Maandag 30 oktober 2017

PVC WIL OPHELDERING OVER ONDEUGDELIJKE BETONCONSTRUCTIES

Landelijk is er nogal wat rumoer ontstaan over gebouwen van na 1990 met ondeugdelijke betonconstructies.  Ook West-Brabant deelt in deze malheur.  Gebouwen in Breda, Hoeven en Roosendaal bleken ook enkele van deze openbare gebouwen ‘rijk’ te zijn.  Breda en Hoeven betrachtten daarbij de openheid die je in deze situatie mag verwachten door man en paard en vooral gebouw te noemen. Het gemeentebestuur van Roosendaal meende weer eens zich negatief te moeten onderscheiden door hier ‘om paniek tegen te gaan’ geen mededelingen over te doen.  Zodoende verkeren ruim tachtigduizend burgers nog steeds in onwetendheid of zij in de naaste toekomst  al dan niet voet op onbetrouwbare, openbare  bodem zetten.
De PVC vraagt zich af of burgemeester Niederer niet beter voor een carriere in het kleuteronderwijs had kunnen kiezen, want hij verkeert kennelijk in de veronderstelling met onmondige kinderen van doen te hebben die je om het even met elk kluitje in het riet kunt sturen.  Dit geval staat helaas niet op zichzelf.  Vorig jaar weigerde hij categorisch om de bevolking te betrekken bij de vraag of er al dan niet een AZC in Roosendaal diende te komen.   Door veranderde omstandigheden kwam dat AZC er uiteindelijk niet, de PVC heeft door zijn vasthoudendheid de burgemeester wel gedwongen te ‘bekennen’ dat er aanzienlijke kosten ter voorbereiding op deze opvang zijn gemaakt.  Kosten waarvoor het gemeentebestuur geen enkele haast maakte om terug te vorderen bij het COA.  Waarschijnlijk is dit bedrag, dat net als de vergeefse zoektocht naar een nieuw Stadskantoor in de tienduizenden euro’s loopt, nog steeds niet terug betaald. De PVC heeft daar in ieder geval nog geen informatie over ontvangen.
Dit gemeentebestuur kampt, zoals de PVC al vaak heeft vastgesteld, niet alleen met een structureel communicatieprobleem. In het Stadskantoor heerst tevens een afkeer van het betrachten van openheid waar de burger recht op heeft en democratische gezindheid ten opzichte van diezelfde burger.
Onderzoek schijnt te hebben uitgewezen dat de gebouwen, waarvan de identiteit nog immer zorgvuldig verborgen wordt gehouden, veilig in het gebruik zijn. Maar waarom zouden de burgers deze burgemeester nog op zijn blauwe ogen geloven, gezien alle flaters die het College van B&W de afgelopen jaren onder zijn ‘bezielende’ leiding heeft gemaakt? De PVC eist op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) dat de gemeente onmiddellijk laat weten (onder meer via de eigen organen Stadserf en RZIJN) om welke gebouwen het gaat, zodat de burgers zelf kunnen bepalen of ze daar al dan niet binnen willen gaan. Merkwaardige titel overigens van dat volstrekt overbodige blad RZIJN, gegeven door een College van B&W dat keer op keer bewijst er juist niet te zijn voor de bevolking. Zie onder meer dat amateuristische- en draaikonterige  gestuntel met de Biomineralenfabriek, waarover het laatste woord nog lang niet is gezegd.
Op grond van de Wet Openbaar Bestuur (WOB) eist de PVC dat het College van B&W onmiddellijk bekend maakt naar welke gebouwen met mogelijk ondeugdelijke betonconstructies onderzoek is gedaan. Dit moet helaas wel via een WOB geschieden, anders wordt het verzoek ongetwijfeld weer afgedaan met een nietszeggend en ronduit beledigend ‘uw standpunt is voor kennisgeving aangenomen’ , wat zo ongeveer standaard is bij dit gemeentebestuur. Tevens wenst de PVC volledige inzage te krijgen in het op last van het gemeentebestuur uitgevoerde onderzoek.


Maandag 30 oktober 2017

IMPROVISATIETHEATER IS STERKE KANT VAN DMP

‘Wat is nou leuk? Leuk is helemaal niets’, haalt Ad Paantjens halverwege ‘Cyrano’ uit naar een van zijn medespelers. Die kunnen ze bij Facebook in hun zak steken. Al die ‘likes’ en die duimpjes onder de berichtjes op dit wereldwijde medium zijn dus van generlei betekenis, zo leert ons deze versie van de klassieker Cyrano de Bergerac.  Op ‘Leuk’ rust tevens een absoluut taboe in de wereld van showbizz en glamour. In de film ‘Truth or Dare’ vraagt Madonna na afloop van een zinderend concert aan haar toenmalige ‘lover’ Warren Beaty (kleine broertje van Shirley MacLaine) wat hij van de show vond. Zijn verveelde gezicht verraadde dat oordeel al, maar toen hij slechts het woordje ‘nice’ wist uit te brengen, kon Beaty gelijk zijn boeltje pakken. ‘Wat nou ‘nice’. Zeg dan liever dat je het klote vond’, mopperde Madonna nog net na voor het spiedend oog van de camera.
Op dat ‘leuke’ moment in de voorstelling wist ik nog niet wat ik van deze voorstelling moest vinden. Daar worstel ik eerlijk gezegd nog steeds mee. ‘Leuk’ is inderdaad het juiste woord niet. ‘Humoristisch’ was het slechts af en toe en ‘verrassend’ ook niet bepaald. DrieMaalPlankenkoorts had gekozen voor de zogeheten ‘theater-in-theater’-vorm.  Dat kon ook haast niet anders met dit zo overbekende verhaal dat al te vaak verteld is. Door zich nadrukkelijk als acteurs te presenteren die een stuk spelen of repeteren kunnen ze op ieder gewenst moment uit hun rol stappen en een geheel andere toon (tegen elkaar) aanslaan. Die vorm heeft ongetwijfeld ooit een komische lading gehad, maar is door gerenommeerde toneelgezelschappen en met name Het Volk al zo vaak gehanteerd dat de sju er nu wel af is. Bovendien pakt deze speelstijl bij DMP nogal rommelig uit. Ad Paantjes weigert als dichter van de koude grond een valse neus op te plakken en acht het in tegenstelling tot zijn tegenspelers en tegenstrevers Dragan Zuijkerbuijk en Bas Ambachtsheer niet nodig om historische kledij aan te trekken. Als Cyrano de Bergerac (Ad Paantjes), Graaf De Guiche (Dragan Zuijkerbuijk) en Christian de Neuville hengelen ze -tevergeefs zoals later zou blijken-  naar de hand en de dientengevolge seksuele bijkomstigheden van de bevallige Roxanne (op maat gespeeld door gastactrice Imme Steinmann). Geen van hen weet bij haar de juiste entree te vinden en de gevoelige snaar te raken, aan het eind van het liedje staan de heren dan ook met lege handen; Roxanne zoekt haar eigen weg wel op het liefdespad. De moraal van het verhaal is ongetwijfeld: behandel de vrouw met respect en spreek haar zeker niet aan met ‘vrouwtje’ en behandel haar niet als de zoveelste verovering. Onderhoudend en vermakelijk is de voorstelling vooral door de ironische- en karikaturale wijze waarop Dragan zijn graafpersonage neerzet. DMP is al een semi-professioneel gezelschap, maar Dragan is de enige die succesvol de overstap naar een volledig professionele toneelcarrière lijkt te kunnen maken. Toch iets om te overdenken! Maar waarom de keuze op Cyrano is gevallen, wordt mij geen moment duidelijk. Waarom bij voorbeeld niet voor een geheel nieuwe- en eigen(tijdse) productie gekozen. In dit Trump-tijdperk zijn daar legio mogelijkheden voor. Zo heb ik Stichting JONG Theater in juni van dit jaar na ‘Peter Pan’ gesuggereerd om iets te gaan doen met het fenomeen ‘Bernie Sanders’ (zie ook mijn verslag van deze voorstelling). Die weg zou ik DMP ook graag zien bewandelen, maar dit gezelschap bevalt mij eerlijk gezegd het best als ze aan de hand van een aantal opdrachten van de spelleider improvisatietheater maken. Op 16 januari 2018 staan ze weer in de kleine zaal van De Kring met zo’n zogeheten ‘Een blokje om’ voorstelling, dit keer als onderdeel van de dinsdagmiddagserie. Daar ben ik nu al nieuwsgierig naar. Vermeldenswaardig is nog wel dat op driekwartvoorstelling het geluidsvolume sterk terug viel, maar dat de acteurs zich daardoor in het geheel niet lieten afleiden en ‘man’moedig door speelden. 
DrieMaalPlankenkoorts – Cyrano, gezien door Jaap Pleij op 28 oktober 2017 in de kleine zaal van De Kring. 


Zaterdag 28 oktober 2017

"ADDICTED TO BLUES" GEEFT TE MAGER BEELD VAN BILLIE HOLIDAY

‘Addicted to blues’ moet een beeld schetsen van de legendarische zangeres die in haar persoonlijke leven vooral ‘addicted to drugs’ was. Het licht floept aan juist op het moment dat Billie Holiday en haar pianist de kleedkamer binnen komen om zich voor te bereiden op wat later zou worden omschreven als een gedenkwaardig optreden. In een tijd, eind jaren veertig, dat de rassen nog streng gescheiden waren in het land van de onbegrensde mogelijkheden was het nogal uitzonderlijk dat een overwegend blank publiek een concert van een donkere zangeres bezocht. En dat is precies wat er zou gebeuren op die bijzondere avond in Cargenie Hall. Zangeres en pianist zijn er vooraf niet erg gerust op.

In de stad die altijd bruist en nooit gaat slapen voelen ze zich eenzamer dan ooit tevoren. Billie Holiday, fraai vertolkt door Sophia Wezer, grijpt de vijf kwartier die hen scheiden van het immense podium aan om haar frustraties nog even de vrije loop te laten, waarbij de eerst zo onverstoorbare pianist (Erik de Reus) wisselend als klankbord en kop van jut mag dienen. Als ze hem te zwaar onder druk zet, toont de muzikant zijn ware aard door haar enkele racistisch getinte opmerkingen naar het hoofd te slingeren. Waar je een fel weerwoord zou verwachten, kruipt Billie terug in haar schulp. De rassenscheiding liet zich ook in dit artistieke milieu niet helemaal wegpoetsen. Zing-zeggend banjert Billie door de kleedkamer, de intieme momenten gaan helaas ten koste van de verstaanbaarheid, en uiteindelijk staat ze flink opgefokt en opgeladen in de schijnwerpers van Carnegie Hall. In deze al even legendarische concert zaal begint de avond dan pas. Het publiek in de kleine zaal van De Kring wordt na een ultra korte toegift echter ‘genadeloos’ naar buiten gestuurd, waar de toeschouwers in de fuik belanden van het pauze vierend gehoor van de toneelvoorstelling ‘Terror’. Op zo’n moment wordt weer eens duidelijk dat De Kring niet berekend is op twee goed bezochte tegenover elkaar geprogrammeerde voorstellingen, die dan ook nog eens op hetzelfde tijdstip leeg lopen. De witte wijn die anders zo uitnodigend staat te wenken voor het kleine zaalpubliek (onderdeel van het abonnement) was nu in geen velden of wegen te bekennen.  Wie toch een drankje wilde, moest achter aansluiten bij een al veel te druk buffet. Waarom de drank deze keer niet gewoon achter in de kleine zaal reeds klaargezet, zodat beide bezoekersstromen elkaar niet bijten?’, vraag ik me dan op zo’n moment af. Of wat een nog simpeler oplossing is: programmeer de voorstellingen zo dat ze geheel langs elkaar heen gaan. Een duidelijk regiefoutje van De Kring zelf. Een foutje is niet erg, als diezelfde fout maar niet weer een keer wordt gemaakt. Deze situatie zou zich ook niet hebben voorgedaan als ‘Addicted to Blues’ ons een kwartiertje langer getuige had laten zijn van dat concert in Carnegie Hall. Deze schets was in alle opzichten aan de magere kant. Zowel het publiek als Billie Holiday hadden beter verdiend. Een gedeelte na de pauze lag ook voor de hand. Een gedeelte waarin zangeres en pianist al dan niet nagenieten van het concert, een sfeer die meteen helemaal om kan slaan als de eerste reacties binnen druppelen. Heel jammer dat theatermakers tegenwoordig zo geneigd zijn zich er (te) gemakkelijk vanaf te maken.
Het leven van de slechts 44 jaar geworden zangeres (1915-1959) ging niet bepaald over rozen. Volgens haar eigen biografie werd zij ontdekt in 1933, toen een dansauditie mislukte, en zij daarna de kans kreeg om haar zangtalenten te tonen.  Biografen nemen echter aan dat zij al in 1930 of 1931 zong in New Yorkse jazzclubs. Om zich letterlijk en figuurlijk staande te houden, begon Holiday steeds meer drank en andere verdovende middelen te gebruiken. Holiday beleefde in 1947 een absoluut dieptepunt toen ze werd gearresteerd wegens drugsgebruik, waardoor ze een jaar gedwongen doorbracht  in een centrum voor verslaafden. Hoewel zij daarna geen vergunning meer kreeg om in New York op te treden, stond ze tien dagen na haar vrijlating in Carnegie Hall voor dit bewuste concert. In de jaren vijftig werd een album van dit optreden uitgebracht met als titel ‘The Essential Billie Holiday Carnegie Hall Concert’ met daarop achttien nummers. Billie Holiday opende met ‘Lady sings the blues’ (tevens haar bijnaam) en eindigde met ‘What a little moonlight can do’.  Die historische momenten had ik graag nog een keer herbeleefd in De Kring. Maar helaas!

Billie Holiday, Addicted to Blues, Sophia Wezer (zang), Erik de Reus (piano). Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 27 oktober in de kleine zaal van De Kring.


Vrijdag 27 oktober

DE TWEE GEZICHTEN VAN TIM AKKERMAN

Hij heeft het deze avond niet ten gehore gebracht, maar toch vermoed ik dat Tim Akkerman iets heeft met het nummer ‘Twee Gezichten’ van Frank Boeijen. Zijn soloprogramma ‘Tims Secret Sessions’ laat namelijk heel duidelijk twee totaal verschillende kanten van de sympathieke zanger/gitarist zien. Voor de pauze: onzeker, mat, timide, nerveus en derhalve is zijn optreden ook nogal aan de vlakke, zelfs wat saaie kant. Vrijwel alle nummers klinken behoorlijk monotoon, wat het pijnlijkst tot uiting komt in ‘Looking for Love’ van zijn grote voorbeeld Bruce Springsteen. Bij deze powersong denk ik altijd aan de versie van Cher die dit nummer heerlijk wist te laten vlammen. 

Het half uurtje pauze verrichtte kennelijk wonderen, want in het tweede gedeelte stond er een totaal andere Tim Akkerman op het podium: geïnspireerd, innemend, uitstekend musicerend in de lijn van de oorspronkelijke artiesten en tegen het einde wist hij zowaar zijn publiek zelfs te ontroeren. Velen kennen de naam Tim Akkerman vooral van de Haagse band Di-rect, waar hij tien jaar de rol van leadzanger vertolkte. In maart 2009 hield hij het voor gezien en werd ruim een half jaar later opgevolgd door Marcel Veenendaal. En voor wie in het publiek het zich afvroeg: ja, Tim Akkerman staat nog steeds op goede voet met zijn voormalige, muzikale kameraden en ziet en spreekt hen nog regelmatig. Stil zitten was er na de ‘breuk’ met Di-rect niet bij. In de zomer van 2010 trok hij zich drie maanden terug in het vakantiehuisje van zijn ouders in Zeeland om aan nieuw repertoire te werken. De Zeeuwse lucht heeft waarschijnlijk een positieve invloed op het creatieve proces, want bijna veertig jaar geleden bedacht de Vlaamse zanger Louis Neefs (verongelukt in 1980) hier de lotgevallen van Annelies uit Sas van Gent in Zeeland. Tim Akkerman keerde met zoveel nieuwe nummers van zijn missie terug dat hij prompt een eigen band, bestaande uit Matthias van Beek (gitarist), Stef de Hond (toetsenist), Jens Dreijer (bassist) en Mischa Porte (drummer), kon vormen om deze kersverse schatten met het publiek te delen via een uitgebreide tournee langs theaters en clubs.  Op 4 november 2011 kwam de eerste single van het debuutalbum ANNO uit. Het complete album werd op 18 november 2011 gelanceerd. In het theaterseizoen 2012-2013 deed Tim Akkerman opnieuw van zich spreken met de show ‘The Buddy Holly Story’. Volgend seizoen presenteert hij een geheel nieuwe, groots opgezette tribute aan Bruce Springsteen die net als bij het origineel drie uur in beslag zal nemen. Daar neemt hij met dit soloprogramma vast een voorproefje op, want Bruce Springsteen maar ook Pearl Jam en Neil Young komen in het tweede gedeelte op een uiterst, prettige- en intensieve wijze voorbij.
Ik zit echter nog steeds met de vraag wat hem in de pauze in de kleedkamer van De Kring in hemelsnaam is overkomen.  Naar eigen zeggen maakte hij een praatje met enkele technici en zelf sloot hij niet uit dat de wodka –net als Frank Sinatra drinkt hij geen water op het toneel (zegt ie althans)- zijn heilzame werking ging doen op het podium. Die verklaringen lijken mij echter niet toereikend, ik vraag me dan ook af of zijn optredens elders in het land volgens hetzelfde stramien verliepen of onderging hij in Roosendaal eenmalig een totale gedaanteverwisseling?   Het mooiste was voor het laatst bewaard. Tim Akkerman sloot het concert officieel af met een prachtige, verstilde uitvoering van Springsteen’s ‘The River’, waarmee hij een blond meisje op de eerste rij zichtbaar wist te ontroeren. En zij was zeker niet de enige. De toegift mocht met recht een verrassing worden genoemd. Dat bestond uit een ode aan een idool van een geheel ander kaliber: cabaretier Harrie Jekkers die later dit seizoen met Klein Orkest zijn opwachting zal maken in De Kring. Ooit raakte Akkerman na afloop van een optreden in de VIP-ruimte in gesprek met zijn Haagse voorbeeld, die echter in hem als eerste een Bekende Nederlander herkende. ‘Goh, jij bent toch die gosert van dat directe bandje’, klonk het in plaat Haags, waarna Akkermans avond helemaal niet meer stuk kon. Onder het pseudoniem ‘Harry Klokkestein’ zong deze Haagse Harry ooit een lofzang op zijn geboortestad onder de titel ‘O, O, Den Haag (mooie stad achter de Duinen), en met een bijzondere versie van dit alternatieve volkslied werd het publiek naar huis gestuurd. Als dank voor het zachtjes meezingen, plakte Akkerman daar nog een stukje ‘Brabant’ van Guus Meeuwis aan vast. Dat West-Brabant in dat lied over de Kempen en de Meijerij geheel niet wordt genoemd, deed eventjes niet ter zake. Op dat moment kon hij op zijn beurt in Roosendaal niet meer stuk. Akkerman komt wellicht nog een keer terug met ‘Secret  Sessions,  deel 2. Ik hoop dat hij dan in de eerste plaats vanaf de eerste minuut op scherp staat en aan Cat Stevens (Peace Train, O Very Young) zal denken bij het samenstellen van het repertoire. ‘De Hoge Heren van het Dorp’ van Peter Schaap lijkt me bij die gelegenheid wel een mooie Nederlandstalige slotode aan Haagse Mark en zijn Lucky-TV-neef Willy.

Zo’n eerbetoon zou historische gezien ook wel recht doen aan die mooie stad achter de duinen. Den Haag heeft namelijk van oudsher nooit stadsrechten genoten. Desondanks kreeg het al in de middeleeuwen bestuurlijke instellingen die alleen in steden voorkwamen. Wel kreeg Den Haag in 1806 van koning Lodewijk Napoleon, wat in 1810 werd bevestigd door diens keizerlijke broer,  de eretitel stad. Drie jaar voor Roosendaal deze eer te beurt viel dus. Na het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd in Koninklijke Besluiten alleen nog gesproken van de ‘stad ’s Gravenhage’. Dat gaf echter geen bijzondere rechten meer, want het stadsrecht was al in 1795 ten tijde van de Bataafse Republiek afgeschaft. Wat Den Haag verder zo bijzonder maakt, is dat het twee soorten inwoners kent: Hagenezen (volks) en Hagenaars (sjiek). De jeugdvriend waar Akkerman herinneringen aan ophaalde, behoort duidelijk tot het eerste type. Met warme decorstukken probeerde de artiest een huiskamersfeertje te creëren in de kleine zaal van De Kring. Het zou bij een eventueel volgende keer helpen indien De Kring die vreselijk ongemakkelijke- en oncomfortabele tribune ingeklapt laat en de zaal ruimschoots voorziet van gezellige zitjes. Dat geldt eigenlijk voor veel meer voorstellingen met een intiem karakter in de kleine zaalcyclus. Bij de entree mag wat mij betreft voorts een groot bord komen te staan met het opschrift: GEBRUIK TABLETS EN I-PHONES TIJDENS DE VOORSTELLING STRENG VERBODEN. Ook nu zaten er helaas weer wat van dit soort stoorzenders tussen het publiek.   

Tim Akkerman – Tim Secret Sessions – Gezien door Jaap Pleij op donderdag 26 oktober in de kleine zaal van De Kring.   


Vrijdag 27 oktober 2017

LUCAS DE MAN ZOEKT IETS TE LANG NAAR DE MAN VAN NU

Het Zuidelijk Toneel is tegenwoordig bijna synoniem voor Lucas de Man. Het was woensdagavond de derde keer in relatief korte tijd dat ik hem in De Kring in een solovoorstelling aan het werk zag. Niet dat daar iets aan mankeert. Deze 35-jarige theatermaker lijkt bezig te zijn aan een permanente zoektocht naar het verschijnsel ‘mens’, en dat heeft tot op heden redelijk boeiende voorstellingen opgeleverd. Maar ik verlang toch wel terug naar de tijd dat het Zuidelijk Toneel met actrices als Chris Nietvelt excelleerde in verrassende ensemblestukken.  Lucas de Man gaat bij de samenstelling van zijn programma’s niet over een nacht ijs.
Voor ‘Wij Varkensland’ liep hij een maand stage bij varkensboeren, voor ‘De Man door Europa’ (vorig jaar geselecteerd voor het Nederlandse Theaterfestival) reisde hij op kosten van het Zuidelijk Toneel kriskras door het oude continent. Voor het project ‘Bejaarden en Begeerte’ (vorig seizoen in De Kring te zien als opening van de dinsdagmiddagserie) bedreef hij weliswaar geen ervaringsjournalistiek, maar wel stak hij heel wat tijd in interviews met de doelgroep. Dit was een zogeheten Vlaamse herpakking van een eerder soortgelijk project, uitgevoerd onder de artistieke leiding van de twee jaar geleden overleden Matthijs Rumke. Toen verbond De Man hier als voorwaarde aan dat iedere bezoeker zich zou laten vergezellen door minstens één 65-plusser. Wie daar niet aan kon voldoen, mocht de zaal wel binnen gaan, maar moest daarbij wel de afkeurende blikken van De Man voor lief nemen en werd ook verder niet bij de voorstelling betrokken. Dat was bepaald geen pretje om zo bot en genadeloos links gelegd te worden, dat kan ik uit eigen ervaring verzekeren.  Aan deze artistieke mix van documentair- en onderzoekstheater ging eveneens een grondige voorbereiding vooraf. Om bepaalde conclusies te trekken heeft De Man bij (naar eigen zeggen) honderden mannen onderzocht hoe ze in hun vel zitten en de huidige, derde emancipatiegolf ondergaan. Die mannen zien we niet letterlijk in de voorstelling terug, maar hij zal daar ongetwijfeld zijn voordeel mee hebben gedaan. Nou heb ik dit gekunstelde man-vrouw gedoe nooit zo goed begrepen, in mijn visie is de mensheid opgebouwd uit (momenteel) 7,5 miljard individuele mensen, elk met een unieke ervaringswereld.  Maar het is altijd interessant om te zien hoe een doorgewinterde theatermaker dit thema belicht. De Man heeft de blanke heteroman als uitgangspunt genomen, en dat is niet zo verwonderlijk. Door de eeuwen heen zijn het de blanke heteromannen geweest die de geschiedenis hebben vastgelegd, waarbij ze zichzelf als norm beschouwden. Wie oordeelt over zijn medemens, kijkt veelvuldig om zich heen, maar vergeet naar zichzelf te kijken. Is die doorsnee man nu echt van een houthakkende oermens verworden tot een zorgzame vader die iedere ochtend zijn nakomelingen naar het kinderdagverblijf brengt en is hij nog wel die seksuele veroveraar die vrouwen ooit in hem zagen? Omdat iedere voorstelling in potentie leermomenten bevat, is De Man zeer benieuwd naar de reacties uit het publiek. In Roosendaal hoeft hij daar niet lang naar te hengelen. Een jonge landgenoot van Vlaming De Man ‘bekent’ dat hij zich uitgerekend voor het eerst een echte man voelde toen hij zijn eerste peuter naar de kinderopvang had gebracht. ‘Op dat moment besefte ik wat mijn rol als opvoeder precies inhoudt en sindsdien ga ik als trotse echtgenoot en vader door het leven’, zegt hij tot tevredenheid van zijn mild glimlachende echtgenote, die deze spontane bijdrage beloont met een zachte aai over de mans binnenbeen. Het jonge paar zit pal voor mij, vandaar dit gedetailleerde onderdeel in het verslag. De zo komisch begonnen verhandeling krijgt plots een dramatische wending als Lucas de Man vertelt over zijn pubertijd. Op een kwade dag werd hij overvallen door het nieuws dat twee vriendinnetjes van school waren verkracht en toen nam hij het resolute besluit nooit zo’n man te worden, daarbij van harte gesteund door zijn geëmancipeerde moeder. Hij betreurt het dat dit voorbeeld geen brede navolging heeft gekregen, want – zo zou uit onderzoek zijn  gebleken- ‘maar liefst 88 procent van berichten over mannen in de media hebben een negatieve lading’.  Wat natuurlijk niet zo verwonderlijk is, want mannen nemen nog steeds een dominante positie in binnen het maatschappelijk- en politiek krachtenveld, maar dat ‘vergat’ De Man er bij te vertellen. Grappig wordt het weer als De Man belangstellend informeert of er mannen in de zaal zitten die ooit een vrouw hebben geslagen. Het blijft stil. Opmerkelijk genoeg volgen er heel wat meer reacties als hij de vraag omdraait. Zijn er vrouwen die wel eens een man hebben geslagen? Een pittige tante op een van de eerste rijen riposteert op gevatte wijze: ‘jawel, maar dat was slechts een corrigerende tik’. Uit De Mans reactie valt op te maken dat hij deze nog niet eerder langs heeft zien komen. Het eventuele verschil in beleving tussen de homo- en de allochtone man komt in de verhandeling niet ter sprake. Wat toch wel een gemiste kans is, als toehoorder had ik graag vernomen hoeveel mannen van allochtone afkomst hun vrouwen nog steeds verstoppen en vooral als versiering zien. En waar is ziekelijke jaloezie eigenlijk op gebaseerd?  Iedereen die zich daar aan bezondigt, weet inmiddels toch wel dat dit averechts werkt. Misschien verbindt De Man deze losse eindjes in een vervolgvoorstelling of laat hij het gemakshalve aan het publiek over om dit zelf in te vullen. Miljoenen jaren van veranderende man/vrouw-verhoudingen laten zich immers niet zo gemakkelijk in twee uurtjes voordracht zonder pauze vangen. Lucas de Man staat een half uur langer op het podium dan aangekondigd. En het slotverhaal was nu net het gedeelte dat hij beter achterwege had kunnen laten. Die vlag dekte de lading niet echt. Bovendien stelde hij de blaas van zijn gehoor met deze onverwachte verlenging wel erg zwaar op de proef. Dat had deze ultieme mannenkenner toch wel beter kunnen inschatten! Voor deze voorstelling heeft De Man nauw samengewerkt met fotograaf (eens ‘des vaderlands’) Ahmet Polak en schrijver-journalist Rashif El Kaoui. Beiden hebben geen fysiek aandeel in de productie. Een slotconclusie is niet te trekken uit het verhaal.
Het Zuidelijk Toneel, Stage-Z, Solo Lucas de Man, De Man is Lam, gezien door Jaap Pleij op woensdag 25 oktober in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 25 oktober 2017

WEST-BRABANT KAN WEL EEN HARRY VOSS GEBRUIKEN

‘Harry Voss – man van actie’. Een boek met zo’n titel valt zelfs op in de bulk van de Roosendaalse Koopjeshal. Daarom dit groene boekje maar snel uit de wereldse SPAM gevist. Het is immers verkiezingstijd, een periode waarin doorgaans ook heel wat actie is vereist om  standpunten kracht bij te zetten. Enkele goede tips van deze actievoerder pur sang zijn daarbij nooit weg. Annemarie van Gelder, de auteur van dit boek, omschrijft Voss (1951) als ‘iemand die doet waar anderen hoogstens zeggen dat iemand er eens iets aan zou moeten doen’. Om daar bewonderend aan toe te voegen: ‘Onze samenleving zou er heel anders uitzien zonder mensen zoals Harry. Waar velen van ons uit de luie stoel richting TV commentaar spuien op wat er fout gaat, is Harry al op het Stadhuis om de verantwoordelijke wethouder aan zijn mouw te trekken’.
Nu heb ik dit de afgelopen vier jaar in figuurlijke zin met grote frequentie gedaan bij met name de wethouders Lok en Theunis. Het enige tastbare resultaat van al dat geschrijf was dat Lok zich in een zeldzaam eerlijke bui liet ontvallen dat hij ‘zich niet geroepen voelt om verantwoordelijkheid af te leggen tegenover individuele burgers’. Dit privilege is in zijn ogen voorbehouden aan de leden van de gemeenteraad, en laat hij daar nou de afgelopen raadsperiode nauwelijks een kind aan hebben gehad. Een betere aansporing om er in maart 2018 met de PVC weer keihard tegenaan te gaan, had hij mij nauwelijks kunnen geven.    
Wie is deze voormalig in Apeldoorn geboren werknemer van het Rijks Computer Centrum nu precies? Toen Harry en zijn kersverse echtgenote Gerry in 1976 voor de kardinale vraag ‘wel of geen kinderen?’ stonden, besloten ze ‘ja’ te zeggen, maar wel onder de volgende voorwaarde: Als we kinderen op deze wereld willen zetten, moeten we ons ook actief voor die wereld gaan inzetten. De jonge Voss barstte van de energie en het was dan ook een logische eerste stap voor hem om zich aan te melden bij het Wereld Natuur Fonds (WNF) in Apeldoorn. Vanuit die positie stond Voss niet veel later aan de wieg van de jeugdafdelingen van het WNF, de Rangers. De eerste grote actie waar hij nadrukkelijk zijn stempel op zette, was de afsluiting van de hele weg bij de Asselse Hei zodat de trekkende padden veilig de overkant konden bereiken. Deze beestjes, door hem omschreven als ‘net als everzwijnen aandoenlijk mooi in hun lelijkheid’, brachten Voss in contact met die andere Gelderse Harry, beter bekend als de wereldvermaarde gitarist Harry Sacksioni (onlangs nog te zien geweest in De Kring). Toen deze van de actie vernam, besloot hij zijn nieuwste compositie voor het live-album ‘Optima Forma’ onmiddellijk ‘De Paddentrek’ te dopen. Grappig detail is dat dit aanstekelijke nummer lange tijd de begintune is geweest van mijn toenmalige radioprogramma Spotlight (op Radio Stad FM, zie ook mijn verslag over het optreden van HS in De Kring). Na zijn succesvolle actie voor deze amfibieën vond Voss het hoog tijd worden dat zijn Apeldoornse medeburgers kennis konden maken met al wat zich voor natuur en milieu inzet. Dat resulteerde in de Stichting Apeldoornse Milieugroepen (STAM) die zich in 1980 voor het eerst manifesteerde met ‘De Groene Dag’ op de zolder van het Raadhuis in Apeldoorn. Aangemoedigd door de hoge opkomst nam Voss het initiatief voor de oprichting van het Natuur Milieu en Platform Apeldoorn (NMPA). ‘Deze overleggroep werd al snel een gesprekspartner voor gemeenten en andere overheden. We vonden dat we als burgers meer zeggenschap en inzicht moesten hebben in grote- en ingrijpende planologische ontwikkelingen, maar ook in relatief kleine zaken als het omhakken van bomen’
Wie het prettig geschreven boek leest, zal het hoge ‘ik’ gehalte niet ontgaan. Van een beetje borstklopperij is de actievoerder niet vies. Waarom zou hij ook? Niets ergers immers dan valse bescheidenheid. Trots meldt hij dan ook via de auteur dat de publieke aandacht in Nederland voor en kennis van de ziekte van Lyme hoogstwaarschijnlijk aan hem te danken is. ‘Ik was heel vaak in het bos en kende het fenomeen ‘teek’ maar al te goed. Media 1992 las ik in een Duits blad dat teken nog veel meer problemen konden veroorzaken dan zich alleen maar op de huid vastzetten en je bloed uitzuigen. Teken kunnen een bacterie bij zich dragen en als die in het bloed van de gastheer- of vrouw terechtkomt, kan dat bijzonder akelige consequenties hebben, zoals hoofdpijn, stijve nek, koorts, spierpijnen en vermoeidheid. Als de oorzaak niet wordt herkend en dus ook niet aangepakt, kunnen er zelfs geestelijke klachten ontstaan’. Doktoren erkenden dat Voss het bij het rechte eind had  en daarom is de medische stand nog steeds op deze variant van Lyme uiterst gespitst. Het is niet  verwonderlijk  dat Voss overal werd uitgenodigd om zijn verhaal te doen en een vaste gast werd bij het radioprogramma ‘Vroege Vogels’ van de VARA. Voss raakte politiek onderdak bij eerst de SP en later de Partij van de Dieren. Zijn acties richtte hij in een later stadium vooral op ‘de jacht op de jacht’ met de koninklijke familie als publicitair mikpunt. Dankzij intensief speurwerk kwam hij er achter dat Maxima in een vroeg stadium van de relatie met Willem-Alexander zich regelmatig voegde bij ‘de gezellige zwijnenjachtgroep’ die actief was in het gebied rond Paleis ’t Loo. Dat leverde hem in 1999 onder de kop ‘Maxima is dol op Willem-Lex. En op jagen’ een mooie recensie op in de Nieuwe Revu.  ‘Op de foto’s die de milieudetective van de Socialistische Partij en faunabeschermer Harry Voss schoot, zijn duidelijk de met een plankje opengesperde borstkassen van twee zwijnen te zien. Nooit eerder werden dergelijke foto’s gepubliceerd. ‘Ik denk dat onze majesteit (Beatrix, JP) nu stampvoetend door het paleis loopt’, zegt Voss. ‘Die is natuurlijk woedend dat ik ondanks alle veiligheidsmaatregelen deze beelden heb kunnen maken’. Helaas was er in die tijd nog geen ‘Zondag met Lubach’ en daardoor bleef de schade voor de monarchie beperkt. Uit het relaas van zijn tegenstrevers spreekt opvallend veel waardering voor de mens Harry Voss. ‘Hij is een man met een onbevangen en eerlijke blik. Hij luistert naar je en staat open voor de mening van anderen. Hij zal zijn ‘tegenstanders’ nooit privé benadelen en hij stapt op iedereen af, zonder dat hij zich laat intimideren door functie of aanzien. Harry is een echte kwajongen die nooit volwassen is geworden en juist dat maakt hem zo sympathiek’. Zo luidde het oordeel van Seger van Voorst tot Voorst, de toenmalige directeur van het Nationale Park de Hoge Veluwe. De twee kwamen tegenover elkaar te staan in het dispuut van de vossenjacht  op de Hoge Veluwe. Als rechtgeaarde ‘vos’ was Harry Voss daar uiteraard op tegen, terwijl Van Voorst tot Voorst het wel mee vond vallen met de door zijn tegenstrever gesignaleerde misstanden in het natuurgebied. Asbest, het bestrijden van dit levensgevaarlijke goedje waar in 1989 nog volop mee gewerkt werd, was zijn eerste actie als betaald Milieudetective bij het Milieu Alarmteam van de SP. Zijn baan bij het RCC ruilde hij in 1997 gedwongen in voor een onbezoldigd bestaan als activist. Dat Harry Voss zich in toenemende mate meer met zaken buiten dan binnen het bedrijf bezig hield, kon niet langer genade vinden in de ogen van de RCC-directie. Twee jaar later werd hij door de SP aangesteld als Milieudetective als opvolger van de legendarische Remi Poppe. Een gerenommeerde bank in Rotterdam merkte al gauw dat er met dit ‘gezag’ niet te spotten viel. Het viel Voss in het voorbijgaan meteen op dat in de raamkozijnen plantenbakken waren aangebracht die asbest bevatten. ‘Toen IK dat zag, heb IK er gelijk werk van gemaakt. Die dingen zijn levensgevaarlijk’. De bank koos eieren voor zijn geld en de bakken werden na het eerste ‘kattenbelletje’ verwijderd. Dit nieuws haalde de kranten en Voss stond vanaf dat moment ook binnen de SP bekend als de ‘asbestman’.
Allemaal heel boeiend en wetenswaardig natuurlijk, maar tot zover had ik geen aanknopingspunten met de situatie in West-Brabant gevonden. Dat veranderde op slag toen ik bij het hoofdstuk over ‘De Betuwelijn’ belandde. Aanvankelijk was de SP samen met diverse milieu-instanties tegen dit treinspoor, dat door de Betuwe heen Rotterdam met de Duitse grens verbindt, ‘omdat uniek natuurgebied opgeofferd zou worden, terwijl er voldoende alternatieve (vaar)routes waren’. Die strijd was tevergeefs, Voss putte echter troost uit de aanpassingen die zijn verricht ten bate van het welzijn van de kamsalamanders en de rugstreeppadden. Enkele jaren later spitste de actie zich toe op het verzet tegen de chloortreinen die van de AKZO Nobelfabrieken in Delfzijl en Hengelo naar bedrijven in de Botlek reden om verwerkt te worden in producten variërend van schoonmaakmiddelen tot en met plastic. Beide hebben tegenwoordig geen prettige klank. Van dit vervoer weten wij in West-Brabant alles af ‘dankzij’ de treinen die hier dagelijks door bewoond gebied denderen. ‘Hoewel de Betuwelijn juist ooit werd aangelegd om te voorkomen dat de ene na de andere trein vol chemicaliën noodgedwongen door West-Brabant zou denderen, betekent de Duitse aansluiting op de Betuwelijn toch weer meer giftreinen op die route. De gevolgen van de Duitse werkzaamheden zullen zeven jaar jaar lang te voelen zijn, vooral in plaatsen als Breda, Dorst en Rijen’, aldus een krantenbericht uit 2015. Die zeven jaar hebben betrekking op de periode tot 2022. Ook de burgers van West-Brabant kunnen dus voorlopig hun borst nat maken. Op het station van Roosendaal werd de dreiging in 2012 wel heel concreet en voelbaar ‘dankzij’ onze zuiderburen. In korte tijd lekte maar liefst drie keer op het rangeerterrein een hoeveelheid vloeistof uit een tankwagon van een Belgische goederentrein. Burgemeester Jacques Niederer reageerde furieus en kondigde een groot onderzoek aan. Hij wilde weten of de incidenten verband hielden met elkaar en wat de oorzaak was. ‘Dit is nu de derde keer dat de gemeentelijke brandweer met groot materieel moet uitrukken en dat treinreizigers in en rond Roosendaal stranden. Ik wil dat nu precies wordt uitgezocht hoe deze incidenten kunnen plaatsvinden’. Hij schreef de betrokken vervoerders een brief om ze te wijzen op hun verantwoordelijkheid, ook trok Niederer aan de bel bij de betrokken autoriteiten en overheden. Sindsdien hebben zich geen nieuwe incidenten voorgedaan, maar de giftreinen rijden nog steeds met hoge frequentie vanuit Essen onze stad binnen. Omdat voor dit transport een maximum snelheid geldt van veertig kilometer wordt de kans op verstrekkende ongelukken uitermate klein geacht, maar lang niet iedereen is daar gerust op. Het gemeentebestuur zelf kennelijk ook niet, want die heeft bij de rijksoverheid aangedrongen op vergaande veiligheidsmaatregelen. 
 Ook elders in de regio eisen de chloortreinen de aandacht weer voor zich op, getuige dit bericht uit Ad/De Dordtenaar van 9 maart 2017 onder de kop ‘De chloortreinen zijn weer terug’.
‘De komende weken rijden elf chloortransporten over de Betuweroute naar AkzoNobel in de Rotterdamse haven. In totaal gaat het om 5.000 ton.
In 2006 zijn deze omstreden transporten gestaakt, maar nu is vanwege een onderhoudstop bij de fabriek in de Rotterdamse Botlek een uitzondering gemaakt. De elf transporten zijn door het bedrijf AkzoNobel aangekondigd bij de Veiligheidsregio's Zuid-Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond en de DCMR Milieudienst Rijnmond. Zij hebben op hun beurt de gemeenten langs de spoorlijn attent gemaakt op de risicoritten. In totaal gaat deze en volgende maand 5.000 ton chloor over het spoor door de regio, door Gorinchem, Lingewaal, Giessenlanden en Hardinxveld-Giessendam. De transporten passen binnen de bestaande vergunningen. In het verleden is fel gedemonstreerd tegen de chloortreinen. Bij een ongeluk zou het chloorgas kunnen vrijkomen, waardoor mens en dier in de omgeving stikt. Volgens de veiligheidsregio en de milieudienst gebeuren de transporten 'voldoende veilig'. De treinen rijden in één keer, zonder tussenstops, naar de bestemming.

’Vandaar ook dat voor de Betuweroute is gekozen, waar geen andere treinverkeer is en bijvoorbeeld ook geen overgangen’, verduidelijkt woordvoerder Jasper van Vugt van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Eind 2006 kwam een einde aan de structurele chloortransporten. AkzoNobel maakt het chloor voortaan ter plekke. Die fabriek in de Botlek ondergaat vanaf volgende week een onderhoudstop. Het bedrijf heeft na de stopzetting van de structurele chloortreinen met het rijk afgesproken alleen nog incidenteel, in noodgevallen, chloor per spoor te vervoeren.  In 2015 was ook nog een serie chloortransporten over de Betuweroute. Toenmalig burgemeester Anton Barske van Gorinchem informeerde de raad per brief over de chloortransporten. Op dat moment wist hij overigens alleen dat de treinen gingen rijden, maar niet wanneer. Dat werd vanuit veiligheidsoogpunt geheim gehouden.
 
Dus met andere woorden: indien zich een ernstige calamiteit had voorgedaan, zou dat voor de gemeente Gorinchem als een volslagen verrassing zijn gekomen. Van adequaat ingrijpen had in die situatie natuurlijk geen sprake kunnen zijn.  Vorig jaar mei werd bekend dat er over het Brabants Spoor veel meer wagons met gevaarlijke stoffen rijden dan wettelijk is toegestaan volgens de wet op het Basisnet. Dit kon worden vastgesteld op basis van cijfers van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Vooral bij Breda, Tilburg en Eindhoven werden en worden de vastgestelde hoeveelheden voor het vervoer van het brandbare gas (LPG) zwaar overschreden. Uit straatinterviews van Omroep Brabant bleek dat veel inwoners daar totaal geen weet van hadden, terwijl degenen die wel op de hoogte waren zich daar niet al te druk over maakten. Wat men niet wil weten, deert kennelijk niet. Maar dat struisvogelgedrag impliceert wel dat de provincie Brabant vrij geruisloos dagelijks aan enorme, zwaar onderschatte gevaren bloot staat. In omringende kernen  als Oudenbosch en Zevenbergen is de bevolking actief in verzet gekomen tegen deze constante dreiging, in Roosendaal werd vooral schouderophalend gereageerd.
Harry Voss is in zijn woonplaats Apeldoorn momenteel raadslid, actie coördinator en werkgroepenadviseur  voor de Partij van de Dieren. ‘Door Harry's landelijke acties tegen de chloortrein rijden er geen chloortreinen meer door Apeldoorn’, staat trots vermeld op de website van de lokale afdeling.  Voor de Stentor, de Gelderse equivalent van BN/DeStem, is Harry Voss een welkome nieuwsbron. Vermaard in die regio is Voss vooral vanwege zijn acties tegen de illegale jachthutten. Voor zover mij bekend speelt dit probleem niet in Roosendaal,  maar een activist van zijn kaliber en niet aflatende inzet en kennelijk onuitputbare energie zou Roosendaal in de komende raadsperiode ook zeer goed kunnen gebruiken. De PVC gaat in de tussentijd bij het gemeentebestuur de tussenstand van zaken met betrekking tot de giftreinen opvragen.   
Een opvallend feitje nog uit het boek dat bij mij de nodige vragen opriep. In november 1986 kreeg Harry de ‘Award for Conservation Merit’, een prijs van het Wereld Natuur Fonds (WNF) voor langdurig natuurbeschermingswerk. Bij Harry Voss werd dit vertaald in het opzetten van de Ranger afdeling in Apeldoorn en omgeving, het zitting hebben in het comité Apeldoorn van het WNF, het organiseren van de Groene Markt en zijn inzet voor de padden, kikkers en salamanders in Apeldoorn en later in het hele land. Onder het uitspreken van de woorden ‘Prima, prima, prima’ ontving hij de bijbehorende oorkonde uit handen van Prins Bernard, die Voss later nog regelmatig zou tegenkomen bij zijn acties tegen de koninklijke jacht op ’t Loo. Ik ben benieuwd wat Voss bij die gelegenheid tegen het boegbeeld van de jachtlobby heeft gezegd, als hij daar al de kans toe kreeg. Beantwoorden aan het profiel voor een koninklijk lintje deed Vos ondanks de prinselijke waardering niet, maar dat de door hem beoogde paddenpoel de naam ‘Harry’s Plas’ ging dragen, bezorgde hem ontegenzeggelijk veel meer vreugde dan een nietszeggend lintje.


Zondag 22 oktober 2017

GEEN TOEKOMST VOOR ONNO INNEMEE EN LILIANE DE GRAAF

De naam Onno Innemee roept altijd (beroeps)nieuwsgierigheid op. Ik volg hem al geruime tijd en het is me opgevallen dat hij zelden voort borduurt op een reeds ontwikkeld stramien. Aanvankelijk stond hij als een wat  saaie, kleurloze verhalenverteller op het podium,  later zag ik hem terug in een toneelstuk waarin hij op zeer natuurlijke- en fris, komische wijze een bezoeker op de eerste rij bij wist te betrekken. ‘Verschil moet er zijn’, Onno’s huidige theaterprogramma is gebaseerd op een ontmoeting met Liliane de Graaf via Tinder. Dat beweren ze althans heel stellig. Om dat inzichtelijk te maken, spelen ze hun eerste fysieke ontmoeting na op het podium. 

En daar begint het al meteen een beetje te schuren. Met zijn definitief geweken haarlijn en onnozele oogopslag is vijftiger Onno niet bepaald een lot uit de loterij. Wat heeft Liliane, in alles zijn tegenpool, dan toch bezield om voor hem de gang naar een lawaaierige stationsrestauratie te maken? Die aap komt al snel uit de mouw. In zijn hartstochtelijke streven naar menselijk en met name vrouwelijk contact heeft hij een valse profielfoto op Tinder geplaatst. Een strategische- en noodzakelijke zet, want terecht constateert Onno dat op de echte foto ‘niemand reageert’. Hoogstens vrouwen van zijn eigen leeftijd, maar daar zit deze gewezen macho niet op te wachten, laat hij enigszins gefrustreerd weten. Liliane reageert boos en maakt zoals iedere jonge, aantrekkelijke vrouw in deze situatie zou doen aanstalten om direct te vertrekken. Toch laat ze zich overhalen om nog even te blijven, wat logisch is, anders zou het wel een heel korte voorstelling zijn geworden, maar de geloofwaardigheid komt daarmee wel zwaar onder druk te staan. De prille relatie wordt vooral staande gehouden door de liedjes van Kees Torn, met wie Onno Innemee diens laatste podiumoptreden deelde in ‘Eraf met het dak’. Een aantal van die liedjes zit vernuftig in elkaar en ondanks dat Innemee ook al geen begenadigd zanger is, hebben deze gezongen voordrachten een substantiële amusementswaarde zonder echt te overtuigen. Vreemd is bij voorbeeld waarom Liliane op het toppunt van haar fysieke ontwikkeling een lied zingt over het lichamelijke verval. De vraag die mij als bezoeker door het hoofd speelt is waarom deze zo totaal verschillende mensen elkanders tijd blijven verspillen. In het geval van Innemee is dat wel duidelijk, hij klampt zich in de herfst van zijn leven vast aan ieder strohalmpje, ook al is van begin af duidelijk dat het steeltje niet berekend is op deze zware lading. Maar waarom voegt Liliane de Graaf de daad niet gewoon bij het woord en gaat ze –het is immers nog vroeg- de stad niet in om een leuke jongen of aantrekkelijke vrouw (haar seksuele geaardheid blijft mistig en daardoor raadselachtig) te scoren. De aftastende gesprekjes hebben weinig diepgang, en dat was wellicht de enige weg geweest om deze productie van een inhoudelijke lading te voorzien. De ergernisjes over en weer zijn oppervlakkig en blijven steken in plagerijtjes. Als Innemee echt een snaar bij deze aantrekkelijke blondine wil raken, zijn diepgaande gesprekken onvermijdelijk. In deze opzet is daar geen ruimte voor. Heel gemakkelijk trekken ze na ruim een uur spel de conclusie dat ze toch wel goed bij elkaar passen, en best nog een tijdje op deze voet willen doorgaan. En daarmee is de basis gelegd voor een eventueel vervolg. Jammer dat er geen gedeelte na de pauze is waarin de relatie twee jaar later aan een intense evaluatie toe is. Wellicht komt dat in een eventueel vervolg aan de orde, Of besluit Onnemee het over weer een heel andere boeg te gooien. Als theatermaker stelt hij er kennelijk eer in om zijn publiek te blijven verrassen. De vraag is of Kees Torn bereid blijft om nieuwe liedjes voor hem te maken. Uit publicaties heb ik begrepen dat de relatie tussen de heren nogal bekoeld is. Dat zou terug te voeren zijn op de parodie van het nummer ‘Ik wou dat ik jou was’ van Veldhuis en Kemper dat Torn naar verluidt op dringend verzoek van Innemee van een seksueel getinte tekst heeft voorzien. De alternatieve titel ‘Ik wou dat ie hard was’ laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Heel jammer dat Liliane de Graaf in dit ‘MeToo’ tijdperk daar haar veto niet over uitsprak. Vooral omdat Innemee suggereert dat zijn impotentie in de hand zou zijn gewerkt door haar intimiderende persoonlijkheid. Een filmpje van Leiden TV zou aantonen dat Torn de tekst zelf niet wilde uitvoeren omdat hij de muziek van Veldhuis en Kemper te slecht vond. Jammer dat hij daar dan niet de enig juiste consequentie uit heeft getrokken: ik doe het niet. De krampachtige relatie tussen tekstschrijver en uitvoerende artiest is eigenlijk ook wel een theaterprogramma waard. Ideetje voor Innemee en Torn wellicht, als ze het weer bijgelegd hebben. Maar dan wel het liefst met een pauze, want het is een nog steeds niet opgehelderd mysterie waarom kleine zaal-producties tegenwoordig zo schandalig kort duren. Het glas witte wijn smaakt om half tien best goed, maar voor het bijbehorende bakje pinda’s vindt mijn maag het nog te vroeg. Zit ook wel een eigentijdse productie in! Pianist Rick Tonino mag zeker niet onvermeld blijven. Zijn toetsenspel is boven iedere kritiek verheven. Met minzame glimlach ziet hij toe hoe dit ‘liefdeskoppel’  in spe elkaar op vileine wijze de les leest. De volgende keer mag hij best een wat grotere rol krijgen in het geheel.  ‘Verschil moet er zijn’ is een onderhoudend en bij vlagen leuk uurtje zang en toneel, mits je bereid bent mee te gaan in de onnavolgbare gedachtengang van het tweetal. Niets meer, niets minder! Toch ben ik wel een heel klein beetje benieuwd of het echt zo werkt op Tinder.  

Onno Innemee & Liliane de Graaf – Verschil moet er zijn. Op vrijdag 20 oktober gezien door Jaap Pleij in de kleine zaal van De Kring.  


Zaterdag 21 oktober 2017

ZET PRINSJES EN PRINSESJES TIJDIG MET BEIDE BEENTJES OP DE VLOER

Het is al weer 25 jaar geleden dat Paul de Leeuw bakken van kritiek over zich heen kreeg na een uitzending van ‘De Schreeuw’ waarin hij een vals zingend jongetje dat de volkszanger Gordon imiteerde flink op zijn nummer zette. Zijn recensie 'Als ik je vader was, zou ik je andere tanden ook uit je bek slaan. Ik zou me dood schamen. Je bent een misselijk makend kind, een verwend Danny de Munckje. Ga in de hoek staan' , deed bij menigeen de stoppen door slaan. Sinds de spruitjesetende koningin Juliana in de Barend servetshow reageerde het volk niet zo geschokt op een televisie-uitzending die toch bedoeld was om te lachen.

Dat de nationale knuffelbeer kort daarvoor nog zoveel waardering oogstte voor zijn oprecht warme omgang met mongolen, aidspatiënten, debielen en dementen telde ineens niet meer. Zelden werd het televisie-gezegde ‘Je bent zo goed als je laatste uitzending’ zo indringend bewaarheid. De telefonistes van de VARA kregen direct na de uitzending lawines scheldkanonnades te verwerken. De ultieme kindervriend Aart Staartjes schaarde zich aan de zijde van de boeroepers en zelfs Freek de Jonge vond het nodig om de jeugdige, overmoedige De Leeuw tot de orde te roepen. Opvallend genoeg namen de opvoedingsdeskundigen het juist op voor de televisiemaker. Zij juichten het overwegend toe dat kinderen reeds op prille leeftijd met kritiek worden geconfronteerd. Niet veel later werd bekend dat het jochie, Keesje geheten,  een neefje was van redactielid Hanneke Groenteman en dat de schrobbering een ingestudeerd toneelstukje was.  De geest van verontwaardiging liet zich echter niet zomaar terug stoppen in de fles. De Leeuw moest op het matje komen bij de VARA-directie en betuigde later in het Jeugdjournaal zijn spijt over het voorval. De aanvankelijk zo verfrissende schreeuw was er dus een van een papieren, buigzame leeuw.  Een jaar later haalde De Leeuw alsnog zijn gram tijdens wederom een live-uitzending. Keesje mocht zijn liedje nu wel uitzingen. Als beloning voor zijn ‘prestatie’ knuffelde De Leeuw het ventje bijna dood. 

Een kwart eeuw na dato zijn eerlijke opvoeders nog steeds ver in de minderheid. Een velletje tekenpapier gevuld met woeste verfstrepen, het horror-achtig gekras op een speelgoedviooltje, een schots en scheef verlopende balletvoorstelling waarbij de kinderen in krappe pakjes nooit lijken te hebben gehoord van ‘in de maat dansen’. Menig ouder en grootouder verkeren nog steeds in de veronderstelling dat het bijdraagt aan een positieve levenshouding van het kind als ze al deze ondermaatse prestatiedrang uitsluitend met veel enthousiasme bejubelen. Ik kan daarover meepraten. Reeds op de lagere school (zo heette dat toen nog) werden mijn tekeningen hooglijk gewaardeerd. Niet alleen door mijn klasgenootjes, maar ook door de docenten.  In de derde klas kwam ik echter ooit eens van een koude kermis thuis toen mijn interpretatie van ‘De Gelaarsde Kat’, waar meester (jaren zestig aanduiding voor een docent) eerder die middag uit had voorgelezen, slechts met een mager zesje werd beloond. ‘Je hebt een prachtig portret van die kat gemaakt, maar die afbeelding zegt helemaal niets over het verhaal, wat wel de opdracht was. En daarom krijg je voor die prachtige kat niet meer dan een zes. Laat je voortaan dus leiden door de opdracht’, kreeg ik als ‘wijze raad’ van meester mee. Of ik zijn advies wel of niet ter harte heb genomen, kan ik me niet meer herinneren. Feit is wel dat ik later op de MAVO-4 in Rotterdam de ene tien na de andere scoorde voor het edele tekenvak.  Dat was nog nooit vertoond op deze naar Wolfert van Borselen vernoemde school. Ik rekende dus al stiekem op een artikeltje in Het Vrije Volk (toenmalige krant van Rotterdam), maar zo bijzonder werd het kennelijk ook weer niet geacht. Toch stond mijn toekomst al vast. Er was voor deze jongen nog een studierichting en dat was een opleiding aan de vermaarde Kunstacademie in de schaduw van de Euromast.  Wat een enorm fiasco zou dat worden. Nu ik die vervelende schoolbanken eindelijk achter me gelaten had, dacht ik dat de wereld voor me open lag. Een paar jaar freewheelen en lekker de dingen maken die ik zelf wilde, en dan goud geld verdienen met mijn kunst. Dat uitgestippelde sprookje veranderde in een nachtmerrie toen ik merkte dat mijn beoogde docenten daar heel anders over dachten. Omdat ze geen succesvolle opleiding konden garanderen, leek het de beoordelaars toch verstandiger dat ik iets anders met mijn leven zou gaan doen.  Zwaar beledigd besloot ik prompt als miskend talent door het leven te gaan. Maarten Spanjer had het met deze levenshouding toch maar tot televisiester gebracht, dus zo hopeloos scheen de situatie me niet toe.

Voor het zoveel meer wereldse boekhouden bleek ik wel voldoende capaciteiten te hebben en eind jaren tachtig maakte ik een succesvolle overstap naar de journalistiek, waarbij ik mijn creatieve talenten ook weer eens kon botvieren. Uiteindelijk is het dus allemaal best goed gekomen, maar bij een recent bezoek aan het in het Kastelen Gemeentehuis geïntegreerde tekenlokaal, waar Vincent van Gogh nog enkele jaren onderwijs had genoten, ontdekte ik dat dit genie lang niet zulke mooie rapportcijfers voor tekenen had behaald dan ik. Reden om me met terugwerkende kracht toch nog bedonderd te voelen door de wijzen van de Kunstacademie.  Al besef ik wel dat de Kunstacademie voor mij niet de geplaveide weg was naar eeuwige roem. Het is een ervaring die volwassenen allemaal in de een of andere vorm met elkaar delen. Eens valt het masker van de schone schijn en dringt het tot je door dat je nooit een beroemde schaker, zanger of violist zal zijn. Tel je zegeningen en kijk waar je wel geschikt voor bent’, is dan het enige reële advies. Van bejubeld naar beoordeeld worden, is voor velen echter een schok die maar moeilijk te verwerken is. En dat beoordelen gaat tegenwoordig veel verder dan het traditionele beoordelingsgesprek bij de werkgever. Het is in de burelen niet alleen de chef die zijn ondergeschikte de maat neemt, werknemers worden in toenemende mate geconfronteerd met continue beoordeling, door collega’s, familieleden en vooral door de vele vage vrienden op Facebook en Twitter. Zo waan je je al snel in een moeras, en door al die constante bijsturingen krijg je ook geen tijd meer om te leren van je fouten. Afgerekend worden op harde afspraken, gebaseerd op feiten, raakt ondergesneeuwd door al die loerende-en over de schouder meekijkende ogen. Werknemers die elkaar de gehele dag de maat nemen, draagt ook niet bepaald bij aan een prettige werksfeer. Die holle frasen van weleer hadden een niet te onderschatten sociale waarde. Complimenten, al dan niet gemeend, stimuleren en bemoedigen een mens meer dan ‘die eerlijke waarheid die nu eenmaal gezegd moet worden’.

De likes, hartjes, lachende zonnetjes en fleurige bloemen bemoedigen en intensiveren de handelingen op Facebook, en daar vaart de bedenker financieel uiterst wel bij. Zo krijgt een mens nu heel wat blijken van waardering die vroeger nooit uitgesproken werden. Die holle aanmoedigingen houden het kind in ons levend, en dat is misschien maar goed ook. Maar ook in de omgang met kinderen geldt dat ze van ongemeende frasen niets opsteken. Hemel ze niet op of het prinsen of prinsesjes zijn, dan hoef je dat beeld later ook niet meer bij te stellen. Breek de prestaties zeker niet af, maar zet ze met beide beentjes op de grond en probeer aan te geven hoe het de volgende keer beter kan. Die ‘meester’ van mij op de lagere school had het zo gek nog niet bekeken! Door welgemeende, opbouwende kritiek is nog nooit iemand doodgegaan.


Vrijdag 20 oktober 2017

"DE PRINS SPREEKT" LEEST ALS EEN TONEELSTUK

Een musical over een nog levende beroemdheid. Wat mij betreft, spreekt hier een te haastig verlangen uit. Het verhaal, in musicals meestal aan het laatste hoofdstuk toe, is immers nog niet voltooid. Om die reden heb ik de musical ‘Liesbeth, List de musical’  in De Kring aan me voorbij laten gaan, ondanks dat de voorstelling ‘Spijkers 2’ door Spijkers in de kleine zaal niet bepaald een aantrekkelijk wenkend alternatief was. Een voorgevoel dat inderdaad bewaarheid werd.

Die weerzin tegen ‘bestaande personen musicals’ ontstond in 1995 toen ik me liet verleiden om in De Nobelaer (de ‘oude’ wel te verstaan) in Etten –Leur de musical over de toen net vijftigjarige Willeke Alberti te bezoeken, met Joke de Kruijf als Willeke en Frits Lambrechts in de rol van vader Willy. Het idee was een jaar of drie daarvoor ontstaan op een verloren maandagavond in zo’n typische Amsterdamse kroeg. De latere initiatiefnemer Gerard Cornelisse zat daar met enkele stamgasten wat te mijmeren over de in hun ogen teloorgang van het Nederlandse lied in het algemeen en die van het chanson in het bijzonder. Op zoek naar de vraag waar al die mooie liedjes van weleer waren gebleven, kwam Willeke ineens boven drijven. Cornelisse beschreef dat plotselinge eurekagevoel kort voor die voorstelling in Etten-Leur in mijn toenmalige radioprogramma Spotlight (Radio Stad FM) alsvolgt: ‘Ik heb wel wat met dat leven van Willeke. Zo’n tienersterretje dat gedreven door de hijgerigheid van de showbizz in een rap tempo een vrouw van de wereld wordt. Ondanks dat veel verkeerde mannen haar pad kruisten, bleef ze toch kaarsrecht overeind. Zonder die beroemde vader was ze misschien wel verkoopster in de Hema geworden en had haar leven gedraaid om die overbekende worsten in plaats van de spotlights. Enerzijds is ze heel lief en soft, maar als de situatie dat vereist, is ze keihard. Met een mentaliteit van ‘Ik laat niet met me sollen’. Die twee kanten van haar persoonlijkheid wilde ik met name uit de verf laten komen in die musical’. 

Van de voorstelling is met name de hokjesgeest me bij gebleven. Eerst de vader, gevolgd door de minnaars en de uiteindelijke huwelijkskandidaten. Het musicalverhaal stopt bij Soren Lerby, die ze in 1980 ontmoette, eindigend in een kort voetbalhuwelijk, waar een van Willeke’s drie kinderen uit voortkwam. De geschiedenis leert dat het verhaal van Willeke Alberti toen nog lang niet verteld was. Toch is deze musical misschien wel bepalend geweest voor haar latere carrière. ‘Ik was zeer tevreden met Joke de Kruijf’s vertolking. Maar toen ik zag hoeveel bezoekers op die musical afkwamen, dacht ik: misschien komen ze ook wel als ik zelf weer op dat podium ga staan’. Niets bleek minder waar. Hoewel ze het de laatste jaren wat kalmer aandoet, is Willeke samen met onder anderen Boudewijn de Groot, Herman van Veen en Rob de Nijs nog steeds een van de oervedetten van het Nederlandse lied. Gezien haar broze gezondheid ligt dat met Liesbeth List natuurlijk anders, maar waarom gewoon niet een flink aantal jaren gewacht, tot wanneer alles omtrent haar turbulente leven in het juiste perspectief kan worden geplaatst. Bovendien heb ik de echte Liesbeth heel vaak zien optreden en mogen interviewen. Waarom zou ik dan naar een surrogaat gaan kijken, waarmee ik uiteraard niet negatiefs wil zeggen over hoofdrolspeelster Renée van Wegberg die in tegenstelling tot het verhaal en haar tegenspelers- louter juichende recensies mocht incasseren.

De tijd is echter wel meer dan rijp voor een toneelproductie (beslist geen musical) over Prins Bernhard. In De Koopjeshal zag ik onlangs ‘De Prins Spreekt’ liggen, het boek waarin de journalisten Pieter Broertjes en Jan Tromp voor De Volkskrant de laatste gesprekken met de omstreden prins hebben opgetekend. Bernhard liet middels een schrijven van 23 mei 2003 op briefpapier van Paleis Soestdijk met het kenmerk B weten zich goed in de inhoud te kunnen vinden. Niet zo verwonderlijk want de verhalen –door de Prins bedoeld om ‘mijn zienswijze vast te leggen over een aantal aspecten van mijn leven waarover ik nog graag het een en ander wilde zeggen’ – zijn zonder al te stevige replieken weer gegeven. ‘De Prins spreekt’ mag dan ook vrij letterlijk worden genomen. Het boek beslaat helaas slechts honderd pagina’s en dat is toch wel erg karig gezien de twintig uur die de journalisten in Bernhards gezelschap  hebben doorgebracht. De Greet Hofmans-affaire uit 1956 en de Lockheed-affaire uit 1976 vormden de belangrijkste gespreksonderwerpen. Bernhards belevenissen voor, in en kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog worden slechts oppervlakkig belicht, en die periode is voor historici nu juist het meest interessant. Toen de prins in september 1944 vanuit Engeland terugkeerde naar Nederland kwam hij met Koningin Wilhelmina, door hem consequent aangesproken met ‘Moeder’, kort voor vertrek te spreken over de toekomst van de koninklijke paleizen in Nederland. ‘Verbrand ze. Ik ga niet meer wonen in een paleis waarin de moffen hebben gezeten’, aldus het majestueuze oordeel. Bernhard was er echter de man niet naar om orders op te volgen, zelfs niet van het staatshoofd in ballingschap. Bij aankomst in Apeldoorn zag hij dat de Canadezen op het punt stonden hun intrek te nemen in paleis ’t Loo. ‘Dat gaat niet gebeuren’, dacht de prins. ‘Hop, d’r uit, ik ga erin met mijn staf’. Met deze woorden wist hij naar eigen zeggen de bevrijders van hun snode plannen af te houden. Toen de oude Koningin in Nederland arriveerde, riep ze haar schoonzoon ter verantwoording wegens het niet opvolgen van de dienstorders. Bernard, ongetwijfeld met een pochende intonatie in de stem, zou daarop geweigerd hebben zijn excuses aan te bieden voor deze insubordinatie. ‘Daar pieker ik niet over. U hebt gezegd: verbranden. Ik heb het niet verbrand, ik ben erin getrokken, ik begrijp niet waarom ik excuus zou moeten aanbieden’. Botsende dominante karakters leidde hier het komende half jaar (van april tot oktober 1945) tot een wederzijds negeren. Op aandringen van dochter Juliana -‘Moeder, vergeet het nu maar, hij doet het toch niet (zijn excuus aanbieden dus)’- begon Wilhelmina weer tegen de prins te praten. Maar van sympathie voor haar schoonzoon, zoals Cees Fasseur in de biografie van de oude Koningin beweert, was volgens Bernhard geen sprake. Er was slechts een moment van uitzondering. In Londen schijnt ze een keer gevraagd te hebben: mis je je moeder? ‘Ik zei ja. Toen zei ze: ik zal proberen haar plaats voor je in te nemen. Dat vond ik lief. Maar het was de enige keer dat ik haar affectie merkte’. Het gedwongen vertrek van de koninklijke familie in mei 1940 is ook niet bepaald rimpelloos verlopen. ‘Ik moest van ‘moeder’ mijn vrouw wegbrengen naar Engeland. Ik wilde niet. Toen heeft ze meneer Beelaerts erbij geroepen, de vice-voorzitter van de Raad van State. Ze zei: meneer Beelaerts, ik wens dat u het hoort, ik heb mijn schoonzoon verzocht mijn dochter naar Engeland te brengen. Als hij niet gaat, schiet ik me dood. Toen heb ik gezegd: het is goed, moeder, ik ga. Wat moest ik anders?’ Als lezer ben je dan benieuwd of Hare Majesteit een schietwapen bij zich had om haar dreigement kracht bij te zetten, en hoe de reis uiteindelijk is verlopen. Op deze momenten erger je je aan deze twee ‘topjournalisten’ die dit soort kansen voor open doel laten liggen. Onder de titel ‘De Prins Spreekt’ had dus best mogen staan ‘De journalisten zwijgen’.

Ondanks de vele gaten in dit levensverhaal leest het boek als een toneelstuk, en het verbaast me eerlijk gezegd waarom niemand zich tot op heden geroepen voelt om de pen ter hand te nemen. Veel fantasie is niet nodig voor het toneelbeeld. Het podium is in tweeën gedeeld. Op het gedeelte links voor de toeschouwers floept het licht aan en zie: daar zijn De Volkskrantjournalisten in geanimeerd gesprek met de prins. Gezeten in een gemakkelijke stoel, omringd door de gigantische olifantencollectie in paleis Soestdijk, en onder het genot van een goed glas, vertelt Bernhard ronduit over zijn naderende dood die hem ‘geen bal kan schelen’. Zonder enige grootspraak: ‘Ik zou niet graag levend verbranden, maar ik vertrouw erop dat ik mijn laatste dag op Aarde volledig aan onze Lieve Heer kan overlaten. De dood is bij mij al vaak tevergeefs langs geweest. In Curaçao leerde ik hoe vlug verdrinken in zijn werk kan gaan. Zonder enige ervaring ging ik een keer duiken. Een fles op mijn rug en een camera in mijn hand. Ik was alleen. Mijn laatste gedachte was: iedereen zal zeggen, wat een idioot, en terecht!’  Als de ‘geruchten en achterklap’ ter sprake komen, door de prins in februari 2004 vastgelegd in een open brief in De Volkskrant, vertrekt zijn gezicht, en ontsteekt hij in een tirade over het boek ‘Omwille van de Troon’ van zijn criticaster Tomas Ross, een zogeheten faction, een mengeling van fictie en non-fictie. ‘Die vent schrijft dat mijn moeder in haar jonge jaren door alle nachtkroegen van Berlijn is gesleept om haar maar aan de man te brengen, langs tal van Pruisische officieren. Zo zou ze uiteindelijk bij mijn vader terecht zijn gekomen, een verarmde, waardeloze landjonker van wie mijn moeder zou hebben gehoopt dat hij de Eerste Wereldoorlog niet zou overleven. Zo zou ze hem hebben gehaat. Laat ik dit zeggen: een gelukkiger huwelijk dan dat van mijn ouders heb ik niet meegemaakt’, fulmineert de prins met rood aangelopen hoofd.  

Op het toneel rechts zijn we aansluitend getuige van een gelukkig tafereel ten huize van de familie zur Lippe-Biesterfeld. De Prins spreekt dus niet alleen, de Prins verbeeldt ook. Het toneelstuk zou zelfs verder kunnen gaan dan de verhalen die Bernhard op de valreep wereldkundig wilde maken. Nederland telt drie kranten gericht op een bovenmatig intelligente lezersschare. Naast De Volkskrant, waar Tromp en Broertjes destijds aan verbonden waren, zijn dat Trouw en het NRC. De redacties mogen elkaar graag bekritiseren en het is dan ook geen toeval dat uitgerekend Trouw een vernietigend oordeel uitsprak over deze ‘onthullende interviews’. ‘Het voegt helemaal niets toe aan de kennis die we hebben van bij voorbeeld de Hofmans-affaire, beweerden de ge’trouw’en Hugo Arlman en Gerard Mulder, tevens auteurs van diverse historische uitgaven over de Nederlandse monarchie.

In het grote Bernhard-interview – `Bernhard spreekt' – in de Volkskrant van 14 december schetst de prins zichzelf als een slachtoffer van de kliek rond de gebedsgenezeres Greet Hofmans, die ook zijn vrouw had betoverd. ,,Ze probeerden mij eruit te werken, de mensen rond mijn vrouw. Dat deden ze door kwaad te spreken. Bijvoorbeeld door het verhaal te verspreiden dat ik Trix versneld op de troon wilde hebben'', zegt hij. Maar Bernhard schetst zichzelf ook als de wreker die de Augiasstal op Soestdijk genadeloos uitmestte. ,,Ik ben naar Drees gegaan, heb gezegd, `nu geen dag langer, die mevrouw Hofmans moet weg'.'' Dat Bernhard persoonlijk de zaak-Hofmans bij Drees heeft aangekaart, is nieuw. Maar wanneer was dat dan?

En zo ging het nog wel even door. Arlman en Mulder waren duidelijk niet tevreden over de interviewtechnieken en de uitkomst daarvan van hun Volkskrant-collega’s, beroepsnijd zal ongetwijfeld ook maatgevend geweest zijn in dat oordeel. Was de Prins maar naar Arlman en Mulder gestapt met zijn verhaal, dan waren er veel betere gesprekken uitgerold, valt tussen de regels door te lezen in hun uitgebreide recensie.
Door ook dit soort reacties mee te nemen in het toneelstuk wordt voorkomen dat de waarheid van de Prins ook de enige echte waarheid is over de Prins. Tromp en Broertjes staan daar in het slotwoord van hun boek ook bij stil. ‘Elke geïnteresseerde lezer moet zelf maar uitmaken of het relaas van de Prins overtuigend is of niet. Het is zoals hij in een van de gesprekken zelf zei: jullie kunnen niet garanderen dat ik de waarheid spreek, maar jullie kunnen wel getuigen dat ik probeer openhartig te zijn’. Dat hebben de heren dan ook gedaan. Voor het boek en het eventuele toneelstuk geldt dat het slechts een beeld schept van de wereld van Bernard zur Lippe-Biesterfeld zoals hij die zelf zag, niets meer, niets minder. Maar dat maakt het toneelstuk ‘De Prins Spreekt’ er niet minder boeiend om. De ultieme waarheid ligt vrijwel altijd toch ergens in het midden.

Blijft over wie dat toneelstuk gaat schrijven. Toen ik het boek in een vloek en een zucht had uitgelezen, begonnen mijn vingers te jeuken. Maar als toneelschrijver heb je in Nederland wel met een ultieme waarheid te maken. Wat de strekking van het stuk ook is, en ongeacht hoe goed het is geschreven, de boodschap van de gesubsidieerde toneelgezelschappen luidt bijna altijd dat hun programma voor de komende drie jaar al geheel vastlegt, dus bedankt voor het toezenden, maar…. Zo was ongeveer de teneur van de reacties die ik kreeg op mijn toneelstuk over de relatie tussen Koning Willem III en kroonprins Alexander  met als inzet het vermaarde verdwenen kistje vol doktersattesten. Aan de slag gaan voor lokale gezelschappen der liefhebbers dan maar? Dat zou voor dit stuk in Roosendaal zeker mogelijk zijn. Wie bekend is met de formidabele acteerprestaties van Ad Stofmeel, al bijna vijftig jaar verbonden aan het Roosendaals Toneel, weet dat hij een bijna perfecte Bernhard kan neer zetten. De overige rollen zijn in Roosendaal ook probleemloos in te vullen. Kees Vermeeren als pijprokende Volkskrant-journalist bij voorbeeld en Ellie Hoevenaars als Juul en/of Moeder. Wellicht kan er gezaaid en geoogst worden via het onlangs opgerichte Cultuurnetwerk Roosendaal. De figuur Bernhard is het absoluut waard.    


Donderdag 19 oktober 2017

OVERLIJDEN EAMONN CAMPBELL SCHOKT IERSE FOLKWERELD

Amper terug van een korte tour door Nederland en België met ‘The Dublin Legends’, waarbij op dinsdag 10 oktober De Maagd in Bergen op Zoom werd aangedaan, is de Ierse muzikant Eamonn Campbell overleden. De Ierse publieke omroep RTE maakte dit verbijsterende nieuws op donderdag 19 oktober bekend. Merkwaardig is dat er melding wordt gemaakt van ‘na een kort ziekbed’. In Bergen op Zoom maakte Campbell zowel voor, tijdens als na het optreden allerminst een ziek, zwak of misselijke indruk. Integendeel, hij leek het zelfs uitstekend naar zijn zin te hebben.
De voormalige Dubliner trok alle tijd uit voor de fans, signeerde grif alle CD’s en DVD’s die hij voor zijn neus geschoven kreeg, en had de grootste lol met oude bekenden, waaronder ik mezelf gelukkig ook mag/mocht rekenen. Terwijl ik nog even adresgegevens met zijn collega Sean Cannon stond uit te wisselen, legde ik vrijwel automatisch mijn hand even op zijn broze schouder. Het is overdreven om te zeggen dat hij vel over been was, maar de botten die in dat ruim zeventigjarige leven zo vaak de virtuozen Barney McKenna en John Sheahan hadden aangestuurd, waren wel duidelijk voelbaar. Mijn kennismaking met Eamonn Campbell gaat bijna net zover terug als met The Dubliners als geheel. Vanwege een kort muzikaal uitstapje van ‘daddy’ Ronnie Drew was Jim MCCann (ook al niet meer onder ons) de groep in 1974 tijdelijk komen versterken. Dat was ook het jaar dat ik The Dubliners in de verdere bezetting Luke Kelly (reeds overleden in 1984, Barney McKenna (gestorven in 2012) en John Sheahan in de Rotterdamse Doelen voor het eerst aan het werk zag. Enkele jaren keerde de ‘prodigal daddy’ Drew weer terug in de Dublingelederen en Jim McCan ging net als daarvoor verder als solist. Maar zelfs een solist heeft muzikale ondersteuning nodig en zodoende zag ik Jim McCann begin jaren tachtig weer terug in de oude schouwburg De Kring. Een wat vreemd concert was dat. Als ik me goed herinner was dat op een zondagochtend rond 11.00 uur en omdat de naam McCann relatief kort was verbonden aan The Dubliners en zodoende geen luid belletje deed rinkelen bij de fans was de zaal (De Kring kende toen slechts één zaal) uiterst mager bezet. Een van de twee mannen achter McCann was de toen al zeer goedlachse Eamon Campbell. Ik schatte zijn leeftijd toen al in op ergens in de zeventig, en toen ik hem op 10 oktober, de dag des afscheids, weer terug zag, vroeg ik me af waarom een man van tegen de negentig niet lekker op zijn lauweren gaat rusten. Maar anderzijds begreep ik het ook wel. Eamon Campbell leefde voor de muziek, voor het podium en vooral het contact met zijn fans. Later zag ik achter de schermen in De Doelen hoe hij door een circa achttienjarig meisje werd gesmeekt om haar te ontvoeren. Keurige Ierse heer als hij is ging Campbell daar uiteraard niet op in, maar zo’n ‘uitnodiging’ streelt natuurlijk wel de ijdelheid. Nadat violist John Shaehan bij het afronden van het vijftigjarige jubileum in 2012 wel besloot met pensioen te gaan, haalde Campbell opgelucht adem toen Gerry O ‘Connor, toen reeds als invaller voor Barney McKenna actief, de uitnodiging accepteerde om toe te treden tot The Dublin Legends. Tijdens de eerste optredens in die nieuwe samenstelling overstelpte hij O’Connor met schouderklopjes wanneer deze weer eens een solo op de banjo tot een goed einde had gebracht. Als invaller ging hem dat nog uiterst moeizaam af, maar wie O’Connor in Bergen op Zoom aan het werk zag, zal dat absoluut niet beseft hebben. Blijft over die hand op die schouder. Natuurlijk vermoedde ik wel dat ik Eamon Campbell waarschijnlijk voor de laatste keer in levende lijve aan het werk had gezien, maar een stemmetje binnenin fluisterde dat ik hem toch ook nog even moest aanraken. Als een soort definitieve afscheidsgroet. ‘The Wild Rover’ die hij zo lang in redelijke gezondheid mocht zijn, will ‘play never no more’. Was dit nu ook het einde van ‘The Dublin Legends’? Dat is de vraag die de hele Ierse en zeker ook Bergse folkwereld nu bezig houdt.  ‘Old Soldiers never die, they just fade away’.  Wellicht is dit voor Sean Cannon, die samen met zijn zoon James ook optreedt als ‘The Cannons’, het moment om de twee acts samen te voegen. Aan pensioen is hij nog lang niet toe, zo verzekerde hij me terwijl mijn hand op de schouder van Eamonn Campbell rustte. Niet alleen voor de fans en The Dublin Legends is zijn overlijden een grote klap. Artiesten als Paddy Reilly (eveneens ex-Dubliner), Foster and Allen, en Philomena Begley verliezen in Campbell de producer van hun recente geluidsopnamen. Onderstaand nog een keer het verslag van het concert van The Dublin Legends in Bergen op Zoom, dat ik nu zelf ook met geheel andere ogen terug lees. Zie ook www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com, Jaap Pleij/Facebook.

Sean Cannon tilt niet zo zwaar aan ‘The Dubliners’
De vraag die mij regelmatig wordt gesteld is of ik ‘soms familie ben van die bekende Herman Pleij van de televisie?’ Qua humor kan ik niet zoveel met die formulering, en ik antwoord dan maar weer eens dat we samen ooit rond de tafel hebben gezeten en tot de conclusie kwamen dat er geen direct familieverband is, maar dat er ooit, wellicht in de 19e eeuw, misschien een aftakking heeft plaatsgevonden. Soms wordt de vraag heel kort en bondig geformuleerd: ben jij soms een broer van die bekende Pleij? Dan kan mijn dag niet meer stuk en kaats ik heel vrolijk terug: nee hoor, dat is mijn broer, waarvoor ik schatplichtig ben aan de nog immer betreurde cabaretier Fons Jansen.
De Ierse zanger Sean Cannon (77) heeft de laatste vijf jaar een soortgelijke ervaring. John Sheahan, voorman van de fameuze Dubliners, gaf zijn collega’s aan het eind van de afscheidstournee in 2012 te kennen dat dit afscheid wat hem betreft definitief was. Na 48 jaar lief en ook het nodige leed te hebben gedeeld met legendarische namen als Ronnie Drew, Luke Kelly, Ciaran Bourke, Barney McKenna, Sean Cannon en Jim Mc Cann, achtte hij de tijd rijp om zijn viool en tin whistle aan de denkbeeldige wilgen te hangen en ‘andere leuke dingen te gaan doen’. De twee resterende veteranen, Sean Cannon en Eamonn Campbell, waren echter nog niet zo ver en besloten, versterkt met de ‘jonkies’ Gerry O’Connor (viool, banjo) en Paul Watchorn (5 string banjo), het vertrouwde leventje nog een tijdje voort te zetten onder de naam The Dublin Legends. Aan aanbiedingen geen gebrek en het was slechts een kwestie van tijd dat ze weer eens in De Maagd zouden optreden. Mede vanwege de aanwezigheid van The Celtic Shop, een heuse Ierse pub in de binnenstad, en diverse op Ierse leest geschoeide folkgroepen wordt Bergen op Zoom beschouwd als de meest Iers getinte gemeente in Brabant. De contacten en contracten in Nederland verlopen als vanouds via Peter Boone Music Productions in Domburg in samenwerking met DIBA International Concerts in Sneek. Vanuit het Belgische Scherpenheuvel reisde het gezelschap maandag 9 oktober af naar Bergen op Zoom, waar ze de nacht doorbrachten in het al even legendarisch Hotel De Draak, zodat ze dinsdag 10 oktober geheel fris en monter een sprankelend concert konden geven in De Maagd. Het was daar pal voor de deur en drie kwartier voor aanvang dat ik Sean Cannon pardoes tegen het lijf liep.  Direct was er het moment van wederzijdse herkenning. Na het uitwisselen van de eerste beleefdheden informeerde hij vriendelijk naar de positionering van De Maagd in Bergen op Zoom. Ik kon volstaan met een simpele vingerwijzing om aan dat verzoek te voldoen.  Een artiest hoort echter nooit langs de centrale entree een theater binnen te gaan en daarom loodste ik hem via het voor Bergenaren bekende weggetje binnendoor naar de artiesteningang.  Toen kon ook ik die voor de hand liggende vraag stellen: waarom in 2012 in deze samenstelling niet gewoon doorgegaan als ‘The Dubliners?’  In de bijbehorende flyer ‘The Dublin Legends formerly The Dubliners’  staat wat koeltjes vermeld dat John Sheahan ‘de rechten op de bandnaam mee nam bij zijn vertrek’. Dat ligt volgens Sean Cannon toch wel iets genuanceerder. ‘Toen we ruim jaar zes geleden aan de afscheidstournee begonnen, spraken we af dat wat ieder verder individueel ook zou gaan doen dit het definitieve einde was van The Dubliners als band. Als John was gebleven, hadden de zaken misschien anders gelegen,  maar na zijn vertrek was ik van de resterende bandleden het langst verbonden aan de groep.  Eamonn speelde ook al regelmatig mee, maar trad pas een paar jaar later officieel toe tot de gelederen der Dubliners. De vlag dekte dus de lading niet meer en daarom was het niet meer dan logisch om een andere naam te kiezen. Met The Dublin Legends bleven we toch in de buurt van het origineel.  Deze naam werd snel en probleemloos opgepikt door onze fans. Het onderstreept als het ware een nieuw begin. Eamonn en ik hebben ongetwijfeld onze langste tijd gehad, maar ik sluit niet uit dat The Dublin Legends over vijftig jaar nog bestaan, en dat ergens in 2067 Paul en Gerry het stokje weer doorgeven aan een nieuwe generatie muzikanten. Namen verdwijnen, maar de legende blijft, zoals ook op de flyer staat vermeld’, lacht Sean. Eenmaal aangekomen in die gezellige, voormalige artiestenfoyer van De Maagd, ongetwijfeld ook de gezelligste van heel Brabant, worden de heren muzikanten en hun logistieke ondersteuning flink in de watten gelegd door ‘José van de Artiestenfoyer’. Een naam die bij de vaste bezoekers van De Maagd geen enkele toelichting behoeft.     Het is niet voor niets dat de artiesten in De Maagd net even dat beetje meer weten te geven waardoor iedere voorstelling zo’n bijzondere ervaring betekent. Ik was er al een tijdje niet meer geweest, maar een bezoek aan dit theater geeft mij steeds weer een gevoel van thuiskomen. Ook daar is José debet aan. Het sociale gesprek met Sean is inmiddels overgegaan in een heus interview.  Enthousiast vertelt hij over een nieuw theateravontuur dat hij samen met zijn zoon James is aangegaan onder de naam The Cannons.  ‘De muziek heeft hij uiteraard van huis uit meegekregen.  Toen James te kennen gaf ook het vak in te willen, hebben we een tijdje gebrainstormed, songs uitgezocht die we beiden leuk vinden, en gezocht naar de punten waar we elkaar kunnen versterken. Mijn stem wordt met het klimmen der jaren uiteraard minder krachtig…ik vrees dat je dat zo meteen ook wel zult horen…en daarom neem ik de ‘storytelling’ voor mijn rekening, terwijl James zich vooral muzikaal laat gelden. We hebben inmiddels enkele kleinschalige tournees achter de rug en voor zover ik weet bestaan er in 2018 plannen voor een korte trip door Nederland. Wie weet komen we daarmee ook in Bergen op Zoom’.  De naam ‘Roosendaal’ doet bij hem toch ook wel een Iers koeiebelletje rinkelen. ‘O ja, De Drie Weesgegroetjes in de Molenstraat in Roosendaal’, klinkt het in nagenoeg foutloos Nederlands. ‘Dat was inderdaad een solo-optreden dat ik nooit zal vergeten. Mijn dressingroom was een kleine achterkamer, die via een klein wankel trappetje verbonden was met de caféruimte. In die achterkamer was een historisch ingebouwd bed, met daarin …en daarom is het me bijgebleven….beelden van Jezus en Maria. Kuis, dat wel, maar toch verrassend’.  Van José hoort Sean dat er 23 jaar geleden een foto van The Dubliners is gemaakt in de Artiestenfoyer, met alle toenmalige medewerkers van De Maagd. ‘O really, well.. ik hoop dat het geen 23 jaar duurt voordat we terugkomen. Natuurlijk is het wel een mooi vooruitzicht om op je honderdste nog op het podium te staan, maar dat is de goden verzoeken, en daar zijn ‘The Irish’ conservatief als we nog steeds zijn uitermate terughoudend in’, reageert hij gevat.  Naast muzikant is Sean een fervent wandelaar. ‘Ik woon al een groot deel van mijn leven in England, Coventry, waar je heerlijk kunt wandelen in de bergen. In mijn jonge jaren heb ik heel wat kilometers te voet afgelegd in Duitsland, Zwitserland en Spanje. Ik heb -als ik dat van mezelf mag zeggen-  een goed taalgevoel, en zodoende heb ik de Duitse- en Spaanse taal spelenderwijs ..of liever gezegd wandelenderwijs geleerd. Wandelliefhebbers zijn doorgaans sociaal ingestelde mensen, en zodoende zat ik onderweg nooit om een praatje verlegen. Het zal daarom niemand verbazen dat ‘The Manchester Rambler’ van de Engelse volkszanger Ewan MacColl een van mijn favoriete nummers is. MacColl liet zich voor deze song inspireren door een protest van de Jonge Communistische Liga van Manchester, de zogeheten Kindertrespass. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is het echter een ware standard onder volksmuzikanten, maar de band met de kinderziel is altijd gebleven. Zo werd het in 2009 vertolkt bij de opening van het nationaal natuurreservaat Kinder Downfall’ . De Duitse dame die bijna in een lachstuip bleef toen Sean dit lied tijdens een optreden in München omlijstte met een korte anekdote zal zich ongetwijfeld niet bewust geweest zijn van de historische lading die er aan kleeft. Sean sprak toen reeds een mondje Nederlands, wat leidde tot een komische verbastering. ‘Heute morgen wolten wir gaan wandelen in den bergen, Munchen herom. Aber den someone told us dat wandelen in der bergen war verboten. Und ich dachte, was ist das fur ein schweinerei?’ Dan wijst de klok onverbiddelijk de laatste vijf minuten voor aanvang aan. Eenmaal breeduit gezeten in de zaal beleef ik enkele spannende minuten. De vraag in hoeverre de tand des tijds zijn invloed heeft doen gelden op de muzikale slagkracht van Sean en Eamonn blijft door mijn hoofd spoken. Bij de opkomst van de mannen blijkt die koudwatervrees volkomen misplaatst te zijn geweest. Zodra de toneellichten aangaan en de eerste tonen klinken, is er ineens weer die moeilijk te beschrijven magie die de concerten van de vroegere Dubliners kenmerkten. Muzikaal blijkt het ook allemaal nog redelijk goed op orde te zijn, al hebben de eens zo karakteristieke stemmen wel duidelijk aan kracht ingeboet.  In een rap tempo komt het voorbij, al dat oude materiaal dat zo lekker in het gehoor ligt. Ik beleef zowaar even een Hans van Zetten-momentje – Hij Staat, Hij Staat-  als Eamonn Campbell met dat guitige voorkomen van hem de microfoon pakt en iets doet wat ik hem nooit eerder heb zien doen. ‘Hij Zingt, Hij Zingt’ , het zwijgzaamste lid van The Dubliners die met zijn gitaar altijd zeer dienend was aan de virtuoze vingers van John Sheahan en Barney McKenna doet dat ook nog eens redelijk verdienstelijk.  Er is geen Carreras aan hem verloren gegaan,  maar dat hij zijn gezongen bijdrage opdraagt aan Henk de Koning, die vanuit zijn Celtic Shop in Bergen op Zoom in den lande zoveel heeft betekend voor de Ierse muziekcultuur levert de oude Campbell terecht een emotionele, staande ovatie op. The Dublin Legends kunnen het met vier muzikanten stellen, omdat Gerry O’Connor zowel de viool als de banjo uitstekend beheerst. Natuurlijk kan het viertal niet om het onverwachte overlijden van Barney McKenna in 2012 heen, en dat willen ze ook helemaal niet. Tijdens het concert in De Doelen op 12 oktober van dat jaar als onderdeel van de afscheidstournee, zei John Sheahan daar het volgende over. ‘Vijftig jaar is niet niks voor een muzikaal huwelijk, dat is 1962 is gesloten tussen Ronnie Drew, Luke Kelly, Ciaran Bourke en Barney McKenna in O ‘Donoghue’s in Dublin, de bekendste pub van Ierland. We hadden er echt onze zinnen op gezet om er een vreugdevol afscheid van te maken, met hier en daar een nostalgische terugblik op wat we allemaal hebben meegemaakt in die vijftig jaar. Maar toen Barney onverwacht overleed, moesten we het roer uiteraard drastisch omgooien. In allerijl een nieuwe banjoplayer gezocht, Gerry was gelukkig bereid om ons op invalbasis uit de brand te helpen, en het karakter van de tour veranderde ook ingrijpend. We hadden wat video-opnamen opgediept uit het archief en aan de hand van die beelden is er een soort muzikale uitvaartdienst ontstaan, waarbij we uitgebreid en met een speciale ode stil stonden bij de leden die ons ontvallen zijn, Ciarian, Luke, Ronnie en nu dus ook Barney.  De leukste herinneringen bewaren we toch aan onze banjoplayer. We noemden hem gekscherend de vier B’s, en die stonden voor Barney, Beer, Boats en Banjo. Als Barney aan zijn solo toe was, kon niemand voorspellen wat hij precies zou gaan doen. Vaak leidde hij zijn optreden in met een praatje waarvan hij halverwege de draad volkomen kwijt raakte. En dan zocht en vond hij zijn uitweg in de muziek. Voor zijn vaste begeleider, de laatste jaren was Eamonn dat, betekende dat telkens weer een ware krachtproef. Je wist nooit hoe lang hij speelde, welke zijpaden hij in zou slaan, en op welk moment hij zou eindigen. Zelfs op internationale tournees was hij onvoorspelbaar, zoals die ene keer in een bloedheet Japan. Barney was snel geneigd om bij ieder straaltje zon alles uit te trekken en zijn weelderige lichaam over te geven aan de natuurelementen. In Japan zou hij dat vast ook gaan doen, was de algemene vrees. Daarom waarschuwde ik hem op Tokyo Airport al bij het verlaten van het vliegtuig om voorzichtig te zijn met de zon op zijn kalende hoofd. ‘Pas op, Barney, het kan hier wel een graadje of veertig in de schaduw worden’. Hij leek niet erg onder de indruk. ‘Dat weet ik, en daarom ga ik niet in de schaduw maar in de volle zon liggen’, antwoordde hij zonder met zijn ogen te knipperen. Bij ieder ander zou je humor veronderstellen. Voor Barney was het ernst’. In een interview dat ik eerder voor Radio Stad FM met John Sheahan mocht hebben, haalde hij herinneringen op aan het ontstaan van The Dubliners. ‘Aanvankelijk presenteerden Luke, John, Ciaran en Barney zich als The Ronnie Drew Ballad Group. Luke Kelly las wel eens een boek, niet zo vaak, maar nadat hij het boek ‘The Dubliners’, een dikke pil van James Joyce, eenmaal uit had, besloot Luke dat dit een veel passender naam was voor de groep. Ronnie had daar aanvankelijk begrijpelijkerwijs zijn bedenkingen bij. Luke kon echter nogal overtuigend zijn, zeker als hij ‘The Whisky in the Jar’ volledig had uitgedronken, en dus ging Ronnie uiteindelijk overstag.  Niet veel later was de eerste grote hit, ‘Seven Drunken Nights’, onder de naam ‘The Dubliners’ een feit en sindsdien had niemand spijt van die naam.  Als jonge elektricien kwam ik …nou ja, best geregeld in O’ Donoghue’s, en als het erg gezellig werd mocht ik zelfs een riedeltje meespelen op de viool. Ronnie vond dat ik daar best talent voor had en toen de plannen om op een professionele basis verder te gaan in de muziek vaste vormen kreeg, stelde hij me voor om een vast lid te worden van de groep. Voorheen was het altijd van ‘ben je morgenavond vrij? Goed, nu niet meer, je kunt meespelen’. De financiële afrekening volgde dan meestal aan het eind van het optreden als iedereen behoorlijk in de lorum was. Het rekensommetje werd snel gemaakt op de achterkant van een bierviltje, de komma voor de nullen stond dus wel eens op de verkeerde plek, maar daar werd nooit een punt van gemaakt. Het aantal optredens liep zo snel op dat ik ondanks mijn vaste, goede baan toch maar besloot de knoop door te hakken. Ik wilde me later niet tegen mijn hoofd slaan met de frustrerende gedachte…had ik toen maar. !! Het eerste optreden als full professionals zal ik nooit vergeten. Vlak voor het sluiten van de pub kregen Ronnie en Barney een knallende ruzie die niet werd bijgelegd. Integendeel, ze stonden met zulke verhitte koppen tegenover elkaar dat het op knokken leek uit te lopen. Op een gegeven moment besloot Ronnie gelukkig  de meest wijze van de twee te zijn en liep onder het uitroepen van ‘Go to hell’ de pub uit. Ik schrok me een ongeluk en lag ’s nachts te woelen in mijn bed, vol wroeging. Een ‘slimme’ zet, Johnnie,  net getrouwd, een kleine op komst, straks werkloos, en afhankelijk van the dole’ (bijstand) . Ik kon me wel voor mijn kop slaan. Het leek me ondenkbaar dat het tussen Ronnie en Barney ooit nog goed zou komen. Ik zat ’s ochtends met een brok in de keel aan tafel. Rond het middaguur ging de telefoon, de markante stem van Ronnie meldde zich met de mededeling:  ‘dat was ik je gisterenavond vergeten te vertellen’. ‘We hebben voor vanavond weer een optreden, op hetzelfde adres. We rekenen op je’. Het duizelde me en ik wees Ronnie op die verschrikkelijke ruzie de avond ervoor. ‘Ach, dat stelde helemaal niks voor. Happens all the time. I’ll see you tonight’.  Vreemd genoeg ben ik in die beginperiode nooit formeel een Dubliner geworden. Ik heb namelijk nooit een echt contract getekend.  Ja, een paar hanepoten op de achterzijde van een bierviltje, maar dat was vast niet rechtsgeldig. Het geld was altijd goed,  ik maakte me dus nergens druk over. Later, toen we over de wereld gingen trekken, is dat allemaal wel geformaliseerd. Het werd ook allemaal wat zakelijker. Van vrienden werden we collega’s, met zijn ups en downs, net als in een gewoon huwelijk. Tot het einde toe konden we allemaal redelijk met elkaar door een deur, laten we het daar maar op houden’. Het optreden in Maagdelijk Bergen op Zoom nadert het einde. ‘Heel wijselijk zijn de krakers ‘The Wild Rover, Whiskey in the Jar, Dirty Old Town, Irish Rover en het ultieme ‘Molly Malone’ voor het laatst bewaard. In de foyer, waar de bezoekers muzikaal worden opgewacht door de band Cool Finn, vindt de merchandise gretig aftrek. Eamonn Campbell vermaakt zich kostelijk met al die fans die zo graag iets persoonlijks met hem willen delen of simpelweg genoegen nemen met een hand en een handtekening.  De ‘jonkies’ kijken intussen schuchter geamuseerd toe, dit is een onderdeel van het vak dat ze nog niet helemaal in de vingers hebben. Ook dat onderdeel van ‘de legende’ is ongetwijfeld slechts een kwestie van tijd. Na de hectiek van De Maagd wacht mij de wandeling naar het station. Het (auteurs)recht op de naam Dubliners laat mij echter niet los. Kun je een naam claimen die niet meer is dan een aanduiding van de inwoners van een stad? Bovendien is het ‘afgekeken’ van de befaamde kroniek van James Joyce. Zouden diens erven daar geen probleem van hebben gemaakt?  Zou de naam ‘De Roosendalers’ al zijn geclaimd door een band in wording? Zo zullen er altijd vragen rijzen over de vele boeiende aspecten des levens. De Legends uit Ierland breken daar het hoofd niet over. Zij zijn nog vervuld van de 1-0 winst van hun geboorteland op Wales, waardoor Ierland zich –in tegenstelling tot Nederland-  wel heeft geplaatst voor het WK Voetbal in Rusland. Diplomatiek als ze zijn wordt daar tijdens het concert geen woord aan vuil gemaakt. Na de traditionele tea and biscuits maken ze zich wederom op voor een nacht in De Draak. De volgende avond wordt het gezelschap in  de Junushoff in Wageningen verwacht, en dan begint het sprookje der Legends gewoon opnieuw.
The Dublin Legends – Formerly The Dubliners, gezien door Jaap Pleij op dinsdag 10 oktober in De Maagd in Bergen op Zoom.


Woensdag 18 oktober 2017

SCHERPERE CONTROLE OP DE WESTELIJKE HAVENDIJK

Naar aanleiding van een rapportage van de PVC heeft de gemeente enkele maatregelen genomen om de deplorabele toestand op de Westelijke-Havendijk  te verbeteren. ‘Het gaas in het hekwerk is inmiddels hersteld en de snoeiwerkzaamheden worden naar verwachting deze week uitgevoerd’, aldus het Stadskantoor.  De PVC maakte ook gewag van illegaal overnachten in de bosjes achter het beschadigde hekwerk.
Dat is door de gemeente bevestigd. ‘Een gemeentelijke toezichthouder heeft inderdaad geconstateerd dat in het pand naast de Koopjeshal vermoedelijk sprake is van illegaal overnachten. Hierop zal toezicht worden gehouden en zo nodig wordt er ook handhavend opgetreden. Met de exploitant van de Koopjeshal is overleg gevoerd’, aldus de gemeente. De PVC is uiteraard blij met deze snelle handelwijze, maar heeft op donderdag 18 oktober ter plaatse geconstateerd dat een van de hekken die leidt naar het pand naast de Koopjeshal nu ruwweg opzij is gedrukt, zodat er wederom sprake is van een illegale entree. ‘Daarnaast is het me opgevallen dat voor dit pand op de openbare weg regelmatig een witte truck (zonder oplegger) geparkeerd staat, veelal zijn de ruiten van de cabine geblindeerd met gordijnen, tegen de inkijk wellicht’. De PVC zal de gemeente daar ter aanvulling op wijzen. Aangezien er aan de achterzijde van het complex voorbereidende bouwwerkzaamheden plaatsvinden, is het lastig om daar adequaat toezicht op te houden. Toch acht de PVC dat van belang, omdat de veiligheid van de medewerkers en de bezoekers  van de Koopjeshal daarmee gediend is.


Dinsdag 17 oktober 2017

NADJA FILTZER ZET EEN HEERLIJKE INTENSE EDITH PIAF NEER

Er zijn van die voorstellingen waarin alles direct perfect in elkaar valt. Nadja Filtzer als Edith Piaf, de kleine straatmus, in ‘Vive Piaf’ is zo’n voorstelling. Alles wat er niet klopte aan ‘Deux Voix’ van Katell Chevalier (Zie eerdere recensie) is bij deze artiest perfect in orde. Filtzer is een zangeres met een expressie, uitstraling en vooral intensiteit die haar uitermate geloofwaardig maakt in de rol van de legendarische Piaf. De muzikale begeleiding onder leiding van Leo Bouwmeester achter de piano past haar op het podium als een tweede huid. Het viertal is uitstekend op elkaar ingespeeld, en het plezier in het optreden spat er af.   
Edith Piaf is het pseudoniem van Edith Giovanna Gassion. Ze zag het levenslicht op 19 december 1915 in Parijs. Ze zou dit jaar dus 102 geworden zijn, ware het niet dat ze reeds op 10 oktober 1963 afscheid nam van het leven. Via chansons als ‘La Vie en Rose, Non, je ne regrette rien’ en ‘Milord’ blijft ze echter voortleven, rond de eeuwwisseling via Liesbeth List (die zich nu zelf terug ziet in een musical), recentelijk in de Vlaamse Els de Schepper en nu dus ook in het ranke- en slanke lijf van Nadja Filtzer. ‘Van straatmus tot grande dame van het Franse chanson’. Zo had de ondertitel van dit programma kunnen luiden, want Filtzer en haar muzikanten doorlopen dit trieste levensverhaal in een rap tempo. Deze Piaf komt vooral tot leven door haar onvergetelijke muziek, en dat is een terechte keuze geweest van de regie. Liefde, daar draaide het leven voor de kleine mus om, wat helaas niet in optima forma voor haar was weggelegd. Ze aanbad de getrouwde bokser Marcel Cerdan, die voor het echt iets kon worden tussen de twee, in 1949 het leven verloor bij een vliegtuigongeluk. Het kwam wel tot een relatie en in 1962 zelfs tot een huwelijk met de twintig jaar jongere zanger Theo Sarapo.  Deze Theophanis Lamboukas, zoals zijn werkelijke naam luidde, werd er publiekelijk van verdacht dat hij Piaf alleen vanwege haar geld en roem had gehuwd. Piaf zelf wilde daar absoluut niets van weten en betuigde haar liefde voor Sarapo in het chanson ‘Le Droit d’aimer’. Het laatste jaar van haar leven bracht in ieder geval waar ze zo lang en vurig naar verlangd had: het sprookje van de liefde.  Filtzer krijgt (of neemt) naast het tonele voeren van Piaf gelukkig alle ruimte om ook de zangeres Nadja Filtzer aan het publiek te presenteren.  Dat doet ze voornamelijk via enkele Nederlandse vertalingen en aan het slot van de voorstelling zingt ze zelfs twee liedjes uit haar eigen rijke repertoire. Toen Filtzer de publieksprijs won bij het Concours de la Chanson 2009- Alliançe Française noemde Liesbeth List de vertolking van Piaf’s ‘La Foule’ door Nadja ‘Impeccable’, oftewel onnavolgbaar. Ik kan me daar goed in vinden.  Nadja zelf ook, getuige haar uitspraak in een interview: ‘Ik voel me verwant aan Piaf. Fysiek zijn er ook overeenkomsten. We zijn beide klein van stuk en hebben onze vaders van jongs af aan moeten missen, Zodra ik haar muziek vertolk, kruip ik in haar huid en voel me een met haar melancholie,  unieke tekstbehandeling, levenslust en vurig temperament”

Deze eerste voorstelling in de nieuwe Dinsdagmiddagserie in De Kring kende een pauze. Wat mij betreft mogen ze deze onderbreking gedurende de rest van de tour laten vervallen. Het lijkt mij dat de productie aan kracht wint als Paltzer en haar muzikanten gedurende anderhalf uur onafgebroken op het podium staan. Haar verschijning, uitstraling en muzikale talenten zijn zo fascinerend en boeiend dat een pauze als een hinderlijke interval wordt ervaren.  
Vive Piaf – Nadja Filtzer, eerste voorstelling nieuwe Dinsdagmiddagserie De Kring. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 17 oktober in de kleine zaal van De Kring.


Maandag 16 oktober 2017

KATELL CHEVALIER VERDIENT BETERE MUZIKALE BEGELEIDING

‘Brel & Stromae by Katell’.  Dat was de oorspronkelijke titel van het programma waarmee Katell Chevalier de zangers Jacques Brel en Stromae wilde eren. Dat was echter buiten de Ervan Brel gerekend, want deze titel kon in hun ogen geen genade vinden. Chevalier, in Nederland naar het schijnt bekend van ‘The Voice of Holland’, was zodoende gedwongen om een andere titel te verzinnen. ‘Deux Voix’ is een logisch alternatief. In dit intieme liedjesprogramma combineert de in Frankrijk geboren zangeres twee van haar grote idolen. 

De Belgisch-Rwandese singer-songwriter en rapper Stromae, geboren in 1985, is op zijn beurt ook een grote fan van het werk van Brel en zodoende grijpt alles mooi in elkaar. Voor de muzikale begeleiding heeft de bevallige zangeres de samenwerking gezocht met TheDreamLab en dat had ze beter niet kunnen doen.  Dit elektronisch toetsenspel is veel te bombastisch voor het werk van Brel. Hoewel Chevalier over een redelijk stemgeluid met een wat beperkt bereik beschikt, werd ze vaak overstemd door het muzikale- en soms bombastische geweld achter haar. Een duidelijke mismatch dus. Haar gesproken verbindingsteksten komen ook nogal gekunsteld over en zijn duidelijk uit het hoofd geleerd. Dat is op zich niet zo erg, bij Freek de Jonge is ook elk woord van tevoren bedacht, maar je mag dit als artiest nooit zo duidelijk laten merken aan het publiek. Ongetwijfeld is dit een kwestie van meer theaterervaring opdoen, maar aan dit repertoire weet ze te weinig van zichzelf toe te voegen. Je kunt je ook afvragen of Brel en Stromae voor het publiek nu wel zo’n logische combinatie is.

Deux Voix – Katell Chevalier, TheDreamLab – Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 14 oktober in de kleine zaal van De Kring.   


Maandag 16 oktober 2017

GEMEENTEBESTUUR ROOSENDAAL BLIJFT GEVAAR SLECHT ONDERHOUDEN FIETSPADEN ONDERSCHATTEN

In het slotminuutje dat voor wethouder Hans Verbraak was uitgetrokken ter afsluiting van de Cultuurprijsuitreiking In De Kring antwoordde deze op een vraag van presentator Dave Luza wat hij graag in zijn vrije tijd doet: FIETSEN. Dat is een hobby die de bestuurder deelt met heel wat stadgenoten, getuige de enorme drukte zondag 15 oktober op de gemeentelijke fietspaden. De agenda van De Kring vermeldde slechts één jeugdactiviteit en daarom besloot ik zijn voorbeeld op deze warmste 15 oktoberdag uit de geschiedenis te volgen. De zonnestralen wenkten uitnodigend om weer eens letterlijk en figuurlijk te gaan kijken hoe de sportparken Hulsdonk en Vierhoeven erbij lagen.

Op Hulsdonk was het als vanouds heerlijk wandelen van de hockeyactiviteiten van De Pelikaan, waar vijftienjarige meisjes en de heren veteranen er met (over)verhitte hoofden stevig  tegenaan gingen, naar de vele voetbalactiviteiten van de RKVV Roosendaal. Na dat sportieve spektakel een uurtje te hebben aangezien, zette ik koers richting Vierhoeven, waar tot mijn verbazing slechts een activiteit viel te ontwaren: een thuiswedstrijd van korfbalvereniging Keep Fit. Het viel me hier weer op dat de dames veel fanatieker de strijd aanbinden met de tegenstander dan hun mannelijke teamgenoten. Een van de hittepitjes reageerde verbaal zo sterk afkeurend op de beslissing van de (mannelijke) scheidsrechter dat dit haar op een stevige vermaning kwam te staan. ‘Jij houdt onmiddellijk je mond en je gedraagt je verder normaal. Is dat duidelijk/’, meende ik de scheids te horen briesen.  Hittepetitje gaf zich echter nog niet gewonnen en er spontaan zich een discussie van een Rutte-Wilders-achtig niveau. ‘Man, doe alsjeblieft zelf normaal’, kaatste ze de (korf)bal terug. De man in het geel toonde zich de verstandigste van de twee en reageerde verder niet op deze provocatie. ‘Mooi weer, en het is best gezellig zo, met al die mensen in tuinstoeltjes op het terras. Waarom zou ik de sfeer bederven met een officiële straf?’, zal hij ongetwijfeld met een retorische inslag hebben gedacht.  Naast de fietsrit was ik zelf tot een extra inspanning genoodzaakt. Het zo zorgvuldig mogelijk zien te ontwijken van al het organisch afval waarmee de fietspaden in deze tijd van het jaar geplaveid zijn. Natuurlijk heb ik in mijn politieke PVC-gedaante al vaak bij ons empathische gemeenbestuur aangedrongen op een hogere veegfrequentie van de fietspaden. Ruim twee jaar geleden –het was toen half september- heb ik dit uitvoerig aan de orde gesteld. Omdat in Roosendaal bestuurlijke ezels zich aan dezelfde steen blijven stoten, ben ik eigenlijk tegen beter weten in opnieuw in de pen geklommen. De gemeenschap werd enkele maanden terug opgeschrikt door een eenzijdig ongeval met dodelijke afloop op een van de fietspaden dat regelrecht op slechts onderhoud viel terug te voeren. Op de Rucphensebaan raakte toen een vrouw op een snorscooter zwaargewond nadat ze over een los liggende stoeptegel was gereden. Snelle herstelreparaties en het adequaat vrijhouden van afval zijn beide essentiële onderdelen van de gemeentelijke zorgplicht die B&W heeft met betrekking tot het beheer van de fietspaden. Uit veiligheidsoverwegingen mag hier nooit mee gemarchandeerd worden. Je zou dan toch redelijkerwijs mogen verwachten dat de gemeente hier lering uit heeft getrokken en onmiddellijk beterschap belooft. Maar zie het antwoord dat ik op mijn tweede verzoek mocht ontvangen. Met het nodige chagrijn, ook dat nog. Geheel ten onrechte stelde de afdeling Communicatie dat het antwoord al verstuurd was en dat ik als PVC-partijleider wellicht mijn administratie niet op orde had. Natuurlijk bleek dat de fout bij het Stadskantoor lag: die had domweg verzuimd de brief te versturen. Van voortschrijdend inzicht of een mea culpa is bij B&W in het geheel geen sprake. Ze volstond met de communicatiemedewerker het antwoord van 2015 nog eens te laten herhalen. Dat luidde: De straten van kerkdorpen en de fietspaden worden meerdere keren per jaar in opdracht van de gemeente geveegd. Het doel is om aan de door de gemeenteraad vastgestelde beeldkwaliteit te voldoen. De gemeente is intensief bezig de openbare ruimte schoon te houden en het college ziet geen mogelijkheden om het onderhoud verder op te voeren’. De ergste zin moet dan nog komen: Omdat de situatie niet verschilt van die in 2015 wordt volstaan met te verwijzen naar bovenstaand antwoord. Verschilt de situatie niet van die in 2015? Triest genoeg zijn we toch een dodelijk ongeval verder en ik zie regelmatig –ook zondag de 15e weer- fietsers en vele anderen die tegenwoordig gebruikmaken van het fietspad onderuit gaan ten gevolge van het in gebreke blijven van het gemeentebestuur. Ik hoop oprecht dat wethouder Verbraak, die ik persoonlijk als een aardige kerel ken met wie ik destijds een Jan Mol-project tot een goed einde bracht, niet tot die gevallenen behoort. ‘Het College ziet geen mogelijk om het onderhoud verder op te voeren?’ B&W geeft zichzelf daarmee niet alleen een brevet van onvermogen, maar spreekt daarmee tevens het failliet uit van het openbaar bestuur. Zit Saver soms aan het maximum van zijn inzetbare capaciteit? Heeft de gemeente geen potjes meer waaruit deze extra inzet bekostigd kan worden? De communicatie is dus weer eens ver onder de maat. Het spreekt vanzelf dat de PVC aanvullende vragen gaat stellen, en uiteraard suggesties zal doen om de overlast te voorkomen en weg te nemen.                

Onderstaand: brief aan het College van B&W, 16-10-2017

Gemeente Roosendaal
Stadserf 1
4700 KA Roosendaal

16-10-2017

Betreft: Beter onderhoud fietspaden in Roosendaal
Bestemd: College van B&W, leden der gemeenteraad,

Geacht College,
Het verbaast me dat ik na zoveel nietszeggende antwoorden nog steeds verbijsterd kan raken door een reactie van uw College. Dat betreft in dit geval uw schrijven van 4 oktober inzake het onderhoud van het fietspad langs de Van Beethovenlaan.
U denkt zeer gemakzuchtig te kunnen volstaan met het herhalen van de reactie die u reeds op 17 september 2015 gaf op een soortgelijk verzoek, met als afsluitende ‘verklaring’: Omdat de huidige situatie niet verschilt van die in 2015 wordt volstaan met te verwijzen naar bovenstaand antwoord. Ik dacht dat we triest genoeg toch een eenzijdig ongeval met dodelijke afloop verder zijn dat rechtstreeks is terug te voeren op gebrekkig onderhoud. Zie mijn bijgaande uiteenzetting.
Net als wethouder Hans Verbraak mag ik graag fietstochtjes maken door de gemeente, maar omdat menig fietspad in en rond het centrum bezaaid ligt met (organisch) afval is dat niet bepaald voortdurend een ontspannende bezigheid. Ook gisteren weer op die zonnige stralende zondag de 15e oktober heb ik weer diverse fietsers zien vallen over obstakels die daar niet thuishoren.
U geeft aan geen kans te zien het genoemde onderhoud verder op te voeren. Hoe dat zo, geacht College. Heeft Saver zijn taks bereikt?, zijn er geen gemeentelijke potjes meer die voor dit doel aangewend kunnen worden? Heeft de gemeente al het belastinggeld besteed aan die zinloze ring rond Roosendaal, die nu al maanden verkeers- en geluidsoverlast veroorzaakt? Is er teveel geld gestoken in het ‘Lover van Lok’ op de Nieuwe Markt? Beseft B&W wel dat ze zich met dit standpunt een brevet van onvermogen toekent? Met veiligheid in het openbaar gebied mag en kun je als verantwoordelijk gezagsdragers niet marchanderen.  U zult dat toch ook onderschrijven.  
Gelukkig ziet de PVC wel mogelijkheden. In het tweede verzoek ligt dit al gedeeltelijk besloten. Door het snoeiproces van het gemeentelijk groen over een andere boeg te gooien, kun je al een flinke slag slaan. Regelmatig word ik ’s ochtend voor acht uur wakker geblaft door een gemeentelijke bladblazer die nu eens geen lucht maar bladeren verplaatst van het ene gedeelte van een parkeerterreintje achter de Markt naar de andere zijde. Kan zo’n ambtenaar niet nuttiger worden ingezet? De vraag stellen is hem beantwoorden.

De PVC is er nooit voorstander van geweest om burgers met een bijstandsuitkering in te zetten voor een soort arbeidspool. Dat getuigt van weinig respect en kan een stigmatiserende uitwerking hebben. Zeker wanneer deze mensen in een voor buitenstaanders herkenbaar hesje worden gestoken. Maar nu dit eenmaal regeringsbeleid is, wil de PVC van het College het volgende weten:
Hoeveel mensen met een bijstandsuitkering telt de gemeente Roosendaal momenteel?
Hoeveel van deze mensen zijn door de gemeente aan het werk gezet?
In hoeverre is hier sprake van vrijwilligheid en dwang?
In hoeverre wordt er rekening gehouden met ieders persoonlijke omstandigheden?
In hoeverre acht u het denkbaar en haalbaar om deze mensen in te zetten bij het onderhoud en (in het laatste geval) reparaties van het openbaar groen en de fietspaden?   
Ik adviseer u alle vragen in dit schrijven zo volledig mogelijk te beantwoorden. Omdat het hier deels om concrete informatie handelt, zou ik deze brief ook als WOB-verzoek kunnen indienen. Ik hoop en vertrouw erop dat u mij daartoe geen aanleiding geeft.
Onderstand; brief 1 oktober PVC aan College van B&W

PVC dringt aan op beter onderhoud fietspaden   

De PVC is allesbehalve tevreden over de wijze waarop Saver en de gemeente de fietspaden onderhouden. Tot vier keer toe heeft de partij een dringend verzoek bij de klantenservice van Saver weggelegd om het fietspad langs de Van Beethovenlaan aan beide kanten veel frequenter te laten vegen. Of aan dat verzoek voldaan is, valt lastig te beoordelen. Feit is wel dat dit fietspad constant bezaaid ligt met organisch afval, afkomstig van de rij bomen die langs het fietspad staan opgesteld. Veelal betreft dit afval waar scherpe kantjes aan zitten, waardoor de natuurlijke weerstand van de fietsbanden zwaar onder druk komt te staan.
 
In deze tijd van het jaar kan Saver in de visie van de PVC dan ook niet volstaan met de huidige veegfrequentie. Omdat het waarschijnlijk de gemeente is die opdracht aan Saver moet geven om de fietspaden beter te onderhouden, is dit dringende verzoek ook gericht aan het Stadskantoor, ter attentie van wethouder Theunis. Zoals bekend is de PVC voorstander van structurele oplossingen. De gemeente zou de plantsoenendienst bij voorbeeld opdracht kunnen geven om het groen langs de fietspaden vaker te laten snoeien. Voorkomen is immers beter dan genezen. ‘Hoe je het ook wendt of keert, de gemeente en Saver dragen samen verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de fietspaden, het is dan ook niet meer dan logisch dat ze in onderling overleg onmiddellijk maatregelen treffen’, aldus de PVC.  De partij wil weten hoe beide partijen denken dit probleem op te lossen en op welke termijn.  Hoewel de klacht zich richt op de Van Beethovenlaan, is er op het fietspad langs het Vrouwenhof sprake van een vergelijkbare malaise. 


Vrijdag 13 oktober 2017

GALERIE SCHELTEMA WINT ROOSENDAALSE CULTUURPRIJS 2017

Directeur Ed Vreeman van sponsor Rabobank hield de spanning er rond half tien nog even in. Maar toen kwam toch de naam van Galerie Benjamin Scheltema als winnaar van de Roosendaalse cultuurprijs 2017 uit de envelop. De andere genomineerden waren fotograaf Aad Meijer, de Openluchttheaters Nispen en Vrouwenhof en The Loods Graffiti Hall of Fame. De JongerenCultuurprijs ging naar de theatergroep Hofplein voor hun straatproductie ‘Dromen of wat we nog niet wisten’. In deze categorie was slechts een andere genomineerde: The Dutch Bears, vier jongeren die een film hebben gemaakt over de tocht die de Polar Bears in 1944 aflegden om onder meer Roosendaal te bevrijden van het Duitse juk. Op 29 oktober is het exact 73 jaar geleden dat de bezetter zich overgaf. Op die dag is de film nog een keer te zien in het Roosendaalse City Theater. 
Op het podium van de grote zaal in De Kring werd na afloop een spontaan feestje geweest. Directeur Jan-Hein Sloesen van De Kring zal ongetwijfeld tevreden terugkijken op de editie 2017 van de Cultuurprijs. Voor het eerst was er sprake van een echt professionele presentatie en een dito invulling. De opening werd verzorgd door Rottier Dance Masters, de winnaar van de JongerenCultuurprijs van het vorig jaar, ondersteund door een groep skatedansers. Voor de presentatie was Dave Luza, de leading man van de theatergroep Sterk water,  ingehuurd en dat was bepaald geen verkeerde keuze. Met de verwondering van een buitenstaander liet hij zich door het publiek ‘influisteren’ wat er momenteel allemaal speelt in Roosendaal. Wat maakt deze stad nu zo speciaal?, wilde hij van de voorste rijen weten. ‘Onze goede inborst’, bleef als enig antwoord bij Dave hangen. De praatjes met de genomineerden verliepen erg vlot. Vooral fotograaf Aad Meijer zei een aantal zinnige dingen. Een aantal decennia terug was de in Schiedam geboren fotograaf ook een buitenstaander. Het toenmalige Brabants Nieuwsblad lokte hem naar het wulpse zuiden. ‘Het Brabants Nieuwsblad was een echte krant, van en voor de mensen. Die mensen mochten graag mopperen op hun stad, dat is nu niet anders, maar diep in hun hart zijn ze toch wel vervuld met trots. Ze zullen het alleen niet zo gauw uiten’. Achteraf is het maar goed dat de prijs naar Benjamin Scheltema  ging, want hij kon wel een opkikkertje gebruiken. Hij schetste een uiterst onzekere toekomst voor zijn galerie, en dat draaide uiteraard om de financiën. ‘Ik kan mijn jonge kunstenaars op dat gebied helaas weinig zekerheden bieden’. Het motto van het kabinet dat nu in de steigers staat, ‘Vertrouwen in de toekomst’, deelt hij vooralsnog niet. Het hoge tempo van de presentatie bleek al snel een reden te hebben. Voor het optreden van Sterk Water in de (bijna) voltallige bezetting, versterkt met Roemer van der Ploeg en Tim Zeegers,  was maar liefst 25 minuten uitgetrokken. De heren hadden deze gratis ‘reclametijd’ natuurlijk kunnen gebruiken om het publiek een voorproefje te geven van ‘Een magische Kerst met Op Sterk Water’, een heuse kerstshow die op donderdag 21 december te zien is in De Kring. ‘Maar dat doen we bewust niet. De tijd is nog niet rijp voor de kerstsfeer.  We laten ons liever door u, het publiek, inspireren. U rijkt ons een onderwerp aan en wij gaan daar theatraal mee aan de slag’, aldus Luza op uitnodigende toon.  Prompt werd er van de achterste rijen iets geroepen over goederentreinen, die 3 miljoen hebben gekost maar niet over Roosendaals spoor mogen rijden. Probeer daar als externe theatergroep maar eens chocolade van te maken. Dave Luza en zijn secondanten draaiden daar hun hand niet voor om. Met de stem van Brilsmurf en enkele andere blauwe mannekes  wisten ze deze zoveelste misser in het gemeentelijk beleid via een knappe improvisatie naar het podium te vertalen.  Een zekere Jennifer mocht met de toeter in de hand vanuit de zaal bepalen of ze op een correcte wijze werd toegezongen door het drietal. Ze was zodoende haar eigen fact-checker. Tegen het slot waren nog enkele minuten ingeruimd voor een interview met de scheidende cultuurwethouder Hans Verbraak. Hij gaf een korte uiteenzetting van het cultuurfonds  ‘dat er nu echt aan zit te komen, maar nog wel afhankelijk is van co-financiers’. Roosendalers zijn in de ogen van Verbraak ‘trotse mensen met het licht uit’, waarmee hij naadloos aansloot op het betoog van Aad Meijer eerder op de avond. In het volle licht  van de schijnwerpers ‘bekende’ hij zelf grif juist bijzonder trots te zijn op de cultuurinspanningen in zijn gemeente. ‘Neem de graffiti Hall aan de Oostelijke Havendijk. Toen initiatiefnemer Remco zijn beklag deed over de gebrekkige mogelijkheden om zich in zijn eigen stad te ontplooien, heb ik hem meteen uitgenodigd om eens te komen praten. ‘Jij hoeft niet langer naar Hoogerheide om spuitend te kunnen schilderen’, deed ik gelijk een plechtige belofte.  Een muurtje naast het politiebureau was het eerste ‘doek’ dat ik de graffitispuiters kon bieden. Dat sloeg zo goed aan dat ze al snel een leegstaande loods op het industrieterrein konden betrekken. Die loods is in korte tijd uitgegroeid tot een ware toeristische attractie’.


Uitreiking Cultuurprijs – Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 13 oktober in de grote zaal van De Kring.   


Vrijdag 13 oktober 2017

VERLOREN IDENTITEIT IN HET ROOSENDAALSE STADSKANTOOR

Onlangs mocht ik als Roosendaals ingezetene een schrijven met hoge attentiewaarde van Team Publiekszaken ontvangen, waarin ik er op werd geattendeerd dat mijn identiteitskaart binnenkort zou verlopen, en wel per 9 november 2017. Omdat ik dit soort zaken nooit op zijn beloop laat, besloot ik het welgemeende advies ‘om op tijd een nieuw document aan te vragen’  op te volgen.

Zodoende meldde ik me op de prille ochtend van donderdag 5 oktober bij de balies om in het bezit te komen van het document dat mij op stel en sprong zou bevestigen als legitiem ingezetene van de gemeente Roosendaal. Voor een periode van tien jaar maar liefst deze keer. Je kunt dat natuurlijk positief opvatten, maar je kunt je tevens afvragen waarom het huidige document voor ongeveer hetzelfde bedrag maar vijf jaar geldig was.  Dat laatste gevoel overheerste bij mij. De identiteitskaart in zijn huidige vorm is natuurlijk een schaamteloze maar voor de gemeenten dankbare melkkoe, maar op dat soort momenten voel je je toch wel heel bewust het slachtoffer van gelegitimeerde diefstal.  Maar goed, het zij zo, dat is landelijk beleid, waar alle gemeenten zich graag achter willen verschuilen.

Toen ik eenmaal aan de beurt het doel van mijn komst bekendmaakte en de huidige identiteitskaart met actuele pasfoto overhandigde aan de baliemedewerkster van dienst, had dat een driftige activiteit op de gemeentelijke computer tot gevolg. Daar rolde enkele seconden later een voor mij onheilspellende boodschap uit. ‘U hebt nog een paspoort in uw bezit dat in 2014 is verlopen’. ‘Na ook slechts vijf jaar geldigheidsduur’, lijdde ik in stilte. ‘Dat moet u eerst inleveren’, klonk het bits. ‘Nou, dat neem ik dan wel mee als ik het nieuwe identiteitsbewijs kom afhalen’, probeerde ik nog. ‘Niets daarvan. Dat moet u eerst inleveren, anders kan ik geen nieuw document voor u aanvragen’. Met een gebaar dat geen enkele tegenspraak duldde, duwde miss Bits mijn plotseling zo iel lijkende pasfotootje terug in mijn richting. Een ander pasfotootje waarop ik met wilde haren prijk had in haar ogen zonder enige toelichting al geen genade kunnen vinden. Wat miss Bits betreft, was de discussie gesloten. Mijn laatste redmiddel –wijzen op de regen die met bakken uit hemel kwam-  veroorzaakte zelfs geen rimpeltje in haar verdedigingswal, die duidelijk geen ruimte liet voor zelfs maar het geringste flintertje empathie. Stel dat ik mijn verlopen paspoort inmiddels was kwijtgeraakt, in welke bureaucratische papiermolen ik dan verzeild zou zijn geraakt, kunt u in het hieronder afgedrukte relaas lezen.

Mijn levenservaring heeft mij inmiddels geleerd dat het zinloos is om met een ambtenaar van de publiekssector in discussie te gaan. Die eindigen altijd met een verwijzing naar de regeltjes, er zat dus niets anders op dan onder de gesel van het overvloedige regenwater de gang naar Canossa, in mijn geval de Marktstede, te maken. Thuisgekomen bekeek ik mijn oude paspoort, dat drie jaar geleden zijn rechtsgeldigheid had verloren, nog eens met nostalgische blik, in de wetenschap dat we binnen enkele minuten van elkaar zouden gaan scheiden en dat dit nietige documentje vanaf dat moment was overgeleverd aan de gemeentelijke genade. Het lot bepaalde dat mijn nieuwe volgnummer me wederom in contact bracht met Miss Bits. ‘Zo, gevonden’, klonk het met een wat sarcastische ondertoon. Omdat je het als publicist en chroniqueur nu eenmaal moet hebben van menselijke reacties, zelfs in dit vrij hopeloze geval, besloot ik het over een geheel andere boeg te gooien. Waar God mij zojuist nog binnenmonds kon horen vloeken, gedroeg ik me nu ineens poeslief. Ogenschijnlijk had dit geen effect. ‘Wilt u hier nog even tekenen’, en dan kunt u zich vervoegen bij de kassa om het bedrag (50,65 euro) te betalen. Als u volgende week het nieuwe pasje komt afhalen, moet u de oude inleveren’.  En zowaar, ze voorspelde me nog een prettige dag. In de paar seconden die ik voor de groet ten antwoord had, legde ik al mijn acteertalent om haar een uiterst genoeglijke voortzetting van deze zo voorspoedig begonnen 5e oktober te wensen.  Voor ik me bij de kassa meldde, zocht ik eerst tevergeefs naar mijn zeiknatte paraplu, die ik slechts enkele minuten onbeheerd had achtergelaten bij de wachtstoeltjes. De juffrouw van de kassa had niets onoorbaars opgemerkt en nam mijn biljet van vijftig euro zonder veel plichtplegingen in ontvangst. De figuurlijke diefstal in het Stadskantoor leek een fysieke navolger te hebben gekregen. Vertwijfeld wierp ik een blik door de dikke, beslagen ruit van het Stadskantoor. Pluvius had zijn driften nog steeds niet getemperd. Ik hield er dus ernstig rekening mee dat ik de korte wandeling naar mijn woning aan de andere zijde van het Emile van Loonpark niet geheel vrij van regenwater zou overbruggen. Maar gelukkig, op weg naar de uitgang lachte het zwarte dundoek mij bij de centrale balie tegemoet. Daar vond ik ook wat ik al de hele ochtend moest ontberen bij Publiekszaken: een stralende glimlach, in werking gezet door een charmante jongedame in uniform. ‘Wie heeft deze hier neergelegd?’, informeerde ik opgelucht. ‘Ik heb er eigenlijk niet zo goed opgelet. Dat zal een collega wel gedaan hebben, maar ja, u kunt gelukkig droog oversteken’, lachte ze haar tanden nog bloter. ‘Waarom wordt deze vrouw niet ingezet bij Publiekszaken?’, aldus mijn niet uitgesproken vraag.  Gevolgd door: zou het dan niet bij die collega zijn opgekomen dat je eerst bij de aanwezigen moet informeren of die paraplu wellicht van een van hen is? Zo snel hoeft een ambtenaar nu ook weer niet te zijn. Ook hier liet ik het maar bij de gedachte.  Reeds in het Emile van Loonpark begon het zojuist ondervonden rekensommetje te knagen.  De oude kaart is geldig tot 9 november. De nieuwe is aangevraagd op 5 oktober. Dan ben ik heel benieuwd welke periode het nieuwe pasje precies bestrijkt. Van 5 oktober 2017 tot en met 5 oktober 2027?  In dat geval schiet ik er ruim een maand bij in. Of van 5 oktober tot en met 9 november 2027, zoals gerechtvaardigd zou zijn, maar wat rechtvaardig is loopt helaas lang niet altijd parallel met de ambtelijke logica. Ik vreesde dus het ergste voor de 12e oktober, de dag dat ik verenigd zou worden met mijn nieuwe document. ‘Zal ik in het ongunstige geval nu eens wel een scene maken en op hoge poten naar de burgemeester vragen, of zou ik me toch maar laten leiden door het beginsel dat je nooit met een ambtenaar in discussie moet gaan?, ’zo vroeg ik me onder het genot van een kopje thee op de dag des oordeels                        
af.  Het was zowaar een prachtige dag, het zonnige humeur van Pluvius temperde al ras mijn neiging tot opgeklopt hulkgedrag ten tonele van Publiekszaken. 'Gisteren genoten van het optreden van The Dublin Legends in het warme bad van De Maagd in Bergen op Zoom en vanavond naar die ongetwijfeld kostelijke voorstelling van de formatie Spijkers in De Kring, morgenavond naar de uitreiking van de Cultuurprijs waar wellicht mijn eveneens graag mopperende vriend en oud-collega Aad Meijer wel in de prijzen valt. Een nieuw boek op komst, nog veel meer leuke voorstellingen in het verschiet, de verkiezingscampagne die binnenkort weer los gaat branden, waardoor ik wethouder Cees Lok eindelijk eens kan dwingen om inhoudelijke antwoorden te geven op prangende vragen. Kom Pleij, tel je zegeningen eens een keer’, gaf ik mezelf wederom binnenmonds een stevige reprimande. Zou ik nog tot enige agressie geneigd zijn, dan was dat geheel op slag verdwenen bij de aanblik van de dame aan wiens balie ik me deze keer mocht vervoegen bij Publiekszaken.  ‘Zo, kaartje afhalen?’.  Het volgnummer verwees daar al naar, maar juist daarom stelde ik dit gebaar van menselijk contact des te meer op prijs. Haar glimlach was zo ontwapenend dat ik in een ondoordachte flits naar een blijk van troost hengelde. ‘Deze is tien jaar geldig toch?’, informeerde ik naar de bekende weg. Ze knikte bevestigend. ‘Dan is de kans dus niet denkbeeldig dat dit mijn laatste identiteitskaart wordt’, sprak ik met de ingetogenheid van een misdienaar. ‘Ach kom zeg’, schoot ze in de lach, ‘je bent een jonge vent, je gaat heus nog wel wat langer mee’. Dat wilde ik maar even horen!  Een vrouw die onverwacht tutoyeert klinkt ineens nog zoveel vriendelijker.  Dat op mijn nieuwe portemonnee-metgezel inderdaad de gevreesde nadelige periode van 5 oktober 2017 – 5 oktober 2027 was afgedrukt en ik er dus ruim een maand identificatie bij inschiet, kon mij op dat moment niet deren. Dat ongenoegen zou ik een dag later wel schriftelijk afreageren op Burgemeester en Wethouders. Die zijn dat immers al zo lang gewend!  Maar reeds bij het verlaten van het Stadskantoor begon die brief al silhouet te krijgen. ‘Mooi is dat, volg je eens een keer een advies van de gemeente op om er vooral tijdig bij te zijn, dan word je op zo’n manier gestraft voor je goede burgerschap. Nou is een maand verloren identiteit natuurlijk maar peanuts op een bedrag van 50 euro, maar ik neem aan dat lang niet iedereen op de voor hem meest voordelige dag de gang naar  Publiekszaken maakt, vaak is dat in verband met werk niet eens mogelijk. Al die verloren identiteitsdagen moeten gemeenten  bij elkaar toch een aardig gevuld potje opleveren. Wat gebeurt daarmee?’, was de politicus en publicist Pleij reeds weer in mij gevaren.  Ik nam voorts het kloeke besluit om de film ‘The Bourne Identity’ met Matt Damon in de hoofdrol van harte aan te bevelen als speciale filmvoorstelling voor het ambtenarenapparaat.      

Onderstaand het letterlijke relaas van een onfortuinlijke lotgenoot uit Raamsdonk dat ik u niet wil onthouden. De daarin gerezen vragen kan en wil het Roosendaalse College misschien ook wel beantwoorden.

Omdat zowel mijn paspoort als ID zijn verlopen en ik binnenkort naar het buitenland ga moet ik 1 van die 2 verlengen. Ik ben dus vandaag naar het gemeentehuis geweest om mijn ID te verlengen, mevrouw achter de balie vroeg waar mijn oude was, nu dat ding al meer dan 3 jaar verlopen is heb ik echt geen flauw idee. Ze zei dat ik langs de politie moest voor een proces verbaal.

Nu dacht ik slim te wezen: Ik haalde thuis mijn verlopen paspoort op om die dan maar te verlengen. Ik na lang wachten weer bij dezelfde mevrouw. Ik: nou dan wil ik mijn paspoort verlengen hier heb je mijn oude. Waar is je proces verbaal vroeg ze? Ik: Ik wil toch mijn paspoort verlengen niet mijn ID. Zij: Je hebt een proces verbaal nodig, heb ik je toch echt nodig heb ik je testraks helemaal uitgelegd 
Ze kwam me niet helemaal vriendelijk over (zowel mijn 1e bezoek als 2e), dus ik ben wijs geweest en ben het gemeentehuis uitgelopen zonder dat ik haar verder ondervraagd heb. Dus ik nu maar even langs het politiebureau gegaan voor een proces verbaal zodat ik morgen weer terug kan naar het gemeentehuis.  Maar ik snap nog steeds niet:
Waarom ik zowel mijn verlopen paspoort als ID moet hebben om 1 van die 2 te verlengen? Is dit omdat ik bij mijn eerste bezoek al heb aangegeven dat ik mijn ID kwijt ben? of is dat altijd als je een legitimatiebewijs gaat verlengen?


Vrijdag 13 oktober 2017

SEAN CANNON TILT NIET ZO ZWAAR AAN "THE DUBLINERS"

De vraag die mij regelmatig wordt gesteld is of ik ‘soms familie ben van die bekende Herman Pleij van de televisie?’ Qua humor kan ik niet zoveel met die formulering, en ik antwoord dan maar weer eens dat we samen ooit rond de tafel hebben gezeten en tot de conclusie kwamen dat er geen direct familieverband is, maar dat er ooit, wellicht in de 19e eeuw, misschien een aftakking heeft plaatsgevonden. Soms wordt de vraag heel kort en bondig geformuleerd: ben jij soms een broer van die bekende Pleij? Dan kan mijn dag niet meer stuk en kaats ik heel vrolijk terug: nee hoor, dat is mijn broer, waarvoor ik schatplichtig ben aan de nog immer betreurde cabaretier Fons Jansen.
De Ierse zanger Sean Cannon (77) heeft de laatste vijf jaar een soortgelijke ervaring. John Sheahan, voorman van de fameuze Dubliners, gaf zijn collega’s aan het eind van de afscheidstournee in 2012 te kennen dat dit afscheid wat hem betreft definitief was. Na 48 jaar lief en ook het nodige leed te hebben gedeeld met legendarische namen als Ronnie Drew, Luke Kelly, Ciaran Bourke, Barney McKenna, Sean Cannon en Jim Mc Cann, achtte hij de tijd rijp om zijn viool en tin whistle aan de denkbeeldige wilgen te hangen en ‘andere leuke dingen te gaan doen’. De twee resterende veteranen, Sean Cannon en Eamonn Campbell, waren echter nog niet zo ver en besloten, versterkt met de ‘jonkies’ Gerry O’Connor (viool, banjo) en Paul Watchorn (5 string banjo), het vertrouwde leventje nog een tijdje voort te zetten onder de naam The Dublin Legends. Aan aanbiedingen geen gebrek en het was slechts een kwestie van tijd dat ze weer eens in De Maagd zouden optreden. Mede vanwege de aanwezigheid van The Celtic Shop, een heuse Ierse pub in de binnenstad, en diverse op Ierse leest geschoeide folkgroepen wordt Bergen op Zoom beschouwd als de meest Iers getinte gemeente in Brabant. De contacten en contracten in Nederland verlopen als vanouds via Peter Boone Music Productions in Domburg in samenwerking met DIBA International Concerts in Sneek. Vanuit het Belgische Scherpenheuvel reisde het gezelschap maandag 9 oktober af naar Bergen op Zoom, waar ze de nacht doorbrachten in het al even legendarisch Hotel De Draak, zodat ze dinsdag 10 oktober geheel fris en monter een sprankelend concert konden geven in De Maagd. Het was daar pal voor de deur en drie kwartier voor aanvang dat ik Sean Cannon pardoes tegen het lijf liep.  Direct was er het moment van wederzijdse herkenning. Na het uitwisselen van de eerste beleefdheden informeerde hij vriendelijk naar de positionering van De Maagd in Bergen op Zoom. Ik kon volstaan met een simpele vingerwijzing om aan dat verzoek te voldoen.  Een artiest hoort echter nooit langs de centrale entree een theater binnen te gaan en daarom loodste ik hem via het voor Bergenaren bekende weggetje binnendoor naar de artiesteningang.  Toen kon ook ik die voor de hand liggende vraag stellen: waarom in 2012 in deze samenstelling niet gewoon doorgegaan als ‘The Dubliners?’  In de bijbehorende flyer ‘The Dublin Legends formerly The Dubliners’  staat wat koeltjes vermeld dat John Sheahan ‘de rechten op de bandnaam mee nam bij zijn vertrek’. Dat ligt volgens Sean Cannon toch wel iets genuanceerder. ‘Toen we ruim jaar zes geleden aan de afscheidstournee begonnen, spraken we af dat wat ieder verder individueel ook zou gaan doen dit het definitieve einde was van The Dubliners als band. Als John was gebleven, hadden de zaken misschien anders gelegen,  maar na zijn vertrek was ik van de resterende bandleden het langst verbonden aan de groep.  Eamonn speelde ook al regelmatig mee, maar trad pas een paar jaar later officieel toe tot de gelederen der Dubliners. De vlag dekte dus de lading niet meer en daarom was het niet meer dan logisch om een andere naam te kiezen. Met The Dublin Legends bleven we toch in de buurt van het origineel.  Deze naam werd snel en probleemloos opgepikt door onze fans. Het onderstreept als het ware een nieuw begin. Eamonn en ik hebben ongetwijfeld onze langste tijd gehad, maar ik sluit niet uit dat The Dublin Legends over vijftig jaar nog bestaan, en dat ergens in 2067 Paul en Gerry het stokje weer doorgeven aan een nieuwe generatie muzikanten. Namen verdwijnen, maar de legende blijft, zoals ook op de flyer staat vermeld’, lacht Sean. Eenmaal aangekomen in die gezellige, voormalige artiestenfoyer van De Maagd, ongetwijfeld ook de gezelligste van heel Brabant, worden de heren muzikanten en hun logistieke ondersteuning flink in de watten gelegd door ‘José van de Artiestenfoyer’. Een naam die bij de vaste bezoekers van De Maagd geen enkele toelichting behoeft.     Het is niet voor niets dat de artiesten in De Maagd net even dat beetje meer weten te geven waardoor iedere voorstelling zo’n bijzondere ervaring betekent. Ik was er al een tijdje niet meer geweest, maar een bezoek aan dit theater geeft mij steeds weer een gevoel van thuiskomen. Ook daar is José debet aan. Het sociale gesprek met Sean is inmiddels overgegaan in een heus interview.  Enthousiast vertelt hij over een nieuw theateravontuur dat hij samen met zijn zoon James is aangegaan onder de naam The Cannons.  ‘De muziek heeft hij uiteraard van huis uit meegekregen.  Toen James te kennen gaf ook het vak in te willen, hebben we een tijdje gebrainstormed, songs uitgezocht die we beiden leuk vinden, en gezocht naar de punten waar we elkaar kunnen versterken. Mijn stem wordt met het klimmen der jaren uiteraard minder krachtig…ik vrees dat je dat zo meteen ook wel zult horen…en daarom neem ik de ‘storytelling’ voor mijn rekening, terwijl James zich vooral muzikaal laat gelden. We hebben inmiddels enkele kleinschalige tournees achter de rug en voor zover ik weet bestaan er in 2018 plannen voor een korte trip door Nederland. Wie weet komen we daarmee ook in Bergen op Zoom’.  De naam ‘Roosendaal’ doet bij hem toch ook wel een Iers koeiebelletje rinkelen. ‘O ja, De Drie Weesgegroetjes in de Molenstraat in Roosendaal’, klinkt het in nagenoeg foutloos Nederlands. ‘Dat was inderdaad een solo-optreden dat ik nooit zal vergeten. Mijn dressingroom was een kleine achterkamer, die via een klein wankel trappetje verbonden was met de caféruimte. In die achterkamer was een historisch ingebouwd bed, met daarin …en daarom is het me bijgebleven….beelden van Jezus en Maria. Kuis, dat wel, maar toch verrassend’.  Van José hoort Sean dat er 23 jaar geleden een foto van The Dubliners is gemaakt in de Artiestenfoyer, met alle toenmalige medewerkers van De Maagd. ‘O really, well.. ik hoop dat het geen 23 jaar duurt voordat we terugkomen. Natuurlijk is het wel een mooi vooruitzicht om op je honderdste nog op het podium te staan, maar dat is de goden verzoeken, en daar zijn ‘The Irish’ conservatief als we nog steeds zijn uitermate terughoudend in’, reageert hij gevat.  Naast muzikant is Sean een fervent wandelaar. ‘Ik woon al een groot deel van mijn leven in England, Coventry, waar je heerlijk kunt wandelen in de bergen. In mijn jonge jaren heb ik heel wat kilometers te voet afgelegd in Duitsland, Zwitserland en Spanje. Ik heb -als ik dat van mezelf mag zeggen-  een goed taalgevoel, en zodoende heb ik de Duitse- en Spaanse taal spelenderwijs ..of liever gezegd wandelenderwijs geleerd. Wandelliefhebbers zijn doorgaans sociaal ingestelde mensen, en zodoende zat ik onderweg nooit om een praatje verlegen. Het zal daarom niemand verbazen dat ‘The Manchester Rambler’ van de Engelse volkszanger Ewan MacColl een van mijn favoriete nummers is. MacColl liet zich voor deze song inspireren door een protest van de Jonge Communistische Liga van Manchester, de zogeheten Kindertrespass. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is het echter een ware standard onder volksmuzikanten, maar de band met de kinderziel is altijd gebleven. Zo werd het in 2009 vertolkt bij de opening van het nationaal natuurreservaat Kinder Downfall’ . De Duitse dame die bijna in een lachstuip bleef toen Sean dit lied tijdens een optreden in München omlijstte met een korte anekdote zal zich ongetwijfeld niet bewust geweest zijn van de historische lading die er aan kleeft. Sean sprak toen reeds een mondje Nederlands, wat leidde tot een komische verbastering. ‘Heute morgen wolten wir gaan wandelen in den bergen, Munchen herom. Aber den someone told us dat wandelen in der bergen war verboten. Und ich dachte, was ist das fur ein schweinerei?’ Dan wijst de klok onverbiddelijk de laatste vijf minuten voor aanvang aan. Eenmaal breeduit gezeten in de zaal beleef ik enkele spannende minuten. De vraag in hoeverre de tand des tijds zijn invloed heeft doen gelden op de muzikale slagkracht van Sean en Eamonn blijft door mijn hoofd spoken. Bij de opkomst van de mannen blijkt die koudwatervrees volkomen misplaatst te zijn geweest. Zodra de toneellichten aangaan en de eerste tonen klinken, is er ineens weer die moeilijk te beschrijven magie die de concerten van de vroegere Dubliners kenmerkten. Muzikaal blijkt het ook allemaal nog redelijk goed op orde te zijn, al hebben de eens zo karakteristieke stemmen wel duidelijk aan kracht ingeboet.  In een rap tempo komt het voorbij, al dat oude materiaal dat zo lekker in het gehoor ligt. Ik beleef zowaar even een Hans van Zetten-momentje – Hij Staat, Hij Staat-  als Eamonn Campbell met dat guitige voorkomen van hem de microfoon pakt en iets doet wat ik hem nooit eerder heb zien doen. ‘Hij Zingt, Hij Zingt’ , het zwijgzaamste lid van The Dubliners die met zijn gitaar altijd zeer dienend was aan de virtuoze vingers van John Sheahan en Barney McKenna doet dat ook nog eens redelijk verdienstelijk.  Er is geen Carreras aan hem verloren gegaan,  maar dat hij zijn gezongen bijdrage opdraagt aan Henk de Koning, die vanuit zijn Celtic Shop in Bergen op Zoom in den lande zoveel heeft betekend voor de Ierse muziekcultuur levert de oude Campbell terecht een emotionele, staande ovatie op. The Dublin Legends kunnen het met vier muzikanten stellen, omdat Gerry O’Connor zowel de viool als de banjo uitstekend beheerst. Natuurlijk kan het viertal niet om het onverwachte overlijden van Barney McKenna in 2012 heen, en dat willen ze ook helemaal niet. Tijdens het concert in De Doelen op 12 oktober van dat jaar als onderdeel van de afscheidstournee, zei John Sheahan daar het volgende over. ‘Vijftig jaar is niet niks voor een muzikaal huwelijk, dat is 1962 is gesloten tussen Ronnie Drew, Luke Kelly, Ciaran Bourke en Barney McKenna in O ‘Donoghue’s in Dublin, de bekendste pub van Ierland. We hadden er echt onze zinnen op gezet om er een vreugdevol afscheid van te maken, met hier en daar een nostalgische terugblik op wat we allemaal hebben meegemaakt in die vijftig jaar. Maar toen Barney onverwacht overleed, moesten we het roer uiteraard drastisch omgooien. In allerijl een nieuwe banjoplayer gezocht, Gerry was gelukkig bereid om ons op invalbasis uit de brand te helpen, en het karakter van de tour veranderde ook ingrijpend. We hadden wat video-opnamen opgediept uit het archief en aan de hand van die beelden is er een soort muzikale uitvaartdienst ontstaan, waarbij we uitgebreid en met een speciale ode stil stonden bij de leden die ons ontvallen zijn, Ciarian, Luke, Ronnie en nu dus ook Barney.  De leukste herinneringen bewaren we toch aan onze banjoplayer. We noemden hem gekscherend de vier B’s, en die stonden voor Barney, Beer, Boats en Banjo. Als Barney aan zijn solo toe was, kon niemand voorspellen wat hij precies zou gaan doen. Vaak leidde hij zijn optreden in met een praatje waarvan hij halverwege de draad volkomen kwijt raakte. En dan zocht en vond hij zijn uitweg in de muziek. Voor zijn vaste begeleider, de laatste jaren was Eamonn dat, betekende dat telkens weer een ware krachtproef. Je wist nooit hoe lang hij speelde, welke zijpaden hij in zou slaan, en op welk moment hij zou eindigen. Zelfs op internationale tournees was hij onvoorspelbaar, zoals die ene keer in een bloedheet Japan. Barney was snel geneigd om bij ieder straaltje zon alles uit te trekken en zijn weelderige lichaam over te geven aan de natuurelementen. In Japan zou hij dat vast ook gaan doen, was de algemene vrees. Daarom waarschuwde ik hem op Tokyo Airport al bij het verlaten van het vliegtuig om voorzichtig te zijn met de zon op zijn kalende hoofd. ‘Pas op, Barney, het kan hier wel een graadje of veertig in de schaduw worden’. Hij leek niet erg onder de indruk. ‘Dat weet ik, en daarom ga ik niet in de schaduw maar in de volle zon liggen’, antwoordde hij zonder met zijn ogen te knipperen. Bij ieder ander zou je humor veronderstellen. Voor Barney was het ernst’. In een interview dat ik eerder voor Radio Stad FM met John Sheahan mocht hebben, haalde hij herinneringen op aan het ontstaan van The Dubliners. ‘Aanvankelijk presenteerden Luke, John, Ciaran en Barney zich als The Ronnie Drew Ballad Group. Luke Kelly las wel eens een boek, niet zo vaak, maar nadat hij het boek ‘The Dubliners’, een dikke pil van James Joyce, eenmaal uit had, besloot Luke dat dit een veel passender naam was voor de groep. Ronnie had daar aanvankelijk begrijpelijkerwijs zijn bedenkingen bij. Luke kon echter nogal overtuigend zijn, zeker als hij ‘The Whisky in the Jar’ volledig had uitgedronken, en dus ging Ronnie uiteindelijk overstag.  Niet veel later was de eerste grote hit, ‘Seven Drunken Nights’, onder de naam ‘The Dubliners’ een feit en sindsdien had niemand spijt van die naam.  Als jonge elektricien kwam ik …nou ja, best geregeld in O’ Donoghue’s, en als het erg gezellig werd mocht ik zelfs een riedeltje meespelen op de viool. Ronnie vond dat ik daar best talent voor had en toen de plannen om op een professionele basis verder te gaan in de muziek vaste vormen kreeg, stelde hij me voor om een vast lid te worden van de groep. Voorheen was het altijd van ‘ben je morgenavond vrij? Goed, nu niet meer, je kunt meespelen’. De financiële afrekening volgde dan meestal aan het eind van het optreden als iedereen behoorlijk in de lorum was. Het rekensommetje werd snel gemaakt op de achterkant van een bierviltje, de komma voor de nullen stond dus wel eens op de verkeerde plek, maar daar werd nooit een punt van gemaakt. Het aantal optredens liep zo snel op dat ik ondanks mijn vaste, goede baan toch maar besloot de knoop door te hakken. Ik wilde me later niet tegen mijn hoofd slaan met de frustrerende gedachte…had ik toen maar. !! Het eerste optreden als full professionals zal ik nooit vergeten. Vlak voor het sluiten van de pub kregen Ronnie en Barney een knallende ruzie die niet werd bijgelegd. Integendeel, ze stonden met zulke verhitte koppen tegenover elkaar dat het op knokken leek uit te lopen. Op een gegeven moment besloot Ronnie gelukkig  de meest wijze van de twee te zijn en liep onder het uitroepen van ‘Go to hell’ de pub uit. Ik schrok me een ongeluk en lag ’s nachts te woelen in mijn bed, vol wroeging. Een ‘slimme’ zet, Johnnie,  net getrouwd, een kleine op komst, straks werkloos, en afhankelijk van the dole’ (bijstand) . Ik kon me wel voor mijn kop slaan. Het leek me ondenkbaar dat het tussen Ronnie en Barney ooit nog goed zou komen. Ik zat ’s ochtends met een brok in de keel aan tafel. Rond het middaguur ging de telefoon, de markante stem van Ronnie meldde zich met de mededeling:  ‘dat was ik je gisterenavond vergeten te vertellen’. ‘We hebben voor vanavond weer een optreden, op hetzelfde adres. We rekenen op je’. Het duizelde me en ik wees Ronnie op die verschrikkelijke ruzie de avond ervoor. ‘Ach, dat stelde helemaal niks voor. Happens all the time. I’ll see you tonight’.  Vreemd genoeg ben ik in die beginperiode nooit formeel een Dubliner geworden. Ik heb namelijk nooit een echt contract getekend.  Ja, een paar hanepoten op de achterzijde van een bierviltje, maar dat was vast niet rechtsgeldig. Het geld was altijd goed,  ik maakte me dus nergens druk over. Later, toen we over de wereld gingen trekken, is dat allemaal wel geformaliseerd. Het werd ook allemaal wat zakelijker. Van vrienden werden we collega’s, met zijn ups en downs, net als in een gewoon huwelijk. Tot het einde toe konden we allemaal redelijk met elkaar door een deur, laten we het daar maar op houden’. Het optreden in Maagdelijk Bergen op Zoom nadert het einde. ‘Heel wijselijk zijn de krakers ‘The Wild Rover, Whiskey in the Jar, Dirty Old Town, Irish Rover en het ultieme ‘Molly Malone’ voor het laatst bewaard. In de foyer, waar de bezoekers muzikaal worden opgewacht door de band Cool Finn, vindt de merchandise gretig aftrek. Eamonn Campbell vermaakt zich kostelijk met al die fans die zo graag iets persoonlijks met hem willen delen of simpelweg genoegen nemen met een hand en een handtekening.  De ‘jonkies’ kijken intussen schuchter geamuseerd toe, dit is een onderdeel van het vak dat ze nog niet helemaal in de vingers hebben. Ook dat onderdeel van ‘de legende’ is ongetwijfeld slechts een kwestie van tijd. Na de hectiek van De Maagd wacht mij de wandeling naar het station. Het (auteurs)recht op de naam Dubliners laat mij echter niet los. Kun je een naam claimen die niet meer is dan een aanduiding van de inwoners van een stad? Bovendien is het ‘afgekeken’ van de befaamde kroniek van James Joyce. Zouden diens erven daar geen probleem van hebben gemaakt?  Zou de naam ‘De Roosendalers’ al zijn geclaimd door een band in wording? Zo zullen er altijd vragen rijzen over de vele boeiende aspecten des levens. De Legends uit Ierland breken daar het hoofd niet over. Zij zijn nog vervuld van de 1-0 winst van hun geboorteland op Wales, waardoor Ierland zich –in tegenstelling tot Nederland-  wel heeft geplaatst voor het WK Voetbal in Rusland. Diplomatiek als ze zijn wordt daar tijdens het concert geen woord aan vuil gemaakt. Na de traditionele tea and biscuits maken ze zich wederom op voor een nacht in De Draak. De volgende avond wordt het gezelschap in  de Junushoff in Wageningen verwacht, en dan begint het sprookje der Legends gewoon opnieuw.


The Dublin Legends – Formerly The Dubliners, gezien door Jaap Pleij op dinsdag 10 oktober in De Maagd in Bergen op Zoom. Zie ook: Jaap Pleij/Facebook.


Maandag 9 oktober 2017

RGK EN V-BSO SCHITTEREN IN "CARMINA BURANA"

Voor het West-Brabants Operakoor was de ‘Carmina Burana’ van Carl Orff destijds de zwanezang waarmee in de Cultuurkerk St. Jan met veel emotie afscheid werd genomen van de vele fans. Veel van deze leden, die het zingen niet laten konden, vonden daarna snel hun weg naar andere muziekverenigingen. Het WBO en de Cultuurkerk mogen dan historie zijn, het Roosendaals Gemengd Koor is gelukkig nog springlevend.  Op zondag 8 oktober, exact een jaar nadat Johan Derksen op dezelfde plek mensen van zijn generatie opriep uitsluitend leuke dingen te gaan doen,  onderstreepten de ervaren zangers en zangeressen van het RGK hun bruisende, muzikale fysiek, daarbij fors ondersteund  door het Vlaams-Brabants Symfonie Orkest onder leiding van dirigent Rik Ghesquiere, de Bredase Opera en de Roosendaalse Suitekids. Alle artistiek betrokkenen kunnen terugkijken op een geslaagde uitvoering van dit meesterwerk van Orff. In het gedeelte voor de pauze stonden de ‘Akademische Festouverture’ van Johannes Brahms en het ‘Pianoconcert A Mineur’ van Edvard Grieg geprogrammeerd. Wie deze dag optimaal van muziek wilde genieten in De Kring kon om 11.00 uur ook al terecht voor het Zondagochtendconcert onder supervisie van de Roosendaalse componist en dirigent Martyn Smits, en uitgevoerd door het saxofoonduo Aristocrats.

Voorafgaande aan het concert maakte voorzitter Pascal Mortiers bekend dat de soliste Esther Kouwenhoven door omstandigheden op het laatste moment was vervangen. Haar vervangster kwam pas in het tweede gedeelte van de Carmina in actie. Pianiste Nadia Rutkovska, onder meer bekend van Vox Jubilans, maakte in het Pianoconcert van Grieg veel indruk op het publiek. Naast een stevige staande ovatie kreeg zij een stevige knuffel van Ghesquiere, die eveneens –eigenlijk net als altijd- een uitermate gedreven indruk maakte en er alles aan deed om het beste uit zijn koor- en orkestleden te halen.

Carmina Burana (liederen uit Beuren) is de verzamelnaam voor de grootste en beroemdste verzameling middeleeuwse teksten die tot de zogenaamde vagantenliteratuur behoren, de verzamelnaam voor de wereldlijke lyriek, die in de Middeleeuwen, met name in de 12e en begin 13e eeuw, door rondtrekkende studenten en geestelijken werd geschreven, deels in het Latijn, deels in de landstaal. De voornaamste thema's zijn: het ontluiken van de natuur in de lente, heftige kritiek op kerkelijke en wereldlijke overheid en verheerlijking van het ongebonden leven vol aardse geneugten als drank, dobbelspel en liefde. Vaganten of vagebonden (zwervers)  was tevens de benaming voor geestelijken, studenten en afgestudeerden die in de Middeleeuwen rondtrokken, hetzij uit eigen wil, hetzij door de omstandigheden gedwongen. Na beëindiging van hun studie konden zij vaak geen kerkelijk ambt - veelal het doel van de studie - verkrijgen, omdat door de grote toeloop van studenten het aanbod de vraag overtrof. Dat probleem is dus niet alleen van deze tijd. Er bleef deze ronddolende zielen vaak weinig anders over dan hun kennis aan te wenden om in hun levensonderhoud te voorzien, bij voorbeeld door het schrijven van gedichten. Ook waren er bij die na hun losse studententijd zich niet meer in de kerkelijke tucht konden schikken en voor het ongebonden zwerversleven kozen. De grootste bloei beleefde het vagantendom in de 12e eeuw, ongeveer tegelijk met die van de kloosterscholen en de opkomst van de universiteiten. In die tijd waren de vaganten geëerde en gezochte dichters, die als gevolg van hun kerkelijke wijding(en) onder de kerkelijke (veel soepelere) rechtspraak vielen. Toen ze, omstreeks 1300, niet meer op de bescherming van de Kerk konden rekenen, verwerden zij al gauw tot gewone zwervers en landlopers. De vagantenpoëzie is over het algemeen anoniem. Ook van de gedichten van de Carmina Burana zijn slechts enkele auteurs bekend, zoals Gautier de Châtillon, Archipoeta en Pierre de Blois. De meeste gedichten zijn in het Latijn geschreven, maar er zijn er ook een vijftigtal in het Middelhoogduits en wat fragmenten in het Oudprovençaals. Een steeds terugkerend thema in de Carmina Burana is de heftige kritiek op het bandeloze leven van de gevestigde clerus, met name de monniken. De kerkelijke instellingen en gebruiken worden geparodieerd, maar de dogma's worden nergens direct aangevallen. De Carmina Burana van Orff is een onderdeel van een trilogie. De andere delen zijn ‘Catulli Carmina’ en ‘Trionfo di Afrodite’.  

In deze combinatie was het dringen geblazen op het podium van De Kring. De langdurig aanhoudende ovatie, die naast bloemen wederom met veel knuffels over en weer gepaard ging, bewees dat het ruim zeshonderd koppig publiek een fijne middag had doorgebracht in De Kring. In de ochtenduren bij het Zondagconcert vertelde Martyn Smits dat het accent in deze reeks vooral ligt op de totale performance. ‘Ik heb de uitvoerenden heel nadrukkelijk op het hart gedrukt dat optreden veel meer is dan op een kruk gaan zitten en musiceren, waarna het publiek geacht wordt braaf te applaudisseren. Hoe stel je een aantrekkelijk programma samen en hoe betrek je daar je gehoor zo sterk mogelijk bij?’ Dat zijn de uitdagingen waarvoor de deelnemers zich dit seizoen door Smits gesteld zien. Beide Engelse jongedames die achter het Duo Aristocrats schuil gaan,  spraken het publiek toe in hun eigen landstaal. Dat leverde geen taalproblemen op. Hun reis door de geschiedenis van de saxofoon begon uiteraard bij de uitvinder Adolphe Sax, maar daarna stond vooral de musicus Sigurd Rascher centraal. De in het Duitse Elberfeld geboren Rascher (1907-2001) was een zogeheten klassiek-saxofonist, en hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste pioniers voor de ontwikkeling van dit instrument. Het duo wist een geluidsfragment te achterhalen van een vooroorlogs optreden van Rascher in Nederland, waarin hij de toehoorders zowaar in het ‘Hollands’ toesprak. Een visuele toevoeging is in dit beeldtijdperk nauwelijks meer weg te denken. Dat zal Martyn Smits zijn ‘discipelen’ ongetwijfeld ook meegegeven hebben.

Het Roosendaals Gemengd Koor zal nu ongetwijfeld heel snel gaan nadenken over de invulling van het concert  voor 2018, het jaar waarin Roosendaal het 750-jarig bestaan viert, wat in alle nuchterheid niet meer is dan een document uit 1268 waarop de naam ‘Rosendaele’ voor het eerst wordt vermeld. Recent onderzoek heeft immers aangetoond dat dit dalletje der rozen al in de Romeinse tijd werd bewoond. Ik hoop en raad het RGK aan eens het vizier te richten op de Ierse zanger Tommy Fleming, ook wel aangeduid als ‘The Voice of Hope’ en ‘The Voice of Ireland’.  Fleming (1971) was bij folkgroep De Dannan de eerste mannelijke opvolger van Mary Black, Maura O Connell en Dolores Keane. In muzikaal opzicht kent zijn leven alleen maar pieken, privé is het echter heel anders gesteld. Eind jaren negentig brak hij zijn nek bij een auto-ongeluk, maar na een lang proces van genezing kwam hij in 1999 sterk terug met zijn album ‘The Contender’. In 2005 werd hij door het blad Irish Music Magazine uitgeroepen tot de beste ‘Irish Male Singer’, in 2006 sleepte hij de ‘Ireland Meteor Award’ in de wacht. Zes jaar later verloor hij binnen enkele uren zijn beide ouders, kort nadat ze hun vijftigjarig huwelijk hadden gevierd. Net als Lenny Kuhr in Nederland wordt aan zijn melancholieke stemgeluid een helende werking toegeschreven. Welke ballad hij ook zingt, het lijkt altijd regelrecht uit zijn hart te komen. Filmpjes zeggen meer dan duizenden woorden, er staan er gelukkig heel wat op youtube. Luister naar zijn uitvoering van ‘Green Fields of France’ en huiver! Het RGK samen met het RSO of het V-BSO en Tommy Fleming, ‘dat zou mooi zijn’, om met Huub van der Lubbe van De Dijk te spreken. Diens ‘Groot Hart’ is eveneens van toepassing op ‘The Voice of Hope’ die zeven jaar geleden voor het laatst te zien was in Nederland. Aan het RGK wellicht de schone taak om die kennismaking te hernieuwen.   


Zondag 8 oktober – De Kring - Zondagochtendconcert ingevuld door het saxofoonduo Aristocrats (Rabo-galerie), Carmina Burana met VBSO, RGK , De Bredase Opera en de SuiteKids. Gezien door Jaap Pleij in de grote zaal van De Kring. Zie ook Jaap Pleij/Facebook. 


Zondag 8 oktober 2017

VREEMD DAT JE GEWOON EEN KAARTJE KUNT KOPEN VOOR HARRY SACKSIONI

Laatst las ik een uitspraak van een over het paard getild Nederlands zangeresje in de krant.  ‘Als ik in Amerika was geboren, zou er nu een Porsche voor de deur staan’, liet ze schaamteloos optekenen.  Hoewel er een (miniscuul) portretfotootje bij was geplaatst, deed zowel haar naam als verschijning geen belletje bij me rinkelen. Ik kan de naam van het ‘zadelglijertje’ hier dus ook niet prijsgeven. Die is me namelijk al lang weer ontschoten. Bij het optreden van Harry Sacksioni afgelopen vrijdagavond in de kleine zaal van De Kring had ik een tegenovergesteld gevoel.
‘Merkwaardig eigenlijk dat je om deze artiest van wereldniveau aan het werk te kunnen zien gewoon een kaartje aan de kassa kunt kopen, of in mijn geval een vinkje kan plaatsen op het abonnement, en dat je voor de Rolling Stones naar dat onpersoonlijke en afstandelijke ticketsysteem wordt verwezen en minimaal negentig euro moet betalen voor de goedkoopste plaatsen in het stadion.  Over afstandelijk gesproken, als je een optreden ergens niet beleeft, dan is het wel op de volgepakte tribunes van een voetbalarena, waar je slechts in de verte poppetjes kunt ontwaren. En nu kon ik die bewuste vrijdagavond vanaf de hoek van rij 4 gewoon in die 66 jaar oude, trouwe honde-ogen turen. Harry Sacksioni was een van de eerste artiesten die ik in mijn radioprogramma Spotlight op Radio Stad FM (inmiddels ter ziele, en helaas opgegaan in dat oersaaie Zuid-West FM) begin jaren negentig mocht interviewen. Soms telefonisch, meestal op locatie. Hoewel hij zich immer open opstelde en ik hem zo ongeveer steeds het hemd van het lijf mocht vragen, leerde ik tevens dat hij ook wel een kleine gebruiksaanwijzing heeft.  Zo is het niet verstandig om in zijn bijzijn de naam Hans Visser te laten vallen, en het antwoord op de vraag hoe hij toch aan die prachtige artiestennaam is gekomen acht hij nagenoeg zo overbekend dat hij slechts uiterst nukkig tekst en uitleg geeft. Soms kan hij ook wel eens heel onverwacht reageren. Toen ik hem de eerste keer in de ether haalde liet ik hem enthousiast weten dat ‘zijn’ Paddentrek’  inmiddels tot de begintune van Spotlight was gepromoveerd. ‘Nou’, reageerde hij wat gereserveerd, ‘dan hoop ik wel dat jullie omroep mij ook voor dat gebruiksrecht betaalt, want daar zijn uiteraard kosten aan verbonden’.  Vanaf dat moment ontspon zich voor het oor van de luisteraar een wat ongewoon en vooral onverwacht  gesprek tussen artiest en interviewer over auteursrechten.  ‘Vreemd’, overpeinste ik later. ‘Harry zal toch ook wel weten dat omroepen dit een keer per jaar via de Buma/Stemra afrekenen’.  En ook de trotse journalist in mij roerde zich. ‘Het is daarnaast toch zo dat artiesten en media elkaar gewoon nodig hebben.  ‘De Paddentrek’  structureel de ether instuderen is immers toch ook een vorm van gratis advertising’. Dat zal ik hem toch nog eens onder de neus wrijven, nam ik me ferm voor. Tot het schrijven van dit verslag is dat er echter nooit van gekomen.  Te schillen appeltjes tonen in tegenstelling tot de organische exemplaren gelukkig geen bedervingsverschijnselen.
Na van die eerste verbazing te zijn bekomen, raakte ik enigszins verwonderd door de uitermate sobere toneelindeling. Het bekende gitarenpallet, verder geen enkele opsmuk. Zelfs een stoeltje voor onverwacht in te gelasten noodzakelijke rustpauzes en de karaf met water voor het tussentijdse schrapen van de keel ontbraken in de compositie. Na zijn meest geliefde filmmuziek via zijn gitarenensemble geruime tijd te hebben laten spreken, gaf Harry een bijkans chronologisch overzicht van de grote popsterren die ‘ons de laatste jaren ontvallen zijn’. Aangekomen bij zijn grote idool en voorbeeld, de in 2013 overleden  JJ Cale, kreeg Harry het zelf fysiek even te kwaad. ‘(richting hoofd techniek) Franck, kun je mij even een glas water aanreiken, want ik sta gewoon te tollen op mijn benen’, liet hij hevig zwetend op verontrustende toon weten.  Vreemd genoeg reageerde het publiek op de eerste rij nogal apathisch op de situatie. Je staat dan toch onmiddellijk op en biedt de artiest even je stoel aan, lijkt mij een automatisch reactiepatroon. Na het met grote slokken consumeren van het in rap tempo op het podium gebrachte water waren de lichamelijke perikelen (ogenschijnlijk) verdwenen en vervolgde Harry opgelucht en met gevoel voor humor zijn optreden. ‘Youp van ’t Hek zou in dit geval waarschijnlijk hebben gezegd: waren jullie bijna getuige geweest van een Tommy Coopertje (de Britse komiek die in het Harnas stierf), maar ja, ik ben nu eenmaal Youp niet’. ‘Maar Youp kan ook niet zo virtuoos gitaar spelen’, zag ik menig bezoeker denken. Aan zijn versie van het ultieme liefdeslied ‘Maria’ uit de West-Side Story (een film die hij als elf- en dus minderjarige stiekem zag in de bioscoop) bleek zowaar een heel verhaal vooraf te gaan.  ‘Lang geleden tijdens een internationale artiestenbijeenkomst in Milaan vroeg de organisator me wie mijn favoriete componisten en wat mijn favoriete nummers waren.  Als een der eerste noemde ik ‘Maria’ van Leonard Bernstein. ‘Bernstein. O maar die is hier ook aanwezig. Als je wilt, kan ik hem wel even aan je voorstellen hoor’. Ik wist niet wat ik hoorde en stond prompt met mijn oren te klapperen. Geheel onvoorbereid stond ik zo maar op het punt de legendarische Bernstein te gaan ontmoeten. Aangekomen bij zijn tafeltje ontwaarde ik allereerst dat kenmerkende grijze achterhoofd. Mijn gastheer smoezelde even wat hem en na ampele momenten verwaardigde Bernstein zich zomaar zijn stoel een kwart slag naar mij toe te draaien.  Mijn uitgestoken hand bungelde inmiddels ietwat verloren in de lucht en hij maakte ook geen enkele aanstalten om de zijne in de mijne te drukken. In plaats daarvan zag ik zijn blik langs mijn lichaam van boven naar beneden gaan en weer uiterst langzaam terug omhoog. Hij sprak slechts een zin tegen me: Well boy, at what time can you be in my room?’ Sindsdien weet ik dat het niet altijd raadzaam is om je idolen persoonlijk te leren kennen’. Harry verzekerde zijn gehoor vooraf gaande aan dit verhaal dat ze ‘Maria’ nooit meer op dezelfde wijze zouden beluisteren als daarvoor.  Aan de reacties te oordelen, leek hij het aardig bij het rechte eind te hebben.  Op Radio 10 hoor je rond de mededelingen van de nieuwsman geregeld de stopper: ‘O Jongens, Harry heeft nog wat!’ Wellicht een leuk idee om deze anecdote daar achter vast te plakken.
Harry Sacksioni vertelde ter inleiding van zijn favoriete  filmmuziek uiteraard nog veel meer verhaaltjes en daarom is het absoluut aan te raden om naar zijn Once-Upon-A-Time –voorstelling in Middelburg   ( 9 februari 2018 in de Zeeuwse Concertzaal ) te gaan.    

Van zijn website: Als artiest legt Sacksioni geen nadruk op commercieel succes. Hierdoor komt hij weinig via radio en televisie onder de publieke aandacht. Hij brengt zijn platen alleen nog in eigen beheer en op zijn eigen label uit, als protest tegen de hoge prijzen van cd's. Eind 2003 is een livealbum verschenen van een tournee die hij in 2003 samen met de gitaristen Jan Kuiper, Eric Vaarzon Morel, Digmon Roovers en Zou Diarra heeft gemaakt onder de titel ‘The Five Great Guitars’.  .  Zie ook voor onder meer een meerdaagse workshop.

De in het Gelderse Lienden wonende Sacksioni had deze avond in De Kring ook een CD bij zich met een hoog ‘Once Upon A Time’ gehalte. Wie daar belangstelling voor had, mocht op het podium een greep doen in ‘Het koffertje van Harry’. Leuke titel ook voor een nieuwe show.  Een gedachte over Harry wil ik hier nog wel even kwijt. Waarom niet een keer samengewerkt met zangeres en kritisch wereldbeschouwer Leoni Jansen? Zij werkt ook vrijwel uitsluitend projectmatig (met collega-artiesten), legt ook allesbehalve het accent op commercieel succes,  beschikt net als Harry over een leuke, vlotte maar allesbehalve gladde babbel en is eveneens behoorlijk virtuoos in het snarenspel.  Mogelijke titels ‘Jansen verkent Sacksioni’ (of andersom),  ‘Virtuoze Vingerreiking’, ‘Virtuoos Gebundeld’, ‘Dubbel Fijn Besnaard’.             
Harry Sacksioni – Once Upon A Time. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 6 oktober in de kleine zaal van De Kring. Zie ook  Jaap Pleij/Facebook. 


Zaterdag 7 oktober 2017

MARKT BETERE STANDPLAATS VOOR HERCULES EN VENUS

Indien de beelden volledig te restaureren zijn, mogen Hercules en Venus wat wethouder Hans Verbraak betreft, snel terug keren aan de rand van de vijver in het Emile van Loonpark.  Dit antwoordt de wethouder op raadsvragen van de Roosendaalse Lijst.
De PVC plaatst echter grote vraagtekens bij dit voornemen.  Zo wil de eenmanspartij van het College weten hoe ze denkt de beelden in het vervolg te gaan beschermen tegen vandalisme. “Als de bewering ‘Alles van waarde is weerloos’ ergens opgaat, dan is het wel in het Emile van Loonpark. De beelden staan op een plek achteraf in het park, nou ja, zeg maar plantsoen. De beelden werden zes jaar geleden in de nachtelijke uren moedwillig beschadigd door bezoekers die we daar liever niet zien en die daar ’s nachts ook niet mogen komen.  Om het park effectief te beschermen, moet dit stukje openbaar groen geheel afsluitbaar zijn, wat eigenlijk niet te realiseren is. Beter is het daarom om Hercules en Venus, indien ze weer in volle glorie kunnen herrijzen, elders te herplaatsen. De Nieuwe Markt lijkt me een redelijk alternatief. Dat plein kan immers wel wat kleur gebruiken, ook al gaat het hier om witte beelden.  Nadeel is alleen dat dit binnenstadsdeel in de kleine uurtjes ook geen pleisterplaats is van menselijk vertier. Hercules en Venus als beschermheer en beschermvrouwe van het beeld van De Tullepetaon op de Markt is daarom wellicht de beste oplossing.  Beide mytische figuren verdienen het ook om op een sokkel te staan. Wederom een win-win situatie dus, de zoveelste in het rijtje van PVC-suggesties.  Indien het college van B&W nu eindelijk eens het voorstel honoreert om een permanente politiepost te plaatsen op de Markt, kan er zelfs nog een ‘win’ aan dit rijtje worden toegevoegd’.  Venus moest in oktober 2011 lijdzaam toezien hoe onverlaten haar sculptuur boven de knieën afhakten. De beeltenis van Hercules, die in steen gehouwen helaas niet over magische krachten beschikt, moest het daarvoor al zonder hoofd stellen.  Sindsdien liggen de beelden opgeslagen in een gemeentelijk depot. 


Vrijdag 6 oktober 2017

NEPSIGARETTEN EN THEATERDRANKJES IN BRIEVEN UIT GENUA

Na afloop van de voorstelling ‘Brieven uit Genua’ door Toneelgroep Maastricht ging een horecamedewerkster alle tafeltjes in de foyer langs met de vraag of er zich misschien een ‘meneer Theunissen’ onder de aanwezigen bevond.  Om meerdere reden brengt deze naam altijd onbedoeld mijn lachspieren in beweging.

Om allereerst dicht bij huis te blijven: In Roosendaal ‘weigerde’ de vroegere voorman van de VLP in de gemeenteraad lange tijd om de naam van wethouder Theunis goed uit te spreken. Ondanks meerdere terechtwijzingen van burgemeester Niederer bleef hij volharden in ‘wethouder Theunissen’.  Om heel ver terug in de tijd te gaan: Toen Radio Tour de France nog gepresenteerd werd door Koos Postema meldde zich laat in de middag altijd een zekere ‘meneer Theunisseeeeee….nn, een volbloed Hagenees die op het moment van bellen immer flink boven zijn theewater verkeerde, en op geheel eigenwijze wijze de tourrit van die dag becommentarieerde.  In uitermate plat Haags benadrukte hij dat  elke waarneming en bespiegeling door een ‘golfie drank’ was beinvloed.  Later bleek achter Theunisseeeennn een ingehuurde acteur schuil te gaan.  ‘Meneer Theunissen’ was het alter-ego van Hans Kalkman, destijds een gewaardeerd medewerker van Teletekst.  Kalkman ‘bekende’ later in een interview grif dat Kalkman en Meneer Theunissen elkaar qua drankgebruik echter niet veel ontliepen.

Andre van Duin, onlangs uitgeroepen tot meest gewaarde publieke persoonlijkheid bij alle leeftijdscategorieen, liet zich ook graag inspireren door deze drie lettergrepen. Als speakertypetje bij een voetbalclub riep hij met de meneer De Bokmuts op door de microfoon: Attentie, attentie, hierbij een mededeling voor meneer Theunissen.  De vrouw van meneer Theunissen is zojuist van de vliering gevallen.  (keek nog eens goed..geritsel door de paperassen) Herstel, het moet zijn: de vrouw van meneer Theunissen is zojuist van een vierling bevallen. Klein foutje, kan gebeuren nietwaar?’  Van uitsluitend berichten omroepen in een stadion kun je uiteraard niet leven, dit typetje bleek het vak ook in zijn eigen appartementencomplex uit te oefenen, waar hij een speciale mededeling in petto had voor de patienten van dokter Theunissen: Dokter Theunissen zal vandaag geen visites afleggen,  dokter Theunissen zit in de bak, want dokter Theunissen  heeft de zorgverzekeraars belazerd. Uiteraard was ik benieuwd welk gezicht er in De Kring achter deze naam zat. Maar voor zover mij bekend is hij niet aangetroffen.

Het is ook niet waarschijnlijk dat de Roosendaalse Theunissen nog onopgemerkt in de kleine zaal was ingedommeld, want de theaterversie van ‘Brieven uit Genua’ is allesbehalve slaapverwekkend. Het komt niet vaak voor dat de artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht samen in één theaterbewerking zijn te zien.  Maar voor de vertolking van Ilja Leonard Pfeijffers gelijknamige autobiografie maakten ze graag een uitzondering.  Hermans kruipt daarbij in de huid van Pfeijffer, de Nederlandse schrijver die in 2008 samen met zijn geliefde Gelya naar Rome fietste, waarna ze op de terugtocht besloten zich in Genua te vestigen. De liefde is echter niet sterk genoeg om Gelya blijvend in de labyrinthische havenstad met duistere steegjes, palazzi’s en gelukszoekers te houden. Als ze naar Berlijn is uitgeweken vindt de schrijver een nieuw levensdoel in zijn balorige bestaan: onder een lekkende parasol in het barre, bange oord dat Werkelijkheid heet, schrijft hij hartstochtelijke brieven naar zijn verre geliefde.  De wetenschap dat deze hartekreten later gebundeld zouden worden, en dus eeuwigheidswaarde hebben, inspireerde Pfeijffer ongetwijfeld tot onvermoede poëtische hoogstandjes.  Sluysmans, die ook de regie voor rekening nam, heeft de brieven voor het toneel uitgewerkt tot een passende hommage aan het zevenhonderd pagina’s tellende boekwerk.    

De voorstelling kent een wat ongewoon begin. Nadat Sluysmans met strenge blik heeft geïnformeerd of alle mobieltjes volledig op uit staan, vertelt hij het publiek dat er stevig gerookt en gedronken gaat worden op het podium.  Bij het vroegere hoofd techniek van De Kring, zou dat vloeken in de kerk geweest zijn, maar voordat er een wenkbrauw is gefronst, voegt de leidsman er snel aan toe dat het hier nepsigaretten betreft, en dat de veelvuldig ingenomen drankjes speciaal voor het theater zijn samengesteld. Aan de Haagse meneer/acteur Theunissen/Kalkman zou deze rol dus niet besteed zijn. Hermans weet met zijn Herman Brusselmans-achtige pruik de aandacht moeiteloos op zich gevestigd te houden. Als een combinatie van Paul de Leeuw en Joost Prinsen stelt hij regelmatig de kernvraag waar het in het leven allemaal om draait. ‘Wie ben ik?’ Een vraag die inspecteur Javert zich in ‘Les Miserables’ ook stelde vlak voordat hij zich met een dodelijke zwaai in de Seine wierp. Zo hopeloos is het met Pfeijffer gelukkig niet gesteld. Hij verkeert nog in het stadium ‘Ik wil leren wie ik ben’.  Om daar wat melancholisch aan toe te voegen: ‘Volgens mij ben ik nog niet zo ver. En als ik hem ooit ontdek, weet ik niet zeker of ik hem ooit wil worden’. Later komt de auteur daar op terug en pent hij: ‘Misschien moet iemand anders mij maar spelen. Ik weet niet meer zo goed hoe het is om mij te zijn’. Servé Hermans is dan de uitverkorene die wel geacht wordt te weten hoe Pfeijffer in zijn vel zit. Gezeten achter het reeds gesignaleerde terrastafeltje laat hij de serveerster het ene glas na het andere voor zijn neus neerzetten. Op het moment dat menigeen al lang ladderzat zou zijn, begint de auteur pas inzicht te krijgen in de persoonsstructuren van de mensen waarmee hij in het van alcohol en tabak doordesemde leven in aanraking komt. Wie een alcoholist vertolkt, loopt het risico al snel door te slaan in de richting van de karikatuur. Sluysmans heeft daar zorgvuldig voor weten te waken. Anders dan Brusselmans, die op ‘literaire’ wijze losging op onze Anouk en daar door het lijdend voorwerp zelf stevig voor werd teruggepakt,  blijft Hermans in alle facetten van zijn rol geloofwaardig.
Sluysmans vertolkt zelf diverse personages in het straatbeeld van Genua. De voorstelling wordt zeer actueel als hij de (eerste en laatste) brief aan Europa, met een beschrijving van het personage Europa, haar lotgevallen in de Griekse mythe en bedenkingen bij het huidige Europa declameert. Met lede ogen vertolkt Sluysmans een wat eenzijdig betoog over hoe het huidige Europa met de immigrantengolf is omgesprongen. Daar was wat meer begrip voor de vrees van de hedendaagse bewoners op zijn plaats geweest.  Sluysmans begeeft zich verder als Stella, de nieuwe geliefde van Pfeijffer, op een onmogelijke missie  als hij de mistroostige ziel probeert over te halen om te stoppen met drinken. Dat draagt voor het lijdend voorwerp alleen maar bij aan zijn bijkans onmogelijke worsteling met het leven. Schuilde in iedereen maar een Midas Dekkers, die zijn luchtige omgang met alcohol eveneens  heeft vastgelegd in een boek (Volledige Vergunning, JP), denk je op zo’n moment.  Wie denkt als de geboren nuchterheid zelve heeft nooit een probleem. Wellicht een aardig verhaal voor een toekomstige voorstelling!  Om de bezoekers het gevoel te geven dat ze echt (op een terras) in Genua zitten, is de voorstelling verrijkt met Elisabeth De Loore, die achter de piano de teksten van Pfeijffer heel sfeervol weet te verklanken, waarbij ze geregeld enigszins schalks achterom kijkt. Het serveerstertje is de sopraan Lies Verholle. Met aria’s uit composities van Puccini, Monteverdi, Janáček, Paolo Conté en Franz Schubert zorgt ze samen met de brieven voor een meerstemmigheid om bij weg te dromen. Zonder in slaap te vallen wel te verstaan. Met haar onschuldige opslag is Verholle echter allerminst een klankbord van de onheilspellende situatie waarin de auteur verzeild is geraakt.  Toneelgroep Maastricht heeft met deze voorstelling tevens (onbedoeld) aangetoond dat de kleine zaal van de Kring uitermate geschikt is voor dit genre.
Toneelgroep Maastricht – Brieven uit Genua – Gezien door Jaap Pleij op woensdag 5 oktober in de kleine zaal van De Kring. 

Een klein drama ook voor de bij ‘Brieven uit Genua’ aanwezige directeur van De Kring, Jan-Hein Sloesen.  Een dag eerder moest hij de trieste boodschap vernemen dat niet ‘zijn’ theater maar de Goudse Schouwburg voor de tweede keer op rij de ANWB-verkiezing ‘Meest gastvrije theater van Nederland’  heeft gewonnen. Frits van Bruggen, hoofddirecteur van de ANWB, maakte dat woensdagmiddag bekend tijdens de lancering van het UIT Magazine in Hoofddorp.   

De ANWB organiseerde de verkiezing dit jaar voor de tweede keer en had daarvoor veertig theaters genomineerd. Meer dan 25.000 leden beoordeelden die op bereikbaarheid, horeca, prijsniveau, sfeer en uitstraling, het zitcomfort, het zicht op het podium en het aanbod van voorstellingen. Het theater uit Gouda scoorde het hoogste eindcijfer.  De overall winnaar voerde de deelcategorie ‘middelgrote gemeenten’ (50.000 tot 100.000 inwoners) aan. In de categorie ‘grote steden’ (200.000 inwoners) won het Nieuwe Luxor Theater in Rotterdam, bij ‘grote gemeenten’ (100.000 tot 200.000 inwoners) het Zaantheater en ‘kleine gemeenten’ (tot 50.000) Theater Het Kruispunt in Barendrecht. Uiteraard had ik De Kring de prijs van harte gegund. Maar in het algemeen heb ik moeite met het competitie-element en bijbehorende prijzen in de cultuursector. Bij sportwedstrijden laten de prestaties zich goed vergelijken, er kan immers maar een de snelste zijn of de meeste punten hebben gescoord. Het klinkt wat oubollig, maar voor ‘cultuurprijzen’ geldt nog steeds het credo dat je appels niet met peren kunt vergelijken. Het gaat daarbij hoogstens om persoonlijke voorkeur. Zo zal ik dus ook met enigszins bezwaard hart de komende uitreiking van de Roosendaalse cultuurprijs in De Kring ondergaan. Tegen deze ANWB-prijs kan ik echter ook nog praktische bezwaren aanvoeren. Om verschillende schouwburgen te beoordelen op bereikbaarheid, horeca, prijsniveau, sfeer en uitstraling, het zitcomfort, het zicht op het podium en het aanbod van voorstellingen zal je de genomineerden toch eerst (het liefst een aantal keren) bezocht moeten hebben. Anders kun je ook geen vergelijk maken. Maar omdat zitcomfort een van de belangrijkste criteria is in de beoordeling hoop ik dat cultuurwethouder Verbraak snel kans ziet om Jan-Hein Sloesen in staat te stellen om de huidige tribune in de kleine zaal te vervangen door een heel wat comfortabelere voorziening.  Met dit krap bemeten en been- en onvriendelijke gevaarte val je nooit in de prijzen. Zoals bekend is de wethouders Lok en Verbraak er veel zo niet alles aan gelegen om de titel ‘Een van de vijf beste Kermissen van Nederland’  voor Roosendaal te behouden (de reden waarom ze zo hardnekkig weigeren om de gehele boel te verplaatsen naar het parkeerterrein van het Herstaco Stadion, terwijl dit toch de meest logische oplossing is, JP) en dan is een bescheiden extra duit in het cultuurzakje politiek toch niet te veel gevraagd.  


Donderdag 5 oktober 2017

PVC STELT GEBREKKIGE SERVICE ABNAMRO AAN DE KAAK

De klanten van ABN-AMRO Roosendaal doen deze dagen een verbijsterende ontdekking. Wanneer ze (gewoontegetrouw) hun envelop met betalingsopdrachten in de gleuf van de speciaal daarvoor bestemde brievenbus deponeren in het kantoor aan de Markt, valt hun oog op de rode sticker waarop staat medegedeeld  ‘dat het vanaf 1 november niet meer mogelijk is om acceptgiro’s af te geven bij het kantoor Roosendaal’.
Verbijstering allereerst omdat ze deze uitermate klantonvriendelijke maatregel op deze wijze moeten vernemen. Vroeger werd er door ABN-AMRO tenminste nog op een fatsoenlijke wijze gecorrespondeerd met de klanten. Dat onderdeel is kennelijk geschrapt uit de bedrijfsvoering.  Verbijstering ten tweede, omdat klanten die recentelijk tegen een fikse vergoeding een blok acceptgiro’s hebben ontvangen de formulieren  zonder enige actuele informatie met betrekking tot de komende veranderingen kregen toegestuurd. Voor een nadere toelichting verwijst de rode sticker naar de website ABNAMRO.NL/Brievenbus.

Daar staat letterlijk te lezen: ‘Vanaf 1 november 2017 sluiten onze brievenbussen voor betalingsopdrachten. Dit betekent dat u uw acceptgiro's en overschrijvingskaarten niet meer kunt inleveren op een bankkantoor. We sluiten de brievenbussen omdat steeds meer klanten hun bankzaken regelen via internet. Benieuwd hoe u voortaan het makkelijkst een acceptgiro kunt betalen of een overschrijving doet? Bekijk de onderstaande mogelijkheden’.

Het laat zich niet moeilijk raden dat ABN-AMRO de ontheemde (veelal oudere) klanten allereerst wijst op de vele ‘handige mogelijkheden’ die internet te bieden heeft.  Met de volgende ‘wervende’ tekst probeert de bank de laatste behoudende zielen over de streep te trekken, of liever gezegd het internetbankieren door de strot te duwen.

‘Bankieren via internet en mobiel heeft veel voordelen. U hoeft de deur niet meer uit voor bijvoorbeeld een eenvoudige overschrijving. En u regelt uw bankzaken waar en wanneer u dat wilt, ook 's avonds en in het weekend. Bovendien is online geld overmaken veel sneller en goedkoper dan via een envelop’.

En natuurlijk biedt de gladde pr-afdeling een mogelijkheid om direct ‘internet bankieren’ aan te vragen.  Als het mis gaat met deze snelle wijze van betalen  – en het gaat nogal eens mis- mag de klant zelf voor de schade opdraaien, want diezelfde pr-afdeling weet altijd wel een argument te bedenken om aan te tonen dat ‘klantlief’ zelf in de fout is gegaan en dus op de blaren moet zitten. Dit staat helaas niet op zichzelf. De afgelopen jaren heeft ABN-AMRO de service zover terug geschroefd dat dit woord nauwelijks nog van toepassing is. Met hetzelfde kul-argument is destijds de kassabalie opgeheven.  Het lijkt een eeuwigheid geleden dat de winkelstraten en winkelcentra werden opgefleurd door groen-gele klantvriendelijke bijkantoren van ABN-AMRO, waar de vaste medewerksters bij wijze van spreken al klaar zaten met de opnameformuliertjes nog voor de klant de drempel was gepasseerd.  Wie zich door al die internetbankierenpromotie heeft geworsteld komt eindelijk uit bij de informatie waarvoor hij de website had geraadpleegd. Dat ‘alternatief’ is in tegenstelling tot het internetgeleuter zeer zakelijk geformuleerd. 

‘Wilt u toch liever een overschrijving doen of acceptgiro betalen op papier? Gebruik dan de ABN AMRO-enveloppen en verzend deze zonder postzegel via een brievenbus van PostNL. Dat is goedkoper dan wanneer u een envelop van uzelf gebruikt en frankeert. Het adres is: ABN AMRO N.V.  Postbus 77777  3000 MA  ROTTERDAM’.

Wie wil weten hoe de enveloppen (en de papieren betalingsopdrachten) besteld moeten worden , komt voor de tweede keer van een koude kermis thuis.
Lees en huiver:

Nieuwe enveloppen en overschrijvingskaarten aanvragen
U wilt nieuwe enveloppen aanvragen voor het versturen van uw overschrijvingen. Of u wilt nieuwe overschrijvingskaarten van ABN AMRO ontvangen. Hoe regelt u dat? Via de telefoon: 0900 - 00 24 (gebruikelijke belkosten). De enveloppen kunt u alleen bestellen in sets van 25 stuks. Een set kost € 12,50. Via de telefoon: 0900 - 00 24 (gebruikelijke belkosten).  Om overschrijvingskaarten telefonisch aan te vragen heeft u een identificatiecode nodig. Met deze code identificeert u zich als klant van ABN AMRO.
Met andere woorden, wie weigert zich het ‘handige’ internetbankieren door de strot te laten duwen, krijgt daarvoor de rekening gepresenteerd. Ruim 12 euro betalen voor een ‘service’ waar je helemaal niet op zit te wachten. Dat lijkt op pure diefstal. Je krijgt zo langzamerhand het idee dat de tekst op het bordje van de vroegere ‘Klantenservice’  is vervangen door ‘Hoe jagen we de klanten zo snel mogelijk naar de concurrentie? ’.  De banken hebben immers alleen nog maar last van klanten met een kleine beurs. De top van de ABN-AMRO, van wie deze onzalige maatregel afkomstig is, is natuurlijk al lang vergeten dat hun bankbedrijf in 2008 overeind is gehouden met belastinggeld.
Hoewel dit geen gemeentelijke aangelegenheid is, gaat de PVC hierover aan de bel trekken bij de Consumentenbond. ‘Dit arrogante gedrag dient aan de kaak te worden gesteld, want weer zijn het de ouderen, die de maatschappelijke ontwikkelingen steeds moeilijker kunnen bijbenen, flink de dupe. In politiek opzicht gaat de PVC dit (in eerste instantie) onder de aandacht brengen van 50Plus.  


Dinsdag 3 oktober 2017

DMP BRENGT "CYRANO" NAAR DE KRING

Na een jaar improvisatietheater zijn de acteurs van DrieMaalPlankenkoorts de repetitieruimte ingedoken om zich onder te dompelen in de wereld van Cyrano de Bergerac. Dit is tevens de nieuwe avondvullende voorstelling voor het seizoen 2017-2018. De regie is voor het eerst in handen van Gegam Soghomonyan. Vaste acteurs Bas, Dragan en Ad krijgen pittig tegenspel van actrice Imme Steinmann, die de rol van Roxanne vertolkt. Traditiegetrouw zal de première plaatsvinden in De Kring, de thuishaven van het illustere- en uitermate actieve gezelschap.
Het klassieke verhaal zoals dat in 2002 is verwoord tot een anoniem gebleven leerling 4e klasse VWO: Cyrano de Bergerac, hoofd van de kadetten en dichter, is verliefd op zijn nichtje Roxane. Maar omdat hij zo’n lelijke, lange neus heeft, denkt hij dat ze nooit van hem zal houden. Tot ze op een dag een afspraak met hem wil. Hij is zo zenuwachtig dat hij besluit haar een brief te schrijven en snel weg te gaan. Maar dan komt ze al binnen. Roxane begint hem te vertellen dat ze op iemand verliefd is die volgens haar ook van haar houdt. Cyrano krijgt hoop, totdat ze zegt dat haar geliefde in zijn regiment zit en hij Christian de Neuvillette heet. Hevig teleurgesteld, maar ook hevig verliefd, belooft Cyrano Roxane te doen wat zij vraagt, namelijk ervoor te zorgen dat Christian niets overkomt in de oorlog.
Als Cyrano Christian later ontmoet, spreekt hij af hem te helpen Roxane voor hem te winnen. Omdat Cyrano immers dichter is, belooft hij brieven te schrijven waar Christian dan zijn naam onder kan zetten en bij Roxane kan bezorgen. Zo geeft Cyrano hem de brief die hij al voor Roxane had geschreven en ze doen dit een aantal keer. Christian wil bij een ontmoeting met Roxane zelf het woord doen, maar omdat hij totaal niet kan dichten vindt Roxane dit maar niets. Daarom praat Cyrano in zijn plaats.
Dan krijgt Roxane een brief van een baron die met haar wil trouwen, wat zij natuurlijk absoluut niet wil. Daarom trouwt ze razendsnel met Christian, vlak voordat de baron aankomt. Om tijd te rekken leidt Cyrano deze af, en zo komt de baron net te laat om het huwelijk te voorkomen.
Cyrano en Christian moeten hierna naar het front om oorlog te voeren tegen de Spanjaarden. Cyrano schrijft elke dag twee liefdesbrieven aan Roxane onder Christians naam, maar nu zonder dat deze dat weet. Na weken in de oorlog heerst er een vreselijke hongersnood onder alle soldaten. Maar dan komt Roxane zelf met veel voedsel. Ze bedankt Christian voor al zijn brieven en zegt dat ze nu niet meer van zijn uiterlijk, maar van zijn innerlijk houdt. Zelfs als hij lelijk was, zou ze nu nog van hem houden. Dit vindt Christian natuurlijk niet zo leuk, omdat ze eigenlijk zegt dat ze nu van Cyrano houdt. Hij zegt dit tegen hem, waarna Cyrano ook eens met Roxane gaat praten. Hij begrijpt dat het waar is wat Christian had gezegd, maar als deze wordt neergeschoten door de Spanjaarden en op sterven ligt, vertelt Cyrano hem dat Roxane toch wel degelijk van hém, Christian, houdt. Gerustgesteld en in de armen van zijn geliefde sterft Christian.
Veertien jaar later rouwt Roxane nog steeds om Christian, die ze denkt zo goed te hebben gekend. Cyrano komt haar al die tijd elke week opzoeken. Maar vandaag hebben vijanden van hem een aanslag op hem gepleegd; ze hebben een balk op zijn hoofd laten vallen. Zwaar gewond, maar met zijn hoed over de wond, komt Cyrano bij Roxane en probeert haar zo normaal mogelijk een weekverslag te geven. Ze hebben het dan ook nog over Christian en Cyrano vraagt of hij Christians laatste brief, die Roxane altijd bij haar draagt, mag lezen. Zonder te kijken zegt hij de brief uit zijn hoofd op en omdat het al donker is, heeft Roxane dat door. Opeens begrijpt ze het, maar Cyrano ontkent het. Hij zegt een laatste gedicht op en sterft.
Het studiehoofd voegde er zijn eigen recensie aan toe: Ik vond het verhaal nogal langdradig, omdat er weinig gebeurt in een lange tijd en omdat er hele lange gedichten tussendoor zijn waar ik toch niet zo veel van begreep en wat ook veel korter gezegd had kunnen worden. Ook vond ik het jammer dat het verhaal zo’n tragisch einde heeft. Maar het was wel leuk om samen de film te kijken.
Het is aan DMP echter wel toevertrouwd om hier een boeiende, eigentijdse vertoning van te maken. Want, zo belooft het gezelschap in het theaterboek van De Kring; ‘DMP doet er een eigen saus over’. Tijdens de KringProef op 16 september kregen de bezoekers al een voorproefje voorgeschoteld.   Voor deze voorstelling op zaterdag 28 oktober is de kaartverkoop inmiddels gestart. Reserveren kan via https://www.dekringroosendaal.nl/programma/cyrano-drie-maal-plankenkoorts/28-10-2017-20-15/


Overige activiteiten DMP
Op 3 oktober is bij Theaterhuis Roosendaal een lessenserie theatermaken gestart met als thema 'Cyrano' voor volwassenen en kinderen van 8-12 jaar. Een lessenreeks met het beroemde verhaal over liefde, lef en onzekerheid als leidraad in de spelopdrachten. Schrijf nu in via www.theaterhuisroosendaal.nl

DMP luidt het nieuwe seizoen in met bij voorkeur zoveel mogelijk zielen. Op donderdagavond 5 oktober spelen de vaste acteurs 'Voor het blok' in Antwerpen bij Kunstencentrum Vlaams Fruit in Theater Het Klokhuis. Om er een bijzondere seizoensopening van te maken, willen ze iedereen in de gelegenheid stellen middels een busreis vanuit Roosendaal met hen mee te reizen naar Antwerpen. De bus vertrekt rond 18.30 uur en is rond 23.30 uur weer terug. Aanmelden via info@driemaalplankenkoorts.nl.
Op zaterdag 26 mei 2018 staat de Theaterhuis Roosendaal Special 'Camera acteren' gepland. Veel mensen dromen van een baan als filmacteur. Maar camera-acteren is een vak apart en vereist een andere techniek dan toneel acteren. Tijdens deze dag worden de verschillen op een praktische manier uitgelegd. Verschillende soorten shots, mise-en-scène, gebruik van de ruimte, blikrichting en timing; alles komt aan bod.
De voorjaarslessenserie voor volwassenen is een voorstellingsproject met als thema 'Het verhaal van Roosendaal', en start vanaf 20 februari 2018. Er is in het verleden veel gebeurd in Roosendaal en de stad heeft ook markante personen voortgebracht. Voor dit project zoekt Theaterhuis Roosendaal deelnemers die in een kort maar krachtig repetitieproces Het verhaal van Roosendaal naar een voorstelling maken. Deze voorstelling wordt met een theaterroute gepresenteerd.

De voorjaarslessenserie voor kinderen van 8-12 jaar gaat over Soap-acteren. Deze dramatische vorm van acteren spreekt kinderen erg aan. In deze lessenserie gaan de deelnemers aan de slag met dramatische ‘soap’ situaties. Overdreven spel, dialogen en een flinke dosis humor!

De Special van het voorjaar 2018 wordt een Masterclass. Theaterhuis Roosendaal is nog op zoek naar een bekende Nederlandse acteur die deze masterclass gaat geven.


Dinsdag 3 oktober 2017

PVC DOET MEE AAN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2018

De PVC heeft zich deze week bij de gemeente officieel aangediend als deelnemer aan de Gemeenteraadsverkiezingen van 2018. ‘Twijfels waren er aanvankelijk best. In de campagne gaat immers veel tijd en energie zitten, en dat is allemaal best leuk, maar het moet natuurlijk wel zinvol zijn. Ik werd echter van zoveel kanten aangemoedigd om er opnieuw voor te gaan dat het uiteindelijk toch niet moeilijk was om de knoop definitief door te hakken. Het is mij duidelijk geworden dat de PVC lang niet alleen staat in zijn afkeer van de bestuurlijke arrogantie die dit College van B&W nu al ruim drie jaar aan de dag legt. Er is die periode geen partij zo actief geweest  als de PVC, via de nieuwssite www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com is en wordt daar constant verslag van gedaan. De antwoorden die dit College produceerde op prangende vragen van de PVC, waren veelal onvolledig, nietszeggend en ronduit ongeïnteresseerd’, aldus Jaap Pleij van de eenmanspartij.
In een ongekend openhartige bui liet wethouder Cees Lok in een mislukte poging tot antwoord op de zoveelste prangende vraag weten dat dit gemeentebestuur zich niet geroepen voelt  ‘om verantwoording af te leggen aan individuele burgers’,  maar dat slechts doet aan de gemeenteraad. Goed voor de kiezers om te weten hoe Lok en zijn VVD over de kiezers denken in dit stadium waar de eerste keuzes worden gemaakt. De gemeenteraad zelf heeft zich in de afgelopen jaren ook niet bepaald van zijn beste kant laten zien. Net als het College kregen de zittende partijen alle benodigde informatie toegestuurd van de PVC. Daar is zelden tot nooit op gereageerd. Om dus eindelijk echt inhoudelijke antwoorden te ontvangen op al die vragen moet de PVC dus een raadszetel zien te bemachtigen. Pas dan wordt misschien duidelijk waarom dit College maandelijks 16.000 euro verspilt aan de binnenstadsdirectie (de betreurde uitkomst van de Riek Bakker-cockpit) zonder dat dit in de afgelopen jaren tot tastbare resultaten heeft geleid, om maar direct een van de grootste ergernissen van de PVC bij de hoorn te vatten. De bestuursvleugel in het Stadskantoor zwijgt erover, maar de mislukte zoektocht naar een nieuw gemeentehuis en de voorbereidingen van de komst van een AZC (zonder enige inspraak van de bevolking) is ook flink in de papieren gaan lopen. Dit College heeft zich in alle mogelijke bochten gewrongen om geen gevolg te geven aan de constructieve voorstellen van de PVC. Om maar een klein voorbeeld te geven: Logischerwijs is er maar een geschikte plek voor de jaarlijkse Roosendaalse Kermis te bedenken: het parkeerterrein van het Herstaco Stadion waar niet alleen de gehele kermis samengebracht kan worden, maar waar tevens volop parkeergelegenheid is voor de bezoekers. Daarmee is tevens de binnenstad van een week lang onnodige overlast verlost.  Een duidelijke win-win-situatie dus! Lok schuift weliswaar steeds een stukje verder op in de goede richting –noodzakelijk vanwege de bebouwing van de Wipwei (zonder overleg met de omwonenden doorgedrukt)- maar waakt er zorgvuldig voor van het parkeerterrein weg te blijven.  De laatste keer dat ik Lok persoonlijk sprak zei hij blij te zijn dat de PVC niet in de gemeenteraad is vertegenwoordigd. Vanuit zijn gezichtspunt kan ik me dat heel goed voorstellen. Het College heeft het in het Raadhuis uitzonderlijk gemakkelijk gehad in de afgelopen periode,  alleen de VLP wist zo af en toe stevig weerwerk te leveren en gelijk de PVC met verfrissende ideeën te komen. De ‘C’ in de naamstelling blijft een belangrijk speerpunt voor de PVC. Zo ga ik nog maar eens keer alles in het werk stellen om het College ervan te overtuigen dat het vroegere Essentgebouw stevig in de markt moet blijven als toekomstig Cultuurhuis, een functie die het vooral dankzij de inspanningen van Tiuri in de praktijk al jaren heeft. Nu het pand tevens onderdak biedt aan het Theaterhuis Roosendaal is het vrijwel ondenkbaar dat de huidige bewoners op termijn moeten verkassen.  Inmiddels is wel duidelijk dat de verantwoordelijk wethouder Hans Verbraak geen alternatief voor de huisvesting heeft kunnen vinden, en waarom zou hij ook? Het Essentgebouw voldoet prima aan de eisen die aan een dergelijke voorziening gesteld mogen worden, de ‘bewoners’ willen graag blijven, het is van buitenaf goed bereikbaar, er is voldoende parkeergelegenheid (zeker nu het dak van het vroegere postkantoor beschikbaar komt voor dit doel) en – wat ook niet onbelangrijk is- dit cultuurelement draagt bij aan de levendigheid in het Kadegebied. De levendigheid in en rond De Kring blijft eveneens een belangrijk aandachtspunt voor de PVC. Het zou mooi zijn –om met Huub van der Lubbe van De Dijk te spreken- als directeur/bestuurder Jan-Hein Sloesen meer armslag krijgt om zijn theaterpubliek vaker te verrassen. De PVC pleit dan ook voor een extra potje –relatief goedkoop op een miljoenenvoorziening-  waarmee De Kring in staat wordt gesteld om recentelijk in première gegane producties snel naar Roosendaal te halen. Van de producties die jaarlijks worden genomineerd voor de landelijke Theaterprijs doen er doorgaans veel te weinig De Kring aan. Twee jaar geleden zelfs geen enkele voorstelling. Ook zou het de politiek sieren indien ze een extra bedrag ter beschikking stelt ter vervanging van de huidige tribune in de kleine zaal. Mede gezien de geringe beenruimte doet deze tribune duidelijk afbreuk aan de theaterbeleving van de bezoekers. Voortschrijdend inzicht heeft uitgewezen dat er momenteel heel wat publieksvriendelijker zitvoorzieningen beschikbaar zijn, zeer afwijkend van het ongemakkelijke en oncomfortabele rijtje-rijtje-principe. De toekomstige meest gastvrije schouwburg van Nederland moet die verkiezing toch ook in het zitcomfort waar kunnen maken. Het doet de PVC uiteraard wel genoegen dat een haar suggesties voor de 750 Jaar-viering, het concert op en rond De Vliet, door de organisatie rond Cor Verbogt  is overgenomen. De PVC zal binnenkort het volledige verkiezingsprogramma bekendmaken.


Maandag 2 oktober 2017

PAULUS SMITS ALS POTSIERLIJKE NIEUWSRAPER

De bolle man ziet hem nog steeds regelmatig met gebogen tred door de binnenstad banjeren, de lange man die vroeger vanwege zijn dedain voor ditjes en datjes en opvallende strikje onder de kin werd aangeduid als de ‘potsierlijke nieuwsraper’. Ofschoon hij zijn journalistieke werk verrichtte voor een middelmatig regionaal dagblad voelde hij zich een hele meneer. Aan het simpele straatwerk had hij geen boodschap, veel liever verkeerde hij in politiek liberale- en ondernemerskringen. Ter bevestiging van zijn importantie liet hij zich ook wel eens bombarderen tot voorzitter van een culturele kring. Daar kon je immers zo lekker mee in het nieuws komen. Hij dronk regelmatig een glas (witte wijn), deed daarna ongetwijfeld een plas en zette zich vervolgens achter zijn tekstverwerker om te verhalen over de vele interessante persoonlijkheden die hij deze dag weer had ontmoet.
‘De krant barst weer van de Smitse bagger’ werd zodoende een gevleugelde uitdrukking. Het liefst was hij uitgegroeid tot een lokale versie van de Telegraaf-coryfee Willem Kool, al jaren het gezicht van het Stan Huygens Journaal. Kool mocht toen in de baas zijn tijd acte de presence geven bij de duurste feestjes in glamourland, waar hij de volgende dag op zijn geheel naar eigen inzicht in te richten pagina uitbundig verslag van deed. De potsierlijke nieuwsraper liep altijd enigszins rood aan van jaloezie als hij die pagina opsloeg. Wat heeft hij dat ik niet heb?, ontplofte hij regelmatig in het bijzijn van diverse collega’s. Dat wilde zijn teamleider, met wie hij al lang op gespannen voet stond, hem dan maar wat graag uitleggen. Ten overstaan van de collega’s werd hem door ‘cheflief’ op vileine wijze ingepeperd dat hij maar een gewone stadverslaggever was en dat hij ondanks zijn lengte en dat strikje in niets boven de overige redactieleden uitstak. Zo’n publieke schrobbering kon de potsierlijke nieuwsraper maar moeilijk verkroppen en dat was voor hem juist een teken om er qua nevenactiviteiten nog een paar forse schepjes bovenop te gooien. Bij de serviceclubs waar hij zich binnen had geslijmd, groeide de weerzin tegen zijn profileringsdrang. Vooral omdat ze dondersgoed wisten dat het hem meer om persoonlijke publiciteit dan om de promotie van de club ging. De carrière van de potsierlijke nieuwsraper ging als een nachtkaarsje uit nadat hij van zijn hoofdredacteur te horen kreeg dat hij in het kader van een forse reorganisatie gebruik ‘mocht’ maken van een vervroegde uittredingsregeling. De eigenaar van de krantengroep wilde zoveel mogelijk vaste krachten loodsen en hen vervangen door veel goedkopere, jonge  ZZP-ers en gratis stagiaires. ‘Doe het nou maar. Dat is voor ons allemaal het beste’, had zijn teamchef hem nog ter aanmoediging ingefluisterd. ‘Je hebt toch van die leuke hobby’s. Een avondje met je vrouw naar het theater bij voorbeeld. Kun je straks veel  vaker doen. En ben je niet onlangs iets gaan doen bij een milieucentrum? Kun je straks veel meer tijd aan besteden’.  De potsierlijke nieuwsraper zag de aantrekkelijke kanten van zijn toekomstige leven best in, anderzijds was hij teleurgesteld dat zijn werkgever hem zo gemakkelijk liet gaan. Wat heet! Hij werd gewoon buiten gebonjourd. Boventallig, heet dat in jargon. Bij de vorige herschikking van de posities had hij dat rotwoord vaak genoeg horen vallen. Nu werd hij daar ineens zelf onder gerangschikt. Had hij zich daar al die jaren zo voor uitgesloofd?
Slecht nieuws komt nooit alleen. Dat zou de potsierlijke nieuwsraper die avond ervaren. Zijn persoonlijke onheilstijding amper verwerkt trof hij zijn echtgenote huilend op de bank aan. Wat was het geval? Echtgenote was ook journalist. Nadat haar carrière als rechtbankverslaggeefster was vastgelopen, ging ze als hoofdredacteur bij een lokaal huis-aan-huisblad aan de slag. Op de redactievloer ging ze vanwege haar norse karakter al snel door het leven als ‘Mevrouw Ooievaar’. In korte tijd had ze zich zo onpopulair en zelfs gehaat gemaakt dat de uitgever haar zonder enig pardon en zelfs met het nodige enthousiasme op straat zette. Het bevel om de sleutels van haar lease-auto, de mobiele telefoon en de laptop van de zaak in te leveren, viel ongeveer samen met het nieuws dat haar liefhebbende echtgenoot te verstouwen kreeg. Sindsdien hadden ze zeeën van tijd om allerlei leuke dingen te gaan doen, maar de bolle man zag bij de schaarse ontmoetingen met het werkloze journalistenpaar wel dat het woord ‘leuk’ bij de voormalige potsierlijke nieuwsraper aan een groeiende inflatie onderhevig was. Zij hield dapper de moed erin, vooral door haar man vaak te corrigeren en te koeioneren. Het liefst in bijzijn van anderen. De tred werd alsmaar moedelozer en uiteindelijk verdween ook het befaamde strikje onder de kin. De bolle man zag het echtpaar daarna alleen nog bij theatervoorstellingen, waar ze de witte wijn steeds rijkelijker lieten vloeien. Uit het lokale sufferdje, waar zijn vrouw vroeger aan het roer stond, begreep de bolle man dat de voormalige potsierlijke nieuwsraper bij zijn milieucentrum iets educatiefs met kinderen was gaan doen. In het theater lieten ze zich daarna een tijdje niet meer zien. Maar ineens zag de bolle man hen weer bij de voorstelling van een cabaretier van het tweede garnituur. Groeten deden ze toen al lang niet meer. De bolle man voelde die drang ook niet en dus gingen ze zwijgend langs elkaar heen. Twee jaar geleden had deze ver in de veertig zijnde ‘lolbroek’ de bolle man met enkele rake opmerkingen aangenaam verrast, wat dan ook resulteerde in een gematigd positief verslag, maar de weg die de brenger van lol en jolijt nu was ingeslagen, kon de bolle man maar matig bekoren. Dat de artiest het nodig achtte om het publiek op dubieuze wijze bij zijn grappen en grollen te betrekken, deed zijn rapportcijfer nog verder dalen. De volgende dag hoorde de bolle man op straat van een theaterkennis die de voorstelling ook had gezien dat de voormalige potsierlijke nieuwsraper een nieuwe journalistieke uitlaatklep had gevonden, en wel in het afvoerputje van Ben Branie, op wiens derderangs nieuwssite hij volgens theaterkennis een verslagje had gemaakt van deze vertoning. De oren van de bolle man waren aanvankelijk gespitst. Het is immers altijd leuk om vergelijkingsmateriaal te hebben. Toen hij vernam om welk medium het ging, was het voordeel van de twijfel op slag verdwenen bij de bolle man. Theaterkennis noemde de naam van een obscure nieuwssite die een aantal maanden volkomen stil had gelegen. Het was hem niet bekend dat er een nieuwe start was gemaakt. De eigenaar van het mediabedrijf dat achter deze nieuwssite schuil ging, stond bekend als de Roosendaalse ‘Beau van Erven Dorens’. Net als bij de geflopte televisiepresentator was bij deze Roosendaalse mediamaker alles mis gegaan wat er maar mis had kunnen gaan. Thuisgekomen zocht de bolle man het verslagje even op. Wat hij onder ogen kreeg was een ongeëvenaard broddelwerkje dat een aaneenschakeling was van tendentieuze opmerkingen, opzettelijk onjuiste waarnemingen en een totaal verkeerde voorstelling van zaken’. Toen theaterkennis hem over de nieuwe carrière van de potsierlijke nieuwsraper vertelde, vroeg de bolle man zich heel even af wat deze bezielde om voor iemand als ‘Beau’ te gaan werken. Dat moest toch zelfs beneden zijn waardigheid zijn. Kort na dit stukje zakte de nieuwssite van Ben Branie zoals te verwachten viel weer volkomen in elkaar. Vallen en Opstaan is bij deze BB de laatste jaren vooral vallen geworden.


Zondag 1 oktober 2017

PVC DRINGT AAN OP BETER ONDERHOUD FIETSPADEN

De PVC is allesbehalve tevreden over de wijze waarop Saver en de gemeente de fietspaden onderhouden. Tot vier keer toe heeft de partij een dringend verzoek bij de klantenservice van Saver weggelegd om het fietspad langs de Van Beethovenlaan aan beide kanten veel frequenter te laten vegen. Of aan dat verzoek voldaan is, valt lastig te beoordelen. Feit is wel dat dit fietspad constant bezaaid ligt met organisch afval, afkomstig van de rij bomen die langs het fietspad staan opgesteld. Veelal betreft dit afval waar scherpe kantjes aan zitten, waardoor de natuurlijke weerstand van de fietsbanden zwaar onder druk komt te staan.
 
In deze tijd van het jaar kan Saver in de visie van de PVC dan ook niet volstaan met de huidige veegfrequentie. Omdat het waarschijnlijk de gemeente is die opdracht aan Saver moet geven om de fietspaden beter te onderhouden, is dit dringende verzoek ook gericht aan het Stadskantoor, ter attentie van wethouder Theunis. Zoals bekend is de PVC voorstander van structurele oplossingen. De gemeente zou de plantsoenendienst bij voorbeeld opdracht kunnen geven om het groen langs de fietspaden vaker te laten snoeien. Voorkomen is immers beter dan genezen. ‘Hoe je het ook wendt of keert, de gemeente en Saver dragen samen verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de fietspaden, het is dan ook niet meer dan logisch dat ze in onderling overleg onmiddellijk maatregelen treffen’, aldus de PVC.  De partij wil weten hoe beide partijen denken dit probleem op te lossen en op welke termijn.  Hoewel de klacht zich richt op de Van Beethovenlaan, is er op het fietspad langs het Vrouwenhof sprake van een vergelijkbare malaise. 


Zondag 1 oktober 2017

WAAROM ZOUDEN DAMES LANGER DOORWERKEN?

Iedere keer verbaas ik me weer over de zwakte van de columnisten in het AD. Heel triest dat een van de weinigen die echt iets te vertellen had, Wierd Duk, inmiddels zijn laatste artikel voor ‘De Algemene’ heeft geschreven. Irene van den Berg mag van het AD iedere week ‘ons economisch gedrag’ analyseren. Het is mij nooit duidelijk geworden op basis van welke kunde ze daarvoor de ruimte krijgt, en haar column ‘Langer doorwerken, dames’ heeft dat onbegrip alleen maar vergroot.  Zo stelt ze dat vrouwen best wat langer mogen doorwerken dan hun mannelijke collega’s.
Wat ze ‘onderbouwt’ met: ‘Zodra die grijze heren achter de geraniums verdwijnen, kunnen wij nog een paar jaar ongehinderd carrière maken. Op de werkvloer lopen de kerels niet meer voor onze voeten, en thuis zorgen ze er juist voor dat de boel op orde is’. Afgezien van dit achterhaalde man-vrouw denken lijkt het me niet waarschijnlijk dat Irene ooit een werkvloer van ‘binnen’ heeft gezien, laat staan dat ze er weleens op gestaan heeft. Bovendien gaat ze geheel voorbij aan de actualiteit, in welk hokje moeten de genderneutralen dan in de visie van Irene geplaatst worden? Wanneer die grijze kerels met pensioen gaan, worden ze namelijk mits het bedrijf niet in zwaar economisch vaarwater verkeert heel eenvoudig vervangen door nieuwe krachten, in de praktijk veelal mannen. De vervangen exemplaren zorgen er in de visie van Irene onderwijl voor dat thuis de boel op orde is. Recente onderzoekcijfers wijzen geheel anders uit. Mannen, zelfs als ze ‘achter de geraniums’ verdwenen zijn, voelen zich nog steeds niet erg geroepen om de handjes te laten wapperen in de huishouding.  Het is toch ook niet meer dan normaal dat de wetgever op dit punt geen verschil maakt tussen man en vrouw. Overigens is het al lang niet meer zo dat vrouwen nog steeds gemiddeld drie jaar ouder worden, zoals Irene beweert. Die gemiddelden zijn al zo naar elkaar toe gegroeid, dat er op basis van Aardse jaren vrijwel geen sekse-indeling meer te maken valt. Ieder mens heeft er recht op om door de staat als individu behandeld te worden. Met emancipatie heeft dat helemaal niets te maken, wel met civiele burgerrechten.
Wel schrijnend, en daar mag best eens een Irenevinger opgelegd worden,  is dat singles in belastingtechnisch opzicht heel wat slechter af zijn dan ouders met kinderen, terwijl de laatsten  ook nog eens heel wat extraatjes (kinderbijslag) in de wacht slepen. Het zou juist andersom moeten zijn. Singles belasten deze maatschappij niet met nieuwe, straks volkomen overbodige te voeden monden (gezien de robotisering) en zouden voor  die vrijwillige onthouding juist (financieel) beloond moeten worden. De kinderbijslag kan dan bij voorbeeld plaats maken voor een subsidie op kinderloosheid. Een wereldwijde geboortestop zou heel wat problemen bij de bron oplossen. Deze gedachte moet onder veel andere weldenkende mensen  de kinderloze premier Mark Rutte toch sterk aanspreken. Kan misschien nog net meegenomen worden in de kabinetsformatie.