo graag gezien. Nu kreeg ik te horen dat de zaal al uitverkocht was voordat de abonnementhouders hun bestelling konden plaatsen. Er was die avond niets te doen in de grote zaal, Pannekoek had dus gemakkelijk ook in de grote zaal kunnen staan.  Echt wat je noemt een misser’.  Doorgaans kan ik teleurgestelde medebezoekers bij optredens van de categorie (aankomende) cabaretiers troosten met de constatering dat ‘ze niet veel hebben gemist’.  Nu de naam Pannekoek in het geding was, zou dat niet conform de waarheid zijn. En omdat politici, ook wanneer ze van den volke geen raadszetel krijgen toebedeeld, altijd geacht mogen worden de waarheid en niets dan de waarheid (toch, Toine Theunis?)  te spreken, bevestigde ik haar maar een beetje in het ongenoegen dat ze zojuist voortreffelijk geuit had. Een tel later was er pas echt sprake van ongenoegen. Een ongenoegen dat gemakkelijk had kunnen uitmonden in een orgie van ‘vuur en furie’ als mijn buren aan de andere zijde niet zo inschikkelijk waren geweest. Wat was het geval?  Vijf minuten voor aanvang meldde zich een groepje van negen bezoekers dat aan de hand van een stapeltje uitgeprinte elektronische A-viertjes driftig op zoek was naar hun plaatsen op Rij 1. Ik onderkende het naderende onheil al snel en wees hen erop dat ze konden zoeken wat ze wilden, maar dat zeker op deze rij der voorst gezetenen het motto ‘blij dat ik vrij zit’ van kracht was, ongeacht wat er op die formuliertjes vermeld stond. Als ik me daar aan had gehouden was ik op dat moment in de kleine zaal, te midden van ongekend feestgedruis, tevergeefs naar die ongemakkelijke maar o zo vertrouwde tribunestoeltjes aan het zoeken geweest. ‘Voor ons hebben ze bij de kassa een uitzondering gemaakt. Wij vormen een groep van negen en uiteraard willen we graag bij elkaar zitten. Daarom hebben ze alsnog deze plaatsen voor ons gereserveerd’, wierp een knap maar arrogant gezichtje uit de groep tegen. ‘Dus als u nu even plaats wil maken, dan kunnen wij ook zitten’, klonk het zo mogelijk nog irritanter in de richting van mijn twee buurvrouwen.  Dit was natuurlijk een uitgelezen moment om al je opgespaarde woede de vrije loop te laten, maar –ik heb het reeds weggegeven-  de dames stonden gedwee op en zochten hun heil elders. Nu keek het arrogantje in mijn richting. ‘Heb het hart niet, of je krijgt al mijn verkiezingsfrustraties en ergernissen over je uit gestort’, gistte het in mijn bovenste.  Nu heb ik net als Youp van ’t Hek bij voorbaat al een  ……..hekel aan mensen die (grote) groepsgewijs een voorstelling menen te moeten bezoeken, die visie zou dus zeker onderdeel hebben uitgemaakt van mijn ongekende misbaar.   Kennelijk zag arrogantje het gevaar van deze op het punt van uitbarsten staande vulkaan van ‘vuur en furie’ tijdig in en constateerde gemaakt opgelucht dat er nu genoeg ruimte was geschapen voor het gezelschap om naast elkaar gezeten de capriolen van Martijn Koning te aanschouwen.

Mijn stemming was dus al aardig verzuurd, wat niet verdund werd door de eerste indruk van Martijn Koning.  Zijn opkomst werd ingeleid door  Fats Dominee die luid schallend liet weten dat hij  ‘ready and willing’ was. Ik zag en hoorde vooral al meteen dat het qua geluidstechniek foute boel was.  Koning praatte –nou ja, praten, filibusteren dekt de lading beter … net iets te hoog boven zijn microfoon waardoor je hem vanuit deze positie in echo hoorde.  Lucky Luke mag dan sneller schieten dan zijn schaduw, Martijn Koning dendert door in een tempo dat te hoog gegrepen is voor dat arme lulijzer. In zijn openingsbabbeltje liet hij weten het allerliefst in Roosendaal te gaan wonen, maar dat de omringende plaatsen toch ook wel iets hebben. Net als Youp van ’t Hek bijna dertig jaar eerder was hij vooral begeesterd door ‘Ruch – lees Ruk… Eeeen’en in iets mindere mate door ‘Woooouuuw’.  Youpie had destijds de omgeving kennelijk wat beter verkend in de (toen nog papieren) atlas, want hij liet vooral ‘STAMpersgat lekker vet aangezet door het bescheiden zaaltje van Fidei Et Arti gallen.  In mij herkende Youpie –met dank aan mijn opengevouwen blocnootje op schoot- direct een vertegenwoordiger van het journaille en goed bedoeld advies bleef dan ook niet lang uit. ‘Zeg makker van het Rucphense Sufferdje, erectie schrijf je met één ‘R’, tenminste die van mij wel’. Sindsdien stond ik in Oudenbosch lange tijd bekend als ‘de journalist van het hoekplaatsje’. Naar het schijnt zijn daar zelfs in de plaatselijke carnavalsrevue nog grapjes overgemaakt. Niet met een lange baard , maar met een….. nou ja, u begrijpt me wel. 

De technische onvolkomenheid leek niet door te dringen tot Koning en omdat hij daar vanuit de knopjestafel kennelijk ook niet op gewezen werd, tetterde hij in de hoogste versnelling lekker door . Als een kip zonder kop wel te verstaan.  Enige lijn viel in het programma, dat volgens het elektronische mededelingsbord tot 21.45 uur zou duren, niet te ontdekken.  Na een veel te lang uitgesponnen verhaal over een wintersportvakantie-ervaring schakelde hij via zijn (geveinsde?) gebroken hand, een Joegoslavische oorlogsmisdadiger die voor het oog van de camera met fatale gevolgen een flesje gif opdrinkt en oranjevoetbalvrouwen die net als de mannen bij een vrije trap hun hand voor het kruis houden over naar het -ik constateerde het al eerder-  tegenwoordig kennelijk verplichte thema man-vrouw-verhouding, ‘lekker’  doorspekt met de eigenschappen van de uitwendige mens die tot uiting komen in het onderlichaam. Iedere verfijning ontbrak in die smakeloze biologische uiteenzetting, het was niets meer dan een doodordinair pies-poep-plasverhaal, waarin hij de bezoekers op de eerste rij ook probeerde te betrekken. Na vijf kwartier, dus pas om 21.30 uur, besloot hij plots dat zo wel mooi was geweest, abrupt legde hij de zo geteisterde microfoon neer en maakte zich uit de voeten. Met een lach van ‘zo, die snelverdiende centjes zijn weer binnen’ verwaardigde Koning zich om nog even terug te komen voor een buiginkje en daar moesten we het dan maar mee doen. Waarschijnlijk was er geen handelswaar te slijten, want het commerciële uitsmijtertje bleef uit.  ‘Iedere artiest krijgt dus toch het publiek dat hij verdient’, wierp ik bij het verlaten van de zaal nog even een laatste vernietigende blik op het groepje naast mij, dat onbedaarlijk had zitten genieten van zijn grollen en grappen, die bij mij nog geen enkele lachspier tot beroering hadden gebracht. Volgens De Theaterkrant werkt Koning zonder regisseur, wat gezien het gebodene wel te begrijpen valt. Toch zou iemand uit zijn inner circle Koning eens moeten vertellen dat een schouwburgpubliek toch wel wat meer egards verdient dan de mensen die zich als levend decor laten misbruiken bij ‘De Wereld Draait Door’. Hoewel deze grammofoon al aardig is grijsgedraaid, moet ik na deze zoveelste nare ervaring met dat betuttelende, besproken zitten richting directie van De Kring toch maar weer eens verzuchten: VOER HET KOMEND SEIZOEN NU EINDELIJK HET VRIJ ZITTEN IN VOOR ZOWEL DE GROTE - ALS DE KLEINE ZAAL. LAAT THEATERVRIJHEID, THEATERBLIJHEID VOORTAAN HET MOTTO ZIJN!   Ja, ik blijf het toch zeggen hoor.


Zaterdag 7 april 2018

FRANS DE JONG KREEG MIJ WARM VOOR DE COMPUTER

Toen ik me op Koninginnedag nog welkom voelde tijdens de officiële ontvangst van de gedecoreerden in het Raadhuis maakte ik onder het genot van een rozenbittertje steevast een praatje met ‘ons’ voormalig Eerste Kamerlid Frans de Jong. Als geen ander kon hij boeiend vertellen over de Haagse sores van weleer, en je hoefde maar een voormalig politiek kopstuk uit de tijd van huisje-wel-tevree te noemen of De Jong schudde wel een smakelijke anekdote over het betrokken lijdend voorwerp uit zijn mouw. Ondanks zijn hoge leeftijd pikte hij ieder woord uit de conversatie nog moeiteloos op en uit zijn wijze woorden bleek telkens weer dat hij de politiek nog tot op de krant van vandaag volgde. Dat ik hem een keer abusievelijk aansprak met ‘meneer Frans de Clerq’  deerde hem in het geheel niet. ‘Ik wou dat ik zo kon dichten als hij’, ging hij er meteen met een gebbetje overheen.
Afgelopen vrijdag overleed hij op 95-jarige leeftijd, Frans de Jong, een jaar nadat zijn geliefde Annie (Vaarten, 1925-2017) hem was ontvallen. Niet alleen in geestelijk opzicht verraste hij me constant in positief opzicht, met zijn fysieke gestel was zijn leeftijd in ogenschouw nemend ook weinig tot niets mis. Het klinkt gek, maar De Jong was tevens degene die mij als eerste warm maakte voor de geneugten van de computer en internet.  Op 84-jarige leeftijd deed hij met zijn gelijknamige stichting alles wat in zijn vermogen lag om de ouderen (ook letterlijk) achter de computer te krijgen. Als man van de wereld wist hij uit eigen ervaring dat wie niet volgt al snel te ver achteraan loopt om de opgelopen afstand nog te overbruggen. En passant draaide hij zijn hand er niet voor om deze in wezen conservatieve journalist eveneens nut en noodzaak van de virtuele wereld in te laten zien. Trots als een pauw ontving ik hem in 1997 in mijn  nederige woning aan de Marktstede om hem mijn eerste echte computer te laten zien, een bolvormig exemplaar dat nog gevoed werd met Windows XP. Met een docentenblik van ‘Nou ventje, laat maar eens zien wat je in de tussentijd geleerd hebt’ nam hij naast me plaats terwijl ik het gevaarte opstartte. Met bedremmelde blik liet ik hem mijn eerste mailtjes zien, waarin ik door Elise, een toenmalig contact bij de krant, bestraffend werd gemaand mijn stukjes slechts een keer door te sturen. ‘Twintig keer is echt niet nodig hoor’, stond er wat plagerig bij vermeld. ‘Nou, dat is ook niet aardig van die Elise’, reageerde hij met ietwat overdreven compassie. Ik vertelde hem dat de journalistiek nu eenmaal net als politiek een harde wereld was en dat je in die leeuwenkuil op het terrein van technische vorderingen nogal snel voor de leeuwen wordt gegooid. Niet veel later legde ik een tegenbezoek in zijn woning aan de B. Prinsensingel af, waar De Jong me na binnenkomst al snel mee troonde  naar de zolderruimte. Daar stond een keur aan computers opgesteld en alle apparaten hadden een bepaalde specialiteit die het Eerste Kamerlid met engelengeduld demonstreerde. Onder de huidige burgemeester stokte van de ene op de andere dag de gemeentelijke persinformatie (verzoeken om opheldering zijn nooit beantwoord) en zodoende ontving ik ook geen uitnodigingen meer voor die immer zo kostelijke bijeenkomst van de lintjeshouders in het Raadhuis. Door dit bepaald niet hufterproof zijnde gemeentelijk beleid verloor ik Frans de Jong ook uit het oog, totdat het onafwendbare bericht van zijn overlijden me voor de zoveelste keer de afgelopen weken pijnlijk trof. De zoveelste keer omdat diverse bekende Roosendalers ons in hoog tempo aan het ontvallen zijn. Frans de Jong is nu naar ik mag hopen voorlopig de laatste in het rijtje waarin hij vooraf werd gegaan door Cor van Beurden, Jack Musters, Jan Velthoen en Toon van Dodewaard. De uitvaart is donderdag 12 april in aula De Baronie in het crematorium van Breda aan de Tuinzigtlaan. De familie heeft laten weten dat wie geen persoonlijke kennisgeving heeft ontvangen ook welkom is bij dit definitieve afscheid van een uiterst aimabele persoonlijkheid.                       


HET LEVEN VAN FRANS DE JONG IN VOGELVLUCHT
De Jong werd geboren als zoon van een landbouwer en werkte vanaf 1942 op het landbouwbedrijf van zijn vader. In de jaren 1950 was hij enige tijd ambtenaar bij het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Vanaf 1953 was hij dertien jaar secretaris van het bestuur van de Coöperatieve Suikerfabrieken, daarna tot 1984 secretaris van het bestuur van de Coöperatieve Vereniging "Suiker Unie" U.A.
In 1962 werd De Jong, KVP-er, lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant, hetgeen hij tot 1979 zou blijven; hij was bovendien enige jaren fractievoorzitter. Het jaar erop werd hij lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, voor dezelfde partij totdat enkele maanden later de KVP opging in het CDA. Hij was voor die partijen woordvoerder op het gebied van de landbouw. Hij was tevens voorzitter van de commissie voor Landbouw en Visserij en fractiesecretaris.Ir. F.C. de Jong was ereburger van de Provincie Noord-Brabant en Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was getrouwd met Anna Maria (Annie) Vaarten (1925-2017) met wie hij verschillende kinderen kreeg. 


Zaterdag 7 april 2018

MAARTJE EN KINE MOETEN UITSLUITEND MUZIKAAL VIBREREN

Keiharde conclusie na het zien van ‘Vibrato’ in de kleine zaal van De Kring. Maartje en Kine zijn niet leuk. Wanneer ze die niet bestaande kant van hun talent proberen te etaleren, gaat het geheid mis. Dat was enkele jaren geleden al duidelijk te merken toen ze om nooit opgehelderde redenen werden aangezocht om het programma ‘KringProef’ in De Kring te presenteren. Maar niet getreurd. Muzikaal staat het damesduo als een huis. In ‘Vibrato’ onderzoeken ze waarom de wereld zo heftig vibreert. Zo lang Maartje en Kine dicht bij de muziek blijven, is er niets aan de hand. Maar het gaat faliekant mis als ze trachten leuk te zijn ten koste van Thierry Bodet (we weten inmiddels wel dat dit een eigenaardig soort plasser is, JP)  en de interactie aangaan met het publiek.

Het is mij niet duidelijk waarom ze na twee eerdere niet bepaald geslaagde programma’s zo krampachtig vasthouden aan de aanduiding ‘cabaret’. Beste dames, laat die ongein ondanks het overdreven gehinnik in De Kring varen, en concentreer je en ontwikkel je op het terrein waarin jullie excelleren. De muziek dus. Naast een scala aan instrumenten, keurig achter hen uitgestald, zingen ze zeer verdienstelijk en op de Theaterkrant wordt terecht gesteld dat die stemmen heel mooi bij elkaar kleuren. Waarom dan toch nog dat oubollige pad vol valkuilen van de humor bewandeld? Bedenk dat dat mensen die per se lollig willen doen dat in wezen zelden zijn. Humor moet je aan de kont hebben hangen, anders blijft het een gekunstelde bezigheid. Met een grap en grol op zijn tijd om de muzikale uiteenzettingen wat extra te kleuren is niets mis, maar laat je daardoor niet afhouden van het hoofddoel:het publiek ende lering en vermaak te dienen op het gebied van de rijke muziekgeschiedenis. Laat de wereldpolitiek, de moderne man-vrouw-verhoudingen en Trump lekker over aan minder getalenteerde beroepsgrapjassen van het type waar Johan Derksen zo’n gruwelijke hekel aan heeft en voer ons, het naar kwaliteit smachtende publiek, verder mee in die nooit geheel opgehelderde geheimzinnige wereld van Mozart, Vivaldi en Bach. Dat Bach de veel luchtiger opererende Vivaldi minachtte en hem als een soort Marco Borsato en Rene Froger beschouwde, is geen grap, maar een leuke onthulling die geheel past in een echte muzikale vibrato waar Maartje en Kine zich verder op dienen toe te leggen. Dat neemt als bijkomend voordeel de ongetwijfeld de nu nog aanwezige onderlinge spanningen weg. Muzikaal verstaan de dames elkaar uitstekend, maar als de ene helft in een poging grappig te zijn nauwelijks uit haar woorden komt, leidt dat bij de andere helft duidelijk zichtbaar tot irritatie. Gebruik dat aangekondigde evaluatiemomentje dus liever voor overleg over een drastische koerswijziging, en wees er dan van overtuigd dat ik bij de volgende eerste echt vibrerende etalering van jullie ware talent net als bij deze show op de eerste rij zit en elke noot ontsproten aan jullie rijke instrumentarium zorgvuldig absorbeer en lang daarna blijf koesteren als een kostbaar theatersieraad. Afgesproken? 


Zaterdag 7 april 2018

GEEN ENKELE CHEMIE TUSSEN KARIN BRUERS EN NOL HAVENS

Even dacht ik dat het om de Roosendaalse wethouder Toine Theunis en VLP-voorman Arwen van Gestel ging toen Karin Bruers en Nol Havens donderdag in De Kring al boksend het podium op kwamen als flitsende start van het theaterprogramma ‘Bruers haalt uit’. Bruers had een soortgelijke uppercut in huis die Theunis als informateur al heeft uitgedeeld aan zijn politieke tegenstrever die hij koste wat kost buiten de coalitie wil houden.

Havens, ooit de president-directeur van VOF De Kunst, wist het fysieke geweld van zijn ad-hoc collega echter treffend te pareren en daarna beperkte het duo zich tot bepaald niet verheffend verbaal gekrakeel.  De openingsscene is ronduit ongeinspireerd.  Zonder enige aanleiding constateert Bruers dat Havens, die in deze fase van zijn leven gemakkelijk door kan gaan voor de broer van schrijver Ronald Giphart, gezapig is geworden nu hij kleinkinderen heeft. Wat dat met elkaar te maken heeft is mij niet duidelijk en Bruers ‘vergeet’ ook die boude bewering nader te verklaren. Echt gezellig wordt het dus ook niet, wat de medewerkster van de Theaterkrant ten onrechte constateert. De vraag waar ik de kleine zaal van De Kring mee binnenstapte – Wat hebben deze twee mensen in hemelsnaam met elkaar en wat heeft hen naast de pecunia doen besluiten samen het podium  op te stappen?-  wordt in de volgende zeven kwartier geen moment helder. De verklaring vanaf het podium blijft uit en gaandeweg de voorstelling wordt dat ook niet duidelijk. Havens zingt een aantal oude hits waarmee hij op eigen kracht geen publiek meer binnen haalt en zo nu en dan fungeert hij als aangever voor Bruers.  Wat haar heeft bezield om zich te bedienen van een gekunstelde Brabantse tongval is me ook een raadsel. Het articuleren is er bij de tekstbehandeling geheel ingeschoten en daardoor waren haar teksten moeilijk verstaanbaar. Ik neem aan dat ze dit ‘kunststukje’ uitsluitend voor de Brabantse podia reserveert,  het lijkt me dat ze daar in Amsterdam niet mee hoeft aan te komen. 
‘De voorstelling voelt als een soort vrolijk raadsel’, schrijft de medewerkster van de Theaterkrant nog. Vrolijk heb ik me echter geen moment gevoeld, ik stoorde me echter wel aan het groepje hinnikende bezoekers dat vastbesloten leek het duurbetaalde kaartje eruit te lachen. Wat Bruers op eigen kracht ten berde bracht, had het karakter van een vertelvoorstelling. Nergens gebeurde er iets leuks of opmerkelijks tussen Havens en Bruers. Bij gebrek aan chemie was dat ook amper voorstelbaar. Havens viel tegen het einde van de show zelfs nagenoeg stil. In dit soort voorstellingen is het tegenwoordig kennelijk onontkoombaar dat de dienstdoende artiest zijn visie geeft op de moderne man-vrouw-verhouding. Ook deze visie van Bruers was nauwelijks goed voor een glimlach. Peter Pannekoek deed dat een week eerder in De Kring zoveel beter en zoveel origineler (zie ook mijn verslag) . Eerder voor een grimlach vanwege het ongenuanceerde gebral.  Rond 22.00 uur ging de voorstelling uit als het bekende nachtkaarsje. Moeite om er een fatsoenlijk einde aan te breien, had het gelegenheidsduo zich ook al niet getroost. Bruers mag wat mij betreft blijven uithalen, maar deze samenwerking lijkt me niet voor verlenging vatbaar. Daar trapt geen enkele schouwburgprogrammeur meer in!  


Vrijdag 6 april 2018

PVC BETREURT SLUITING KOOPJESHAL

Het bericht dat de Koopjeshal per 1 mei officieel de deuren sluit van het pand aan de Westelijke Havendijk komt gezien de snelle teloorgang niet bepaald als een verrassing, maar de sluiting van mijn favoriete winkel in Roosendaal stemt me natuurlijk wel uiterst verdrietig. Vanwege de grote betrokkenheid van de PVC bij eventuele alternatieve huisvesting heb ik dit bericht net als wethouder Toine Theunis uit eerste hand mogen ontvangen.  Het pand verkeert in een dermate slechte staat dat sluiting volgens adjunct-directeur Pascal de Klerk van Saver onontkoombaar was.  Zo zaten er gaten in het dak, waardoor het constant tochtte in het pand en dat kwam het werkplezier van de medewerkers niet bepaald ten goede.
De laatste verkoopdag is op donderdag 26 april. Wat er bij het sluiten van de deuren – De Koopjeshal is de laatste maanden alleen nog maar van 9.00 tot 12.00 uur geopend- nog aan koopwaar aanwezig is, mag door de bezoekers gratis worden meegenomen. Ik heb Pascal derhalve maar vast gewaarschuwd voor een ware stormloop.  Het woord ‘gratis’ werkt op echte Hollanders als een lap op een rode stier, wat volgens biologen overigens een fabeltje schijnt te zijn.  De Klerk heeft tevens laten weten snel op zoek te gaan naar een alternatieve huisvesting, want de populaire formule van de Koopjeshal (afgedankte spullen afgerekend op  gewicht) wil hij uiteraard niet loslaten. In afwachting van het Ei van Columbus worden de volwaardige Kringlopers, in de Roosendaalse situatie is dat Simple aan de Borchwerf, voorlopig uitgerust met een afdeling outlet. De Klerk verwacht daarmee de (vaste) klanten van De Koopjeshal opnieuw aan zich te binden.  Onderstaand mijn steunbetuiging aan het adres van De Klerk. 
Beste Toine en Jaap,

Bijgaand stuur ik jullie het persbericht dat we vandaag vanuit Stichting De Kringloper gaan verspreiden.
Mochten jullie daar nog vragen over hebben, dan hoor ik dat graag. Evenals tips voor een andere locatie.

Met hartelijke groet,

Pascal de Klerk
Adjunct directeur

Beste Pascal,
 
Vriendelijk dank voor deze persinformatie uit eerste hand.
Ik kan niet zeggen dat dit nieuws onverwacht komt, maar het stemt me wel triest.
Reken maar vast op een stormloop op die donderdag 26 april.
Het woord ‘gratis’ werkt op menigeen als een rode lap op een stier (al schijnt dit een fabeltje te zijn).
 
Zoals je wellicht weet, hebben Toine en ik de mogelijkheden van een nieuw cultuurhuis als alternatief voor het huidige Essentcomplex  onderzocht. Het Essentcomplex, zeg maar de buurman van De Koopjeshal, staat op de nominatie om verkocht te worden aan een commerciële partij.
 
Het staat zo ongeveer wel vast dat de huidige gebruikers van Mariadal verhuizen naar het Da Vinci aan de Bovendonk. De heemkundekring ziet dat positief in. De ‘bewoners’ van het Essentcomplex krijgen ruimtes aangeboden in de vroegere muziekschool, het huidige cultuurhuis deSuite. 
Wellicht liggen er voor De Koopjeshal mogelijkheden in het oude schoolgebouw van Da Vinci aan de Bovendonk. De vroegere LTS aan De Laan van België staat ook al geruime tijd leeg. Misschien is dat ook een mogelijkheid.
PS: Vergeet maar rustig de berichten over De Biggelaar als alternatief cultuurhuis. Dat was slechts luchtfietserij in verkiezingstijd. Net als Toine blijf ik nadenken over alternatieven. Het gemeentearchief aan de Markt staat ook al lange tijd leeg. Dat zou voor een Koopjeshal ronduit de beste vestigingsplaats zijn. Maar waarschijnlijk te prijzig.
 
Je ziet, ik blijf meedenken, want mijn favoriete winkel mag natuurlijk niet verloren gaan.
 
MVG,  Jaap Pleij, PVC Roosendaal  


Donderdag 5 april 2018

MOTORBLOK VELT VLP AL SNEL MET EEN UPPERCUT

Achteraf bezien waren de bokshandschoenen die we van de organisatie moesten aantrekken bij het voorgesprek over het grote slotdebat in De Kring niet van symboliek ontbloot. Geheel in de lijn van de landelijke politiek hebben Roosendaalse Lijst, CDA en VVD stilzwijgend een motorblokcombinatie gevormd, waarbij het alleen maar de vraag is welke partij daar als vierde coalitiepartner bij mag aanschuiven. Vier jaar geleden werd de PvdA zonder enige hesitatie ingeruild voor de Socialistische Partij (SP). Nu de rook van de door Toine Theunis geleidde informatiebesprekingen is afgerond, blijkt dat de SP op zijn beurt plaats moet maken voor GroenLinks. Politieke argumenten zijn daar niet voor te bedenken. De SP heeft zich in die vier jaren een betrouwbare, loyale ‘regeringspartij’ getoond, Iets te loyaal zelfs, zeker waar het die Riek Bakker en Binnenstadsdirectie-idioterie betrof.
SP-wethouder Corné van Poppel oogstte terecht veel lof voor de afschaffing van de eigen bijdragen met betrekking tot het Persoons Gebonden Budget, maar het gehannes met de thuiszorg werd hem wel heel zwaar persoonlijk aangerekend. Wellicht ook door Theunis, die dit debacle mogelijk aangreep om rood in te ruilen voor groen. De politiek als zodanig heeft net als de kiezer helaas last van een korte termijngeheugen. De SP had zijn personeelsbeleid in ieder geval veel beter op orde dan GroenLinks. Toen Jan Peeters wegens persoonlijke redenen ontslag nam als GL-wethouder trad de reeds in Schiedam in opspraak geraakte Wil Vissers aan als zijn vervanger. Dat mondde uit in een volkomen mislukt wethouderschap, waar Vissers drie maanden later zelf een eind aan maakte. Als ze had afgezien van wachtgeld was haar ongetwijfeld veel lof toegezwaaid voor deze dappere, in de politiek overwegend ongebruikelijke stap. Vissers deed echter het tegendeel. Ze maakte juist volledig gebruik van de veel te ruime wachtgeldregeling. Pas na vijf jaar was de belastingbetaler van deze irritante kostenpost verlost. In de tussentijd is het nooit gelukt om Vissers elders aan te stellen. Als PVC-partijleider heb ik GroenLinks Roosendaal diverse keren tevergeefs uitgenodigd om een mea culpa te betuigen tegenover de Roosendaalse bevolking.  Meerdere verzoeken aan het landelijk partijbestuur in de persoon van Rik Grashoff om deze kosten aan de gemeente Roosendaal te vergoeden, zijn nooit beantwoord, laat staan gehonoreerd. GroenLinks en de SP beschikken beide over drie raadszetels. Getalsmatig is er dus ook geen reden voor de ruil op links. Het maakt immers niet uit of je twee zetels hebt verloren of twee gewonnen. Alleen het aantal behaalde zetels telt.
Net als vier jaar eerder in De Kring had voorman Arwen van Gestel van de VLP in de St. Jan aanvankelijk alle reden tot lachen. Uit de notulen van de informatieronde blijkt duidelijk dat de informateur, daarbij gesteund door de rest van het motorblok, zocht naar een reden om de VLP direct buiten spel te zetten. Die werd gevonden in de agressieve toon waarmee de VLP in de ogen van de informateur met name het laatste raadsjaar oppositie had gevoerd. Een lesje staatsrecht leert toch echt dat dit een van de belangrijkste kenmerken is van oppositievoeren. Achteraf is het daarom alleen om die reden te betreuren dat de VLP op 21 maart niet als grootste partij uit de bus kwam zoals het er in eerste instantie uit zag, waardoor ze het initiatief had gekregen bij de coalitievorming. Eerder signaleerde ik al dat Theunis en Van Gestel niet bepaald de grootste politieke vrienden zijn. Helaas zullen we nooit weten hoe dat had doorgewerkt in die onderhandelingen.
Als de Roosendaalse redactie van BN/DeStem een beetje creatief is ingesteld, wat ik gezien de ondermaatse wijze waarop ‘De Wakkere Krant van West-Brabant‘ verslag deed van de verkiezingscampagne ten zeerste betwijfel, zou ze de hoofdrolspelers nog een keer terug laten komen in De Kring om een vervolg te geven aan die overbekende foto met de bokshandschoenen. Al hoewel,  Toine Theunis die een fatale uppercut uitdeelt aan Arwen van Gestel, daarbij toegelachen door VVD-er Cees Lok, Klaartje Koenraad (GL) en Robert Breedveld (CDA,) leent zich meer voor een spotprent. Uiteraard vervaardigd door de talentvolle Eric Elich uit Bergen op Zoom, en absoluut niet door dat over het paard getilde zelfbenoemde kunstenaartje uit de Brugstraat. Wellicht is het hier beter om te spreken van een stootblok.  
De beleidsvoornemens geven eveneens aanleiding voor een brede frons. Theunis liet optekenen dat er meer uit de plannen van Riek Bakker gehaald moet worden. Wat?, is natuurlijk de grote vraag. Bakker heeft slechts een aantal onzinnige aanbevelingen gedaan, waar er slechts een van ten uitvoer is gebracht: een volkomen nutteloze ringweg in de binnenstad. Tengevolge waarvan cruciale wegen in de binnenstad maanden hebben open gelegen. Cees Lok, de verantwoordelijke bestuurder, kan moeilijk ontkennen dat er niet bepaald hard is gewerkt om de klus snel te klaren. Soms door overmacht.  Het was natuurlijk ook niet zo handig van Cees om dat karwei voor de wintermaanden op de planning te zetten.
Zoals ik reeds in een vroeg stadium zag aankomen, opteert Theunis zelf voor de portefeuille cultuur, wat hem in staat stelt om zonder verdere bestuurlijke bemoeienis het Cultuurhuis Roosendaal te realiseren. De motie van Ton Schijvenaars om een studie te laten verrichten naar de mogelijke omvorming van de Biggelaar tot een cultuurcentrum, die tegen iedere logica in door  de vorige gemeenteraad is aangenomen, zal waarschijnlijk snel de prullenbak in gaan. Over dat punt waren Theunis en ik het snel met elkaar eens. De vroegere muziekschool deSuite wordt het nieuwe onderkomen voor de huidige ‘bewoners’ van het vroegere Essentcomplex op het Kadeplein. Het Da Vinci aan de Bovendonk gaat onderdak bieden aan de heemkundekring, videoclub ERSA, de modelspoorbouwvereniging en het Centrum van Molinologie van John Verpaalen. Beide complexen behoren tot het gemeentelijk vastgoed.  Dat plan is dus veel realistischer dan het Biggelaar Cultuurhuis, dat momenteel in handen is is van een commerciële partij. Bovendien heeft eigenaar Carlo Lambregts van het City Theater laten weten dat De Biggelaar vanwege de bouw ongeschikt is als bioscoop. Dat zal voor andere theatervoorzieningen niet anders zijn.  Schijvenaars pleitte in zijn afscheidswoord nog voor meer sociocratie in de gemeenteraad, een bestuursvorm die uitgaat van gelijkwaardigheid van individuen, en wat in de praktijk neerkomt op ‘de medemens regeert’. Zonder dat de partij een reële kans heeft gehad om te laten zien wat ze bestuurlijk in huis heeft, is de VLP meteen op een zijspoor gezet. Deze medemensen regeren dus sowieso niet. Dat levert niet alleen een vieze smaak op, maar je vraagt je af waarom de kiezer de volgende keer nog naar de stembus zou gaan als de eennagrootste partij bij voorbaat al niet mee mag doen. Door de ondemocratische onwil tijdens het informatieproces om recht te doen aan de kiezersuitspraak gaat het nieuwe College van B&W meteen al onder een ongunstig gesternte van start. Als het aan Theunis ligt – en aan hem ligt het, de rest heeft zich daar al lang bij neergelegd- wordt het wederom een bestuursploeg met vijf wethouders. Vier jaar geleden leidde dat tot een wat gekunstelde constructie, waarbij de RL een meerderheid in het college kreeg dankzij de aanstelling van een 0,6 wethouder. Dat veredelde pretpakket had Theunis er net zo goed  zelf bij kunnen doen, maar hij wilde op kosten van de belastingbetaler recht gedaan zien aan de verkiezingsuitslag. Tsja, toen wel. Logica is nu eenmaal een rekbaar begrip, zeker in de politiek!


Maandag 2 april 2018

IEDERE OPMERKING VAN PETER PANNEKOEK IS RAAK

Na het middelmatige voorstellinkje van Benjamin van der Velden begon ik me in gemoede af te vragen of ik dit seizoen nog wel een sterke cabaretvoorstelling voorgeschoteld zou krijgen in de kleine zaal van De Kring. Gelukkig blijkt een dag later al dat mijn verzuchting iets te voorbarig was. Zijn Mark Zuckerberg-achtige verschijning is verre van imposant, maar wat Peter Pannekoek in zijn nieuwe solovoorstelling ‘Later was alles beter’ te melden heeft, boeit van de eerste tot de laatste seconde. Ik durf rustig te stellen dat dit een van de sterkste cabaretvoorstellingen van het seizoen is. Vrijwel elke opmerking is raak in deze voorstelling. En die schaarse oneliners die hun doel missen, zijn op zich toch humoristisch genoeg om gehandhaafd te blijven in de show. 
Tot ieders verrassing mocht Pannekoek nog voor hij een woord had gesproken uit handen van horecamedewerkster Carmen Hack de boeket in ontvangst nemen die hedentendage bij uitzondering pas aan het eind van de voorstelling wordt uitgereikt. Het kleinood werd direct doorgespeeld naar een aantrekkelijke vrouw op de eerste rij. ‘Dat doe ik expres in verband met mogelijke laatkomers. Die missen dan doorgaans het begin van de voorstelling, maar het leek me voor de afwisseling wel aardig om ze nu eens het slot te laten missen’, aldus Pannekoeks alleszins plausibele verklaring.  ‘Later was alles beter’ is eigenlijk een soort langgerekt commentaar op de in razend tempo veranderende man-vrouw-verhoudingen. De seksuele toespelingen heeft hij voor het laatst bewaard, als hij de lachers die eerst voorzichtig op zijn hand waren volledig voor zich heeft gewonnen. Omdat het hier om een try-out ging, lagen de teksten op een Wim Kan-achtige wijze verspreid voor hem op het podium. Kleine geheugensteuntjes waren steeds voldoende om hem weer volledig bij de les te krijgen. Het omver werpen van heilige huisjes lijkt hij daarbij tot zijn persoonlijke missie te hebben verklaard. Johan Cruyff mag nu dan nog onomstreden zijn, over honderd jaar wordt hij verketterd vanwege het simpele feit dat hij graag vlees at. ‘In die tijd heeft de bio-industrie net zo’n nare klank als nu de slaventijd. Hoe succesvol ik bij vrouwen sinds ik enig succes boek ook ben, negerinnen zien nog steeds absoluut helemaal niets in mij. Volgens mij zou dat in de slaventijd niet anders geweest zijn. Stel dat ik als plantagehouder zo’n slavinnetje tot seks had willen dwingen. Dan had ze waarschijnlijk gezegd ‘toch maar liever tweehonderd stokslagen, meester’. Grote namen uit de geschiedenis. Volgens Pannekoek droegen ze net als iedere burgerman een laatje met zich mee dat ze voor het grote publiek liever dicht en verborgen hielden. Zo viel de grote Gandhi op wel heel jonge meisjes, althans in de gedachtenkronkels van de man op het podium.  Churchill was een onverbloemde racist, Martin Luther King had grote delen uit zijn ‘I have a dream’-speech op een Jesse Klaver-achtige wijze van anderen geleend. Zelfs de bijna heilig verklaarde Nelson Mandela heeft volgens Pannekoek toch ‘niet voor niets 27 jaar gevangen gezeten’. Zowaar, hij kwam er mee weg in die bijna uitverkochte kleine zaal van De Kring. Pannekoek schroomde zelfs niet om en beetje begrip te kweken voor de pedofielen in de samenleving, die – hoe weerzinwekkend ook-  hun leven bij voorbaat verwoest zien. Hij verhaalde over een jongen van net 19 jaar, die weet dat hij nooit een normaal seksueel leven zal kunnen leiden en wil hij in de pas blijven lopen, zijn lusten nooit de vrije loop kan laten. Als je dit precaire onderwerp zonder ook maar een enkel ‘boe….etje’ uit de zaal lans die lastige theaterklippen weet te loodsen, ben je een hele grote, en dat belooft Peter Pannekoek zeker te worden. En als een ongelukkige opmerking over de Islam of de Burka hem net als Theo van Gogh op fatale messteken komt te staan,  geen nood. ‘Dan kunnen collega’s altijd nog met de nodige ironie verkondigen dat Pannekoek door bestek is geveld. Als de NS nu ook eens stopt met dat schijnheilige ‘Beste Reizigers’ getoeter op  de stations nu ‘Beste Dames en dames’ in de ban is gedaan, en de reizigers voortaan gewoon eerlijk aanspreekt met ‘Beste sloebers die geen auto kunnen betalen’ is er in zijn optie al veel gewonnen. Als na bijna zes kwartier gedreven spel de spotlights langzaam doven op Pannekoeks gezicht, tovert hij nog een fraaie slotboodschap tevoorschijn. En pas dan weet je als bezoeker waar je in die gelopen anderhalf uur getuige van bent geweest. Als Youp het hek definitief sluit, staat deze zoete lekkernij klaar in de startblokken om het stokje definitief van hem over te nemen. Het heeft er echter alle schijn van dat Pannekoek dit kleinood nu al uit Youp’s handen heeft gegrist. Of later inderdaad alles beter is, zal de toekomst uitwijzen. Pannekoek heeft er nu reeds zijn eigen steentje aan bijgedragen.  Met dank voor die bloemen werd dit wel een heel bijzonder Goede Vrijdag!


Peter Pannekoek – Later was alles beter (try-out). Gezien door Jaap Pleij op (Goede) Vrijdag 30 maart in de kleine zaal van De Kring.